ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.110.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 110

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
29 april 2011


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2011/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende fusies van naamloze vennootschappen ( 1 )

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2011/255/EU

 

*

Besluit van de Raad van 11 april 2011 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

12

 

 

2011/256/EU

 

*

Besluit van de Raad van 11 april 2011 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Argentijnse Republiek uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

13

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2011 van de Commissie van 28 april 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1580/2007 met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor komkommers en kersen, andere dan zure kersen

14

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2011 van de Commissie van 26 april 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Φιρίκι Πηλίου (Firiki Piliou) (BOB))

16

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 415/2011 van de Commissie van 26 april 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Lapin Poron kylmäsavuliha (BOB))

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 416/2011 van de Commissie van 26 april 2011 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier betreffende een in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen ingeschreven benaming (Valle d'Aosta Lard d'Arnad/Vallée d'Aoste Lard d'Arnad (BOB))

20

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 417/2011 van de Commissie van 28 april 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

22

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 418/2011 van de Commissie van 28 april 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

24

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/257/EU

 

*

Besluit van de Raad van 7 maart 2011 houdende wijziging van Besluit 2010/320/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

26

 

 

2011/258/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 27 april 2011 houdende wijziging van Beschikking 89/471/EEG tot toelating van methoden voor de indeling van geslachte varkens in Duitsland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 2709)

29

 

 

2011/259/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 27 april 2011 betreffende de erkenning van Tunesië wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden met het oog op de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 2754)  ( 1 )

34

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2011/260/EU

 

*

Besluit nr. 2/2011 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs van 16 maart 2011 houdende benoeming van leden van de raad van bestuur van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (TCL)

35

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/1


RICHTLIJN 2011/35/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 5 april 2011

betreffende fusies van naamloze vennootschappen

(codificatie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 2, onder g),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Derde Richtlijn 78/855/EEG van de Raad van 9 oktober 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen (3), is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De coördinatie als bedoeld in artikel 50, lid 2, onder g), van het Verdrag en in het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging (5) is begonnen met de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (6).

(3)

Die coördinatie is, met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van het kapitaal, voortgezet met de Tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (7) en met betrekking tot de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen met de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (8).

(4)

Ter bescherming van de belangen van deelnemers en derden is het nodig de wettelijke bepalingen van de lidstaten inzake fusies van naamloze vennootschappen te coördineren, en dient de rechtsfiguur van de fusie in de wetgeving van alle lidstaten te worden ingevoerd.

(5)

In het kader van zulke coördinatie is het van bijzonder belang dat de aandeelhouders van de vennootschappen die de fusie aangaan behoorlijk en zo objectief mogelijk worden voorgelicht en dat een passende bescherming van hun rechten wordt gewaarborgd. Er is evenwel geen enkele reden om een onderzoek van de fusievoorstellen door een onafhankelijke deskundige voor de aandeelhouders verplicht te stellen indien alle aandeelhouders het erover eens zijn dat het achterwege kan blijven.

(6)

De bescherming van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan wordt thans geregeld bij Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (9).

(7)

De schuldeisers, met inbegrip van de obligatiehouders, alsook de houders van andere effecten van de vennootschappen die een fusie aangaan, moeten worden beschermd tegen benadeling door de fusie.

(8)

De bij Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (10), voorgeschreven openbaarmaking moet worden uitgebreid tot de rechtshandelingen betreffende fusies zodat derden hierover voldoende worden ingelicht.

(9)

Het is noodzakelijk de waarborgen die bij het tot stand brengen van de fusie aan deelnemers en derden worden geboden, uit te breiden tot bepaalde andere rechtshandelingen, die op wezenlijke punten soortgelijke kenmerken vertonen als de fusie, teneinde ontduiking van de bescherming te voorkomen.

(10)

Om rechtszekerheid in de betrekkingen tussen de betreffende vennootschappen, tussen dezen en derden, alsook tussen de aandeelhouders te waarborgen, moeten de gevallen van nietigheid worden beperkt, waarbij enerzijds moet worden uitgegaan van het beginsel dat gebreken zoveel mogelijk worden hersteld, en anderzijds voor het inroepen van nietigheid een korte termijn moet worden gesteld.

