ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 68

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
3 maart 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2022/357 van de Commissie van 2 maart 2022 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat de International Accounting Standards 1 en 8 betreft ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/358 van de Commissie van 2 maart 2022 tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur ten aanzien van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, voor één Chinese producent-exporteur, tot intrekking van het recht ten aanzien van die producent-exporteur en tot registratie van deze invoer

9

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2022/359 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2022 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers naar aanleiding van aanvraag EGF/2021/005 FR/Airbus van Frankrijk

15

 

*

Besluit (EU) 2022/360 van de Raad van 24 februari 2022 tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio’s, voorgedragen door het Koninkrijk Spanje

17

 

*

Besluit (EU) 2022/361 van de Raad van 24 februari 2022 tot benoeming van acht leden van en negen plaatsvervangers in het Comité van de Regio’s, voorgedragen door de Franse Republiek

19

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2306 van de Commissie van 21 oktober 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad met regels betreffende de officiële controles van zendingen biologische producten en omschakelingsproducten die bestemd zijn voor invoer in de Unie en betreffende het inspectiecertificaat ( PB L 461 van 27.12.2021 )

21

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2022/334 van de Raad van 28 februari 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren ( PB L 57 van 28.2.2022 )

22

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 ( PB L 46 van 17.2.2004 )

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

3.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/1


VERORDENING (EU) 2022/357 VAN DE COMMISSIE

van 2 maart 2022

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat de International Accounting Standards 1 en 8 betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) zijn bepaalde op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties voor jaarrekeningen goedgekeurd.

(2)

Op 12 februari 2021 heeft de International Accounting Standards Board wijzigingen gepubliceerd in International Accounting Standard (IAS) 1 Presentatie van de jaarrekening en IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten. Deze wijzigingen verduidelijken de verschillen tussen de grondslagen voor financiële verslaggeving en de schattingen voor financiële verslaggeving om een verdere consistente toepassing van de standaarden voor jaarrekeningen en de vergelijkbaarheid van jaarrekeningen te waarborgen.

(3)

Na overleg met de European Financial Reporting Advisory Group concludeert de Commissie dat de wijzigingen in IAS 1 en IAS 8 voldoen aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde criteria voor goedkeuring.

(4)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

a)

International Accounting Standard (IAS) 1 Presentatie van de jaarrekening wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

b)

IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Elke onderneming past de in artikel 1 bedoelde wijzigingen toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na 1 januari 2023 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 maart 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1).


BIJLAGE

Wijzigingen in IAS 1

Presentatie van de jaarrekening

De alinea’s 7, 10, 114, 117 en 122 worden gewijzigd. De alinea’s 117A tot en met 117E en alinea 139V worden toegevoegd. De alinea’s 118, 119 en 121 worden verwijderd.

DEFINITIES

7

De volgende begrippen worden in deze standaard gebruikt met de hierna omschreven betekenis:

Grondslagen voor financiële verslaggeving worden gedefinieerd in alinea 5 van IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten, en deze term heeft dezelfde betekenis in de onderhavige standaard.

FINANCIËLE OVERZICHTEN

Volledige jaarrekening

10

Een volledige jaarrekening bestaat uit:

e)

de toelichting, met informatie van materieel belang over de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen;

STRUCTUUR EN INHOUD

Toelichting

Structuur

114

Voorbeelden van systematische ordening of groepering van de toelichtingen zijn:

c)

aanhouden van de volgorde van de posten in het (de) overzicht(en) van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten en in het overzicht van de financiële positie, zoals:

ii)

informatie van materieel belang over de grondslagen voor financiële verslaggeving (zie alinea 117);

Informatieverschaffing over de grondslagen voor financiële verslaggeving

117

Een entiteit moet de informatie van materieel belang over de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving vermelden (zie alinea 7). Informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving is van materieel belang indien, mede rekening houdende met andere informatie in de jaarrekening van een entiteit, redelijkerwijze mag worden verwacht dat deze van invloed zal zijn op beslissingen die de primaire gebruikers van de jaarrekening voor algemeen gebruik nemen op basis van die jaarrekening.

117A

Informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving die op niet van materieel belang zijnde transacties, andere gebeurtenissen of omstandigheden betrekking heeft, is niet van materieel belang en moet niet worden vermeld. Informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving kan niettemin van materieel belang zijn gelet op de aard van de daarmee verband houdende transacties, andere gebeurtenissen of omstandigheden, zelfs al zijn de bedragen niet van materieel belang. Niet alle informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving met betrekking tot van materieel belang zijnde transacties, andere gebeurtenissen of omstandigheden is evenwel op zich van materieel belang.

117B

Informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving wordt verwacht van materieel belang te zijn indien gebruikers van de jaarrekening van een entiteit deze nodig hebben om andere informatie van materieel belang in de jaarrekening te begrijpen. Een entiteit zal bijvoorbeeld informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving waarschijnlijk van materieel belang achten voor haar jaarrekening indien die informatie betrekking heeft op van materieel belang zijnde transacties, andere gebeurtenissen of omstandigheden en:

a)

de entiteit haar grondslagen voor financiële verslaggeving tijdens de verslagperiode heeft gewijzigd en deze wijziging heeft geleid tot een wijziging van materieel belang van de informatie in de jaarrekening;

b)

de entiteit de grondslagen voor financiële verslaggeving uit een of meer door IFRSs toegestane opties heeft gekozen — een dergelijke situatie zou zich kunnen voordoen indien de entiteit ervoor kiest om een vastgoedbelegging tegen historische kostprijs te waarderen in plaats van tegen reële waarde;

c)

de grondslagen voor financiële verslaggeving zijn ontwikkeld in overeenstemming met IAS 8 indien er geen specifiek van toepassing zijnde IFRS voorhanden is;

d)

de grondslagen voor financiële verslaggeving betrekking hebben op een gebied waarvoor een entiteit belangrijke oordelen of veronderstellingen moet maken bij de toepassing van grondslagen voor financiële verslaggeving, en de entiteit die oordelen of veronderstellingen overeenkomstig de alinea’s 122 en 125 vermeldt, of

e)

de daarvoor vereiste financiële verslaggeving complex is en gebruikers van de jaarrekening van de entiteit die van materieel belang zijnde transacties, andere gebeurtenissen of omstandigheden niet zouden kunnen begrijpen — een dergelijke situatie zou zich kunnen voordoen indien een entiteit meer dan één IFRS toepast op een categorie van transacties van materieel belang.

