EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022R1288

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1288 van de Commissie van 6 april 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, en tot nadere bepaling van de inhoud, methoden en presentatie van informatie met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren en ongunstige effecten op de duurzaamheid en van de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het promoten van ecologische of sociale kenmerken en doelstellingen voor duurzaamheidsbeleggingen in precontractuele documenten, op websites en in periodieke verslagen (Voor de EER relevante tekst)

C/2022/1931

PB L 196 van 25.7.2022, p. 1–72 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 20/02/2023

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2022/1288/oj

25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 196/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/1288 VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2022

tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, en tot nadere bepaling van de inhoud, methoden en presentatie van informatie met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren en ongunstige effecten op de duurzaamheid en van de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het promoten van ecologische of sociale kenmerken en doelstellingen voor duurzaamheidsbeleggingen in precontractuele documenten, op websites en in periodieke verslagen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (1), en met name artikel 2 bis, lid 3, artikel 4, lid 6, derde alinea, artikel 4, lid 7, tweede alinea, artikel 8, lid 3, vierde alinea, artikel 8, lid 4, vierde alinea, artikel 9, lid 5, vierde alinea, artikel 9, lid 6, vierde alinea, artikel 10, lid 2, vierde alinea, artikel 11, lid 4, vierde alinea, en artikel 11, lid 5, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector moet voldoende duidelijk, beknopt en opvallend zijn om eindbeleggers in staat te stellen weloverwogen beslissingen te nemen. Daartoe moeten eindbeleggers toegang hebben tot betrouwbare gegevens die zij tijdig en op een efficiënte manier kunnen gebruiken en analyseren. De in die informatieverschaffing verstrekte informatie moet daarom worden geëvalueerd en herzien overeenkomstig de richtlijnen, verordeningen en nationale bepalingen als bedoeld in artikel 6, lid 3, en artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088. Daarnaast moeten er voorschriften worden vastgesteld voor de bekendmaking van die informatie op websites, wanneer die bekendmaking is vereist op grond van Verordening (EU) 2019/2088.

(2)

De inhoud en presentatie van de informatieverschaffing over duurzaamheid met betrekking tot financiële producten met een mandje van indices als referentiebenchmark moet eindbeleggers een alomvattend beeld geven van de kenmerken van die financiële producten. Daarom moet de informatieverschaffing over duurzaamheid betreffende een index die als referentiebenchmark is aangewezen en die bestaat uit een mandje van indices, betrekking hebben op zowel de hele mand als elke index in die mand.

(3)

Voor eindbeleggers die geïnteresseerd zijn in de duurzaamheidsprestaties van financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs, is het van essentieel belang dat de informatie die door financiëlemarktdeelnemers wordt verstrekt over de belangrijkste ongunstige effecten van hun beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren, en door financieel adviseurs over de belangrijkste ongunstige effecten van hun beleggingsadvies of verzekeringsadvies op duurzaamheidsfactoren, volledig is. Deze informatie moet daarom betrekking hebben op zowel directe als indirecte beleggingen in activa.

(4)

De verstrekte informatie moet gemakkelijk kunnen worden vergeleken, en de indicatoren voor de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren moeten gemakkelijk kunnen worden begrepen. Een dergelijke vergelijkbaarheid en begrijpelijkheid zou worden verbeterd door onderscheid te maken tussen enerzijds indicatoren voor ongunstige effecten die altijd tot de belangrijkste ongunstige effecten leiden, en anderzijds aanvullende indicatoren voor ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren die voor de financiëlemarktdeelnemers het belangrijkst zijn. Het is echter belangrijk ervoor te zorgen dat ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op het klimaat of op andere milieugerelateerde duurzaamheidsfactoren even belangrijk worden geacht als ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren op het gebied van sociale en werkgelegenheidszaken, eerbiediging van de mensenrechten en bestrijding van corruptie en van omkoping. De aanvullende indicatoren voor de belangrijkste ongunstige effecten moeten daarom betrekking hebben op ten minste een van elk van die factoren. Om de samenhang met andere informatieverschaffing over duurzaamheid te waarborgen, moet bij de indicatoren voor de belangrijkste ongunstige effecten waar relevant gebruik worden gemaakt van gestandaardiseerde maatstaven en moeten deze indicatoren worden gebaseerd op de indicatoren die worden gebruikt in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie (2) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie (3).

(5)

Om de vergelijkbaarheid van de te verschaffen informatie verder te verbeteren, moet de informatie over de belangrijkste ongunstige effecten betrekking hebben op referentieperioden van 1 januari tot en met 31 december van het voorgaande jaar en moet deze informatie elk jaar uiterlijk op 30 juni, als gemeenschappelijke datum, worden gepubliceerd. Het is echter mogelijk dat de beleggingsportefeuilles van financiëlemarktdeelnemers binnen deze referentieperioden regelmatig veranderen. De belangrijkste ongunstige effecten moeten daarom op ten minste vier specifieke data tijdens die referentieperiode worden vastgesteld, en het gemiddelde resultaat moet jaarlijks bekend worden gemaakt. Om ervoor te zorgen dat eindbeleggers kunnen vergelijken hoe financiëlemarktdeelnemers in de loop der tijd de belangrijkste ongunstige effecten in aanmerking hebben genomen, moeten financiëlemarktdeelnemers een historische vergelijking op jaarbasis van hun verslagen verstrekken voor ten minste de vijf voorgaande referentieperioden, indien beschikbaar.

(6)

Financiëlemarktdeelnemers die voor het eerst in een bepaald kalenderjaar de belangrijkste ongunstige effecten in aanmerking nemen, moeten op passende wijze worden behandeld. Tegelijkertijd moet er echter ook voor worden gezorgd dat eindbeleggers voldoende informatie krijgen voordat zij hun beleggingsbeslissingen nemen. Deze financiëlemarktdeelnemers moeten daarom informatie verschaffen over de maatregelen die zij plannen of de doelstellingen die zij vaststellen voor de volgende referentieperiode om de belangrijkste ongunstige effecten te vermijden of te beperken. Om dezelfde reden moeten zij ook informatie verschaffen over hun beleid voor het vaststellen en prioriteren van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren en over de internationale normen die zij in die volgende referentieperiode zullen toepassen.

(7)

Eindbeleggers moeten, ongeacht de lidstaat waar zij wonen, de openbaar gemaakte belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren kunnen vergelijken. Financiëlemarktdeelnemers moeten daarom een samenvatting van hun informatieverschaffing verstrekken in een taal die in de internationale financiële wereld gangbaar is, en in een van de officiële talen van de lidstaten waar de financiële producten van die financiëlemarktdeelnemers beschikbaar worden gesteld.

(8)

Financieel adviseurs gebruiken informatie over de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren die door financiëlemarktdeelnemers wordt verstrekt. In de door financieel adviseurs verstrekte informatie over de vraag of en hoe zij in hun beleggings- of verzekeringsadvies de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen, moet daarom duidelijk worden beschreven hoe de informatie van financiëlemarktdeelnemers wordt verwerkt en in hun beleggings- of verzekeringsadvies wordt opgenomen. Met name moeten financieel adviseurs die zich baseren op criteria of drempels voor de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren die worden gehanteerd om financiële producten te selecteren of daarover advies uit te brengen, die criteria of drempels bekendmaken.

(9)

De maatstaven voor de koolstofvoetafdruk zijn nog niet volledig ontwikkeld. Financiëlemarktdeelnemers die overeenkomstig artikel 4, lid 2, punt d), van Verordening (EU) 2019/2088 in hun informatieverschaffing op entiteitsniveau vermelden in welke mate hun financiële producten zijn afgestemd op de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, moeten deze informatieverschaffing derhalve baseren op toekomstgerichte klimaatscenario’s.

(10)

Een van de manieren waarop financiële producten ecologische of sociale kenmerken kunnen promoten, is door de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen in aanmerking te nemen. Bij financiële producten die duurzame beleggingen tot doel hebben, moet als onderdeel van de informatieverschaffing in verband met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” ook rekening worden gehouden met duurzaamheidsindicatoren die betrekking hebben op de ongunstige effecten als bedoeld in artikel 4, leden 6 en 7, van Verordening (EU) 2019/2088. Daarom moeten financiëlemarktdeelnemers in het kader van hun informatieverschaffing over duurzaamheid aangeven hoe zij voor die financiële producten rekening houden met de belangrijkste ongunstige effecten van hun beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren.

(11)

Artikel 10, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2019/2088 vereist dat financiëlemarktdeelnemers die financiële producten beschikbaar stellen die ecologische of sociale kenmerken promoten, die kenmerken bekendmaken zonder de eindbeleggers te misleiden. Dit houdt in dat financiëlemarktdeelnemers geen informatie over duurzaamheid mogen verschaffen, ook niet door middel van productcategorisering, op een manier die niet strookt met de wijze waarop het financiële product die ecologische of sociale kenmerken daadwerkelijk promoot. Financiëlemarktdeelnemers mogen daarom alleen criteria voor de selectie van de onderliggende activa bekendmaken die bindend zijn voor de beleggingsbeslissingsprocedure, en geen criteria die zij naar eigen goeddunken kunnen negeren of terzijde kunnen schuiven.

(12)

Financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten, kunnen worden gebruikt om te beleggen in een breed scala van onderliggende activa, waarvan sommige zichzelf niet aanmerken als duurzame beleggingen of niet bijdragen aan de specifieke ecologische of sociale kenmerken die door het financiële product worden gepromoot. Voorbeelden van dergelijke beleggingen zijn hedginginstrumenten, niet-gescreende beleggingen voor diversificatiedoeleinden, beleggingen waarvoor gegevens ontbreken en contanten die als aanvullende liquiditeit worden aangehouden. Financiëlemarktdeelnemers die dergelijke financiële producten beschikbaar stellen, moeten daarom volledig transparant zijn over de toewijzing van de onderliggende beleggingen aan die categorieën van beleggingen.

(13)

Financiële producten kunnen ecologische of sociale kenmerken op velerlei manieren promoten, onder meer in een precontractueel of periodiek document, in hun productnaam of in een publicitaire mededeling over hun beleggingsstrategie, de financiële productnormen, de keurmerken waaraan zij voldoen of de toepasselijke voorwaarden voor automatische inschrijving. Om de vergelijkbaarheid en begrijpelijkheid van de gepromote ecologische of sociale kenmerken te waarborgen, moeten financiëlemarktdeelnemers die financiële producten beschikbaar stellen die ecologische of sociale kenmerken promoten, de informatie over het promoten van ecologische of sociale kenmerken bevestigen in de bijlagen bij de documenten of in de informatie als bedoeld in artikel 6, lid 3, en artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088 betreffende precontractuele en periodieke informatieverschaffing.

(14)

Financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten hebben een uiteenlopend ambitieniveau met betrekking tot duurzaamheid. Wanneer met die financiële producten gedeeltelijk duurzame beleggingen worden nagestreefd, moeten financiëlemarktdeelnemers dat feit daarom bevestigen in de bijlagen bij de documenten of de informatie als bedoeld in artikel 6, lid 3, en artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088 betreffende precontractuele en periodieke informatieverschaffing, zodat eindbeleggers inzicht hebben in de verschillende mate van duurzaamheid en weloverwogen beleggingsbeslissingen kunnen nemen wat duurzaamheid betreft.

(15)

Hoewel financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling alleen duurzame beleggingen mogen verrichten, kunnen dergelijke producten tot op zekere hoogte andere beleggingen verrichten indien dat op grond van sectorspecifieke voorschriften is vereist. Daarom is het passend om te verlangen dat informatie wordt verschaft over het bedrag en het doel van de andere beleggingen, zodat kan worden nagegaan of die beleggingen het behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product niet verhinderen.

(16)

Veel financiële producten stoelen op uitsluitingsstrategieën op basis van ecologische of sociale criteria. Eindbeleggers moeten beschikken over de informatie die nodig is om de effecten van deze criteria op beleggingsbeslissingen en de effecten van deze uitsluitingsstrategieën op de samenstelling van de daaruit voortvloeiende portefeuille te kunnen beoordelen. De marktpraktijk toont aan dat sommige uitsluitingsstrategieën als doeltreffend worden voorgesteld, terwijl die strategieën in feite tot uitsluiting van slechts een beperkt aantal beleggingen leiden of op wettelijk vereiste uitsluitingen zijn gebaseerd. De zorgen over “greenwashing”, en met name de praktijk om een oneerlijk concurrentievoordeel te behalen door een financieel product als milieuvriendelijk of duurzaam aan te bevelen terwijl dat product feitelijk niet aan elementaire milieu- of andere duurzaamheidsnormen voldoet, moeten worden weggenomen. Om misleidende verkoop en greenwashing te voorkomen en om eindbeleggers beter inzicht te verschaffen in de effecten van de uitsluitingsstrategieën die door bepaalde financiële producten worden toegepast, moeten financiëlemarktdeelnemers elke verbintenis met betrekking tot uitgesloten beleggingen, met name als bindende elementen van de beleggingsstrategie, bevestigen in de informatie over toewijzing van activa en in de informatie over duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om de effecten van dergelijke strategieën te meten.

(17)

Verordening (EU) 2019/2088 heeft tot doel om informatieasymmetrieën in principaal-agentrelaties te verminderen met betrekking tot het promoten van ecologische of sociale kenmerken en doelstellingen voor duurzaamheidsbeleggingen. Daartoe vereist die verordening dat financiëlemarktdeelnemers vóór de sluiting van het contract en op hun website informatie aan eindbeleggers verschaffen wanneer zij als de agenten van die eindbeleggers optreden. Om dit vereiste volledig effectief te laten zijn, moeten financiëlemarktdeelnemers gedurende de gehele levensduur van een financieel product monitoren hoe dat product voldoet aan de bekendgemaakte ecologische of sociale kenmerken of aan de duurzame beleggingsdoelstelling. Financiëlemarktdeelnemers moeten daarom, als onderdeel van de informatie op hun website, een toelichting geven op de interne of externe controlemechanismen die zijn ingesteld om deze naleving doorlopend te monitoren.

(18)

Verordening (EU) 2019/2088 bepaalt dat de beoordeling van praktijken op het gebied van goed bestuur integraal deel uitmaakt van financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten of die een duurzame beleggingsdoelstelling hebben. Financiëlemarktdeelnemers die financiële producten beschikbaar stellen die ecologische of sociale kenmerken promoten of die een duurzame beleggingsdoelstelling hebben, moeten daarom informatie verschaffen over hun beleid voor de beoordeling van praktijken op het gebied van goed bestuur van ondernemingen waarin is belegd.

(19)

Artikel 8, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2019/2088 vereist dat financiëlemarktdeelnemers die financiële producten beschikbaar stellen die ecologische of sociale kenmerken promoten en waarvoor een index als referentiebenchmark is aangewezen, informatie verschaffen over de vraag of en hoe die index consistent is met die kenmerken. Artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2088 vereist daarentegen dat financiëlemarktdeelnemers die financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling en een aangewezen index als referentiebenchmark beschikbaar stellen, bekendmaken hoe die index is afgestemd op die beleggingsdoelstelling en waarom en hoe die aangewezen index verschilt van een brede marktindex. Voor dergelijke financiële producten moeten financiëlemarktdeelnemers derhalve duidelijk aantonen dat de opzet van de aangewezen index geschikt is om de verklaarde duurzame beleggingsdoelstelling te verwezenlijken en dat de strategie voor het financiële product waarborgt dat het financiële product doorlopend op die index is afgestemd. Daarom moet de methodologische informatie voor dergelijke financiële producten worden verstrekt op indexniveau.

(20)

Financiëlemarktdeelnemers kunnen verschillende beleggingsmethoden gebruiken om ervoor te zorgen dat de door hen aangeboden financiële producten aan de ecologische of sociale kenmerken voldoen of dat de duurzame beleggingsdoelstelling ervan wordt gehaald. Financiëlemarktdeelnemers kunnen rechtstreeks beleggen in effecten die zijn uitgegeven door ondernemingen waarin is belegd, of kunnen indirecte beleggingen doen. Financiëlemarktdeelnemers moeten transparant zijn over het deel van hun beleggingen dat rechtstreeks wordt aangehouden en het deel dat indirect wordt aangehouden. Met name moeten financiëlemarktdeelnemers toelichten hoe het gebruik van derivaten verenigbaar is met de ecologische of sociale kenmerken die het financiële product promoot of met de doelstelling van duurzame beleggingen.

(21)

Om eindbeleggers duidelijkheid te verschaffen, moet in de precontractuele informatie over financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten, door middel van een verklaring, duidelijk worden gemaakt dat dergelijke producten geen duurzame beleggingsdoelstelling hebben. Met hetzelfde doel, en om te zorgen voor een gelijk speelveld met financiële producten die duurzame beleggingen tot doel hebben, moet in de precontractuele en periodieke informatie en in de informatie op de website over producten die ecologische of sociale kenmerken promoten ook het aandeel van de duurzame beleggingen worden vermeld.

