EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008L0094

Richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (Gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 283 van 28.10.2008, p. 36–42 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 09/10/2015

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2008/94/oj

28.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 283/36


RICHTLIJN 2008/94/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 oktober 2008

betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 137, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 80/987/EEG van de Raad van 20 oktober 1980 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

In punt 7 van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werknemers, dat op 9 december 1989 is goedgekeurd, wordt gesteld dat de verwezenlijking van de interne markt moet leiden tot een verbetering van de levensstandaard en arbeidsvoorwaarden voor de werknemers in de Gemeenschap en dat daar waar nodig deze verbetering moet leiden tot een verdere ontwikkeling van bepaalde aspecten van de arbeidsreglementering, zoals de procedures inzake collectief ontslag of die in verband met faillissementen.

(3)

Er zijn voorzieningen nodig om werknemers bij insolventie van de werkgever te beschermen en hun een minimum aan bescherming te bieden, in het bijzonder om de honorering van hun onvervulde aanspraken te garanderen met inachtneming van de noodzaak van een evenwichtige economische en sociale ontwikkeling in de Gemeenschap. Daartoe moeten de lidstaten een fonds oprichten dat de honorering van de onvervulde loonaanspraken van de betrokken werknemers waarborgt.

(4)

Met het oog op een billijke bescherming van de betrokken werknemers is het passend de staat van insolventie te definiëren in het licht van de wetgevingstendensen terzake in de lidstaten en dit begrip uit te breiden tot andere insolventieprocedures dan liquidatie. Teneinde de betalingsverplichting van het waarborgfonds vast te stellen, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben in dit verband te bepalen dat een toestand van insolventie die aanleiding geeft tot verscheidene insolventieprocedures, behandeld zal worden alsof het om één enkele insolventieprocedure ging.

(5)

Er moet voor worden gezorgd dat de werknemers zoals bedoeld in Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid (5), Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (6) en Richtlijn 91/383/EEG van de Raad van 25 juni 1991 ter aanvulling van de maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van de werknemers met arbeidsbetrekkingen voor bepaalde tijd of uitzendarbeidbetrekkingen (7), niet van de werkingssfeer van deze richtlijn worden uitgesloten.

(6)

Om de rechtszekerheid van de werknemers bij insolventie van ondernemingen met activiteiten in verscheidene lidstaten te waarborgen en de rechten van de werknemers te versterken in de zin van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen moet er voor een bepaling worden gezorgd waarin uitdrukkelijk wordt vastgesteld welk fonds in deze gevallen bevoegd is ter zake van de honorering van de loonaanspraken, en die als doel van de samenwerking tussen de bevoegde overheidsdiensten van de lidstaten bepaalt dat de onvervulde aanspraken van de werknemers zo spoedig mogelijk gehonoreerd moeten worden. Bovendien moet voor de nodige samenwerking tussen de bevoegde overheidsdiensten van de lidstaten worden gezorgd, opdat de desbetreffende bepalingen juist worden toegepast.

(7)

De lidstaten kunnen ten aanzien van de verplichtingen van de waarborgfondsen beperkingen vaststellen die verenigbaar zijn met de sociale doelstelling van de richtlijn en waarin de onderscheiden niveaus van de betalingsaanspraken kunnen worden verdisconteerd.

(8)

Om met name in grensoverschrijdende gevallen gemakkelijker te kunnen vaststellen welke soorten insolventieprocedures toepassing vinden, moet ervoor worden gezorgd dat de lidstaten de insolventieprocedures waarbij het waarborgfonds wordt ingeschakeld, aan de Commissie en de andere lidstaten meedelen.

(9)

Daar de doelstelling van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(10)

De Commissie dient aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor te leggen over de tenuitvoerlegging en toepassing van deze richtlijn, waarbij met name wordt ingegaan op de nieuwe arbeidsvormen die in de lidstaten ontstaan.

(11)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel C, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

1.   Deze richtlijn is van toepassing op uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voortvloeiende aanspraken van werknemers tegenover werkgevers die in staat van insolventie in de zin van artikel 2, lid 1, verkeren.

2.   De lidstaten kunnen bij wijze van uitzondering de aanspraken van bepaalde categorieën werknemers van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluiten op grond van het bestaan van andere waarborgen, indien vaststaat dat deze de belanghebbenden een zelfde mate van bescherming bieden als deze richtlijn.

3.   Indien een dergelijke bepaling al van toepassing is in hun nationale wetgeving, kunnen de lidstaten de volgende categorieën van de werkingssfeer van deze richtlijn blijven uitsluiten:

a)

huispersoneel in dienst van een natuurlijk persoon;

b)

deelvissers.

Artikel 2

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een werkgever geacht in staat van insolventie te verkeren wanneer is verzocht om opening van een in de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat neergelegde, op de insolventie van de werkgever berustende collectieve procedure die ertoe leidt dat deze het beheer en de beschikking over zijn vermogen geheel of ten dele verliest en dat een curator of een persoon met een vergelijkbare functie wordt aangewezen, en wanneer de uit hoofde van de genoemde wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen bevoegde autoriteit:

a)

hetzij heeft besloten tot opening van de procedure;

b)

hetzij heeft geconstateerd dat de onderneming of de vestiging van de werkgever definitief is gesloten, en dat het beschikbare vermogen ontoereikend is om opening van de procedure te rechtvaardigen.