117C

Informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving die is toegespitst op de vraag hoe een entiteit de vereisten van de IFRSs op haar eigen omstandigheden heeft toegepast, verstrekt entiteitsspecifieke informatie die voor gebruikers van jaarrekeningen nuttiger is dan gestandaardiseerde informatie of informatie die de vereisten van de IFRSs alleen maar herhaalt of samenvat.

117D

Indien een entiteit informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving vermeldt, mag die informatie geen informatie van materieel belang over de grondslagen voor financiële verslaggeving versluieren.

117E

De conclusie van een entiteit dat informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving niet van materieel belang is, heeft geen invloed op de daarmee samenhangende vereisten inzake informatieverschaffing die in andere IFRSs zijn opgenomen.

118

[Verwijderd]

119

[Verwijderd]

120

[Verwijderd]

121

[Verwijderd]

122

Een entiteit moet, samen met van materieel belang zijnde informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving of elders in de toelichting, naast de oordelen inzake schattingen (zie alinea 125), ook de oordelen vermelden die het management zich heeft gevormd bij de toepassing van de door de entiteit gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en die het meest significante effect hebben op de in de jaarrekening opgenomen bedragen.

OVERGANG EN INGANGSDATUM

139V

Informatieverschaffing over de grondslagen voor financiële verslaggeving, uitgegeven in februari 2021, wijzigde de alinea’s 7, 10, 114, 117 en 122, voegde de alinea’s 117A tot en met 117E toe en verwijderde de alinea’s 118, 119 en 121. Het wijzigde ook IFRS Practice Statement 2 Making Materiality Judgements. Een entiteit moet de wijzigingen in IAS 1 toepassen op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 januari 2023 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

Wijzigingen in andere IFRS en publicaties

Wijzigingen in IFRS 7 Financiële instrumenten: informatieverschaffing

De alinea’s 21 en B5 worden gewijzigd. Alinea 44II wordt toegevoegd.

BELANG VAN FINANCIËLE INSTRUMENTEN VOOR DE FINANCIËLE POSITIE EN PRESTATIES

Overige informatieverschaffing

Grondslagen voor financiële verslaggeving

21

In overeenstemming met alinea 117 van IAS 1 Presentatie van de jaarrekening (herziene versie van 2007) moet een entiteit melding maken van van materieel belang zijnde informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving. Voor de opstelling van de jaarrekening gebruikte informatie over de waarderingsgrondslag(en) van financiële instrumenten wordt geacht waarschijnlijk van materieel belang zijnde informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving te vormen.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

44II

Informatieverschaffing over de grondslagen voor financiële verslaggeving, die IAS 1 en IFRS Practice Statement 2 Making Materiality Judgements wijzigt, en in februari 2021 is uitgegeven, wijzigde de alinea’s 21 en B5. Een entiteit moet die wijziging toepassen op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 januari 2023 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

Aanhangsel B

Toepassingsleidraad

CATEGORIEËN FINANCIËLE INSTRUMENTEN EN DE MATE VAN INFORMATIEVERSCHAFFING (ALINEA 6)

Overige informatie — Grondslagen voor financiële verslaggeving (alinea 21)

B5

In alinea 21 wordt voorgeschreven dat bij het opstellen van de jaarrekening melding moet worden gemaakt van van materieel belang zijnde informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving die naar verwachting informatie bevat over de waarderingsgrondslag(en) voor financiële instrumenten. Met betrekking tot financiële instrumenten kan deze informatieverschaffing het volgende omvatten:

Volgens alinea 122 van IAS 1 (herziene versie van 2007) zijn entiteiten bovendien verplicht om, samen met de van materieel belang zijnde informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving of elders in de toelichting, naast de oordelen inzake schattingen, ook de oordelen te vermelden die het management zich heeft gevormd bij de toepassing van de door de entiteit gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en die het meest significante effect hebben op de in de jaarrekening opgenomen bedragen.

Wijzigingen in IAS 26 Administratieve verwerking en verslaggeving door pensioenregelingen

Alinea 34 wordt gewijzigd en alinea 38 wordt toegevoegd.

ALLE REGELINGEN

Informatieverschaffing

34

In de financiële overzichten van een pensioenregeling, ongeacht of het toegezegdpensioenregelingen of toegezegdebijdragenregelingen betreft, moet eveneens de volgende informatie worden vermeld:

b)

informatie over de grondslagen voor financiële verslaggeving die van materieel belang is, en

INGANGSDATUM

38

Informatieverschaffing over de grondslagen voor financiële verslaggeving, die IAS 1 Presentatie van de jaarrekeningen en IFRS Practice Statement 2 Making Materiality Judgements wijzigt, en in februari 2021 is uitgegeven, wijzigde alinea 34. Een entiteit moet die wijziging toepassen op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 januari 2023 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

Wijzigingen in IAS 34 Tussentijdse financiële verslaggeving

Alinea 5 wordt gewijzigd en alinea 60 wordt toegevoegd.