(22)

In artikel 2, punt 17, van Verordening (EU) 2019/2088 wordt een duurzame belegging gedefinieerd als een belegging in een economische activiteit die bijdraagt aan een ecologische of sociale doelstelling of een belegging in menselijk kapitaal of in economisch of sociaal achtergestelde gemeenschappen, mits deze beleggingen geen ernstige afbreuk doen aan die doelstellingen en de ondernemingen waarin is belegd praktijken op het gebied van goed bestuur volgen. Het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” is van bijzonder belang voor financiële producten die duurzame beleggingen tot doel hebben, aangezien de inachtneming van dat beginsel een noodzakelijk criterium is om te beoordelen of met een belegging de duurzame beleggingsdoelstelling ervan wordt verwezenlijkt. Dat beginsel is echter ook relevant voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten wanneer die financiële producten duurzame beleggingen verrichten, aangezien financiëlemarktdeelnemers het aandeel van de verrichte duurzame beleggingen bekend moeten maken. Financiëlemarktdeelnemers die financiële producten beschikbaar stellen die ecologische of sociale kenmerken promoten en gedeeltelijk duurzame beleggingen verrichten of die een duurzame beleggingsdoelstelling hebben, moeten derhalve informatie verstrekken met betrekking tot het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. Het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” houdt verband met de informatieverschaffing over de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren. Daarom moet in de informatieverschaffing over financiële producten met betrekking tot het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” worden toegelicht hoe de indicatoren voor ongunstige effecten in aanmerking zijn genomen. Aangezien die informatieverschaffing nauw verbonden is met Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (4), is het voorts passend om aanvullende informatie te verlangen over de afstemming van de beleggingen op de in die verordening vastgestelde minimumwaarborgen.

(23)

Om eindbeleggers beter inzicht in de aangeboden beleggingsstrategieën te verschaffen, moeten financiëlemarktdeelnemers in de informatieverschaffing over duurzaamheid op hun website dieper ingaan op onderwerpen die op beknopte wijze in de precontractuele documenten zijn bekendgemaakt en moeten zij nadere informatie verstrekken die voor die eindbeleggers relevant is. Voordat een contract wordt gesloten, moeten financiëlemarktdeelnemers eindbeleggers informeren over het feit dat er op hun website meer productspecifieke, gedetailleerde informatie te vinden is en hun een hyperlink naar die informatie aanbieden.

(24)

In de productinformatie op de website moet aanvullende informatie worden verstrekt over de beleggingsstrategie die voor het betrokken financiële product wordt gevolgd, met inbegrip van het beleid voor de beoordeling van goed bestuur van ondernemingen waarin is belegd, en over de methoden die worden gebruikt om te meten of aan de ecologische of sociale kenmerken van het financiële product wordt voldaan dan wel of de duurzame beleggingsdoelstellingen ervan worden gehaald. Bovendien moeten financiëlemarktdeelnemers op hun website een duidelijke, beknopte en begrijpelijke samenvatting van de in het kader van de periodieke rapportage verstrekte informatie publiceren.

(25)

Met betrekking tot de inhoud van de periodieke informatieverschaffing die krachtens artikel 11 van Verordening (EU) 2019/2088 is vereist, moeten financiëlemarktdeelnemers een minimumreeks van gestandaardiseerde en vergelijkbare kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren bekendmaken die laten zien hoe elk financieel product voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken die het promoot of aan de duurzame beleggingsdoelstelling die met het product wordt beoogd. Deze indicatoren moeten relevant zijn voor het ontwerp en de beleggingsstrategie van het financiële product zoals beschreven in de precontractuele informatie voor het financiële product. Om de consistentie tussen de precontractuele informatieverschaffing en de periodieke informatieverschaffing te waarborgen, moeten financiëlemarktdeelnemers in hun periodieke informatieverschaffing met name verslag uitbrengen over de specifieke duurzaamheidsindicatoren die in de precontractuele informatie zijn vermeld en die worden gebruikt om te meten hoe aan de ecologische of sociale kenmerken wordt voldaan of hoe de duurzame beleggingsdoelstelling wordt gehaald.

(26)

De eindbeleggers moeten een duidelijk overzicht hebben van de beleggingen van het financiële product. Financiëlemarktdeelnemers moeten daarom in de periodieke verslagen die krachtens artikel 11 van Verordening (EU) 2019/2088 vereist zijn, informatie verstrekken over de effecten van de top vijftien van de beleggingen van het financiële product. Deze vijftien beleggingen moeten worden geselecteerd op basis van de beleggingen die tijdens de door het periodieke verslag bestreken periode het grootste deel van de beleggingen uitmaakten, berekend met passende tussenpozen om representatief te zijn voor die periode. Indien echter minder dan vijftien beleggingen de helft van de beleggingen van het financiële product uitmaken, hoeven financiëlemarktdeelnemers alleen informatie over die beleggingen te verstrekken. Om een adequate vergelijkbaarheid in de tijd te waarborgen, moeten financiëlemarktdeelnemers bovendien een historische vergelijking op jaarbasis van hun periodieke verslagen verstrekken voor ten minste de vijf voorgaande perioden, mits er periodieke verslagen voor die perioden beschikbaar zijn.

(27)

Financiëlemarktdeelnemers die financiële producten beschikbaar stellen waarvoor een referentiebenchmark wordt gebruikt om aan ecologische of sociale kenmerken te voldoen, of om de duurzame beleggingsdoelstelling te behalen, moeten transparant zijn over de mate waarin het financiële product de aangewezen referentiebenchmark kan blijven volgen om aan dat kenmerk te voldoen of om die doelstelling te behalen. Om die reden, en om de consistentie met de uit hoofde van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad (5) op benchmarkniveau vereiste informatieverschaffing over ecologische, sociale en governancefactoren (ESG-factoren) te bevorderen, moeten financiëlemarktdeelnemers in hun periodieke verslagen de prestaties van het betrokken financiële product vergelijken met die van de aangewezen referentiebenchmark voor alle duurzaamheidsindicatoren die van belang zijn om te onderbouwen dat de aangewezen benchmark is afgestemd op de ecologische of sociale kenmerken van het financiële product of op de duurzame beleggingsdoelstelling ervan. Die vergelijking moet eindbeleggers ook in staat stellen om duidelijk te bepalen in welke mate het financiële product duurzaam presteert in vergelijking met een mainstreamproduct.

(28)

Eindbeleggers moeten gebruik kunnen maken van de informatieverschaffing over duurzaamheid met betrekking tot een aanbieding van een financieel product door een financiëlemarktdeelnemer uit een andere lidstaat. Financiëlemarktdeelnemers moeten daarom een samenvatting van de informatie in die duurzaamheidsrapportage verstrekken in een taal die in de internationale financiële wereld gangbaar is. Wanneer een financieel product beschikbaar wordt gesteld buiten de lidstaat van vestiging van de financiëlemarktdeelnemer, moet ook een samenvatting van die informatie worden verstrekt in een van de officiële talen van de lidstaat waar het financiële product beschikbaar wordt gesteld.

(29)

De vergelijkbaarheid van de verklaring betreffende de belangrijkste ongunstige effecten, de precontractuele informatieverschaffing en de periodieke informatieverschaffing zoals voorgeschreven in Verordening (EU) 2019/2088 moet worden gewaarborgd, en deze informatie moet voor de eindbeleggers gemakkelijk te begrijpen zijn. Het is daarom passend om standaardtemplates voor de presentatie van die informatie vast te stellen. Om dezelfde reden moeten de templates een beknopte toelichting op de belangrijkste in die templates gebruikte termen bevatten.

(30)

Bepaalde financiële producten kunnen eindbeleggers een reeks onderliggende beleggingsopties aanbieden. Eindbeleggers moeten worden geïnformeerd over de potentiële duurzaamheidsprestaties van dergelijke producten, en financiëlemarktdeelnemers moeten informatie verstrekken over opties die ecologische of sociale kenmerken promoten of die een duurzame beleggingsdoelstelling hebben. In die informatie moet worden verduidelijkt dat voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten, de mate waarin deze producten aan die kenmerken voldoen afhankelijk is van het aandeel van de door de eindbelegger geselecteerde opties die deze kenmerken promoten en van de periode waarin de eindbelegger in die opties belegt. Uit de verstrekte informatie moet ook duidelijk blijken dat bij financiële producten die duurzame beleggingen tot doel hebben, alle onderliggende beleggingsopties duurzame beleggingen tot doel moeten hebben. Bepaalde financiële producten bieden eindbeleggers een reeks onderliggende beleggingsopties aan waarvan er een of meer kunnen worden aangemerkt als financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten. Met het oog op een volledige transparantie is het belangrijk ervoor te zorgen dat de informatie over die financiële producten ook betrekking heeft op die beleggingsopties. Daarnaast zijn er financiële producten waarvan een of meer van de onderliggende beleggingsopties financiële producten zijn die duurzame beleggingen tot doel hebben. Ook in dat geval moet de informatie over die producten die beleggingsopties bestrijken. Voorts zijn er financiële producten met een of meer van de onderliggende beleggingsopties die duurzame beleggingen tot doel hebben, maar die opties geen financiële producten zijn in de zin van artikel 2, punt 12, van Verordening (EU) 2019/2088. Aangezien die beleggingsopties deel uitmaken van een algemeen financieel product dat binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2019/2088 valt en duurzame beleggingen tot doel hebben, moet worden vereist dat er minimuminformatie over de duurzame beleggingsdoelstelling van die opties wordt verstrekt.

(31)

In de precontractuele informatieverschaffing over financiële producten die een reeks onderliggende beleggingsopties aanbieden moet een passend niveau van duurzaamheidsinformatie over het financiële product in zijn geheel worden gegeven. Eindbeleggers moeten beschikken over een samenvattende lijst van de onderliggende opties voor duurzaam beleggen en moeten een duidelijke indicatie krijgen van de plaats waar duurzaamheidsinformatie over die opties te vinden is. Die lijst moet ervoor zorgen dat de onderliggende beleggingsopties op passende wijze worden gecategoriseerd op basis van de duurzame beleggingsdoelstelling en het promoten van ecologische of sociale kenmerken.

(32)

Het rechtstreeks opnemen van de duurzaamheidsinformatie in de vorm van bijlagen bij de in Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde precontractuele informatieverschaffing kan ertoe leiden dat een eindbelegger geen duidelijke en beknopte informatie ontvangt omdat het financiële product een breed scala aan onderliggende beleggingsopties en een overeenkomstig aantal bijlagen met informatie aanbiedt. In dergelijke gevallen moet worden toegestaan dat deze informatie wordt verstrekt door middel van een verwijzing naar andere uit hoofde van richtlijnen, verordeningen of de nationale wetgeving bekendgemaakte informatie. Evenzo mag de periodieke informatieverschaffing met betrekking tot financiële producten die een reeks onderliggende beleggingsopties aanbieden alleen betrekking hebben op de beleggingsopties waarin wordt belegd, omdat de beleggingsopties waarin daadwerkelijk wordt belegd bepalend zijn voor de mate waarin het financiële product voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken die het promoot of waarin de duurzame beleggingsdoelstelling ervan wordt gehaald.

(33)

Verordening (EU) 2019/2088 is gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/852 door financiëlemarktdeelnemers te verplichten om in de precontractuele en periodieke informatieverschaffing over financiële producten die duurzame beleggingen tot doel hebben en die beleggen in een economische activiteit die bijdraagt aan een milieudoelstelling in de zin van artikel 2, punt 17, van Verordening (EU) 2019/2088, informatie op te nemen over de milieudoelstelling zoals uiteengezet in Verordening (EU) 2020/852 en een beschrijving te geven van hoe en in welke mate de aan het financiële product onderliggende beleggingen beleggingen zijn in ecologisch duurzame economische activiteiten als bedoeld in artikel 3 van die verordening. Daarnaast schrijft Verordening (EU) 2019/2088 nu ook voor dat financiëlemarktdeelnemers in de precontractuele en periodieke informatieverschaffing over financiële producten die milieukenmerken promoten, informatie moeten opnemen die is vereist voor financiële producten die duurzame beleggingen tot doel hebben en die beleggen in een economische activiteit die bijdraagt aan een milieudoelstelling in de zin van die verordening. Eindbeleggers moeten gemakkelijk kunnen vergelijken in welke mate financiële producten beleggen in ecologisch duurzame economische activiteiten. Financiëlemarktdeelnemers moeten daarom, voor de toepassing van artikel 6, leden 1 en 2, en artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088, in de bijlagen bij de in artikel 6, lid 3, en artikel 11, lid 2, van die verordening bedoelde documenten of informatie grafische voorstellingen van dergelijke beleggingen opnemen, op basis van een gestandaardiseerde maatstaf, waarbij de teller bestaat uit de marktwaarde van de beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten en de noemer uit de marktwaarde van alle beleggingen. Om eindbeleggers betrouwbare informatie te verstrekken, moet in de teller de marktwaarde van de beleggingen in doelondernemingen worden opgenomen die het aandeel van de ecologisch duurzame economische activiteiten van die ondernemingen vertegenwoordigt, alsmede de opbrengsten van schuldeffecten indien de voorwaarden van de schuldeffecten vereisen dat die opbrengsten worden gebruikt voor ecologisch duurzame economische activiteiten. Om rekening te houden met alle beleggingen die ecologisch duurzame economische activiteiten kunnen financieren, moeten in de teller de in artikel 5, eerste alinea, en artikel 6, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852 vermelde infrastructuuractiva, vastgoedactiva, securitisatieactiva en beleggingen in andere financiële producten kunnen worden opgenomen. Bij gebrek aan betrouwbare methoden om te bepalen in welke mate blootstellingen door middel van derivaten blootstellingen aan ecologisch duurzame economische activiteiten zijn, mogen dergelijke blootstellingen niet in de teller worden opgenomen. De noemer moet bestaan uit de marktwaarde van alle beleggingen.

(34)

Het ontbreekt momenteel aan een geschikte methode om te berekenen in welke mate blootstellingen aan centrale overheden, centrale banken en supranationale emittenten (“blootstellingen aan staatsschulden”) blootstellingen aan ecologisch duurzame economische activiteiten zijn. Om eindbeleggers bewuster te maken, is het passend om de omvang van de beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten op twee manieren te berekenen en grafisch weer te geven. De eerste manier is het mogelijk maken om in de teller beleggingen in door centrale overheden, centrale banken en supranationale emittenten uitgegeven schuldeffecten op te nemen wanneer volgens de voorwaarden van de schuldeffecten de opbrengsten moeten worden gebruikt voor ecologisch duurzame economische activiteiten, en in de noemer beleggingen in door centrale overheden, centrale banken en supranationale emittenten uitgegeven schuldeffecten op te nemen, ongeacht het gebruik van de opbrengsten. Om de beleggingsbeslissingen van eindbeleggers verder te onderbouwen, moeten financiëlemarktdeelnemers toelichten waarom bepaalde blootstellingen aan staatsschulden niet in ecologisch duurzame economische activiteiten worden gedaan, ook wanneer dat het geval is vanwege het ontbreken van passende methoden om te berekenen in welke mate die blootstellingen blootstellingen aan ecologisch duurzame economische activiteiten zijn. De tweede manier is om blootstellingen aan staatsschulden uit te sluiten van de teller en van de noemer, waardoor de vergelijkbaarheid tussen financiële producten verder wordt verbeterd en eindbeleggers kunnen beoordelen in welke mate financiële producten in ecologisch duurzame economische activiteiten beleggen zonder blootstellingen aan staatsschulden op te nemen.

(35)

Financiëlemarktdeelnemers moeten een beroep kunnen doen op derde gegevensverstrekkers wanneer ondernemingen nog niet hebben voldaan aan de in artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde verplichting om informatie te verschaffen over hoe en in welke mate hun activiteiten verband houden met economische activiteiten die als ecologisch duurzaam kunnen worden aangemerkt uit hoofde van de artikelen 3 en 9 van die verordening. Voor de beoordeling van beleggingen in doelondernemingen die niet zijn onderworpen aan de in artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852 voorgeschreven informatieverschaffing, moeten financiëlemarktdeelnemers de openbaar gemaakte gegevens beoordelen en gebruiken. Alleen indien dergelijke gegevens niet beschikbaar zijn, moet het financiëlemarktdeelnemers worden toegestaan om gebruik te maken van gegevens die hetzij rechtstreeks van doelondernemingen, hetzij van derden zijn verkregen, in alle gevallen mits de in het kader van dergelijke informatieverschaffing verstrekte gegevens gelijkwaardig zijn aan de gegevens die zijn verstrekt in het kader van de informatieverschaffing overeenkomstig dat artikel 8.

(36)

Er moet voor worden gezorgd dat financiële producten consequent informatie verschaffen over de mate waarin beleggingen in doelondernemingen die niet-financiële ondernemingen zijn, beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten in de zin van de artikelen 3 en 9 van Verordening (EU) 2020/852 zijn. Daartoe moeten financiëlemarktdeelnemers, om de graad van ecologische duurzaamheid te meten, bij de berekening van de kritische prestatie-indicator per financieel product een keuze maken tussen het aandeel van hun omzet, kapitaaluitgaven of operationele uitgaven en moeten zij die keuze bekendmaken in de bijlagen bij de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde documenten of informatie. Om de vergelijkbaarheid tussen financiële producten te waarborgen en de inzichtelijkheid voor eindbeleggers te vergroten, moet de kritische prestatie-indicator standaard de omzet zijn. Kapitaaluitgaven of operationele uitgaven mogen alleen worden gebruikt indien de kenmerken van het financiële product een dergelijk gebruik rechtvaardigen, met name wanneer kapitaaluitgaven of operationele uitgaven representatiever zijn voor de mate waarin die financiële producten in ecologisch duurzame economische activiteiten beleggen, en mits dit gebruik wordt verklaard. Voor doelondernemingen die financiële ondernemingen in de zin van artikel 1, punt 8, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie (6) zijn, moet de vergelijkbaarheid worden bereikt door het gebruik van dezelfde kritische prestatie-indicator voor dezelfde soort financiële onderneming verplicht te stellen. Verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen die schadeverzekeringsactiviteiten verrichten, moeten de kritische prestatie-indicator voor beleggingen en voor herverzekeringen in één enkele kritische prestatie-indicator kunnen combineren. Om de transparantie voor eindbeleggers te bevorderen, moet in de periodieke informatieverschaffing over hoe en in welke mate de aan het financiële product onderliggende beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten worden gedaan, een vergelijking worden opgenomen met de in de precontractuele informatieverschaffing vermelde beoogde aandelen van de beleggingen in die economische activiteiten. Om voor vergelijkbaarheid en transparantie te zorgen, moet in de periodieke informatieverschaffing worden aangegeven in welke mate de beleggingen in die economische activiteiten zijn gedaan, uitgesplitst naar omzet, kapitaaluitgaven en operationele uitgaven.