(11)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER

Artikel 1

1.   De in deze richtlijn voorgeschreven coördinatiemaatregelen zijn van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die betrekking hebben op vennootschappen met de volgende rechtsvorm:

in België:

de naamloze vennootschap/la société anonyme;

in Bulgarije:

акционерно дружествo;

in Tsjechië:

akciová společnost;

in Denemarken:

aktieselskaber;

in Duitsland:

die Aktiengesellschaft;

in Estland:

aktsiaselts;

in Ierland:

public companies limited by shares, en public companies limited by guarantee having a share capital;

in Griekenland:

ανώνυμη εταιρία;

in Spanje:

la sociedad anónima;

in Frankrijk:

la société anonyme;

in Italië:

la società per azioni;

in Cyprus:

Δημόσιες εταιρείες περιορισμένης ευθύνης με μετοχές, δημόσιες εταιρείες περιορισμένης ευθύνης με εγγύηση που διαθέτουν μετοχικό κεφάλαιο;

in Letland:

akciju sabiedrība;

in Litouwen:

akcinė bendrovė;

in Luxemburg:

la société anonyme;

in Hongarije:

részvénytársaság;

in Malta:

kumpannija pubblika/public limited liability company, kumpanija privata/private limited liability company;

in Nederland:

de naamloze vennootschap;

in Oostenrijk:

die Aktiengesellschaft;

in Polen:

spółka akcyjna;

in Portugal:

a sociedade anónima;

in Roemenië:

societate pe acțiuni;

in Slovenië:

delniška družba;

in Slowakije:

akciová spoločnosť;

in Finland:

julkinen osakeyhtiö/publikt aktiebolag;

in Zweden:

aktiebolag;

in het Verenigd Koninkrijk:

public companies limited by shares, en public companies limited by guarantee having a share capital.

2.   De lidstaten behoeven deze richtlijn niet toe te passen op coöperatieve verenigingen welke in een van de in lid 1 vermelde vennootschapsvormen zijn opgericht. Voor zover in de wetgevingen van de lidstaten van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, zijn deze vennootschappen verplicht de woorden „coöperatieve vereniging” te vermelden in alle in artikel 5 van Richtlijn 2009/101/EG genoemde stukken.

3.   De lidstaten behoeven het bepaalde in deze richtlijn niet toe te passen, wanneer een of meer vennootschappen die worden overgenomen of verdwijnen zijn gewikkeld in een faillissement, akkoord of andere soortgelijke procedure.

HOOFDSTUK II

REGELING VAN DE FUSIE DOOR OVERNEMING VAN EEN OF MEER VENNOOTSCHAPPEN DOOR EEN ANDERE VENNOOTSCHAP EN VAN DE FUSIE DOOR OPRICHTING VAN EEN NIEUWE VENNOOTSCHAP

Artikel 2

De lidstaten regelen voor de onder hun wetgeving vallende vennootschappen de fusie door overneming van een of meer vennootschappen door een andere vennootschap en de fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap.

Artikel 3

1.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „fusie door overneming” verstaan de rechtshandeling waarbij het vermogen van een of meer vennootschappen, zowel rechten als verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder vereffening in zijn geheel op een andere vennootschap overgaat tegen uitreiking van aandelen in de overnemende vennootschap aan de aandeelhouders van de overgenomen vennootschap of vennootschappen, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de uitgereikte aandelen.

2.   In de wetgeving van een lidstaat kan worden bepaald dat fusie door overneming ook kan plaatsvinden wanneer een of meer van de overgenomen vennootschappen in vereffening zijn, mits deze mogelijkheid wordt beperkt tot vennootschappen die nog geen begin hebben gemaakt met de verdeling van hun vermogen onder hun aandeelhouders.

Artikel 4

1.   In de zin van deze richtlijn wordt onder „fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap” verstaan de rechtshandeling waarbij het vermogen van verscheidene vennootschappen, zowel rechten als verplichtingen, als gevolg van hun ontbinding zonder vereffening, in zijn geheel op een door hen opgerichte vennootschap overgaat tegen uitreiking van aandelen in de nieuwe vennootschap aan de aandeelhouders van de verdwijnende vennootschappen, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de uitgereikte aandelen.

2.   In de wetgeving van een lidstaat kan worden bepaald dat fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap ook kan plaatsvinden wanneer een of meer van de verdwijnende vennootschappen in vereffening zijn, mits deze mogelijkheid wordt beperkt tot vennootschappen die nog geen begin hebben gemaakt met de verdeling van hun vermogen onder hun aandeelhouders.

HOOFDSTUK III

FUSIE DOOR OVERNEMING

Artikel 5

1.   De bestuurs- of leidinggevende organen van de vennootschappen die de fusie aangaan, stellen een schriftelijk fusievoorstel op.