2.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het nationale recht met betrekking tot de definitie van de termen „werknemer”, „werkgever”, „bezoldiging”, „verkregen recht” of „recht in wording”.

De lidstaten mogen echter de volgende categorieën niet van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluiten:

a)

deeltijdwerkers in de zin van Richtlijn 97/81/EG;

b)

werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de zin van Richtlijn 1999/70/EG;

c)

werknemers met een uitzendarbeidbetrekking in de zin van artikel 1, punt 2, van Richtlijn 91/383/EEG.

3.   De lidstaten kunnen het verkrijgen van het recht van werknemers op het voordeel van deze richtlijn niet laten afhangen van een minimale duur van de arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding.

4.   Deze richtlijn belet de lidstaten niet de bescherming van werknemers uit te breiden tot andere insolventiegevallen, zoals feitelijke blijvende stopzetting van betalingen, die zijn vastgesteld door middel van andere in de nationale wetgeving neergelegde procedures, die verschillen van de in lid 1 genoemde.

Dergelijke procedures brengen evenwel geen waarborgverplichting voor de instellingen van de overige lidstaten met zich mee in de gevallen als bedoeld in hoofdstuk IV.

HOOFDSTUK II

BEPALINGEN INZAKE WAARBORGFONDSEN

Artikel 3

De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat waarborgfondsen onder voorbehoud van artikel 4 de onvervulde aanspraken van de werknemers honoreren die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen, met inbegrip van de vergoeding wegens beëindiging van de arbeidsverhouding, indien de nationale wetgeving hierin voorziet.

De aanspraken die het waarborgfonds honoreert, betreffen de onbetaalde lonen over een periode vóór en/of, in voorkomend geval, na een door de lidstaten vastgestelde datum.

Artikel 4

1.   De lidstaten hebben de bevoegdheid om de in artikel 3 bedoelde betalingsverplichting van de waarborgfondsen te beperken.

2.   Indien de lidstaten van de in lid 1 bedoelde bevoegdheid gebruikmaken, stellen zij de periode vast waarover het waarborgfonds de onvervulde aanspraken honoreert. Deze periode mag echter niet korter zijn dan een periode die betrekking heeft op de bezoldiging over de laatste drie maanden van de arbeidsbetrekking vóór en/of na de in artikel 3, tweede alinea, bedoelde datum.

De lidstaten kunnen bepalen dat deze minimumperiode van drie maanden binnen een referentieperiode van ten minste zes maanden dient te vallen.

De lidstaten met een referentieperiode van ten minste achttien maanden kunnen de periode waarvoor het waarborgfonds de onvervulde aanspraken honoreert, tot acht weken beperken. In dit geval wordt de minimumperiode berekend op basis van de voor de werknemer meest gunstige perioden.

3.   De lidstaten kunnen plafonds vaststellen voor de betalingen door het waarborgfonds. Deze plafonds mogen evenwel niet lager zijn dan een minimum dat sociaal verenigbaar is met het sociale doel van deze richtlijn.

Indien de lidstaten van deze bevoegdheid gebruikmaken, delen zij aan de Commissie mee welke methoden zij hanteren om het plafond vast te stellen.

Artikel 5

De lidstaten stellen de nadere regels vast voor de organisatie, de financiering en de werking van de waarborgfondsen en nemen daarbij met name de volgende beginselen in acht:

a)

het vermogen van de fondsen moet gescheiden zijn van het bedrijfskapitaal van de werkgevers en dient zodanig te zijn gevormd dat het niet vatbaar is voor beslag bij een procedure wegens insolventie;

b)

de werkgevers moeten in de financiering bijdragen, tenzij de overheid voor de volledige financiering zorgt;

c)

de verplichting om aanspraken te honoreren rust op het fonds, ongeacht of de verplichtingen om bij te dragen tot de financiering werden nagekomen.

HOOFDSTUK III

BEPALINGEN INZAKE SOCIALE ZEKERHEID

Artikel 6

De lidstaten kunnen voorschrijven dat de artikelen 3, 4 en 5 niet gelden voor de premiebedragen uit hoofde van nationale wettelijke stelsels van sociale zekerheid of uit hoofde van voor een of meer bedrijfstakken geldende aanvullende stelsels van sociale voorzieningen welke bestaan naast de nationale wettelijke stelsels van sociale zekerheid.

Artikel 7

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het niet-betalen aan hun verzekeringsinstellingen van door de werkgever vóór het intreden van diens insolventie verschuldigde premiebedragen uit hoofde van de nationale wettelijke stelsels van sociale zekerheid, het recht van de werknemer op prestaties ten aanzien van deze verzekeringsinstellingen niet nadelig beïnvloedt, voor zover de loonpremies op het uitgekeerde loon zijn ingehouden.