(37)

De bepalingen van deze verordening houden nauw verband met elkaar, aangezien zij alle betrekking hebben op de informatie die financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs moeten verstrekken in het kader van de informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector die is vereist uit hoofde van Verordening (EU) 2019/2088. Om te zorgen voor samenhang tussen die bepalingen, die tegelijkertijd in werking moeten treden, en om de financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs een volledig beeld van hun verplichtingen uit hoofde van die verordening te bieden, is het passend om alle technische reguleringsnormen als vereist bij artikel 2 bis, lid 3, artikel 4, lid 6, derde alinea, artikel 4, lid 7, tweede alinea, artikel 8, lid 3, vierde alinea, artikel 8, lid 4, vierde alinea, artikel 9, lid 5, vierde alinea, artikel 9, lid 6, vierde alinea, artikel 10, lid 2, vierde alinea, artikel 11, lid 4, vierde alinea, en artikel 11, lid 5, vierde alinea, in één enkele verordening op te nemen.

(38)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die bij de Commissie zijn ingediend door de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (Europese toezichthoudende autoriteiten).

(39)

Het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten als bedoeld in artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (7), in artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (8) en in artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (9) heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 opgerichte Stakeholdergroep bankwezen, de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 opgerichte Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht.

(40)

Financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs moeten in staat worden gesteld zich aan te passen aan de voorschriften van deze gedelegeerde verordening. De datum van toepassing ervan moet daarom worden uitgesteld tot 1 januari 2023. Financiëlemarktdeelnemers die de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2019/2088, of als vereist bij artikel 4, lid 3 of 4, van die verordening, in aanmerking hebben genomen, moeten echter uiterlijk op 31 december 2022 worden verplicht om uiterlijk op 30 juni 2023 voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 voor het eerst de informatie over die effecten op hun website te publiceren in afzonderlijke rubrieken met als titel “Verklaring betreffende de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren”,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DEFINITIES EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“financiële onderneming”: een abi-beheerder zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (10), een beheermaatschappij zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (11), een beleggingsmaatschappij die is toegelaten overeenkomstig de artikelen 27, 28 en 29, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en voor zijn beheer geen beheermaatschappij heeft aangewezen die is toegelaten overeenkomstig de artikelen 6, 7 en 8, van die richtlijn, een kredietinstelling zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12), een beleggingsonderneming zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad, een verzekeringsonderneming zoals gedefinieerd in artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (13), een herverzekeringsonderneming zoals gedefinieerd in artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG, of een entiteit van een derde land die gelijksoortige activiteiten uitoefent, onderworpen is aan de wetten van een derde land en onder toezicht staat van een toezichthoudende autoriteit van een derde land;

2)

“niet-financiële onderneming”: een onderneming die geen financiële onderneming zoals gedefinieerd in punt 1 is;

3)

“blootstelling aan overheidsschulden”: blootstelling aan centrale overheden, centrale banken en supranationale emittenten;

4)

“ecologisch duurzame economische activiteit”: een economische activiteit die voldoet aan de eisen van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852;

5)

“transitieondersteunende economische activiteit”: een economische activiteit die voldoet aan de eisen van artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852;

6)

“faciliterende economische activiteit”: een economische activiteit die voldoet aan de eisen van artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852.

Artikel 2

Algemene beginselen voor de presentatie van informatie

1.   Financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs verschaffen de krachtens deze verordening vereiste informatie kosteloos en op een wijze die gemakkelijk toegankelijk, niet-discriminerend, opvallend, eenvoudig, beknopt, begrijpelijk, eerlijk, duidelijk en niet misleidend is. Financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs presenteren en verschaffen de krachtens deze verordening vereiste informatie op een wijze die gemakkelijk leesbaar is, in tekens van leesbare grootte en in een stijl die het begrip ervan vergemakkelijkt. Financiëlemarktdeelnemers kunnen de grootte en het lettertype van tekens alsmede de kleuren die worden gebruikt in de templates in bijlage I tot en met V bij deze verordening aanpassen.

2.   Financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs verschaffen de krachtens deze verordening vereiste informatie in een doorzoekbaar elektronisch formaat, tenzij anders is voorgeschreven in de in artikel 6, lid 3, en artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde sectorale wetgeving.

3.   Financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs houden de overeenkomstig deze verordening op hun website gepubliceerde informatie actueel. Zij vermelden duidelijk de publicatiedatum van de informatie en de datum van eventuele actualiseringen. Indien die informatie wordt gepresenteerd als een downloadbaar bestand, vermelden financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs de versiegeschiedenis in de bestandsnaam.

4.   Financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs verstrekken, voor zover beschikbaar, identificatiecodes voor juridische entiteiten (LEI’s) en internationale effectenidentificatienummers (ISIN’s) wanneer zij in de overeenkomstig deze verordening verschafte informatie verwijzen naar entiteiten of financiële producten.

Artikel 3

Referentiebenchmarks met mandjes van indexen

Indien een als referentiebenchmark aangewezen index bestaat uit een mandje van indexen, verschaffen financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs de informatie over die index met betrekking tot dat mandje en elke index in dat mandje.

HOOFDSTUK II

TRANSPARANTIE OVER ONGUNSTIGE EFFECTEN OP DUURZAAMHEIDSFACTOREN

AFDELING 1

Financiëlemarktdeelnemers

Artikel 4

Verklaring van financiëlemarktdeelnemers dat zij de belangrijkste ongunstige effecten van hun beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen

1.   Uiterlijk op 30 juni van elk jaar publiceren de financiëlemarktdeelnemers als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2019/2088 of in artikel 4, lid 3, of artikel 4, lid 4, van die verordening op hun website, in een afzonderlijke rubriek met de titel “Verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren” de informatie als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2019/2088, in artikel 4, leden 2, 3 en 4, van die verordening en in de artikelen 4 tot en met 10 van de onderhavige verordening. Die informatie bestrijkt de periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorgaande jaar en wordt verschaft in de in artikel 23 van deze verordening bedoelde rubriek “Duurzaamheidsinformatie”.

2.   Financiëlemarktdeelnemers publiceren de in lid 1 bedoelde verklaring in het format van de template in tabel 1 van bijlage I.

3.   Voor financiëlemarktdeelnemers die de informatie als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2019/2088 of artikel 4, lid 3, of artikel 4, lid 4, van die verordening voor het eerst publiceren, bestrijkt de in lid 1 bedoelde informatie in afwijking van lid 1 de periode vanaf de datum waarop de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren voor het eerst in aanmerking werden genomen tot en met 31 december van dat jaar. Die financiëlemarktdeelnemers publiceren de informatie in de in lid 1 bedoelde verklaring uiterlijk op 30 juni van het volgende jaar.

Artikel 5

Rubriek “Samenvatting”

In de rubriek “Samenvatting” in tabel 1 van bijlage I nemen financiëlemarktdeelnemers alle navolgende elementen op:

a)

de naam van de financiëlemarktdeelnemer waarop de verklaring inzake ongunstige duurzaamheidseffecten betrekking heeft;

b)

het feit dat de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in aanmerking worden genomen;

c)

de periode waarop de verklaring betrekking heeft;

d)

een samenvatting van de belangrijkste ongunstige effecten.

De rubriek “Samenvatting” in tabel 1 van bijlage I wordt opgesteld in alle navolgende talen:

a)

een van de officiële talen van de lidstaat van herkomst van de financiëlemarktdeelnemer en, indien verschillend, ook in een taal die in de internationale financiële wereld gangbaar is;

b)

wanneer het financiële product in een lidstaat van ontvangst beschikbaar wordt gesteld, een van de officiële talen van die lidstaat van ontvangst.

De rubriek “Samenvatting” is, afgedrukt, niet langer dan twee bladzijden op A4-formaat.

Artikel 6

Beschrijving van de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren

1.   In de rubriek “Beschrijving van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren” in tabel 1 van bijlage I vullen financiëlemarktdeelnemers alle velden in die betrekking hebben op de indicatoren voor de belangrijkste ongunstige effecten van hun beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren, en voegen zij alle navolgende elementen toe:

a)

informatie over een of meer aanvullende klimaat- en andere milieu-indicatoren, zoals vermeld in tabel 2 van bijlage I;

b)

informatie over een of meer aanvullende indicatoren voor sociale thema’s en arbeidsomstandigheden, eerbiediging van de mensenrechten, bestrijding van corruptie en omkoping, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage I;

c)

informatie over andere indicatoren die worden gebruikt om aanvullende belangrijke ongunstige effecten op een duurzaamheidsfactor vast te stellen en te beoordelen.

2.   In de rubriek “Beschrijving van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren” in tabel 1 van bijlage 1 beschrijven financiëlemarktdeelnemers de maatregelen die in de periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande jaar zijn genomen en de maatregelen of doelstellingen die voor de daaropvolgende periode van 1 januari tot en met 31 december gepland staan om de belangrijkste vastgestelde ongunstige effecten te voorkomen of te verminderen.

3.   Financiëlemarktdeelnemers nemen in de kolommen “Effecten” in de rubriek “Beschrijving van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren” in tabel 1 van bijlage 1 een cijfer op over het effect, als het gemiddelde van de effecten op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december van elke periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 7

Beschrijving van het beleid voor de vaststelling en prioritering van de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren

1.   In de rubriek “Beschrijving van het beleid voor de vaststelling en prioritering van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren” in tabel 1 van bijlage I beschrijven financiëlemarktdeelnemers hun beleid om de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren vast te stellen en te prioriteren en hoe dat beleid wordt geactualiseerd en toegepast, met inbegrip van alle navolgende elementen:

a)

de datum waarop het bestuursorgaan van de financiëlemarktdeelnemer dit beleid heeft goedgekeurd;

b)

de wijze waarop de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit beleid binnen organisatorische strategieën en procedures wordt toegewezen;

c)

de methodologieën om de in artikel 6, lid 1, punten a), b) en c), bedoelde indicatoren te selecteren, en de belangrijkste ongunstige effecten als bedoeld in artikel 6, lid 1, vast te stellen en te beoordelen, en met name een toelichting op de wijze waarop in die methodologieën rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van het optreden en de ernst van die belangrijkste ongunstige effecten, met inbegrip van het potentieel onherstelbare karakter ervan;

d)

eventueel daarbij behorende foutenmarges binnen de in punt c) van dit lid bedoelde methodologieën, met een toelichting op die marge;

e)

de gebruikte databronnen.

2.   Wanneer informatie met betrekking tot een van de gebruikte indicatoren niet gemakkelijk beschikbaar is, nemen financiëlemarktdeelnemers in de rubriek “Beschrijving van het beleid voor de vaststelling en prioritering van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren” in tabel 1 van bijlage I nadere bijzonderheden op over de inspanningen die zijn geleverd om de informatie rechtstreeks te verkrijgen bij ondernemingen waarin is belegd, of door aanvullend onderzoek te verrichten, samen te werken met derde dataverstrekkers of externe deskundigen, of redelijke aannamen te formuleren.

Artikel 8

Rubriek “Engagementbeleid”

1.   In de rubriek “Engagementbeleid” in tabel 1 van bijlage I verschaffen financiëlemarktdeelnemers alle navolgende informatie:

a)

indien van toepassing, korte samenvattingen van het engagementbeleid als bedoeld in artikel 3 octies van Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (14);

b)

korte samenvattingen van andere vormen van engagementbeleid die de belangrijkste ongunstige effecten moeten beperken.

2.   De in lid 1 bedoelde korte samenvattingen omvatten alle navolgende elementen:

a)

de indicatoren voor ongunstige effecten die in aanmerking worden genomen in het in lid 1 bedoelde engagementbeleid;

b)

de wijze waarop dit engagementbeleid zal worden aangepast wanneer de belangrijkste ongunstige effecten niet over meer dan één verslagperiode zijn verminderd.

Artikel 9

Rubriek “Verwijzingen naar internationale normen”

1.   In de rubriek “Verwijzingen naar internationale normen” in tabel 1 van bijlage I beschrijven financiëlemarktdeelnemers of en in welke mate zij gedragscodes voor verantwoord ondernemen en internationaal erkende normen voor “due diligence” en rapportage naleven en, indien relevant, de mate van afstemming ervan op de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs.

2.   De in lid 1 bedoelde beschrijving omvat informatie over alle navolgende elementen:

a)

de gebruikte indicatoren voor het in aanmerking nemen van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren als bedoeld in artikel 6, lid 1, die de in lid 1 bedoelde naleving of afstemming meten;

b)

de methodologie en de data die worden gebruikt om de in lid 1 bedoelde naleving of afstemming te meten, met inbegrip van een beschrijving van de reikwijdte van de dekking, databronnen en de wijze waarop de gebruikte methodologie de belangrijkste ongunstige effecten voorspelt van ondernemingen waarin is belegd;

c)

de vraag of een toekomstgericht klimaatscenario wordt gebruikt, en zo ja, de naam en de aanbieder van dat scenario en wanneer het is ontworpen;

d)

indien geen toekomstgericht klimaatscenario wordt gebruikt: een toelichting waarom de financiëlemarktdeelnemer toekomstgerichte klimaatscenario’s niet relevant acht.

Artikel 10

Historische vergelijking

Financiëlemarktdeelnemers die de ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren hebben beschreven voor een periode voorafgaand aan de periode waarover overeenkomstig artikel 6 informatie moet worden verschaft, verstrekken in de rubriek “Beschrijving van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren” in tabel 1 van bijlage I een historische vergelijking van de verslagperiode met de voorafgaande verslagperiode en vervolgens met elke voorafgaande periode waarover is gerapporteerd, voor de laatste vijf voorafgaande perioden.

AFDELING 2

Financieel adviseurs

Artikel 11

Verklaring van financieel adviseurs dat zij in hun verzekerings- of beleggingsadvies de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen

1.   De in artikel 2, punt 11, a) en b), van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde financieel adviseurs die artikel 4, lid 5, punt a) van die verordening toepassen, publiceren de in artikel 4, lid 5, punt a), van die verordening bedoelde informatie op hun website in een afzonderlijke rubriek getiteld “Verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten van verzekeringsadvies op duurzaamheidsfactoren”.

2.   De in artikel 2, punt 11, c) tot en met f), van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde financieel adviseurs die artikel 4, lid 5, punt a), van die verordening toepassen, publiceren de in artikel 4, lid 5, punt a), van die verordening bedoelde informatie op hun websites in een afzonderlijke rubriek getiteld “Verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsadvies op duurzaamheidsfactoren”.

3.   De in lid 1 en 2 bedoelde verklaring en informatie bevat nadere gegevens over het proces dat door de financieel adviseurs is gebruikt voor de selectie van de financiële producten waarover zij advies geven, met inbegrip van alle navolgende elementen:

a)

de wijze waarop de financieel adviseurs de overeenkomstig deze verordening door financiëlemarktdeelnemers gepubliceerde informatie gebruiken;

b)

de vraag of de financieel adviseurs financiële producten rangschikken en selecteren op basis van de in tabel 1 van bijlage I vermelde indicatoren en eventuele aanvullende indicatoren en, indien van toepassing, een beschrijving van de gebruikte rangschikkings- en selectiemethode;

c)

criteria of drempels op basis van de in tabel 1 van bijlage I vermelde belangrijkste ongunstige effecten die worden gebruikt om financiële producten te selecteren of daarover advies uit te brengen.

AFDELING 3

Verklaring van financiëlemarktdeelnemers dat zij ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking nemen, en verklaring van financieel adviseurs dat zij ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking nemen in hun beleggings- of verzekeringsadvies

Artikel 12

Verklaring van financiëlemarktdeelnemers dat zij ongunstige effecten van hun beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking nemen

1.   De in artikel 4, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde financiëlemarktdeelnemers publiceren de in artikel 4, lid 1, punt b), van die verordening bedoelde informatie op hun website in een afzonderlijke rubriek getiteld “Ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking genomen”.

2.   De in lid 1 bedoelde verklaring omvat alle navolgende elementen:

a)

een opvallend geplaatste vermelding dat de financiëlemarktdeelnemer geen ongunstige effecten van zijn beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking neemt;

b)

de redenen waarom de financiëlemarktdeelnemer geen ongunstige effecten van zijn beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking neemt en, in voorkomend geval, informatie over de vraag of de financiëlemarktdeelnemer voornemens is dergelijke ongunstige effecten in aanmerking te nemen aan de hand van de in tabel 1 van bijlage I vermelde indicatoren, en zo ja, wanneer.

Artikel 13

Verklaring van financieel adviseurs dat zij ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking nemen in hun beleggings- of verzekeringsadvies

1.   De in artikel 2, punt 11, a) en b), van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde financieel adviseurs die artikel 4, lid 5, punt b), van die verordening toepassen, publiceren de in artikel 4, lid 5, punt b), van die verordening bedoelde informatie op hun website in een afzonderlijke rubriek getiteld “Ongunstige effecten van verzekeringsadvies op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking genomen”.