2.   In het fusievoorstel worden ten minste vermeld:

a)

de rechtsvorm, de naam en de zetel van de vennootschappen die de fusie aangaan;

b)

de ruilverhouding van de aandelen en, in voorkomend geval, het bedrag van de bijbetaling;

c)

op welke wijze de aandelen in de overnemende vennootschap worden uitgereikt;

d)

vanaf welke datum deze aandelen recht geven te delen in de winst alsmede elke bijzondere regeling betreffende dit recht;

e)

vanaf welke datum de handelingen van de overgenomen vennootschap boekhoudkundig geacht worden te zijn verricht voor rekening van de overnemende vennootschap;

f)

de rechten die de overnemende vennootschap toekent aan de houders van aandelen met bijzondere rechten en aan houders van andere effecten dan aandelen, of de jegens hen voorgestelde maatregelen;

g)

ieder bijzonder voordeel dat wordt toegekend aan de deskundigen in de zin van artikel 10, lid 1, alsmede aan de leden van de organen die belast zijn met het bestuur of de leiding van of het toezicht of de controle op de vennootschappen die de fusie aangaan.

Artikel 6

Het fusievoorstel moet voor elke vennootschap die de fusie aangaat, uiterlijk een maand voor de datum van de algemene vergadering die over het fusievoorstel moet besluiten, openbaar worden gemaakt op de in de wetgeving van elke lidstaat vastgestelde wijze overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2009/101/EG.

Elke vennootschap die de fusie aangaat is van de in artikel 3 van Richtlijn 2009/101/EG neergelegde openbaarmakingsverplichting vrijgesteld indien zij gedurende een ononderbroken periode, die aanvangt ten minste een maand vóór de dag van de algemene vergadering waarop het besluit over het voorstel voor een fusie moet worden genomen en die niet eerder eindigt dan de sluiting van die vergadering, het voorstel voor deze fusie op haar website gratis openbaar maakt. De lidstaten mogen geen verplichtingen verbinden aan of beperkingen stellen aan deze vrijstelling, behalve om de veiligheid van de website en de authenticiteit van de documenten te waarborgen en alleen voor zover zij proportioneel zijn met de te verwezenlijken doelstellingen.

In afwijking van de tweede alinea van dit artikel, mogen de lidstaten verlangen dat de openbaarmaking geschiedt via het in artikel 3, lid 5, van Richtlijn 2009/101/EG bedoelde centrale elektronische platform. Bij wijze van alternatief mogen de lidstaten verlangen dat die openbaarmaking geschiedt op een andere website die zij daartoe hebben aangewezen. Indien de lidstaten gebruikmaken van een van deze mogelijkheden zien zij erop toe dat er voor de vennootschappen geen specifieke kosten zijn verbonden aan deze openbaarmaking.

Indien een andere website wordt gebruikt dan het centrale elektronische platform, wordt ten minste een maand vóór de dag van de algemene vergadering een verwijzing die toegang biedt tot die website opgenomen op het centrale elektronische platform. De verwijzing bevat de datum van de openbaarmaking van het fusievoorstel op de website en is kosteloos toegankelijk voor het publiek. Voor de vennootschappen zijn geen specifieke kosten verbonden aan deze openbaarmaking.

Het in de derde en vierde alinea neergelegde verbod om de vennootschappen specifieke kosten in rekening te brengen laat onverlet dat de lidstaten kosten met betrekking tot het centrale elektronische platform kunnen doorberekenen aan vennootschappen.

De lidstaten mogen van vennootschappen verlangen dat zij de informatie gedurende een specifieke periode na de algemene vergadering op hun website of, in het voorkomende geval, het centrale elektronische platform of de andere door de betrokken lidstaat aangewezen website laten staan. De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen voor het geval dat de toegang tot de website of het centrale elektronische platform om technische of andere redenen tijdelijk onderbroken is.

Artikel 7

1.   Voor de fusie is ten minste de goedkeuring vereist van de algemene vergadering van elke vennootschap die de fusie aangaat. In de wetgeving van de lidstaten dient te worden bepaald dat dit goedkeuringsbesluit over de goedkeuring ten minste moet worden genomen met een meerderheid van niet minder dan twee derde van de stemmen verbonden aan de vertegenwoordigde effecten of aan het vertegenwoordigde geplaatste kapitaal.

In de wetgeving van een lidstaat kan echter worden bepaald dat een gewone meerderheid van de in de eerste alinea bedoelde stemmen voldoende is, indien ten minste de helft van het geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. Voorts zijn, in voorkomend geval, de bepalingen inzake statutenwijzigingen van toepassing.