INHOUD VAN EEN TUSSENTIJDS FINANCIEEL VERSLAG

5

IAS 1 bepaalt dat een volledige jaarrekening is samengesteld uit de volgende componenten:

e)

de toelichting, met informatie van materieel belang over de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen;

INGANGSDATUM

60

Informatieverschaffing over de grondslagen voor financiële verslaggeving, die IAS 1 en IFRS Practice Statement 2 Making Materiality Judgements wijzigt, en in februari 2021 is uitgegeven, wijzigde alinea 5. Een entiteit moet die wijziging toepassen op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 januari 2023 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

Wijzigingen in IAS 8

Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten

De alinea’s 5, 32, 34, 38 en 48 en het kopje boven alinea 32 worden gewijzigd. De alinea’s 32A en 32B, 34A en 54I en de kopjes boven de alinea’s 34 en 36 worden toegevoegd. Het kopje boven alinea 39 wordt gewijzigd in een subkopje van het boven alinea 34 toegevoegde kopje.

DEFINITIES

5

De volgende begrippen worden in deze standaard gebruikt met de hierna omschreven betekenis:

Schattingen zijn geldbedragen in jaarrekeningen die aan waarderingsonzekerheid onderhevig zijn.

SCHATTINGEN

32

Grondslagen voor financiële verslaggeving kunnen vereisen dat posten in jaarrekeningen worden gewaardeerd op een wijze die waarderingsonzekerheid inhoudt — d.w.z. de grondslagen voor financiële verslaggeving kunnen vereisen dat dergelijke posten worden gewaardeerd op geldbedragen die niet direct kunnen worden waargenomen en in plaats daarvan moeten worden geschat. In dat geval maakt een entiteit een schatting om de doelstelling uit de grondslagen voor financiële verslaggeving te bereiken. Schattingen impliceren het gebruik van oordelen of veronderstellingen die gebaseerd zijn op de recentste, betrouwbare informatie die beschikbaar is. Voorbeelden van schattingen omvatten:

a)

een voorziening voor verliezen voor te verwachten kredietverliezen, in overeenstemming met IFRS 9 Financiële instrumenten;

b)

de opbrengstwaarde van een voorraadbestanddeel, in overeenstemming met IAS 2 Voorraden;

c)

de reële waarde van een actief of verplichting, overeenkomstig IFRS 13 Waardering tegen reële waarde;

d)

de afschrijvingskosten voor een materieel vast actief, overeenkomstig IAS 16, en

e)

een voorziening voor garantieverplichtingen, overeenkomstig IAS 37 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa.

32A

Een entiteit gebruikt waarderingstechnieken en inputs om schattingen te maken. Waarderingstechnieken omvatten schattingstechnieken (bv. technieken om een voorziening voor verliezen voor te verwachten kredietverliezen te waarderen overeenkomstig IFRS 9) en waarderingstechnieken (bv. technieken om de reële waarde van een actief of verplichting te waarderen overeenkomstig IFRS 13).

32B

De term “schatting” in IFRSs verwijst soms naar een schatting die geen schatting is zoals gedefinieerd in deze standaard. Soms verwijst deze bijvoorbeeld naar een input die wordt gebruikt om schattingen te maken.

Schattingswijzigingen

34

Een entiteit moet mogelijk een schatting wijzigen als de omstandigheden veranderen waarop de schatting was gebaseerd, of als gevolg van nieuwe informatie, nieuwe ontwikkelingen of meer ervaring. Naar haar aard heeft een schattingswijziging geen betrekking op voorgaande perioden en houdt zij geen correctie van een fout in.

34A

De effecten van een wijziging in een input of een wijziging in een waarderingstechniek op een schatting zijn schattingswijzigingen tenzij zij het gevolg zijn van de correctie van fouten uit voorgaande perioden.

Toepassing van wijzigingen in schattingen

38

Prospectieve opname van het effect van een schattingswijziging betekent dat de wijziging vanaf de datum van die wijziging wordt toegepast op transacties, andere gebeurtenissen en omstandigheden. Een schattingswijziging kan alleen invloed hebben op de winst of het verlies over de lopende verslagperiode, of op de winst of het verlies over zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Een schattingswijziging in een voorziening voor verliezen voor te verwachten kredietverliezen heeft bijvoorbeeld alleen invloed op de winst of het verlies over de verslagperiode en wordt daarom in de lopende verslagperiode opgenomen. Een gewijzigde inschatting van de gebruiksduur van een af te schrijven actief, of van het verwachte gebruikspatroon van toekomstige economische voordelen die daarin vervat zijn, heeft echter invloed op de afschrijvingskosten over de lopende verslagperiode en over elke toekomstige periode tijdens de resterende gebruiksduur van het actief. In beide gevallen wordt het effect van de wijziging met betrekking tot de lopende verslagperiode opgenomen als baat of last in de lopende verslagperiode. Het eventuele effect op toekomstige perioden wordt opgenomen als baten of lasten in die toekomstige perioden.

Informatieverschaffing

FOUTEN

48

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de correctie van fouten en schattingswijzigingen. Schattingen zijn naar hun aard benaderingen die mogelijk moeten worden gewijzigd zodra meer informatie beschikbaar komt. Zo houdt bijvoorbeeld de opname van winst of verlies uit het resultaat van een voorwaardelijke gebeurtenis geen correctie van een fout in.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

54I

Definitie van schattingen, uitgegeven in februari 2021, wijzigde de alinea’s 5, 32, 34, 38 en 48 en voegde de alinea’s 32A, 32B en 34A toe. Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 januari 2023 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Een entiteit moet de wijzigingen toepassen op schattingswijzigingen en wijzigingen van de grondslagen voor financiële verslaggeving die plaatsvinden bij of na begin van de eerste jaarlijkse verslagperiode waarin zij de wijzigingen toepast.