2.   De in artikel 2, punt 11, c) tot en met f), van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde financieel adviseurs die artikel 4, lid 5, punt b) van die verordening toepassen, publiceren de in artikel 4, lid 5, punt b), van die verordening bedoelde informatie op hun website in een afzonderlijke rubriek getiteld “Ongunstige effecten van beleggingsadvies op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking genomen”.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde verklaring en informatie omvatten alle navolgende elementen:

a)

een opvallend geplaatste vermelding dat de financieel adviseur in zijn beleggings- of verzekeringsadvies geen ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking neemt;

b)

de redenen waarom de financieel adviseur in zijn beleggings- of verzekeringsadvies geen ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking neemt en, in voorkomend geval, informatie over de vraag of de financieel adviseur voornemens is dergelijke ongunstige effecten in aanmerking te nemen aan de hand van de in tabel 1 van bijlage I vermelde indicatoren, en zo ja, wanneer.

HOOFDSTUK III

PRECONTRACTUELE PRODUCTINFORMATIE

AFDELING 1

Promoten van ecologische of sociale kenmerken

Artikel 14

Presentatie door financiëlemarktdeelnemers van de ingevolge artikel 8, leden 1, 2 en 2 bis, van Verordening (EU) 2019/2088 te verschaffen precontractuele informatie

1.   Financiëlemarktdeelnemers presenteren de overeenkomstig artikel 8, leden 1, 2 en 2 bis, van Verordening (EU) 2019/2088 te verschaffen informatie in het format van de template in bijlage II bij deze verordening. Die informatie wordt als bijlage gevoegd bij de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde documenten of informatie.

2.   Financiëlemarktdeelnemers nemen in de hoofdtekst van de documenten of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie een opvallend geplaatste vermelding op dat informatie over de ecologische of sociale kenmerken beschikbaar is in de bijlage bij die documenten of informatie.

3.   Financiëlemarktdeelnemers verstrekken aan het begin van de bijlage bij de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde documenten of informatie alle navolgende informatie:

a)

of in het kader van het financiële product duurzame beleggingen zullen worden verricht;

b)

of het financiële product ecologische of sociale kenmerken promoot zonder dat het duurzaam beleggen als doel heeft.

Artikel 15

Duurzame beleggingsinformatie in de rubriek “Activa-allocatie” voor financiële producten die ecologische kenmerken promoten

1.   Voor de financiële producten als bedoeld in artikel 6, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852 verschaffen financiëlemarktdeelnemers in de rubriek “In hoeverre zijn duurzame beleggingen met een milieudoelstelling in ieder geval afgestemd op de EU-taxonomie?” in de template in bijlage II alle navolgende elementen:

a)

een grafische voorstelling in de vorm van een taartdiagram van:

i)

de mate waarin de gezamenlijke beleggingen plaatsvinden in ecologisch duurzame economische activiteiten, zoals berekend overeenkomstig artikel 17, lid 1 tot en met 4, van deze verordening;

ii)

de mate waarin de gezamenlijke beleggingen, met uitzondering van blootstellingen aan overheidsschulden, plaatsvinden in ecologisch duurzame economische activiteiten, zoals berekend overeenkomstig artikel 17, lid 5, van deze verordening;

b)

een beschrijving van de onderliggende beleggingen van de financiële producten die in ecologisch duurzame economische activiteiten plaatsvinden, met inbegrip van de vraag of de overeenstemming van die beleggingen met de eisen van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 is onderworpen aan een betrouwbaarheidsverklaring van een accountant of een toetsing door een of meer derden, en indien dat het geval is, de naam of namen van de accountant of derde;

c)

wanneer de financiële producten beleggen in economische activiteiten die geen ecologisch duurzame economische activiteiten zijn, een duidelijke toelichting op de redenen waarom dat het geval is;

d)

wanneer de financiële producten blootstellingen hebben aan overheidsschulden en de financiëlemarktdeelnemer de mate waarin deze blootstellingen aan ecologisch duurzame economische activiteiten bijdragen niet kan beoordelen, een uitvoerige toelichting op het aandeel in de totale beleggingen van de beleggingen die uit deze blootstellingen bestaan.

2.   Voor de toepassing van lid 1, punt a), gebruiken financiëlemarktdeelnemers:

a)

dezelfde kritische prestatie-indicator voor de gezamenlijke beleggingen in niet-financiële ondernemingen;

b)

dezelfde kritische prestatie-indicator voor de gezamenlijke beleggingen in hetzelfde type financiële ondernemingen.

Voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met schadeverzekeringsactiviteiten kunnen in de kritische prestatie-indicator de kritische prestatie-indicatoren voor het beleggingsbeleid enerzijds en voor de verzekeringsactiviteiten anderzijds worden gecombineerd overeenkomstig artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178.

3.   Voor de toepassing van lid 1, punt b), worden in de beschrijving alle navolgende elementen opgenomen:

a)

voor ondernemingen waarin is belegd die niet-financiële ondernemingen zijn: de vraag of de mate waarin de beleggingen plaatsvinden in ecologisch duurzame economische activiteiten wordt gemeten op basis van de omzet, of dat de financiëlemarktdeelnemer, vanwege de eigenschappen van het financiële product, heeft besloten een meer representatieve berekening te volgen wanneer die mate wordt gemeten op basis van de investeringen in kapitaalgoederen of van operationele uitgaven, en de reden voor dat besluit, met inbegrip van een toelichting waarom dat besluit passend is voor beleggers in het financiële product;

b)

wanneer informatie over de mate waarin de investeringen plaatsvinden in ecologisch duurzame economische activiteiten, niet gemakkelijk beschikbaar is in door de ondernemingen waarin is belegd gepubliceerde informatie: nadere informatie over de vraag of de financiëlemarktdeelnemer gelijkwaardige informatie rechtstreeks heeft verkregen van ondernemingen waarin is belegd of van derde aanbieders;

c)

een uitsplitsing van de minimumaandelen van beleggingen in de transitieondersteunende economische activiteiten en in de faciliterende economische activiteiten, telkens uitgedrukt als een percentage van alle beleggingen van het financiële product.

Artikel 16

Duurzame beleggingsinformatie in de rubriek “Activa-allocatie” voor financiële producten die sociale kenmerken promoten

Voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten en een verbintenis in duurzame beleggingen met een sociale doelstelling omvatten, vermelden financiëlemarktdeelnemers in de rubriek “Welke activa-allocatie is er voor dit financiële product gepland?” in de template in bijlage II het minimumaandeel van die duurzame beleggingen.

Artikel 17

Berekening van de mate waarin beleggingen plaatsvinden in ecologisch duurzame economische activiteiten

1.   De mate waarin beleggingen plaatsvinden in ecologisch duurzame economische activiteiten wordt berekend volgens onderstaande formule:

Image 1

waarin “beleggingen van het financiële product in ecologisch duurzame economische activiteiten” de som is van de marktwaarden van de navolgende beleggingen van het financiële product:

a)

voor schuldeffecten en aandelen van ondernemingen waarin is belegd, wanneer een deel van de activiteiten van die ondernemingen waarin is belegd verband houdt met ecologisch duurzame economische activiteiten: de marktwaarde van dat deel van die obligaties of aandelen;

b)

voor andere dan in punt a) bedoelde schuldeffecten, wanneer een deel van de opbrengsten ingevolge de voorwaarden voor die titels uitsluitend mag worden gebruikt voor ecologisch duurzame economische activiteiten: de marktwaarde van dat deel;

c)

voor obligaties die zijn uitgegeven op grond van Uniewetgeving inzake ecologisch duurzame obligaties: de marktwaarde van die obligaties;

d)

voor beleggingen in vastgoedactiva die als ecologisch duurzame economische activiteiten worden aangemerkt: de marktwaarde van die beleggingen;

e)

voor beleggingen in infrastructuurvoorzieningen die als ecologisch duurzame economische activiteiten worden aangemerkt: de marktwaarde van die beleggingen;

f)

voor beleggingen in securitisatieposities zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 19, van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad (15) met onderliggende blootstellingen in ecologisch duurzame economische activiteiten: de marktwaarde van het deel van deze blootstellingen;

g)

voor beleggingen in financiële producten als bedoeld in artikel 5, eerste alinea, en artikel 6, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852: de markwaarde van het deel van die financiële producten dat de mate vertegenwoordigt waarin beleggingen plaatsvinden in ecologisch duurzame economische activiteiten, berekend overeenkomstig dit artikel.

De mate waarin beleggingen plaatsvinden in ecologisch duurzame economische activiteiten wordt berekend door toepassing van de methodologie die wordt gebruikt voor de berekening van netto shortposities als bedoeld in artikel 3, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad (16).

2.   Voor de toepassing van lid 1, punt a), wordt het aandeel van de activiteiten van ondernemingen waarin is belegd dat verband houdt met ecologisch duurzame economische activiteiten berekend op basis van de meest geschikte kritische prestatie-indicatoren voor de beleggingen van het financiële product aan de hand van de navolgende informatie:

a)

voor de in artikel 8, lid 1 en 2, van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde ondernemingen waarin is belegd: de door die ondernemingen waarin is belegd overeenkomstig dat artikel gepubliceerde informatie;

b)

voor andere ondernemingen waarin is belegd: gelijkwaardige informatie die door de financiëlemarktdeelnemer rechtstreeks is verkregen van ondernemingen waarin is belegd of van derde aanbieders.

3.   Voor de in artikel 15, lid 1, punt a), en artikel 19, lid 1, punt a), bedoelde gepubliceerde informatie in het geval van ondernemingen waarin is belegd die geen financiële ondernemingen zijn en die zijn onderworpen aan de verplichting om niet-financiële informatie te publiceren ingevolge Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 en andere niet-financiële ondernemingen die niet aan die verplichting zijn onderworpen, wordt in de in lid 2 bedoelde berekening de omzet gebruikt als hetzelfde type kritische prestatie-indicator voor alle niet-financiële ondernemingen.

4.   Wanneer vanwege de eigenschappen van het financiële product investeringen in kapitaalgoederen of operationele uitgaven een representatievere berekening opleveren van de mate waarin een belegging in ecologisch duurzame economische activiteiten plaatsvindt, kan in afwijking van lid 3 in de berekening de meest geschikte van die twee kritische prestatie-indicatoren worden gebruikt. In het geval van ondernemingen waarin is belegd die financiële ondernemingen zijn waarvoor de bepalingen van artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) 2020/852 gelden en voor andere financiële ondernemingen waarvoor die verplichting niet geldt, wordt voor de in lid 2 bedoelde berekening gebruikgemaakt van de kritische prestatie-indicatoren als bedoeld in afdeling 1.1, punten b) tot en met e), van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178.

5.   Voor de gepubliceerde informatie als bedoeld in artikel 15, lid 1, punt a), ii), artikel 19, lid 1, punt a), ii), artikel 55, lid 1, punt b, iii), en artikel 62, lid 1, punt b), iii), zijn de leden 1 tot en met 4 van dit artikel van toepassing, met dien verstande dat de blootstellingen aan overheidsschulden niet worden opgenomen in de berekening van de noemer en van de teller in de formule van lid 1.

AFDELING 2

Duurzaam beleggen als doelstelling

Artikel 18

Presentatie door financiëlemarktdeelnemers van precontractuele informatie over financiële producten die moet worden gepubliceerd ingevolge artikel 9, lid 1 tot en met 4 bis, van Verordening 2019/2088

1.   Financiëlemarktdeelnemers presenteren de overeenkomstig artikel 9, leden 1 tot en met 4 bis, van Verordening (EU) 2019/2088 en deze afdeling te verschaffen informatie in een bijlage bij het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie. Zij presenteren die informatie in het formaat van de template in bijlage III bij deze verordening.

2.   Financiëlemarktdeelnemers nemen in de hoofdtekst van het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie een opvallend geplaatste vermelding op dat informatie over duurzaam beleggen in de bijlage beschikbaar is.

3.   Financiëlemarktdeelnemers nemen aan het begin van de bijlage bij het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie een vermelding op dat het financiële product duurzaam beleggen als doelstelling heeft.

Artikel 19

Duurzame beleggingsinformatie voor financiële producten met duurzaam beleggen als doelstelling

1.   Voor de financiële producten als bedoeld in artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852 nemen financiëlemarktdeelnemers in de rubriek “Wat is de activa-allocatie en het minimumaandeel duurzame beleggingen?” in de template in bijlage III alle navolgende informatie op:

a)

een grafische voorstelling in de vorm van een taartdiagram:

i)

overeenkomstig artikel 15, lid 1, punt a), i), van deze verordening;

ii)

overeenkomstig artikel 15, lid 1, punt a), ii), van deze verordening;

b)

een beschrijving overeenkomstig artikel 15, lid 1, punt b), van deze verordening;

c)

wanneer met de financiële producten wordt belegd in economische activiteiten die aan een milieudoelstelling bijdragen en de economische activiteiten geen ecologisch duurzame economische activiteiten zijn: een duidelijke toelichting waarom dat het geval is;

d)

wanneer de financiële producten blootstellingen hebben aan overheidsschulden en de financiëlemarktdeelnemer de mate waarin deze blootstellingen aan ecologisch duurzame economische activiteiten bijdragen niet kan beoordelen, een uitvoerige toelichting op het aandeel in de totale beleggingen van de beleggingen die uit deze blootstellingen bestaan.

2.   Voor de toepassing van lid 1, punt a), passen financiëlemarktdeelnemers artikel 15, lid 2, toe.

3.   Voor de toepassing van lid 1, punt b), passen financiëlemarktdeelnemers artikel 15, lid 3, toe.

4.   Voor financiële producten waarmee wordt belegd in een economische activiteit die bijdraagt aan een sociale doelstelling, nemen financiëlemarktdeelnemers in de rubriek “Wat is de activa-allocatie en het minimumaandeel duurzame beleggingen?” in de template in bijlage III het minimumaandeel van die beleggingen op.

AFDELING 3

Financiële producten met beleggingsopties

Artikel 20

Financiële producten met een of meer onderliggende beleggingsopties waardoor die financiële producten kwalificeren als financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

1.   In afwijking van de artikelen 14 tot en met 17 nemen financiëlemarktdeelnemers, wanneer een financieel product de belegger beleggingsopties biedt en dat financieel product door een of meer van die beleggingsopties kwalificeert als een financieel product dat ecologische of sociale kenmerken promoot, in de hoofdtekst van het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie een opvallend geplaatste verklaring op waarin alle navolgende elementen worden bevestigd:

a)

dat het financiële product ecologische of sociale kenmerken promoot;

b)

dat die ecologische of sociale kenmerken alleen worden verwezenlijkt wanneer met het financiële product wordt belegd in ten minste een van de beleggingsopties die worden genoemd in de in lid 2, punt a), van dit artikel bedoelde lijst en dat ten minste een van die opties wordt aangehouden gedurende de periode dat het financiële product wordt aangehouden;

c)

dat nadere informatie over die kenmerken beschikbaar is in de in lid 3 van dit artikel bedoelde bijlagen of, in voorkomend geval, via de in lid 5 van dit artikel bedoelde verwijzingen.

2.   De in lid 1 bedoelde opvallend geplaatste verklaring gaat vergezeld van alle navolgende elementen:

a)

een lijst van de in lid 3 bedoelde beleggingsopties, gepresenteerd in de categorieën beleggingsopties als bedoeld in de punten a), b) en c), van dat lid;

b)

het aandeel van de beleggingsopties binnen elk van de categorieën als bedoeld in lid 3, punten a), b) en c), ten opzichte van het totale aantal beleggingsopties dat door het financiële product wordt geboden.

3.   Financiëlemarktdeelnemers verschaffen alle navolgende informatie in de bijlagen bij het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie voor de volgende categorieën beleggingsopties:

a)

voor elke beleggingsoptie die kwalificeert als een financieel product dat ecologische of sociale kenmerken promoot: de in de artikelen 14 tot en met 17 van deze verordening bedoelde informatie;

b)

voor elke beleggingsoptie die kwalificeert als een financieel product met een duurzame beleggingsdoelstelling: de in de artikelen 18 en 19 van deze verordening bedoelde informatie;

c)

voor elke beleggingsoptie met een duurzame beleggingsdoelstelling die geen financieel product is: informatie over de duurzame beleggingsdoelstelling.

4.   Financiëlemarktdeelnemers presenteren de in lid 3, punt a), bedoelde informatie in het formaat van de template in bijlage II, en de in lid 3, punt b), bedoelde informatie in het formaat van de template in bijlage III.

5.   In afwijking van lid 3 kunnen financiëlemarktdeelnemers, wanneer een financieel product de belegger een reeks beleggingsopties biedt waarbij de informatie over die beleggingsopties vanwege het aantal vereiste bijlagen niet op een duidelijke en beknopte wijze in de bijlagen bij het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie kan worden verschaft, de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie verschaffen door in de hoofdtekst van het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie verwijzingen op te nemen naar de bijlagen bij de uit hoofde van de in dat lid bedoelde richtlijnen, verordeningen en nationale bepalingen te verstrekken rapportages waar die informatie kan worden gevonden.

Artikel 21

Financiële producten met onderliggende beleggingsopties die alle duurzaam beleggen als doelstelling hebben

1.   In afwijking van de artikelen 18 en 19 bevestigen financiëlemarktdeelnemers, wanneer een financieel product de belegger beleggingsopties biedt en al die beleggingsopties een duurzame beleggingsdoelstelling hebben, in een opvallend geplaatste vermelding in de hoofdtekst van het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie dat het financiële product een duurzame beleggingsdoelstelling heeft en dat de informatie met betrekking tot die doelstelling beschikbaar is in de bijlagen bij het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie of, in voorkomend geval, via de in lid 5 van dit artikel bedoelde verwijzingen.

2.   De in lid 1 bedoelde opvallend geplaatste verklaring omvat alle navolgende elementen:

a)

een lijst van de in lid 3 bedoelde beleggingsopties, gepresenteerd in de categorieën beleggingsopties als bedoeld in de punten a) en b) van dat lid;

b)

het aandeel van elk van de categorieën beleggingsopties als bedoeld in lid 3, punt a) en b), binnen elk van die categorieën ten opzichte van het totale aantal beleggingsopties dat door het financiële product wordt geboden.