Artikel 8

De lidstaten vergewissen zich ervan dat de nodige maatregelen worden getroffen om de belangen van de werknemers en die van de personen die de onderneming of vestiging van de werkgever op de datum van het intreden van de insolventie van de werkgever reeds hebben verlaten, te beschermen met betrekking tot hun verkregen rechten of hun rechten in wording op ouderdomsuitkeringen, met inbegrip van uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, uit hoofde van voor een of meer bedrijfstakken geldende aanvullende stelsels van sociale voorzieningen welke bestaan naast de nationale wettelijke stelsels van sociale zekerheid.

HOOFDSTUK IV

BEPALINGEN INZAKE GRENSOVERSCHRIJDENDE GEVALLEN

Artikel 9

1.   Wanneer een onderneming met activiteiten op het grondgebied van ten minste twee lidstaten in staat van insolventie verkeert in de zin van artikel 2, lid 1, is het waarborgfonds dat bevoegd is om de onvervulde aanspraken van de werknemers te honoreren, het fonds van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemers gewoonlijk hun arbeid verrichten of verrichtten.

2.   De omvang van de rechten van de werknemers wordt bepaald door het recht waaronder het bevoegde waarborgfonds valt.

3.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in de in lid 1 van dit artikel bedoelde gevallen de beslissingen in het kader van een insolventieprocedure in de zin van artikel 2, lid 1, waarvan de opening is gevraagd in een andere lidstaat, in aanmerking worden genomen om de staat van insolventie van de werkgever in de zin van deze richtlijn vast te stellen.

Artikel 10

1.   Ter uitvoering van artikel 9 zorgen de lidstaten voor uitwisseling van terzake dienende informatie tussen de bevoegde overheidsdiensten en/of de in artikel 3, eerste alinea, bedoelde waarborgfondsen, waardoor met name de onvervulde loonaanspraken ter kennis van het bevoegde waarborgfonds kunnen worden gebracht.

2.   De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten de relevante informatie van hun bevoegde overheidsdiensten en/of waarborgfondsen mee. De Commissie stelt deze informatie ter beschikking van het publiek.

HOOFDSTUK V

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe te passen of in te voeren die gunstiger zijn voor de werknemers.

De toepassing van deze richtlijn vormt onder geen beding een reden ter rechtvaardiging van een achteruitgang ten opzichte van de in de lidstaten heersende toestand met betrekking tot het algemene beschermingsniveau van werknemers op het door deze richtlijn bestreken terrein.

Artikel 12

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten:

a)

om de nodige maatregelen te treffen met het oog op het voorkomen van misbruiken;

b)

om de in artikel 3 bedoelde verplichting tot honorering van aanspraken of de in artikel 7 bedoelde verplichting tot garantie te weigeren of te beperken, indien blijkt dat nakoming van de verplichting niet gerechtvaardigd is wegens het bestaan van speciale banden tussen werkgever en werknemer en van gemeenschappelijke belangen die hun beslag hebben gekregen in bedrieglijke samenheuling tussen hen;

c)

om de in artikel 3 bedoelde verplichting tot honorering van aanspraken of de in artikel 7 bedoelde verplichting tot garantie te weigeren of te beperken, indien een werknemer in eigen persoon of samen met nauwe verwanten eigenaar was van een essentieel deel van de onderneming of de vestiging van de werkgever en aanzienlijke invloed had op de activiteiten ervan.

Artikel 13

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de soorten nationale insolventieprocedures die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, alsook van alle daarop betrekking hebbende wijzigingen.

De Commissie maakt deze kennisgevingen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 15

Uiterlijk op 8 oktober 2010 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de uitvoering en toepassing van de artikelen 1 tot en met 4, 9 en 10, artikel 11, tweede alinea, artikel 12, onder c), en artikelen 13 en 14 in de lidstaten.

Artikel 16

Richtlijn 80/987/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel C, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 17

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 18

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 22 oktober 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

J.-P. JOUYET


(1)  PB C 161 van 13.7.2007, blz. 75.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 19 juni 2007 (PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 71) en besluit van de Raad van 25 september 2008.

(3)  PB L 283 van 28.10.1980, blz. 23.

(4)  Zie bijlage I, delen A en B.

(5)  PB L 14 van 20.1.1998, blz. 9.

(6)  PB L 175 van 10.7.1999, blz. 43.

(7)  PB L 206 van 29.7.1991, blz. 19.


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 16)

Richtlijn 80/987/EEG van de Raad

(PB L 283 van 28.10.1980, blz. 23)

Richtlijn 87/164/EEG van de Raad

(PB L 66 van 11.3.1987, blz. 11)

Richtlijn 2002/74/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 270 van 8.10.2002, blz. 10)

DEEL B

Niet ingetrokken wijzigingsbesluit

(bedoeld in artikel 16)

Toetredingsakte van 1994

DEEL C

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 16)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

80/987/EEG

23 oktober 1983

 

87/164/EEG

 

1 januari 1986

2002/74/EG

7 oktober 2005

 


BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 80/987/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 8 bis

Artikel 9

Artikel 8 ter

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 11

Artikel 10

Artikel 12

Artikel 10 bis

Artikel 13

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 14

Artikel 12

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 13

Artikel 18

Bijlage I

Bijlage II


Top