3.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/358 VAN DE COMMISSIE

van 2 maart 2022

tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur ten aanzien van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, voor één Chinese producent-exporteur, tot intrekking van het recht ten aanzien van die producent-exporteur en tot registratie van deze invoer

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 4, en artikel 14, lid 5,

Na kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   VERZOEK

(1)

De Commissie heeft een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur te openen.

(2)

Het verzoek werd op 10 september 2019 ingediend door Zhejiang Feishen Vehicle Industry Co., Ltd (“de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur van rijwielen in de Volksrepubliek China (“de VRC”), die het verzoek op 26 november 2021 heeft geactualiseerd.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT

(3)

Het nieuwe onderzoek betreft rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-codes 8712007091, 8712007092 en 8712007099), van oorsprong uit de VRC.

3.   BESTAANDE MAATREGELEN

(4)

Bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 (2) (“het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht van 30,6 % ingesteld op rijwielen van oorsprong uit de VRC. Sindsdien zijn er verscheidene onderzoeken uitgevoerd, op grond waarvan de oorspronkelijke maatregelen werden gewijzigd.

(5)

Bij Verordening (EU) nr. 502/2013 (3) heeft de Raad naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (4) de maatregelen gewijzigd. In het kader van dat onderzoek werd voor de producenten-exporteurs in de VRC geen steekproef gebruikt en werd het voor het gehele land geldende antidumpingrecht van 48,5 %, dat gebaseerd was op de bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad (5) vastgestelde dumpingmarge, gehandhaafd.

(6)

De momenteel geldende maatregelen zijn de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 van de Commissie (6) ingestelde antidumpingmaatregelen, op grond waarvan de invoer van het onderzochte product dat door de indiener van het verzoek is geproduceerd, onderworpen is aan een definitief antidumpingrecht van 48,5 %.

4.   MOTIVERING VAN DE NIEUWE ONDERZOEKEN

(7)

De indiener van het verzoek heeft voldoende bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat hij het onderzochte product tijdens het onderzoektijdvak waarop de antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd (van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011), niet naar de Unie heeft uitgevoerd.

(8)

De indiener van het verzoek heeft voldoende bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat hij niet verbonden is met een producent-exporteur van het onderzochte product waarop de geldende antidumpingrechten van toepassing zijn.

(9)

Ten slotte heeft de indiener van het verzoek voldoende bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat hij na het einde van het onderzoektijdvak waarop de antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd, is begonnen met het uitvoeren van het onderzochte product naar de Unie.

5.   PROCEDURE

5.1.   Opening van het onderzoek

(10)

Na onderzoek van het beschikbare bewijsmateriaal is de Commissie tot de conclusie gekomen dat dit voldoende was om een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur te openen op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening teneinde voor de indiener van het verzoek een individuele dumpingmarge te kunnen vaststellen. Indien dumping wordt geconstateerd, zal de Commissie de hoogte bepalen van het recht dat moet worden toegepast op de invoer van het onderzochte product dat door de indiener van het verzoek is geproduceerd.

(11)

Overeenkomstig artikel 11, leden 3 en 4, van de basisverordening moet de normale waarde voor de indiener van het verzoek worden vastgesteld volgens de in artikel 2, leden 1 tot en met 6 bis, van de basisverordening vastgelegde methode, aangezien het meest recente nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen na 20 december 2017 werd geopend.

(12)

De bekende betrokken producenten in de Unie zijn op 25 november 2021 van het verzoek om een nieuw onderzoek in kennis gesteld en zijn in de gelegenheid gesteld om tot en met 9 december 2021 opmerkingen te maken.

(13)

De Commissie wijst de partijen er ook op dat na de uitbraak van COVID-19 een mededeling (7) is bekendgemaakt over de gevolgen van die uitbraak voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken, die mogelijk van toepassing is op deze procedure.

5.2.   Intrekking van de bestaande maatregelen en registratie van de invoer

(14)

Op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening moet het geldende antidumpingrecht worden ingetrokken ten aanzien van de invoer van het onderzochte product dat door de indiener van het verzoek is vervaardigd. Tegelijkertijd moet de invoer van dit product, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, worden geregistreerd om te garanderen dat de antidumpingrechten vanaf de datum van registratie van deze invoer kunnen worden geheven indien uit het nieuwe onderzoek blijkt dat de indiener van het verzoek het betrokken product met dumping invoert. Voorts merkt de Commissie op dat het in dit stadium niet mogelijk is een betrouwbare raming te maken van de bedragen die eventueel later verschuldigd zullen zijn, onverminderd artikel 9, lid 4, van de basisverordening.

5.3.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(15)

Het onderzoek zal de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 bestrijken (“tijdvak van het nieuwe onderzoek”).

5.4.   Onderzoek naar de indiener van het verzoek

(16)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, heeft de Commissie een vragenlijst voor de indiener van het verzoek beschikbaar gesteld in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van het directoraat-generaal Handel (https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2441). De indiener van het verzoek moet de ingevulde vragenlijst binnen de in artikel 4, lid 2, van deze verordening vermelde termijn indienen.

5.5.   Andere schriftelijke opmerkingen

(17)

Alle belanghebbenden wordt verzocht om onder de voorwaarden van deze verordening hun standpunten kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en dit bewijsmateriaal binnen de in artikel 4, lid 2, van deze verordening vermelde termijn in het bezit van de Commissie zijn.

5.6.   Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

(18)

Alle belanghebbenden kunnen verzoeken om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord binnen de in artikel 4, lid 3, van deze verordening gestelde termijnen. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over kwesties die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek moet uiterlijk 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

5.7.   Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

(19)

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken, moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten partijen de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens, en b) de informatie en/of gegevens aan belanghebbenden in dit onderzoek te verstrekken in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

(20)

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten voorzien zijn van de vermelding “Sensitive” (8). Belanghebbenden die in de loop van dit onderzoek informatie indienen, wordt verzocht hun verzoek om vertrouwelijke behandeling met redenen te omkleden.