3.   Financiëlemarktdeelnemers verstrekken alle navolgende informatie in de bijlagen bij het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie voor de navolgende categorieën beleggingsopties:

a)

voor elke beleggingsoptie die kwalificeert als een financieel product met een duurzame beleggingsdoelstelling: de in de artikelen 18 en 19 van deze verordening bedoelde informatie;

b)

voor elke beleggingsoptie met een duurzame beleggingsdoelstelling en die geen financieel product is: de informatie over de duurzame beleggingsdoelstelling.

4.   Financiëlemarktdeelnemers presenteren de in lid 3, punt a), bedoelde informatie overeenkomstig de template in bijlage III.

5.   In afwijking van lid 3 kunnen financiëlemarktdeelnemers, wanneer een financieel product de belegger een reeks beleggingsopties biedt waarbij de informatie met betrekking tot die beleggingsopties vanwege het aantal vereiste bijlagen niet op een duidelijke en beknopte wijze kan worden verstrekt in de bijlagen bij het document of de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie, de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie verschaffen door in de hoofdtekst van het document of de informatie als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088 verwijzingen op te nemen naar de bijlagen bij de uit hoofde van de in dat lid bedoelde richtlijnen, verordeningen en nationale bepalingen te verstrekken rapportages waarin die informatie kan worden gevonden.

Artikel 22

Informatie over onderliggende beleggingsopties met een duurzame beleggingsdoelstelling die zelf geen financiële producten zijn

De in artikel 20, lid 3, punt c), en artikel 21, lid 3, punt b), bedoelde informatie over de doelstelling van de duurzame beleggingen bevat alle navolgende elementen:

a)

een beschrijving van de duurzame beleggingsdoelstelling;

b)

een lijst van de indicatoren die worden gebruikt om het behalen van die duurzame beleggingsdoelstelling te meten;

c)

een beschrijving van de wijze waarop de beleggingen aan geen van de duurzame beleggingsdoelstellingen ernstige afbreuk doen, met inbegrip van alle navolgende elementen:

i)

de wijze waarop de indicatoren voor ongunstige effecten in tabel 1 van bijlage I en alle relevante indicatoren in de tabellen 2 en 3 van die bijlage in aanmerking worden genomen;

ii)

de vraag of de duurzame belegging is afgestemd op de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, met inbegrip van de principes en rechten die worden beschreven in de acht fundamentele verdragen die in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk worden genoemd en in het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens.

HOOFDSTUK IV

PRODUCTINFORMATIE OP DE WEBSITE

Artikel 23

Rubriek op de website voor de duurzaamheidsinformatie met betrekking tot financiële producten

Financiëlemarktdeelnemers publiceren voor elk financieel product de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie in een afzonderlijke rubriek getiteld “Duurzaamheidsinformatie”, in hetzelfde deel van hun website als de overige informatie met betrekking tot het financiële product, met inbegrip van reclame-uitingen. Financiëlemarktdeelnemers geven duidelijk aan op welk financieel product de informatie in de rubriek “Duurzaamheidsinformatie” betrekking heeft en brengen de ecologische of sociale kenmerken of de duurzame beleggingsdoelstelling van dat financiële product prominent in beeld.

AFDELING 1

Productinformatie op de website voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Artikel 24

Rubrieken van de productinformatie op de website voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten, publiceren financiëlemarktdeelnemers de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2088 en de artikelen 25 tot en met 36 van deze verordening bedoelde informatie in alle navolgende rubrieken, in de onderstaande volgorde:

a)

“Samenvatting”;

b)

“Geen duurzame beleggingsdoelstelling”;

c)

“Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product”;

d)

“Beleggingsstrategie”;

e)

“Aandeel beleggingen”;

f)

“Monitoring ecologische of sociale kenmerken”;

g)

“Methodologieën”:

h)

“Databronnen en -verwerking”;

i)

“Methodologische en databeperkingen”;

j)

“Due diligence”;

k)

“Engagementbeleid”;

l)

wanneer een index is aangewezen als referentiebenchmark voor het bereiken van de door het financiële product gepromote ecologische of sociale kenmerken: “Aangewezen referentiebenchmark”.

Artikel 25

Webrubriek “Samenvatting” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

1.   Financiëlemarktdeelnemers geven op de website in de in artikel 24, punt a), bedoelde rubriek “Samenvatting” voor de financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten, een samenvatting van alle informatie in de in dat artikel bedoelde verschillende rubrieken. De samenvatting is, in afgedrukte vorm, niet langer dan twee bladzijden op A4-formaat.

2.   De in artikel 24, punt a), bedoelde rubriek “Samenvatting” wordt op de website in ieder geval in de volgende talen aangeboden:

a)

een van de officiële talen van de lidstaat van herkomst en, indien verschillend en indien het financiële product in meer dan één lidstaat beschikbaar wordt gesteld, ook in een taal die in de internationale financiële wereld gangbaar is;

b)

wanneer het financiële product in een lidstaat van ontvangst beschikbaar wordt gesteld, een van de officiële talen van die lidstaat van ontvangst.

Artikel 26

Webrubriek “Geen duurzame beleggingsdoelstelling” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

1.   Financiëlemarktdeelnemers voegen op de website in de in artikel 24, punt b), bedoelde rubriek “Geen duurzame beleggingsdoelstelling” de volgende verklaring in: “Dit financiële product promoot ecologische of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling.”

2.   Wanneer het financiële product zich ertoe verbindt om een of meer duurzame beleggingen te verrichten, geven financiëlemarktdeelnemers op de website in de rubriek “Geen duurzame beleggingsdoelstelling” als bedoeld in artikel 24, punt b), aan in welke zin de duurzame belegging geen ernstige afbreuk doet aan het behalen van duurzame beleggingsdoelstellingen, met inbegrip van alle navolgende elementen:

a)

de wijze waarop de indicatoren voor ongunstige effecten in tabel 1 van bijlage I en alle relevante indicatoren in de tabellen 2 en 3 van die bijlage in aanmerking worden genomen;

b)

de vraag of de duurzame belegging is afgestemd op de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, met inbegrip van de principes en rechten die worden beschreven in de acht fundamentele verdragen die in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk worden genoemd en in het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens.

Artikel 27

Webrubriek “Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 24, punt c), bedoelde rubriek “Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product” de ecologische of sociale kenmerken die de financiële producten promoten.

Artikel 28

Webrubriek “Beleggingsstrategie” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 24, punt d), bedoelde rubriek “Beleggingsstrategie” alle navolgende elementen:

a)

de beleggingsstrategie die wordt gebruikt om te voldoen aan de ecologische of sociale kenmerken die door het financiële product worden gepromoot;

b)

het beoordelingsbeleid voor praktijken op het gebied van goed bestuur van de ondernemingen waarin is belegd, onder meer met betrekking tot goede managementstructuren, betrekkingen met werknemers, beloning van het betrokken personeel en naleving van de belastingwetgeving.

Artikel 29

Webrubriek “Aandeel beleggingen” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Financiëlemarktdeelnemers nemen op de website in de in artikel 24, punt e), bedoelde rubriek “Aandeel beleggingen” de in artikel 14 bedoelde informatie op en maken een onderscheid tussen directe blootstellingen aan entiteiten waarin is belegd en alle overige soorten blootstellingen met betrekking tot die entiteiten.

Artikel 30

Webrubriek “Monitoring van ecologische of sociale kenmerken” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 24, punt f), bedoelde rubriek “Monitoring van ecologische of sociale kenmerken” hoe de ecologische of sociale kenmerken die door het financiële product worden gepromoot en de duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om het behalen van elk van die door het financiële product gepromote ecologische of sociale kenmerken te meten, worden gemonitord over de gehele levensduur van het financiële product, evenals de daarbij behorende interne of externe controlemechanismen.

Artikel 31

Webrubriek “Methodologieën voor ecologische of sociale kenmerken” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 24, punt g), bedoelde rubriek “Methodologieën voor ecologische of sociale kenmerken” de methodologieën die worden gebruikt om te meten hoe de door het financiële product gepromote ecologische of sociale kenmerken worden behaald.

Artikel 32

Webrubriek “Databronnen en -verwerking” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 24, punt h), bedoelde rubriek “Databronnen en -verwerking” alle navolgende elementen:

a)

de databronnen die worden gebruikt om elk van de door het financiële product gepromote ecologische of sociale kenmerken te behalen;

b)

de maatregelen die zijn genomen om de kwaliteit van de data te waarborgen;

c)

de wijze waarop de data worden verwerkt;

d)

het aandeel van de data die een schatting zijn.

Artikel 33

Webrubriek “Methodologische en databeperkingen” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 24, punt i), bedoelde rubriek “Methodologische en databeperkingen” alle navolgende elementen:

a)

eventuele beperkingen aan de in artikel 24, punt g), bedoelde methodologieën en aan de in artikel 24, punt h), bedoelde databronnen;

b)

de vraag hoe dergelijke beperkingen niet van invloed zijn op de wijze waarop de door het financiële product gepromote ecologische of sociale kenmerken worden behaald.

Artikel 34

Webrubriek “Due diligence” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 24, punt j), bedoelde rubriek “Due diligence” de due diligence die is uitgevoerd met betrekking tot de onderliggende activa van het financiële product, met inbegrip van de interne en externe controles van die due diligence.

Artikel 35

Webrubriek “Engagementbeleid” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 24, punt k), bedoelde rubriek “Engagementbeleid” het engagementbeleid dat wordt gevoerd indien engagement deel uitmaakt van de ecologische of sociale beleggingsstrategie, met inbegrip van procedures om voor het beheer van duurzaamheidskwesties binnen ondernemingen waarin is belegd.

Artikel 36

Webrubriek “Aangewezen referentiebenchmark” voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

1.   Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 24, punt l), bedoelde rubriek “Aangewezen referentiebenchmark” of een index is aangewezen als referentiebenchmark voor het bereiken van de ecologische of sociale kenmerken die door het financiële product worden gepromoot en op welke wijze die index is afgestemd op de ecologische of sociale kenmerken die door het financiële product worden gepromoot, met inbegrip van de inputdata, de methodologieën die zijn gebruikt om die data te selecteren, de herbalanceringsmethodologieën en de wijze waarop de index wordt berekend.

2.   Wanneer de in lid 1 bedoelde informatie geheel of gedeeltelijk op de website van de beheerder van de referentiebenchmark is gepubliceerd, wordt een hyperlink naar die informatie verstrekt.

AFDELING 2

Productinformatie op de website voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Artikel 37

Productinformatie op de website voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling publiceren financiëlemarktdeelnemers de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2088 en de artikelen 38 tot en met 49 van deze verordening bedoelde informatie in alle navolgende rubrieken, in de onderstaande volgorde:

a)

“Samenvatting”;

b)

“Geen ernstige afbreuk doen aan het behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling”;

c)

“Duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product”;

d)

“Beleggingsstrategie”;

e)

“Aandeel beleggingen”;

f)

“Monitoring duurzame beleggingsdoelstelling”;

g)

“Methodologieën”:

h)

“Databronnen en -verwerking”;

i)

“Methodologische en databeperkingen”;

j)

“Due diligence”;

k)

“Engagementbeleid”;

l)

“Behalen duurzame beleggingsdoelstelling”.

Artikel 38

Webrubriek “Samenvatting” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

1.   Financiëlemarktdeelnemers geven op de website in de in artikel 37, punt a), bedoelde rubriek “Samenvatting” een samenvatting van alle informatie in de verschillende in dat artikel 37 genoemde rubrieken over de financiële producten met duurzame beleggingsdoelstellingen. De samenvatting is, in afgedrukte vorm, niet langer dan twee bladzijden op A4-formaat.

2.   De in artikel 37, punt a), bedoelde rubriek “Samenvatting” wordt op de website in ieder geval in de volgende talen aangeboden:

a)

een van de officiële talen van de lidstaat van herkomst en, indien verschillend en indien het financiële product in meer dan één lidstaat beschikbaar wordt gesteld, ook in een taal die in de internationale financiële wereld gangbaar is;

b)

wanneer het financiële product in een lidstaat van ontvangst beschikbaar wordt gesteld, een van de officiële talen van die lidstaat van ontvangst.

Artikel 39

Webrubriek “Geen ernstige afbreuk doen aan het behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Financiëlemarktdeelnemers leggen op de website in de in artikel 37, punt b), bedoelde rubriek “Geen ernstige afbreuk doen aan het behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling” uit of en waarom de beleggingen van het financiële product geen ernstige afbreuk doen aan het behalen van de duurzame beleggingsdoelstellingen, en verstrekken alle navolgende informatie:

a)

de wijze waarop de indicatoren voor ongunstige effecten in tabel 1 van bijlage I en alle relevante indicatoren in de tabellen 2 en 3 van die bijlage in aanmerking worden genomen;

b)

de vraag of de duurzame belegging is afgestemd op de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, met inbegrip van de principes en rechten die worden beschreven in de acht fundamentele verdragen die in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk worden genoemd en in het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens.

Artikel 40

Webrubriek “Duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 37, punt c), bedoelde rubriek “Duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product” de duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product.

Artikel 41

Webrubriek “Beleggingsstrategie” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 37, punt d), bedoelde rubriek “Beleggingsstrategie” alle navolgende elementen:

a)

de beleggingsstrategie die is gebruikt om de duurzame beleggingsdoelstelling te behalen;

b)

het beoordelingsbeleid voor praktijken op het gebied van goed bestuur van de ondernemingen waarin is belegd, onder meer met betrekking tot goede managementstructuren, betrekkingen met werknemers, beloning van het betrokken personeel en naleving van de belastingwetgeving.

Artikel 42

Webrubriek “Aandeel beleggingen” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Financiëlemarktdeelnemers nemen op de website in de in artikel 37, punt e), bedoelde rubriek “Aandeel beleggingen” de in de rubriek “Wat is de activa-allocatie en het minimumaandeel duurzame beleggingen?” bedoelde informatie op in de template in bijlage III bij deze verordening en maken een onderscheid tussen directe blootstellingen aan entiteiten waarin is belegd en alle overige soorten blootstellingen met betrekking tot die entiteiten.

Artikel 43

Webrubriek “Monitoring van duurzame beleggingsdoelstelling” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 37, punt f), bedoelde rubriek “Monitoring van duurzame beleggingsdoelstelling” hoe de duurzame beleggingsdoelstelling en de duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om het behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling te meten over de hele levensduur van het financiële product worden gemonitord, en de daarbij behorende interne of externe controlemechanismen.

Artikel 44

Webrubriek “Methodologieën” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 37, punt g), bedoelde rubriek “Methodologieën” de methodologieën die worden gebruikt om het behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling te meten en hoe de duurzaamheidsindicatoren voor het meten van het behalen van die duurzame beleggingsdoelstelling worden gebruikt.

Artikel 45

Webrubriek “Databronnen en -verwerking” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 37, punt h), bedoelde rubriek “Databronnen en -verwerking” alle navolgende elementen:

a)

de databronnen die zijn gebruikt om de duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product te behalen;

b)

de maatregelen die zijn genomen om de kwaliteit van de data te waarborgen;

c)

de wijze waarop de data worden verwerkt;

d)

het aandeel van de data die een schatting zijn.

Artikel 46

Webrubriek “Methodologische en databeperkingen” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 37, punt i), bedoelde rubriek “Methodologische en databeperkingen” alle navolgende elementen:

a)

beperkingen aan de in artikel 37, punt g), bedoelde methodologieën en de in artikel 37, punt h), bedoelde databronnen;

b)

waarom dergelijke beperkingen geen invloed hebben op het behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling.

Artikel 47

Webrubriek “Due diligence” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 37, punt j), bedoelde rubriek “Due diligence” de due diligence die is uitgevoerd met betrekking tot de onderliggende activa van het financiële product, met inbegrip van de interne en externe controles van die due diligence.

Artikel 48

Webrubriek “Engagementbeleid” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 37, punt k), bedoelde rubriek “Engagementbeleid” het engagementbeleid dat wordt gevoerd indien engagement deel uitmaakt van de ecologische of sociale beleggingsstrategie, met inbegrip van procedures voor het beheer van duurzaamheidskwesties binnen ondernemingen waarin is belegd.

Artikel 49

Webrubriek “Behalen van duurzame beleggingsdoelstelling” voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

1.   Financiëlemarktdeelnemers beschrijven op de website in de in artikel 37, punt l), bedoelde rubriek “Behalen van duurzame beleggingsdoelstelling” alle navolgende elementen:

a)

voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling en waarvoor een index als referentiebenchmark is aangewezen: de wijze waarop die index is afgestemd op de duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product, met inbegrip van de inputdata, de methodologieën die zijn gebruikt om die data te selecteren, de herbalanceringsmethodieken en de wijze waarop de index wordt berekend;

b)

voor financiële producten met een reductie van de koolstofemissies als doelstelling: een verklaring dat de referentiebenchmark kwalificeert als een EU-klimaattransitiebenchmark of een op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark in de zin van artikel 3, punten 23 bis en 23 ter, van Verordening (EU) 2016/1011, en een hyperlink naar de plaats waar de voor de berekening van die benchmarks gebruikte methodologie te vinden is.

2.   In afwijking van lid 1, punt a), wordt, wanneer de in dat punt bedoelde informatie op de website van de beheerder van de referentiebenchmark wordt gepubliceerd, een hyperlink naar die informatie verstrekt.