(21)

Partijen die informatie met de vermelding “Sensitive” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding “For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte informatie.

(22)

Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen geldige redenen voor het verzoek om een vertrouwelijke behandeling aanvoert of geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan de Commissie deze informatie buiten beschouwing laten, tenzij aan de hand van geëigende bronnen aannemelijk wordt gemaakt dat de informatie juist is.

(23)

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van gescande volmachten en certificaten, via het platform TRON.tdi (https://webgate.ec.europa.eu/tron/TDI) in te dienen.

(24)

Om toegang tot het platform TRON.tdi te krijgen, moeten belanghebbenden over een EU Login-account beschikken. Volledige instructies over het registreren voor en het gebruik van het platform TRON.tdi zijn beschikbaar op het adres https://webgate.ec.europa.eu/tron/resources/documents/gettingStarted.pdf

(25)

Door het platform TRON.tdi of e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, die zijn vervat in het document “Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken” op de website van het directoraat-generaal Handel (https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/june/tradoc_152578.pdf).

(26)

Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat iedere dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend via het platform TRON.tdi of per e-mail, tenzij zij uitdrukkelijk verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op via het platform TRON.tdi of per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat G

Kamer CHAR 04/039

1049 Brussel

BELGIË

TRON.tdi: https://webgate.ec.europa.eu/tron/tdi

E-mail: TRADE-R714-BICYCLES@ec.europa.eu

6.   NIET-MEDEWERKING

(27)

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de vereiste gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

(28)

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, zullen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(29)

Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

7.   RAADADVISEUR-AUDITEUR

(30)

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en alle andere verzoeken betreffende het recht van verweer van belanghebbenden en van derden die tijdens de procedure kunnen worden ingediend.

(31)

De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting beleggen en bemiddelen tussen de belanghebbende(n) en de diensten van de Commissie om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen. Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur onderzoekt de redenen voor de verzoeken. Deze hoorzittingen mogen enkel plaatsvinden indien de kwesties niet tijdig zijn opgelost met de diensten van de Commissie.

(32)

Elk verzoek moet tijdig en snel worden ingediend, zodat het ordelijk verloop van de procedure niet in gevaar wordt gebracht. Daartoe moet een verzoek om inschakeling van de raadadviseur-auditeur zo spoedig mogelijk na de gebeurtenis die een dergelijke inschakeling rechtvaardigt door de belanghebbenden worden ingediend. Wanneer een verzoek om een hoorzitting niet binnen de daarvoor geldende termijn wordt ingediend, onderzoekt de raadadviseur-auditeur ook de redenen voor het laattijdige verzoek, de aard van de aan de orde gestelde kwesties en de gevolgen van die kwesties voor het recht van verweer, rekening houdend met het belang van behoorlijk bestuur en de tijdige voltooiing van het onderzoek.

(33)

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/).

8.   TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK

(34)

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden afgesloten.

9.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(35)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (9).

(36)

Een privacyverklaring die alle particulieren op de hoogte brengt van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de handelsbeschermingsactiviteiten van de Commissie, is beschikbaar op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/policy/accessing-markets/trade-defence/),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 wordt een nieuw onderzoek ten aanzien van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 geopend om vast te stellen of een individueel antidumpingrecht moet worden ingesteld op rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-codes 8712007091, 8712007092 en 8712007099), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, vervaardigd voor uitvoer naar de Unie door Zhejiang Feishen Vehicle Industry Co., Ltd (aanvullende Taric-code C530).

Artikel 2

Het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 ingestelde antidumpingrecht wordt ingetrokken ten aanzien van het in artikel 1 van de onderhavige verordening omschreven product.

Artikel 3

De nationale douaneautoriteiten nemen overeenkomstig artikel 11, lid 4, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 passende maatregelen om de invoer van het in artikel 1 van de onderhavige verordening omschreven product te registreren.

De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening beëindigd.

Artikel 4

1.   Belanghebbenden moeten binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening contact opnemen met de Commissie.

2.   Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders aangegeven, binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens doen toekomen.

3.   Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen om door de Commissie te worden gehoord. Een verzoek om te worden gehoord over kwesties die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden ingediend. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 maart 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad van 8 september 1993 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer in de Gemeenschap van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht (PB L 228 van 9.9.1993, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 502/2013 van de Raad van 29 mei 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 153 van 5.6.2013, blz. 17).

(4)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).

(5)  Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad van 12 juli 2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen uit Vietnam en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1524/2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen uit de Volksrepubliek China (PB L 183 van 14.7.2005, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 van de Commissie van 28 augustus 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot rijwielen verzonden vanuit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka, Tunesië, Cambodja, Pakistan en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 (PB L 225 van 29.8.2019, blz. 1).

(7)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020XC0316%2802%29

(8)  Een “Sensitive”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(9)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


BESLUITEN

3.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/15


BESLUIT (EU) 2022/359 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 februari 2022

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers naar aanleiding van aanvraag EGF/2021/005 FR/Airbus van Frankrijk

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1309/2013 (1), en met name artikel 15, lid 1,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (2), en met name punt 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) heeft tot doel solidariteit te betonen en fatsoenlijke en duurzame werkgelegenheid in de Unie te bevorderen door steun te verlenen aan ontslagen werknemers en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van grote herstructureringen en hen te helpen zo snel mogelijk weer fatsoenlijk en duurzaam werk te vinden.

(2)

Zoals vastgesteld in artikel 8 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (3), mag het EFG een jaarlijks maximumbedrag van 186 miljoen EUR (in prijzen van 2018) niet overschrijden.