3.   Wanneer er geen EU-klimaattransitiebenchmark of geen op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark in de zin van artikel 3, punten 23 bis en 23 ter, van Verordening (EU) 2016/1011 beschikbaar is, wordt dat feit, in afwijking van lid 1, punt b), vermeld in de in artikel 37, punt l), van deze verordening bedoelde webrubriek “Behalen van duurzame beleggingsdoelstelling” en wordt daar uitgelegd hoe de continue inspanningen om de doelstelling van reductie van koolstofemissies te behalen worden gewaarborgd met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Financiëlemarktdeelnemers leggen uit in welke mate het financiële product voldoet aan de methodologische vereisten van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818.

HOOFDSTUK V

PRODUCTINFORMATIE IN PERIODIEKE VERSLAGEN

AFDELING 1

Promoten van ecologische of sociale kenmerken

Artikel 50

Vereisten inzake de presentatie en inhoud van periodieke verslagen voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

1.   Voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten, presenteren financiëlemarktdeelnemers de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie in een bijlage bij het document of de in artikel 11, lid 2, van die verordening bedoelde informatie in het formaat van de template in bijlage IV bij deze verordening.

2.   Financiëlemarktdeelnemers nemen in de hoofdtekst van het document of de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie een opvallend geplaatste vermelding op dat informatie over de ecologische of sociale kenmerken in die bijlage beschikbaar is.

Artikel 51

Behalen van de door de financiële producten gepromote ecologische of sociale kenmerken

In de rubriek “In hoeverre is voldaan aan de door dit financiële product gepromote ecologische en/of sociale kenmerken?” in de template in bijlage IV bij deze verordening verschaffen financiëlemarktdeelnemers alle navolgende informatie:

a)

de mate waarin gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode is voldaan aan de door het financiële product gepromote ecologische of sociale kenmerken, met inbegrip van de prestaties van de duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om te meten in hoeverre aan elk van die ecologische of sociale kenmerken is voldaan en welke derivaten, in voorkomend geval, zijn gebruikt om aan die ecologische of sociale kenmerken te voldoen;

b)

voor de financiële producten als bedoeld in artikel 6, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852: een vermelding van de in artikel 9 van die verordening omschreven milieudoelstellingen waaraan de onderliggende duurzame beleggingen van het financiële product hebben bijgedragen;

c)

wanneer de financiëlemarktdeelnemer ten minste één eerder periodiek verslag overeenkomstig deze afdeling heeft ingediend voor het financiële product: een historische vergelijking tussen de door het periodieke verslag bestreken periode en de door de voorgaande periodieke verslagen bestreken perioden;

d)

voor financiële producten met een verbintenis om duurzame beleggingen te doen: een toelichting op de wijze waarop die beleggingen hebben bijgedragen aan de duurzame beleggingsdoelstellingen als bedoeld in artikel 2, punt 17, van Verordening (EU) 2019/2088 en geen ernstige afbreuk aan die doelstellingen hebben gedaan gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode, met inbegrip van alle navolgende elementen:

i)

de wijze waarop de indicatoren voor ongunstige effecten in tabel 1 van bijlage I en alle relevante indicatoren in de tabellen 2 en 3 van die bijlage in aanmerking zijn genomen;

ii)

de vraag of de duurzame belegging was afgestemd op de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, met inbegrip van de principes en rechten die worden beschreven in de acht fundamentele verdragen die in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk en in het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens worden genoemd.

e)

informatie over de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren als bedoeld in de rubriek “Neemt dit financiële product de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in aanmerking?” in de template in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 52

Grootste beleggingen voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

1.   De rubriek “Wat waren de grootste beleggingen van dit financiële product?” in de template in bijlage IV bij deze verordening bevat een lijst, in afnemende volgorde van grootte, van de vijftien beleggingen die in de door het periodieke verslag bestreken periode het grootste aandeel van de beleggingen van het financiële product uitmaakten, met inbegrip van de sector en de landen waarin die beleggingen zijn verricht.

2.   In afwijking van lid 1 bevat de in lid 1 bedoelde rubriek een lijst van die beleggingen, in afnemende volgorde van grootte, met inbegrip van de sectoren en landen waarin die beleggingen zijn gedaan wanneer het aantal beleggingen dat in de door het periodieke verslag bestreken periode vijftig procent van de beleggingen van het financiële product uitmaakte minder dan vijftien bedroeg.

Artikel 53

Toewijzing van activa door financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

In de rubriek “Wat was de toewijzing van activa?” in de template in bijlage IV bij deze verordening verschaffen financiëlemarktdeelnemers een beschrijving van de beleggingen van het financiële product, met daarin alle navolgende elementen:

a)

de aandelen van de beleggingen van het financiële product die aan de gepromote ecologische of sociale kenmerken voldeden gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode;

b)

de bestemming van het resterende deel van de beleggingen in de door het periodieke verslag bestreken periode, met inbegrip van een beschrijving van ecologische of sociale minimumwaarborgen en de vraag of die beleggingen worden gebruikt voor hedging, betrekking hebben op contanten die als aanvullende liquiditeit worden aangehouden, of beleggingen zijn waarvoor onvoldoende data beschikbaar zijn.

Artikel 54

Aandeel van beleggingen in verschillende economische sectoren en subsectoren

In de rubriek “In welke economische sectoren werd belegd?” in de template in bijlage IV bij deze verordening verschaffen financiëlemarktdeelnemers informatie over het aandeel van de beleggingen gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode in verschillende sectoren en subsectoren, waaronder sectoren en subsectoren van de economie die inkomsten genereren uit exploratie, delving, winning, productie, verwerking, opslag, raffinage of distributie, met inbegrip van transport, opslag en handel van fossiele brandstoffen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 62, van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (17).

Artikel 55

Informatie over beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten voor financiële producten die ecologische kenmerken promoten

1.   Wanneer de financiële producten als bedoeld in artikel 6, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852 een verbintenis inhielden om te beleggen in economische activiteiten die bijdragen aan een milieudoelstelling in de zin van artikel 2, punt 17, van Verordening (EU) 2019/2088, bevat de rubriek “Wat was het aandeel duurzaamheidsgerelateerde beleggingen?” in de template in bijlage IV alle navolgende informatie:

a)

een uitsplitsing van het aandeel van de beleggingen voor elk van de milieudoelstellingen van artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852 waaraan die beleggingen bijdroegen;

b)

een beschrijving van de beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode, met inbegrip van:

i)

de vraag of de overeenstemming van die beleggingen met de eisen van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 is onderworpen aan een betrouwbaarheidsverklaring van een accountant of een toetsing door een of meer derden en, indien dat het geval is, de naam of namen van de accountant of derde;

ii)

een grafische voorstelling in de vorm van een staafdiagram van de gezamenlijke beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode, berekend overeenkomstig artikel 17, lid 1 tot en met 4;

iii)

een grafische voorstelling in de vorm van een staafdiagram van de mate waarin de gezamenlijke beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten hebben plaatsgevonden gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode, maar exclusief blootstellingen aan overheidsschulden, en berekend overeenkomstig artikel 17, lid 5;

iv)

de informatie als bedoeld in artikel 15, lid 2, punt b);

v)

een uitsplitsing van de aandelen van beleggingen, gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode, in transitieondersteunende economische activiteiten en in faciliterende economische activiteiten, in beide gevallen uitgedrukt als een percentage van alle beleggingen van het financiële product;

vi)

wanneer met het financiële product beleggingen plaatsvonden in duurzame beleggingen met een milieudoelstelling die echter geen ecologisch duurzame economische activiteiten zijn: een duidelijke toelichting op de redenen daarvoor;

vii)

wanneer de financiëlemarktdeelnemer ten minste één eerder periodiek verslag overeenkomstig deze afdeling voor het financieel product heeft ingediend: een historische vergelijking van de mate waarin de beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten hebben plaatsgevonden gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode en gedurende voorgaande perioden;

viii)

wanneer de financiëlemarktdeelnemer niet kon beoordelen in welke mate blootstellingen aan overheidsschulden gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode heeft bijgedragen aan ecologisch duurzame economische activiteiten: een uitvoerige toelichting op de redenen en de omvang van deze blootstellingen in de totale beleggingen.

2.   Voor de toepassing van lid 1, punt b), ii) en iii), geldt al het navolgende:

a)

bij het aggregeren van de beleggingen in niet-financiële ondernemingen worden de omzet, de investeringen in kapitaalgoederen en de operationele uitgaven berekend en opgenomen in de grafische voorstelling;

b)

bij het aggregeren van de beleggingen in financiële ondernemingen worden de omzet en de investeringen in kapitaalgoederen, in voorkomend geval, berekend en opgenomen in de grafische voorstelling;

c)

voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met schadeverzekeringsactiviteiten kunnen in de kritische prestatie-indicator de kritische prestatie-indicatoren voor zowel het beleggingsbeleid als voor de verzekeringsactiviteiten worden gecombineerd, overeenkomstig artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178.

Artikel 56

Informatie voor financiële producten die sociale kenmerken promoten

Voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten en een verbintenis inhielden om te beleggen in duurzame beleggingen met een sociale doelstelling, bevat de rubriek “Wat was het aandeel duurzaamheidsgerelateerde beleggingen?” in de template in bijlage IV het aandeel van die duurzame beleggingen.

Artikel 57

Duurzame prestaties van de als benchmark voor ecologische of sociale kenmerken aangewezen index

1.   In de rubriek “Hoe heeft dit financiële product gepresteerd ten opzichte van de aangewezen referentiebenchmark?” in de template in bijlage IV bij deze verordening verschaffen financiëlemarktdeelnemers voor financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten alle navolgende informatie:

a)

een toelichting op de wijze waarop de als referentiebenchmark aangewezen index verschilt van een relevante brede marktindex, met inbegrip van de prestaties, in de door het periodieke verslag bestreken periode, van de duurzaamheidsindicatoren die door de financiëlemarktdeelnemer relevant worden geacht om te bepalen of de index in overeenstemming is met de ecologische of sociale kenmerken die worden gepromoot door het financiële product en de ESG-factoren waarnaar wordt verwezen in de overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 door de benchmarkbeheerder gepubliceerde benchmarkverklaring;

b)

een vergelijking tussen de prestaties van het financiële product en de indicatoren die de in punt a) bedoelde duurzaamheidsfactoren van de index meten in de door het periodieke verslag bestreken periode;

c)

een vergelijking tussen de prestaties van het financiële product en een relevante brede marktindex gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode.

2.   De in lid 1, punt b) en c), bedoelde vergelijkingen worden in voorkomend geval gepresenteerd in de vorm van een tabel of in de vorm van een grafische voorstelling.

Afdeling 2

Duurzaam beleggen als doelstelling

Artikel 58

Vereisten inzake presentatie en inhoud voor periodieke verslagen betreffende financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

Voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling presenteren financiëlemarktdeelnemers de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie in een bijlage bij het document of de in artikel 11, lid 2, van die verordening bedoelde informatie in het formaat van de template in bijlage V bij deze verordening. Financiëlemarktdeelnemers nemen in de hoofdtekst van het document of de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie een opvallend geplaatste vermelding op dat informatie over duurzame beleggingen in die bijlage beschikbaar is.

Artikel 59

Behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product

In de rubriek “In hoeverre is de duurzame beleggingsdoelstelling van dit financiële product behaald?” in de template in bijlage V verschaffen financiëlemarktdeelnemers alle navolgende informatie:

a)

de mate waarin de duurzame beleggingsdoelstelling is behaald gedurende de periode waarop het periodieke verslag betrekking heeft, met inbegrip van de prestaties van:

i)

de duurzaamheidsindicatoren als bedoeld in de subrubriek “Welke duurzaamheidsindicatoren worden gebruikt om het behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling van dit financiële product te meten?” van de rubriek “Wat is de duurzame beleggingsdoelstelling van dit financiële product?” in de template in bijlage III bij deze verordening;

ii)

eventuele derivaten als bedoeld in de subrubriek “Hoe wordt met het gebruik van derivaten de duurzame beleggingsdoelstelling behaald?” van de rubriek “Wat is de activa-allocatie en het minimumaandeel duurzame beleggingen?” in de template in bijlage III bij deze verordening die worden gebruikt om de duurzame beleggingsdoelstelling te halen;

b)

voor de financiële producten als bedoeld in artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852: een vermelding van de in artikel 9 van die verordening omschreven milieudoelstellingen waaraan de onderliggende duurzame belegging van het financiële product heeft bijgedragen;

c)

voor de financiële producten als bedoeld in artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) 2019/2088: informatie over de wijze waarop de doelstelling van een reductie van de koolstofemissies was afgestemd op de Overeenkomst van Parijs, met een beschrijving van de bijdrage van het financiële product gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, ook wat betreft een EU-klimaattransitiebenchmark of een op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark, de ESG-factoren en criteria die door de benchmarkbeheerder in aanmerking worden genomen overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818;

d)

indien de financiëlemarktdeelnemers ten minste één eerder periodiek verslag overeenkomstig deze afdeling hebben ingediend voor het financiële product: een historische vergelijking tussen de huidige door het periodieke verslag bestreken periode en vorige perioden;

e)

een toelichting op de wijze waarop de duurzame beleggingen in de door het periodieke verslag bestreken periode hebben bijgedragen aan een duurzame beleggingsdoelstelling en geen ernstige afbreuk hebben gedaan aan een van de duurzame beleggingsdoelstellingen, met inbegrip van alle navolgende elementen:

i)

de wijze waarop de indicatoren voor ongunstige effecten in tabel 1 van bijlage I en alle relevante indicatoren in de tabellen 2 en 3 van die bijlage in aanmerking zijn genomen;

ii)

de vraag of de duurzame belegging was afgestemd op de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, met inbegrip van de principes en rechten die worden beschreven in de acht fundamentele verdragen die in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk en in het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens worden genoemd.

f)

informatie over de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren als bedoeld in de rubriek “Neemt dit financiële product de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in aanmerking?” in de template in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 60

Grootste beleggingen voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

1.   In de rubriek “Wat waren de grootste beleggingen van dit financiële product?” in de template in bijlage IV vermelden financiëlemarktdeelnemers, in afnemende volgorde van grootte, de vijftien beleggingen die in de door het periodieke verslag bestreken periode het grootste aandeel van de beleggingen van het financiële product uitmaakten, met inbegrip van de sectoren en de landen waarin die beleggingen zijn verricht.

2.   In afwijking van lid 1 bevat de in lid 1 bedoelde rubriek een lijst van die beleggingen, in afnemende volgorde van grootte, met inbegrip van de sectoren en landen waarin die beleggingen zijn gedaan wanneer het aantal beleggingen dat in de door het periodieke verslag bestreken periode vijftig procent van de beleggingen van het financiële product uitmaakte minder dan vijftien bedroeg.

Artikel 61

Aandeel duurzaamheidsgerelateerde beleggingen voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

In de rubriek “Wat was het aandeel duurzaamheidsgerelateerde beleggingen?” in de template in bijlage V verschaffen financiëlemarktdeelnemers alle navolgende informatie:

a)

de aandelen van de beleggingen van het financiële product die bijdroegen aan de duurzame beleggingsdoelstelling;

b)

de bestemming van het resterende deel van de beleggingen in de door het periodieke verslag bestreken periode, met inbegrip van een beschrijving van eventuele ecologische of sociale minimumwaarborgen en de vraag of deze beleggingen worden gebruikt voor hedging of betrekking hebben op contanten die als aanvullende liquiditeit worden aangehouden;

c)

het aandeel van de beleggingen gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode in verschillende sectoren en subsectoren.

Artikel 62

Informatie over duurzame beleggingen voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling

1.   Voor de financiële producten als bedoeld in artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852, bevat de rubriek “Wat was het aandeel duurzaamheidsgerelateerde beleggingen?” in de template in bijlage V alle navolgende informatie:

a)

een uitsplitsing overeenkomstig artikel 55, lid 1, punt a);

b)

een beschrijving van de duurzame beleggingen in ecologisch duurzame economische activiteiten gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode, met inbegrip van:

i)

de informatie overeenkomstig artikel 55, lid 1, punt b), i);

ii)

een grafische voorstelling in de vorm van een staafdiagram overeenkomstig artikel 55, lid 1, punt b), ii);

iii)

een grafische voorstelling in de vorm van een staafdiagram overeenkomstig artikel 55, lid 1, punt b), iii);

iv)

de informatie als bedoeld in artikel 15, lid 1, punt b);

v)

een uitsplitsing overeenkomstig artikel 55, lid 1, punt b), v);

vi)

wanneer met het financiële product werd belegd in duurzame beleggingen met een milieudoelstelling die echter geen ecologisch duurzame economische activiteiten zijn: een duidelijke toelichting op de redenen daarvoor;

vii)

wanneer de financiëlemarktdeelnemer voor het financiële product ten minste één eerder periodiek verslag overeenkomstig deze afdeling heeft ingediend: een historische vergelijking van de mate waarin de beleggingen plaatsvonden in ecologisch duurzame economische activiteiten gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode en gedurende voorgaande perioden;

c)

een uitvoerige toelichting overeenkomstig artikel 55, lid 1, punt b), viii);

d)

voor financiële producten met duurzame beleggingen met een sociale doelstelling bevat de rubriek “Wat was het aandeel sociaal duurzame beleggingen gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode?” in de template van bijlage V ook het aandeel van die duurzame beleggingen.

2.   Voor de toepassing van lid 1, punt b), ii), en punt b), iii), passen financiëlemarktdeelnemers artikel 55, lid 2, toe.

Artikel 63

Duurzame prestaties van de als benchmark voor ecologische of sociale kenmerken aangewezen index

1.   In de rubriek “Hoe heeft dit financiële product gepresteerd ten opzichte van de aangewezen referentiebenchmark?” in de template in bijlage V verschaffen financiëlemarktdeelnemers voor financiële producten met een duurzame beleggingsdoelstelling waarvoor een index als referentiebenchmark is aangewezen, alle navolgende informatie:

a)

een toelichting op de wijze waarop de als referentiebenchmark aangewezen index verschilt van een relevante brede marktindex, met inbegrip van in ieder geval de prestaties in de door het periodieke verslag bestreken periode van de duurzaamheidsindicatoren die door de financiëlemarktdeelnemer relevant worden geacht om te bepalen of de index in overeenstemming is met de duurzame beleggingsdoelstelling, met inbegrip van de ESG-factoren waarnaar wordt verwezen in de overeenkomstig artikel 27, lid 2 bis, van Verordening (EU) 2016/1011 door de benchmarkbeheerder gepubliceerde benchmarkverklaring;

b)

een vergelijking tussen de prestaties van het financiële product en de indicatoren die de in punt a) bedoelde duurzaamheidsfactoren van de index meten gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode;

c)

een vergelijking tussen de prestaties van het financiële product en een relevante brede marktindex gedurende de door het periodieke verslag bestreken periode.

2.   De in lid 1, punt b) en c), bedoelde vergelijkingen worden gemaakt in de vorm van een tabel of in de vorm van een grafische voorstelling.

AFDELING 3

Historische vergelijkingen voor periodieke verslagen

Artikel 64

Historische vergelijkingen voor periodieke verslagen

1.   In de historische vergelijkingen als bedoeld in artikel 51, punt c), artikel 55, lid 1, punt b), vii), artikel 59, punt d), en artikel 62, lid 1, punt b), vii), vergelijken financiëlemarktdeelnemers de door het periodieke verslag bestreken periode met perioden die werden bestreken door voorgaande periodieke verslagen en vervolgens met elke voorgaande periode die door een periodiek verslag werd bestreken voor ten minste de laatste vijf voorgaande perioden.

2.   Ten behoeve van de historische vergelijkingen als bedoeld in artikel 51, punt c), en artikel 59, punt d), rapporteren financiëlemarktdeelnemers in de loop der tijd consistent over de prestaties van de duurzaamheidsindicatoren en verstrekken zij alle navolgende informatie:

a)

wanneer kwantitatieve informatie wordt verschaft: cijfers met een relatieve maatstaf, zoals het effect per belegde euro;

b)

welke indicatoren zijn onderworpen aan een betrouwbaarheidsverklaring van een accountant of een toetsing door een derde;

c)

het aandeel onderliggende activa van het financiële product als bedoeld in de rubriek “Wat was het aandeel duurzaamheidsgerelateerde beleggingen?” in de template in bijlage IV bij deze verordening en in de rubriek “Wat was het aandeel duurzaamheidsgerelateerde beleggingen?” in de template in bijlage V.

AFDELING 4

Financiële producten met beleggingsopties

Artikel 65

Financiële producten met een of meer onderliggende beleggingsopties waardoor die financiële producten kwalificeren als financiële producten die ecologische of sociale kenmerken promoten

1.   In afwijking van de artikelen 50 tot en met 57 nemen financiëlemarktdeelnemers, wanneer een financieel product de belegger beleggingsopties biedt en dat financieel product door een of meer van die beleggingsopties kwalificeert als een financieel product dat ecologische of sociale kenmerken promoot, in de hoofdtekst van het document of de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie een opvallend geplaatste verklaring op waarin alle navolgende elementen worden bevestigd:

a)

dat het financiële product ecologische of sociale kenmerken promoot;

b)

dat het behalen van die kenmerken afhankelijk is van belegging in ten minste een van de beleggingsopties als bedoeld in lid 2 van dit artikel en het aanhouden van ten minste één van die opties voor de duur dat het financiële product wordt aangehouden;

c)

dat nadere informatie met betrekking tot die ecologische of sociale kenmerken beschikbaar is in de in lid 2 van dit artikel bedoelde bijlagen.

2.   Financiëlemarktdeelnemers verschaffen alle navolgende informatie in de bijlagen bij het document of de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie:

a)

voor elke beleggingsoptie waarin wordt belegd en die kwalificeert als een financieel product dat ecologische of sociale kenmerken promoot: de in de artikelen 50 tot en met 57 van deze verordening bedoelde informatie;

b)

voor elke beleggingsoptie waarin wordt belegd en die kwalificeert als een financieel product met een duurzame beleggingsdoelstelling: de in de artikelen 58 tot en met 63 van deze verordening bedoelde informatie;

c)

voor elke beleggingsoptie waarin wordt belegd en die een duurzame beleggingsdoelstelling heeft en geen financieel product is: de informatie over de duurzame beleggingsdoelstelling.

3.   Financiëlemarktdeelnemers presenteren de in lid 2, punt a), bedoelde informatie in het formaat van de template in bijlage IV en de in lid 2, punt b), bedoelde informatie in het formaat van de template in bijlage V.

Artikel 66

Financiële producten met onderliggende beleggingsopties die alle een duurzame beleggingsdoelstelling hebben

1.   In afwijking van de artikelen 58 tot en met 63 bevestigen financiëlemarktdeelnemers, wanneer een financieel product de belegger beleggingsopties biedt en al deze beleggingsopties duurzame beleggingsdoelstellingen hebben, in een opvallend geplaatste vermelding in de hoofdtekst van het document of de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie dat het financiële product een duurzame beleggingsdoelstelling heeft en dat de informatie met betrekking tot die doelstelling beschikbaar is in de in lid 2 van dit artikel bedoelde bijlagen.

2.   Financiëlemarktdeelnemers verschaffen alle navolgende informatie in de bijlagen bij het document of de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2019/2088 bedoelde informatie:

a)

voor elke beleggingsoptie waarin wordt belegd en die kwalificeert als een financieel product met een duurzame beleggingsdoelstelling: de in de artikelen 58 tot en met 63 bedoelde informatie;

b)

voor elke beleggingsoptie waarin wordt belegd en die een duurzame beleggingsdoelstelling heeft en geen financieel product is: de informatie over de duurzame beleggingsdoelstelling.

3.   Financiëlemarktdeelnemers presenteren de in lid 2, punt a), bedoelde informatie in het formaat van de template in bijlage V.

Artikel 67

Informatie over onderliggende beleggingsopties met een duurzame beleggingsdoelstelling die zelf geen financiële producten zijn

De in artikel 65, lid 2, punt c), en artikel 66, lid 2, punt b), bedoelde informatie over de duurzame beleggingsdoelstelling bevat alle navolgende elementen:

a)

een beschrijving van de duurzame beleggingsdoelstelling;

b)

de mate waarin de duurzame beleggingsdoelstelling in de door het periodieke verslag bestreken periode is behaald, met inbegrip van de prestaties van de duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om de algemene duurzame effecten te meten van de opties die een duurzame beleggingsdoelstelling hebben;

c)

een beschrijving van de wijze waarop de beleggingen aan geen van de duurzame beleggingsdoelstellingen ernstige afbreuk doen, met inbegrip van alle navolgende elementen:

i)

de wijze waarop de indicatoren voor ongunstige effecten in tabel 1 van bijlage I en alle relevante indicatoren in de tabellen 2 en 3 van die bijlage in aanmerking worden genomen;

ii)

de vraag of de duurzame belegging is afgestemd op de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, met inbegrip van de principes en rechten die worden beschreven in de acht fundamentele verdragen die in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk worden genoemd en in het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 68

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 april 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks (PB L 406 van 3.12.2020, blz. 17).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie van 4 juni 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door technische screeningcriteria vast te stellen om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die economische activiteit niet ernstig afbreuk doet aan een van de andere milieudoelstellingen (PB L 442 van 9.12.2021, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(5)  Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie van 6 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de inhoud en de presentatie van door niet aan artikel 19 bis of artikel 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU onderworpen ondernemingen te rapporteren informatie betreffende ecologisch duurzame economische activiteiten en door vaststelling van de methode om aan deze rapportageverplichting te voldoen (PB L 443 van 10.12.2021, blz. 9).

(7)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(8)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

(9)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(10)  Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

(11)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(12)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(13)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(14)  Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PB L 184 van 14.7.2007, blz. 17).

(15)  Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).

(16)  Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).


BIJLAGE I

Template voor de verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten op de duurzaamheid

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

1)

“scope 1-, 2- en 3-broeikasgasemissies”: de groep (“scope”) van broeikasgasemissies als bedoeld in bijlage III, punt 1, e), i), ii) en iii), van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad (1);

2)

“broeikasgasemissies” (BKG): broeikasgasemissies in de zin van artikel 3, punt 1, van Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad (2);

3)

“gewogen gemiddelde”: verhouding tussen het gewicht van de belegging door de financiëlemarktdeelnemer in een onderneming waarin wordt belegd ten opzichte van de ondernemingswaarde van de onderneming waarin is belegd;

4)

“ondernemingswaarde”: de som, aan het einde van het boekjaar, van de marktkapitalisatie van gewone aandelen, de marktkapitalisatie van preferente aandelen, en de boekwaarde van de totale schuld en de belangen zonder zeggenschap, zonder de aftrek van kasmiddelen of equivalente middelen;

5)

“ondernemingen actief in sector fossiele brandstoffen”: ondernemingen die inkomsten verkrijgen uit de exploratie, ontginning, winning, productie, verwerking, opslag, raffinage of distributie, waaronder begrepen vervoer, opslag en handel van fossiele brandstoffen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 62, van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (3);

6)

“hernieuwbare energiebronnen”: hernieuwbare niet-fossiele bronnen, te weten windenergie, zonne-energie (thermische zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie, getijdenenergie, golfslagenergie en andere oceaanenergie, waterkracht, en energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogas;

7)

“niet-hernieuwbare energiebronnen”: energiebronnen anders dan de in punt 6 genoemde energiebronnen;

8)

“energie-intensiteit”: de verhouding tussen het energieverbruik per eenheid activiteit, output of een andere parameter van de onderneming waarin wordt belegd, en het totale energieverbruik van die onderneming waarin wordt belegd;

9)

“sectoren met grote klimaateffecten”: de in bijlage I, secties A tot en met H en sectie L, bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde sectoren (4);

10)

“beschermd gebied”: aangewezen gebieden in de gemeenschappelijke databank voor aangewezen gebieden (CDDA) van het Europees Milieuagentschap;

11)

“gebied met een grote biodiversiteitswaarde buiten beschermde gebieden”: land met een grote biodiversiteit in de zin van artikel 7 ter, lid 3, van Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad (5);

12)

“emissies naar water”: rechtstreekse emissies van prioritaire stoffen in de zin van artikel 2, punt 30, van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) en rechtstreekse emissies van nitraten, fosfaten en bestrijdingsmiddelen;

13)

“gebieden met grote waterstress”: regio’s waar het percentage totale wateronttrekking volgens de tool “Aqueduct Water Risk Atlas” van het World Resources Institute hoog (40-80 %) of extreem hoog (hoger dan 80 %) is;

14)

“gevaarlijk en radioactief afval”: gevaarlijk en radioactief afval;

15)

“gevaarlijk afval”: gevaarlijk afval in de zin van artikel 3, punt 2, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (7);

16)

“radioactief afval”: radioactief afval in de zin van artikel 3, punt 7, van Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad (8);

17)

“niet-gerecycled afval”: afval dat niet is gerecycled in de zin van artikel 3, punt 17, van Richtlijn 2008/98/EG;

18)

“activiteiten met negatieve gevolgen voor biodiversiteitsgevoelige gebieden”: activiteiten die worden gekenmerkt door al het onderstaande:

a)

die activiteiten leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van natuurlijke habitats en van de habitats van soorten en verstoren de soorten waarvoor een beschermde zone is aangewezen;

b)

ten aanzien van die activiteiten wordt geen van de conclusies, mitigerende maatregelen of effectbeoordelingen toegepast die zijn vastgesteld uit hoofde van de volgende richtlijnen of aan die richtlijnen gelijkwaardige nationale bepalingen of internationale normen:

i)

Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (9);

ii)

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (10);

iii)

een milieueffectrapport in de zin van artikel 1, lid 2, punt g), van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (11);

iv)

ten aanzien van activiteiten die in derde landen plaatsvinden: overeenkomstig nationale bepalingen of internationale normen vastgestelde conclusies, mitigerende maatregelen of effectbeoordelingen die gelijkwaardig zijn aan de in de punten i), ii) en iii) genoemde richtlijnen en effectbeoordelingen;

19)

“biodiversiteitsgevoelige gebieden”: het Natura 2000-netwerk van beschermde gebieden, Unesco-werelderfgoedlocaties, belangrijke biodiversiteitsgebieden en andere beschermde gebieden als bedoeld in bijlage II, aanhangsel D, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie (12);

20)

“bedreigde soorten”: bedreigde soorten, met inbegrip van flora en fauna, op de Europese rode lijst of de rode lijst van de IUCN, als bedoeld in bijlage II, deel 7, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139;

21)

“ontbossing”: de door de mens veroorzaakte tijdelijke of permanente omzetting van bebost gebied in niet-bebost gebied;

22)

“beginselen van het VN Global Compact”: de tien beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties;

23)

“niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen”: het verschil tussen het gemiddelde bruto-uurloon van mannen in loondienst en dat van vrouwen in loondienst, uitgedrukt als een percentage van het gemiddelde bruto-uurloon van mannen in loondienst;

24)

“raad van bestuur”: het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een onderneming;

25)

“mensenrechtenbeleid”: een op het niveau van de raad van bestuur goedgekeurde beleidstoezegging inzake mensenrechten dat de economische activiteiten van de onderneming waarin is belegd, overeenstemmen met de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten;

26)

“klokkenluider”: een “melder” in de zin van artikel 5, punt 7, van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad (13);

27)

“anorganische verontreinigende stoffen”: emissies tot of onder de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus (BAT-AEL) in de zin van artikel 3, punt 13, van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (14) voor de sector Anorganische bulkchemicaliën — vast en overig (LVIC-S);

28)

“luchtverontreinigende stoffen”: rechtstreekse emissies van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS) en fijnstof (PM2,5) in de zin van artikel 3, punten 5 tot en met 8, van Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad (15), ammoniak (NH3) in de zin van die richtlijn, en zware metalen in de zin van bijlage I bij die richtlijn;

29)

“ozonaantastende stoffen”: stoffen vermeld in het Protocol van Montréal betreffende stoffen die de ozonlaag aantasten.

Voor de toepassing van deze bijlage gelden de volgende formules:

1)

“broeikasgasemissies” worden berekend volgens de onderstaande formule:

Image 2

2)

“koolstofvoetafdruk” wordt berekend volgens de onderstaande formule:

Image 3

3)

“broeikasgasintensiteit van ondernemingen waarin is belegd” wordt berekend volgens de onderstaande formule:

Image 4

4)

“broeikasgasemissies van overheden” worden berekend volgens de onderstaande formule:

Image 5

5)

“niet-efficiënte vastgoedactiva” worden berekend volgens de onderstaande formule:

Image 6

Voor de toepassing van de formules wordt verstaan onder:

1)

“actuele beleggingswaarde”: de waarde in euro van de belegging door de financiëlemarktdeelnemer in de onderneming waarin is belegd;

2)

“ondernemingswaarde”: de som, aan het einde van het boekjaar, van de marktkapitalisatie van gewone aandelen, de marktkapitalisatie van preferente aandelen, en de boekwaarde van de totale schuld en de belangen zonder zeggenschap, zonder de aftrek van kasmiddelen of equivalente middelen;

3)

“actuele waarde van alle beleggingen”: de waarde in euro van alle beleggingen door de financiëlemarktdeelnemer;

4)

“bijna-energieneutraal gebouw”, “vraag naar primaire energie” en “energieprestatiecertificaat” hebben de betekenis die daaraan wordt gegeven in artikel 2, punten 2, 5 en 12, van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad (16).

Tabel 1

Verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren

Financiëlemarktdeelnemer [Naam en (indien beschikbaar) LEI]

Samenvatting

[Naam en (indien beschikbaar) LEI] neemt de belangrijkste ongunstige effecten van zijn beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking. Deze verklaring is de geconsolideerde verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren van [naam van de financiëlemarktdeelnemer] [indien van toepassing, “en van zijn dochterondernemingen, te weten” toevoegen [vermeld de meegetelde dochterondernemingen]”].

Deze verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren heeft betrekking op de referentieperiode van [“1 januari” invullen, of de datum waarop de belangrijkste ongunstige effecten voor het eerst in aanmerking zijn genomen] tot en met 31 december [jaar n].

[De in artikel 5 bedoelde samenvatting in de in de eerste alinea van dat artikel bedoelde talen]

Beschrijving van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren

[De in artikel 7 bedoelde informatie in het hieronder beschreven formaat]

Indicatoren voor ondernemingen waarin is belegd

Indicator ongunstige effecten op duurzaamheid

Parameter

Effecten [jaar n]

Effecten [jaar n-1]

Toelichting

Genomen maatregelen en voor de volgende referentieperiode geplande maatregelen en vastgestelde streefdoelen

KLIMAAT- EN ANDERE MILIEU-INDICATOREN

Broeikasgasemissies

1.

BKG-emissies

Scope 1-BKG-emissies

 

 

 

 

Scope 2-BKG-emissies

 

 

 

 

Scope 3-BKG-emissies

 

 

 

 

Totale BKG-emissies

 

 

 

 

2.

Koolstofvoetafdruk

Koolstofvoetafdruk

 

 

 

 

3.

BKG-intensiteit ondernemingen waarin is belegd

BKG-intensiteit ondernemingen waarin is belegd

 

 

 

 

4.

Blootstelling aan ondernemingen actief in de sector fossiele brandstoffen

Aandeel beleggingen in ondernemingen actief in de sector fossiele brandstoffen

 

 

 

 

5.