(3)

Op 26 juli 2021 heeft Frankrijk een aanvraag ingediend om middelen uit het EFG ter beschikking te stellen in verband met ontslagen bij Airbus (Airbus SE) in Frankrijk, in de economische sector die in de statistische classificatie van economische activiteiten in de Europese Gemeenschap NACE Rev. 2 (4) is ingedeeld in afdeling 30 (“Vervaardiging van andere transportmiddelen”). Het betrokken land heeft overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) 2021/691 aanvullende gegevens verstrekt. Die aanvraag voldoet aan de voorwaarden van artikel 13 van Verordening (EU) 2021/691 voor een financiële bijdrage uit het EFG.

(4)

Er moeten dan ook middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om een financiële bijdrage van 3 745 264 EUR te leveren in het kader van de door Frankrijk ingediende aanvraag.

(5)

Om zo snel mogelijk middelen uit het EFG ter beschikking te stellen, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Ten laste van de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2022 wordt een bedrag van 3 745 264 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf 16 februari 2022.

Gedaan te Straatsburg, 16 februari 2022.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

C. BEAUNE


(1)  PB L 153 van 3.5.2021, blz. 48.

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.

(3)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).

(4)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).


3.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/17


BESLUIT (EU) 2022/360 VAN DE RAAD

van 24 februari 2022

tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio’s, voorgedragen door het Koninkrijk Spanje

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien Besluit (EU) 2019/852 van de Raad van 21 mei 2019 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio’s (1),

Gezien de voordracht van de Spaanse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 300, lid 3, van het Verdrag bestaat het Comité van de Regio’s uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.

(2)

Op 10 december 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/2157 (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 vastgesteld.

(3)

In het Comité van de Regio’s is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het einde van het mandaat op grond waarvan de heer Francisco IGEA ARISQUETA was voorgedragen.

(4)

De Spaanse regering heeft de heer Alfonso FERNÁNDEZ MAÑUECO, vertegenwoordiger van een regionale gemeenschap die in een regionaal lichaam is gekozen, Presidente de la Junta de Castilla y León (minister-president van de autonome regio Castilla y León), voorgedragen als lid van het Comité van de Regio’s voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Alfonso FERNÁNDEZ MAÑUECO, vertegenwoordiger van een regionale gemeenschap die in een regionaal lichaam is gekozen, Presidente de la Junta de Castilla y León (minister-president van de autonome regio Castilla y León), wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, tot lid van het Comité van de Regio’s benoemd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 februari 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

A. PANNIER-RUNACHER


(1)  PB L 139 van 27.5.2019, blz. 13.

(2)  Besluit (EU) 2019/2157 van de Raad van 10 december 2019 tot benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 327 van 17.12.2019, blz. 78).


3.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/19


BESLUIT (EU) 2022/361 VAN DE RAAD

van 24 februari 2022

tot benoeming van acht leden van en negen plaatsvervangers in het Comité van de Regio’s, voorgedragen door de Franse Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien Besluit (EU) 2019/852 van de Raad van 21 mei 2019 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio’s (1),

Gezien de voordrachten van de Franse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 300, lid 3, van het Verdrag bestaat het Comité van de Regio’s uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.

(2)

Op 20 januari 2020 heeft de Raad Besluit (EU) 2020/102 (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 vastgesteld.

(3)

In het Comité van de Regio’s zijn acht zetels van lid vrijgekomen door het aftreden van mevrouw Agnès RAMPAL en het einde van de ambtstermijn van mevrouw Danièle BOEGLIN, de heer Frank CECCONI, mevrouw Vanessa CHARBONNEAU, de heer Guillaume CROS, mevrouw Mélanie FORTIER, de heer Pascal MANGIN en de heer Patrice VERCHÈRE.

(4)

In het Comité van de Regio’s zijn negen zetels van plaatsvervanger vrijgekomen door het aftreden van de heer Patrick AYACHE en mevrouw Nicole PEYCELON en het einde van de ambtstermijn van de heer Christian GILLET, de heer Mathieu KLEIN, de heer Gérard LAHELLEC, de heer Miguel LAVENTURE, mevrouw Nicole MULLER BECKER, mevrouw Nicole PIERRARD en de heer Claude WALLENDORFF.

(5)

De Franse regering heeft de volgende vertegenwoordigers van regionale gemeenschappen die in een regionaal lichaam zijn gekozen, voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, voorgedragen als lid van het Comité van de Regio’s: mevrouw Magali ALTOUNIAN, conseillère régionale de la région Provence-Alpes-Côte-d’Azur, mevrouw Anne BESNIER, vice-présidente de la région Centre-Val-de-Loire, de heer Mathieu CUIP, conseiller régional de la région Ile-de-France, de heer Laurent DEJOIE, vice-président de la région Pays-de-la-Loire, de heer Patrick MOLINOZ, vice-président de la région Bourgogne-Franche-Comté, mevrouw Nadia PELLEFIGUE, vice-présidente de la région Occitanie, en mevrouw Huguette ZELLER, conseillère régionale de la région Grand-Est.

(6)

De Franse regering heeft mevrouw Anne ROBERTSON-RUDISUHLI, vertegenwoordiger van een lokale gemeenschap die in een lokaal lichaam is gekozen (conseillère départementale des Bouches-du-Rhône), voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, voorgedragen als lid van het Comité van de Regio’s.

(7)

De Franse regering heeft de volgende vertegenwoordigers van regionale gemeenschappen die in een regionaal lichaam zijn gekozen, voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, voorgedragen als plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s: de heer Wilfrid BERTILE, conseiller régional de la région Réunion, de heer Christian DEBEVE, conseiller régional de la région Grand-Est, de heer Sébastien DENAJA, conseiller régional de la région Occitanie, en mevrouw Patricia TELLE, vice-présidente de la Collectivité territoriale de Martinique.

(8)

De Franse regering heeft de volgende vertegenwoordigers van lokale gemeenschappen die in een lokaal lichaam zijn gekozen, voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, voorgedragen als plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s: de heer Frédéric BIERRY, président de la Collectivité européenne d'Alsace, mevrouw Martine MOUSSERION, maire d'Anché (Vienne), de heer Christophe RAMOND, président du Conseil départemental du Tarn, de heer Gilbert SCHUH, vice-président du Conseil départemental de la Moselle, en mevrouw Isabelle de WAZIERS, vice-présidente du Conseil départemental de la Somme,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De volgende vertegenwoordigers van lokale gemeenschappen die in een lichaam zijn gekozen, worden voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, in het Comité van de Regio’s benoemd:

a)

tot lid:

mevrouw Magali ALTOUNIAN, conseillère régionale de la région Provence-Alpes-Côte-d'Azur,

mevrouw Anne BESNIER, vice-présidente de la région Centre-Val-de-Loire,

de heer Mathieu CUIP, conseiller régional de la région Ile-de-France,

de heer Laurent DEJOIE, vice-président de la région Pays-de-la-Loire,

de heer Patrick MOLINOZ, vice-président de la région Bourgogne-Franche-Comté,

mevrouw Nadia PELLEFIGUE, vice-présidente de la région Occitanie,

mevrouw Anne ROBERTSON-RUDISUHLI, conseillère départementale des Bouches-du-Rhône,

mevrouw Huguette ZELLER, conseillère régionale de la région Grand-Est;

b)

tot plaatsvervanger:

de heer Wilfrid BERTILE, conseiller régional de la région Réunion,

de heer Frédéric BIERRY, président de la Collectivité européenne d'Alsace,

de heer Christian DEBEVE, conseiller régional de la région Grand-Est,

de heer Sébastien DENAJA, conseiller régional de la région Occitanie,

mevrouw Martine MOUSSERION, maire d'Anché (Vienne),

de heer Christophe RAMOND, président du Conseil départemental du Tarn,

de heer Gilbert SCHUH, vice-président du Conseil départemental de la Moselle,

mevrouw Patricia TELLE, vice-présidente de la Collectivité territoriale de Martinique,

mevrouw Isabelle de WAZIERS, vice-présidente du Conseil départemental de la Somme.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 februari 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

A. PANNIER-RUNACHER


(1)  PB L 139 van 27.5.2019, blz. 13.

(2)  Besluit (EU) 2020/102 van de Raad van 20 januari 2020 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 20 van 24.1.2020, blz. 2).


Rectificaties

3.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/21


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2306 van de Commissie van 21 oktober 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad met regels betreffende de officiële controles van zendingen biologische producten en omschakelingsproducten die bestemd zijn voor invoer in de Unie en betreffende het inspectiecertificaat

( Publicatieblad van de Europese Unie L 461 van 27 december 2021 )

Bladzijde 20, artikel 10, lid 1, eerste zin:

in plaats van:

“1.   Wanneer bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten of controleorganen in een derde land door de Commissie op de hoogte worden gebracht, nadat de Commissie een kennisgeving van een lidstaat heeft ontvangen overeenkomstig artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2307 met betrekking tot een vermoede of vastgestelde niet-naleving die de integriteit van de biologische of omschakelingsproducten in een zending aantast, stellen zij een onderzoek in.”,

lezen:

“1.   Wanneer bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten of controleorganen in een derde land door de Commissie op de hoogte worden gebracht, nadat de Commissie een kennisgeving van een lidstaat heeft ontvangen overeenkomstig artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2307 met betrekking tot een vermoede of vastgestelde niet-naleving die de integriteit van de biologische of omschakelingsproducten in een zending aantast, stellen zij een onderzoek in.”.


3.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/22


Rectificatie van Verordening (EU) 2022/334 van de Raad van 28 februari 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren

( Publicatieblad van de Europese Unie L 57 van 28 februari 2022 )

Bladzijde 2, artikel 1, punten 2), 3) en 4):

in plaats van:

“2)

De volgende artikels worden toegevoegd:

“Artikel 3d

1.   Het is luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd door Russische luchtvaartmaatschappijen, ook als verkopende luchtvaartmaatschappij in het kader van regelingen voor codesharing of regelingen inzake vast af te nemen plaatsen, of eender welk Russisch geregistreerd luchtvaartuig, of eender welk niet-Russisch-geregistreerde luchtvaartuig dat eigendom is van of gecharterd is door, of anderszins onder de controle staat van een Russische natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam, verboden om te landen op of te vertrekken van het grondgebied van de Unie, of over het grondgebied van de Unie te vliegen.

2.   Lid 1 is niet van toepassing in het geval van een noodlanding of een overvlucht in noodgevallen.

3.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten een luchtvaartuig toestemming verlenen om te landen op of te vertrekken van het grondgebied van de Unie of over het grondgebied van de Unie te vliegen, indien die bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat een dergelijke landing, een dergelijk vertrek of een dergelijke overvlucht noodzakelijk is voor humanitaire doeleinden of voor enig ander doel dat strookt met de doelstellingen van deze verordening.

4.   De betrokken lidstaat of lidstaten stellen de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken na het verlenen van de toestemming in kennis van elke op grond van lid 3 verleende toestemming.

Artikel 3e

1.   De Netwerkbeheerder die door de Commissie is benoemd overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/709 steunt de Commissie en de lidstaten bij het verzekeren van de toepassing en naleving van artikel 3d. De netwerkbeheerder verwerpt met name alle vliegplannen die door luchtvaartmaatschappijen worden ingediend met het oogmerk activiteiten boven het grondgebied van de Unie uit te voeren die een schending van deze verordening of van andere geldende veiligheids- en beveiligingsmaatregelen inhouden, zodat het de piloot niet is toegestaan te vliegen.