Aandeel verbruik en opwekking niet-hernieuwbare energie

Aandeel verbruik van niet-hernieuwbare energie en opwekking van niet-hernieuwbare energie van ondernemingen waarin is belegd, uit niet-hernieuwbare energiebronnen, ten opzichte van hernieuwbare energiebronnen, uitgedrukt als percentage van de totale energiebronnen

 

 

 

 

6.

Intensiteit energieverbruik per sector met grote klimaateffecten

Energieverbruik in GWh per miljoen EUR aan inkomsten van ondernemingen waarin is belegd, per sector met grote klimaateffecten

 

 

 

 

Biodiversiteit

7.

Activiteiten met negatieve gevolgen voor biodiversiteitsgevoelige gebieden

Aandeel beleggingen in ondernemingen met vestigingen/activiteiten in of bij biodiversiteitsgevoelige gebieden wanneer de activiteiten van die ondernemingen negatieve gevolgen voor die gebieden hebben

 

 

 

 

Watergehalte

8.

Emissies in water

Door de ondernemingen waarin is belegd veroorzaakte emissies in water (in ton) per miljoen EUR aan beleggingen, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

 

 

 

 

Afval

9.

Aandeel gevaarlijk afval en radioactief afval

Door de ondernemingen waarin is belegd, geproduceerd gevaarlijk afval en radioactief afval (in ton) per miljoen EUR aan beleggingen, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

 

 

 

 

INDICATOREN VOOR SOCIALE THEMA’S EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN, EERBIEDIGING VAN DE MENSENRECHTEN, EN BESTRIJDING VAN CORRUPTIE EN OMKOPING

Sociale thema’s en arbeidsomstandigheden

10.

Schendingen van de beginselen van het VN Global Compact of van de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)

Aandeel beleggingen in ondernemingen die betrokken zijn geweest bij schendingen van de beginselen van het VN Global Compact of van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen

 

 

 

 

11.

Ontbreken van procedures en compliancemechanismen voor het monitoren van de naleving van de beginselen van het VN Global Compact en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder een beleid voor het monitoren van de naleving van de beginselen van het VN Global Compact en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen of zonder regelingen voor de afhandeling van klachten waarmee schendingen van die VN-beginselen of OESO-richtsnoeren kunnen worden aangepakt

 

 

 

 

12.

Niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen

Gemiddelde niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen bij ondernemingen waarin is belegd

 

 

 

 

13.

Genderdiversiteit raad van bestuur

Gemiddelde verhouding tussen aantal vrouwelijke en mannelijke leden in de raad van bestuur van ondernemingen waarin is belegd, uitgedrukt als percentage van alle leden in de raad van bestuur

 

 

 

 

14.

Blootstelling aan controversiële wapens (antipersoneelsmijnen, clustermunitie, chemische wapens en biologische wapens)

Aandeel beleggingen in ondernemingen die zijn betrokken bij de productie of verkoop van controversiële wapens

 

 

 

 

Indicatoren voor beleggingen in overheden en supranationale instellingen

Indicator ongunstige effecten op duurzaamheid

Parameter

Effecten [jaar n]

Effecten [jaar n-1]

Toelichting

Genomen maatregelen en voor de volgende referentieperiode geplande maatregelen en vastgestelde streefdoelen

Ecologisch

15.

BKG-intensiteit

BKG-intensiteit landen waarin is belegd

 

 

 

 

Sociaal

16.

Landen waarin is belegd met schendingen van sociale rechten

Aantal landen waarin is belegd met schendingen van sociale rechten (absoluut aantal en relatief aantal gedeeld door alle landen waarin is belegd), als bedoeld in internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties en, in voorkomend geval, nationaal recht

 

 

 

 

Indicatoren voor beleggingen in vastgoedactiva

Indicator ongunstige effecten op duurzaamheid

Parameter

Effecten [jaar n]

Effecten [jaar n-1]

Toelichting

Genomen maatregelen en voor de volgende referentieperiode geplande maatregelen en vastgestelde streefdoelen

Fossiele brandstoffen

17.

Blootstelling aan fossiele brandstoffen via vastgoedactiva

Aandeel beleggingen in vastgoedactiva die een rol spelen bij het winnen, opslaan, vervoeren of produceren van fossiele brandstoffen

 

 

 

 

Energie-efficiëntie

18.

Blootstelling aan energie-inefficiënte vastgoedactiva

Aandeel beleggingen in energie-inefficiënte vastgoedactiva

 

 

 

 

Andere indicatoren voor de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren

[Informatie over de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, punt a), in het format in tabel 2]

[Informatie over de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, punt b), in het format in tabel 3]

[Informatie over andere ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren die worden gebruikt voor het inventariseren en beoordelen van verdere belangrijke ongunstige effecten op een duurzaamheidsfactor zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, punt c), in het format in tabel 2 of tabel 3]

Beschrijving van het beleid voor de identificatie en prioritering van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren

[In artikel 7 bedoelde informatie]

Engagementbeleid

[In artikel 8 bedoelde informatie]

Verwijzingen naar internationale normen

[In artikel 9 bedoelde informatie]

Historische vergelijking

[In artikel 10 bedoelde informatie]

Tabel 2

Aanvullende klimaat- en andere milieu-indicatoren

Ongunstige effecten op de duurzaamheid

Ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren

(kwalitatief of kwantitatief)

Parameter

Indicatoren voor ondernemingen waarin is belegd

KLIMAAT- EN ANDERE MILIEU-INDICATOREN

Emissies

1.

Emissies van anorganische verontreinigende stoffen

Anorganische verontreinigende stoffen-equivalent (in ton) per miljoen EUR aan beleggingen, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

2.

Emissies van luchtverontreinigende stoffen

Luchtverontreinigende stoffen-equivalent (in ton) per miljoen EUR aan beleggingen, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

3.

Emissies van ozonaantastende stoffen

Ozonaantastende stoffen-equivalent (in ton) per miljoen EUR aan beleggingen, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

4.

Beleggingen in ondernemingen zonder initiatieven voor koolstofemissiereductie

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder initiatieven voor koolstofemissiereductie die aansluiting bij de Overeenkomst van Parijs beogen

Energieprestatie

5.

Uitsplitsing energieverbruik naar soort niet-hernieuwbare energiebron

Aandeel energieverbruik uit niet-hernieuwbare bronnen door ondernemingen waarin is belegd, uitgesplitst naar niet-hernieuwbare energiebron

Water-, afval- en

materiaalemissies

6.

Waterverbruik en -recycling

1.

Gemiddelde hoeveelheid water verbruikt (in m3) door de ondernemingen waarin is belegd per miljoen EUR aan inkomsten van die ondernemingen

2.

Gewogen gemiddeld percentage water dat is gerecycled of hergebruikt door de ondernemingen waarin is belegd

7.

Beleggingen in ondernemingen zonder een beleid voor waterbeheer

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder een beleid voor waterbeheer

8.

Blootstelling aan gebieden met grote waterstress

Aandeel beleggingen in ondernemingen met locaties in gebieden met grote waterstress zonder een beleid voor waterbeheer

9.

Beleggingen in ondernemingen die chemicaliën produceren

Aandeel beleggingen in ondernemingen waarvan de werkzaamheden onder afdeling 20.2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 vallen

10.

Bodemdegradatie, verwoestijning, bodemafdekking

Aandeel beleggingen in ondernemingen waarvan de werkzaamheden bodemdegradatie, verwoestijning of bodemafdekking veroorzaken

11.

Beleggingen in ondernemingen zonder duurzame bodem- of landbouwpraktijken

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder praktijken of beleid voor duurzaam bodembeheer/duurzame landbouw

12.

Beleggingen in ondernemingen zonder praktijken voor het duurzaam beheren van oceanen/zeeën

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder praktijken of beleid voor het duurzaam beheren van oceanen/zeeën

13.

Aandeel niet-gerecycled afval

Door de ondernemingen waarin is belegd geproduceerd niet-gerecycled afval (in ton) per miljoen EUR aan beleggingen, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

14.

Natuurlijke soorten en beschermde gebieden

1.

Aandeel beleggingen in ondernemingen waarvan de activiteiten van invloed zijn op bedreigde soorten

2.

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder een beleid ter bescherming van de biodiversiteit voor operationele locaties die in het bezit zijn van de onderneming of door haar worden geleased of beheerd in of naast beschermde gebieden of in of naast gebieden met een grote biodiversiteitswaarde buiten beschermde gebieden

15.

Ontbossing

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder een beleid voor de aanpak van ontbossing

Groene effecten

16.

Aandeel effecten die niet zijn uitgegeven op grond van Uniewetgeving inzake ecologisch duurzame obligaties

Aandeel effecten in beleggingen die niet zijn uitgegeven op grond van Uniewetgeving inzake ecologisch duurzame obligaties

Indicatoren voor beleggingen in overheden en supranationale instellingen

Groene effecten

17.

Aandeel obligaties die niet zijn uitgegeven op grond van Uniewetgeving inzake ecologisch duurzame obligaties

Aandeel obligaties die niet zijn uitgegeven op grond van Uniewetgeving inzake ecologisch duurzame obligaties

Indicatoren voor beleggingen in vastgoedactiva

Broeikasgasemissies

18.

BKG-emissies

Door vastgoedactiva veroorzaakte scope 1-BKG-emissies

Door vastgoedactiva veroorzaakte scope 2-BKG-emissies

Door vastgoedactiva veroorzaakte scope 3-BKG-emissies

Totale door vastgoedactiva veroorzaakte BKG-emissies

Energieverbruik

19.

Intensiteit energieverbruik

Energieverbruik in GWh van vastgoedactiva in eigendom, per m2

Afval

20.

Afvalproductie bij activiteiten

Aandeel vastgoedactiva die niet zijn uitgerust met voorzieningen voor het sorteren van afval en die niet onder een overeenkomst voor terugwinning of recycling van afval vallen

Hulpbronnenverbruik

21.

Verbruik van grondstoffen voor nieuwbouw en ingrijpende renovaties

Aandeel bouwgrondstoffen (teruggewonnen, gerecyclede en biomaterialen uitgezonderd) ten opzichte van het totaalgewicht van voor nieuwbouw en ingrijpende renovaties gebruikte bouwmaterialen

Biodiversiteit

22.

Verharding van de bodem

Aandeel niet-begroeid oppervlak (oppervlakken zonder bodemvegetatie, evenals dak-, terras- en muuroppervlakken) ten opzichte van het totale grondoppervlak van alle activa

Tabel 3

Aanvullende indicatoren voor sociale thema’s en arbeidsomstandigheden, eerbiediging van de mensenrechten, en bestrijding van corruptie en omkoping

INDICATOREN VOOR SOCIALE THEMA’S EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN, EERBIEDIGING VAN DE MENSENRECHTEN, EN BESTRIJDING VAN CORRUPTIE EN OMKOPING

Ongunstige effecten op de duurzaamheid

Ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren

(kwalitatief of kwantitatief)

Parameter

Indicatoren voor ondernemingen waarin is belegd

Sociale thema’s en arbeidsomstandigheden

1.

Beleggingen in ondernemingen zonder een preventiebeleid voor arbeidsongevallen

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder een preventiebeleid voor arbeidsongevallen

2.

Ongevallenfrequentie

Ongevallenfrequentie bij ondernemingen waarin is belegd, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

3.

Aantal verloren dagen als gevolg van letsel, ongevallen, dodelijke ongevallen of ziekte

Aantal verloren werkdagen als gevolg van letsel, ongevallen, dodelijke ongevallen of ziekte, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

4.

Ontbreken van een gedragscode voor leveranciers

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder gedragscode voor leveranciers (tegen onveilige arbeidsomstandigheden, precaire arbeidsomstandigheden, kinderarbeid en dwangarbeid)

5.

Ontbreken van een klachtenregeling voor werknemers

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder een klachtenregeling voor werknemers

6.

Onvoldoende bescherming klokkenluiders

Aandeel beleggingen in entiteiten zonder een beleid ter bescherming van klokkenluiders

7.

Gevallen van discriminatie

1.

Aantal gemelde gevallen van discriminatie bij ondernemingen waarin is belegd, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

2.

Aantal gevallen van discriminatie dat bij ondernemingen waarin is belegd tot sancties heeft geleid, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

8.

Ratio buitensporige beloning CEO

Gemiddelde verhouding tussen de totale jaarlijkse beloning voor de best betaalde persoon en de mediane totale jaarlijkse beloning voor alle werknemers (de best betaalde persoon niet meegerekend) bij ondernemingen waarin is belegd

Mensenrechten

9.

Ontbreken van een mensenrechtenbeleid

Aandeel beleggingen in entiteiten zonder mensenrechtenbeleid

10.

Ontbreken van due diligence

Aandeel beleggingen in entiteiten zonder due diligence-procedure voor het vaststellen, voorkomen, mitigeren en aanpakken van aantastingen van de mensenrechten

11.

Ontbreken van procedures en maatregelen ter voorkoming van mensenhandel

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder een beleid tegen mensenhandel

12.

Activiteiten en leveranciers met een significant risico op kinderarbeid

Aandeel beleggingen in ondernemingen die blootstaan aan activiteiten en leveranciers met een significant risico op kinderarbeid, naar geografisch gebied of soort activiteit

13.

Activiteiten en leveranciers met een significant risico op dwangarbeid of verplichte arbeid

Aandeel beleggingen in ondernemingen die blootstaan aan activiteiten en leveranciers met een significant risico op dwangarbeid of verplichte arbeid, naar geografisch gebied en/of soort activiteit

14.

Aantal geconstateerde gevallen van ernstige mensenrechtenproblemen en -schendingen

Aantal ernstige mensenrechtenproblemen en -schendingen die verband houden met de ondernemingen waarin is belegd, op basis van een gewogen gemiddelde

Bestrijding van corruptie en omkoping

15.

Ontbreken van een beleid tegen corruptie en omkoping

Aandeel beleggingen in entiteiten zonder een beleid tegen corruptie en omkoping dat in overeenstemming is met het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie

16.

Gevallen waarin onvoldoende wordt opgetreden tegen inbreuken op de normen voor de bestrijding van corruptie en omkoping

Aandeel beleggingen in ondernemingen waarvan is geconstateerd dat zij onvoldoende optreden tegen inbreuken op procedures en normen voor de bestrijding van corruptie en omkoping

17.

Aantal veroordelingen en bedrag van de boeten voor overtredingen van wetgeving tegen corruptie en omkoping

Aantal veroordelingen en bedrag van de boeten voor overtredingen van wetgeving tegen corruptie en omkoping door ondernemingen waarin is belegd

Indicatoren voor beleggingen in overheden en supranationale instellingen

Sociaal

18.

Gemiddelde score inkomensongelijkheid

De inkomensverdeling en de economische ongelijkheid onder de deelnemers in een bepaalde economie, met inbegrip van een kwantitatieve indicator die nader wordt uitgelegd in de kolom “toelichting”

 

19.

Gemiddelde score vrijheid van meningsuiting

Mate waarin politieke en maatschappelijke organisaties vrijelijk kunnen functioneren, met inbegrip van een kwantitatieve indicator die nader wordt uitgelegd in de kolom “toelichting”

Mensenrechten

20.

Gemiddelde prestaties op het gebied van mensenrechten

Maatstaf voor de gemiddelde prestaties op het gebied van mensenrechten door de landen waarin is belegd, aan de hand van een kwantitatieve indicator die nader wordt uitgelegd in de kolom “toelichting”

Governance

21.

Gemiddelde corruptiescore

Maatstaf voor het gepercipieerde corruptieniveau in de publieke sector, aan de hand van een kwantitatieve indicator die nader wordt uitgelegd in de kolom “toelichting”

 

22.

Niet-coöperatieve fiscale rechtsgebieden

Beleggingen in rechtsgebieden op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden

 

23.

Gemiddelde score politieke stabiliteit

Kans dat het huidige regime met geweld ten val wordt gebracht, aan de hand van een kwantitatieve indicator die nader wordt uitgelegd in de kolom “toelichting”

 

24.

Gemiddelde score rechtsstaat

Mate van corruptie, het ontbreken van grondrechten, en tekortkomingen in het burgerlijk en strafrecht, aan de hand van een kwantitatieve indicator die nader wordt uitgelegd in de kolom “toelichting”


(1)  Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).

(3)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(5)  Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58).

(6)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(8)  Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval (PB L 199 van 2.8.2011, blz. 48).

(9)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(10)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(11)  Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).

(12)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie van 4 juni 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door technische screeningcriteria vast te stellen om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die economische activiteit niet ernstig afbreuk doet aan een van de andere milieudoelstellingen (PB L 442 van 9.12.2021, blz. 1).

(13)  Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).

(14)  Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

(15)  Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1).

(16)  Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).


BIJLAGE II

Model voor de precontractuele informatieverschaffing voor de financiële producten als bedoeld in artikel 8, leden 1, 2 en 2 bis, van Verordening (EU) 2019/2088 en artikel 6, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852

Image 7

Image 8

Image 9

Image 10

Image 11


BIJLAGE III

Model voor de precontractuele informatieverschaffing voor de financiële producten als bedoeld in artikel 9, leden 1 tot en met 4 bis, van Verordening (EU) 2019/2088 en artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852

Image 12

Image 13

Image 14

Image 15

Image 16


BIJLAGE IV

Model voor de periodieke informatieverschaffing voor de financiële producten als bedoeld in artikel 8, leden 1, 2 en 2 bis, van Verordening (EU) 2019/2088 en artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2020/852

Image 17

Image 18

Image 19

Image 20

Image 21

Image 22


BIJLAGE V

Model voor de periodieke informatieverschaffing voor de financiële producten als bedoeld in artikel 9, leden 1 tot en met 4 bis, van Verordening (EU) 2019/2088 en artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EU) 2020/852

Image 23

Image 24

Image 25

Image 26

Image 27


Top