2.   De Netwerkbeheerder brengt, op basis van de analyse van vliegplannen, regelmatig verslag uit aan de Commissie en de lidstaten over de uitvoering van artikel 3 d.”.

3)

De volgende leden 4, 5 en 6 worden toegevoegd aan artikel 5a:

“4.   Transacties met betrekking tot het beheer van reserves en van activa van de Russische Centrale Bank, met inbegrip van transacties met rechtspersonen, entiteiten of lichamen handelend namens, of op aanwijzing van de Russische Centrale Bank, zijn verboden.

5.   In afwijking van lid 4 kunnen de bevoegde autoriteiten toestemming verlenen voor een transactie op voorwaarde dat deze strikt noodzakelijk is om de financiële stabiliteit van de Unie in haar geheel of van de betrokken lidstaat te waarborgen.

6.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk in kennis van zijn voornemen om op grond van lid 5 toestemming te verlenen.”.

4)

Artikel 12 wordt vervangen door:

“Artikel 12

Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of als gevolg hebben dat de bij deze verordening opgelegde verboden worden omzeild, ook door op te treden in de plaats van de in de artikelen 5, 5a, 5b, 5e en 5f bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen of door in hun voordeel op te treden door gebruik te maken van de uitzonderingen in artikel 5, lid 6, artikel 5a, lid 2, artikel 5a, lid 5, artikel 5b, lid 2, artikel 5e, lid 2, of artikel 5f, lid 2.”.”,

lezen:

“2)

De volgende artikels worden toegevoegd:

“Artikel 3 quinquies

1.   Het is luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd door Russische luchtvaartmaatschappijen, ook als verkopende luchtvaartmaatschappij in het kader van regelingen voor codesharing of regelingen inzake vast af te nemen plaatsen, of eender welk Russisch geregistreerd luchtvaartuig, of eender welk niet-Russisch-geregistreerde luchtvaartuig dat eigendom is van of gecharterd is door, of anderszins onder de controle staat van een Russische natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam, verboden om te landen op of te vertrekken van het grondgebied van de Unie, of over het grondgebied van de Unie te vliegen.

2.   Lid 1 is niet van toepassing in het geval van een noodlanding of een overvlucht in noodgevallen.

3.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten een luchtvaartuig toestemming verlenen om te landen op of te vertrekken van het grondgebied van de Unie of over het grondgebied van de Unie te vliegen, indien die bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat een dergelijke landing, een dergelijk vertrek of een dergelijke overvlucht noodzakelijk is voor humanitaire doeleinden of voor enig ander doel dat strookt met de doelstellingen van deze verordening.

4.   De betrokken lidstaat of lidstaten stellen de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken na het verlenen van de toestemming in kennis van elke op grond van lid 3 verleende toestemming.

Artikel 3 sexies

1.   De Netwerkbeheerder die door de Commissie is benoemd overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/709 steunt de Commissie en de lidstaten bij het verzekeren van de toepassing en naleving van artikel 3 quinquies. De netwerkbeheerder verwerpt met name alle vliegplannen die door luchtvaartmaatschappijen worden ingediend met het oogmerk activiteiten boven het grondgebied van de Unie uit te voeren die een schending van deze verordening of van andere geldende veiligheids- en beveiligingsmaatregelen inhouden, zodat het de piloot niet is toegestaan te vliegen.

2.   De Netwerkbeheerder brengt, op basis van de analyse van vliegplannen, regelmatig verslag uit aan de Commissie en de lidstaten over de uitvoering van artikel 3 quinquies.”.

3)

De volgende leden 4, 5 en 6 worden toegevoegd aan artikel 5 bis:

“4.   Transacties met betrekking tot het beheer van reserves en van activa van de Russische Centrale Bank, met inbegrip van transacties met rechtspersonen, entiteiten of lichamen handelend namens, of op aanwijzing van de Russische Centrale Bank, zijn verboden.

5.   In afwijking van lid 4 kunnen de bevoegde autoriteiten toestemming verlenen voor een transactie op voorwaarde dat deze strikt noodzakelijk is om de financiële stabiliteit van de Unie in haar geheel of van de betrokken lidstaat te waarborgen.

6.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk in kennis van zijn voornemen om op grond van lid 5 toestemming te verlenen.”.

4)

Artikel 12 wordt vervangen door:

“Artikel 12

Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of als gevolg hebben dat de bij deze verordening opgelegde verboden worden omzeild, ook door op te treden in de plaats van de in de artikelen 5, 5 bis, 5 ter, 5 sexies en 5 septies bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen of door in hun voordeel op te treden door gebruik te maken van de uitzonderingen in artikel 5, lid 6, artikel 5 bis, lid 2, artikel 5 bis, lid 5, artikel 5 ter, lid 2, artikel 5 sexies, lid 2, of artikel 5 septies, lid 2.”.”.


3.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/24


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91

( Publicatieblad van de Europese Unie L 46 van 17 februari 2004 )

Bladzijde 4, artikel 5, lid 1, punt c), ii en iii):

in plaats van:

“ii)

de annulering hun tussen twee weken en zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een alternatief reisplan naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan twee uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan vier uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt, of

iii)

de annulering hun minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een alternatief reisplan naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt.”,

lezen:

“ii)

de annulering hun tussen twee weken en zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een alternatief reisplan wordt aangeboden dat hen in staat stelt niet eerder dan twee uur voor de geplande vertrektijd te vertrekken en hun eindbestemming minder dan vier uur later dan de geplande aankomsttijd te bereiken, of

iii)

de annulering hun minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een alternatief reisplan wordt aangeboden dat hen in staat stelt niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd te vertrekken en hun eindbestemming minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd te bereiken.”.