2.   Indien er verschillende soorten aandelen zijn, is naast het besluit over de fusie een afzonderlijke stemming vereist, althans van elke groep van houders van aandelen van dezelfde soort aan wier rechten de fusie afbreuk doet.

3.   Het te nemen besluit heeft betrekking op de goedkeuring van het fusievoorstel en op de statutenwijzigingen die eventueel voor de fusie nodig zijn.

Artikel 8

Een lidstaat behoeft in zijn wetgeving de goedkeuring van de fusie door de algemene vergadering van de overnemende vennootschap niet verplicht te stellen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de in artikel 6 voorgeschreven openbaarmaking geschiedt voor de overnemende vennootschap uiterlijk een maand vóór de datum van de algemene vergadering van de overgenomen vennootschap of vennootschappen, die over het fusievoorstel moet besluiten;

b)

iedere aandeelhouder van de overnemende vennootschap heeft het recht om ten minste een maand vóór de onder a) genoemde datum, ten kantore van deze vennootschap kennis te nemen van de in artikel 11, lid 1, bedoelde bescheiden;

c)

een of meer aandeelhouders van de overnemende vennootschap die aandelen bezitten die een minimumpercentage van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, moeten het recht hebben op bijeenroeping van een algemene vergadering van de overnemende vennootschap, die over het fusievoorstel moet besluiten; dit minimumpercentage mag niet hoger zijn dan vijf. De lidstaten kunnen evenwel bepalen dat aandelen zonder stemrecht bij de berekening van dit percentage buiten beschouwing worden gelaten.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), is artikel 11, leden 2, 3 en 4, van toepassing.

Artikel 9

1.   De bestuurs- of leidinggevende organen van elke vennootschap die de fusie aangaat, stellen een uitgewerkt schriftelijk verslag op waarin het fusievoorstel, en met name de ruilverhouding van de aandelen, uit juridisch en economisch oogpunt worden toegelicht en verantwoord.

In het verslag worden bovendien de bijzondere moeilijkheden vermeld die zich eventueel bij de waardering hebben voorgedaan.

2.   De bestuurs- of leidinggevende organen van elke vennootschap die de fusie aangaat, lichten de algemene vergadering van hun vennootschap in, alsook de bestuurs- of leidinggevende organen van de overige betrokken vennootschappen, opdat deze laatste hun respectieve algemene vergaderingen op de hoogte kunnen stellen van iedere belangrijke wijziging die zich in de activa en de passiva van het vermogen heeft voorgedaan tussen de datum van opstelling van het fusievoorstel en de datum van de algemene vergaderingen die zich over het fusievoorstel moeten uitspreken.

3.   De lidstaten mogen bepalen dat het in lid 1 bedoelde verslag en/of de in lid 2 bedoelde inlichtingen niet vereist zijn indien alle aandeelhouders en houders van andere effecten waaraan stemrecht is verbonden van alle vennootschappen die aan de fusie deelnemen, hiermee hebben ingestemd.

Artikel 10

1.   Voor elke vennootschap die de fusie aangaat, onderzoeken een of meer van de vennootschap onafhankelijke deskundigen die door de overheid of de rechter zijn aangewezen of toegelaten, het fusievoorstel; zij stellen een schriftelijk verslag voor de aandeelhouders op. In de wetgeving van een lidstaat kan echter worden bepaald dat een of meer onafhankelijke deskundigen worden aangewezen voor alle vennootschappen die de fusie aangaan, indien die aanwijzing, op gezamenlijk verzoek van deze vennootschappen, door de overheid of de rechter geschiedt. Deze deskundigen kunnen, naargelang van de wetgeving van elke lidstaat, natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen zijn.

2.   In het in lid 1 bedoelde verslag moeten de deskundigen in ieder geval verklaren of de ruilverhouding naar hun mening al dan niet redelijk is. In deze verklaring moet tenminste worden aangegeven:

a)

volgens welke methode of methoden de voorgestelde ruilverhouding is vastgesteld;

b)

of deze methode of methoden in het betreffende geval passen en tot welke waarden deze methoden leiden, en moet een oordeel worden gegeven over het betrekkelijke gewicht dat bij de vaststelling van de in aanmerking genomen waarde aan deze methoden is gehecht.

In het verslag worden bovendien de bijzondere moeilijkheden vermeld die zich eventueel bij de waardering hebben voorgedaan.

3.   Elke deskundige is gerechtigd van de vennootschappen die de fusie aangaan te verlangen dat hem alle dienstige inlichtingen en bescheiden worden verstrekt; hij is tevens gerechtigd alle nodige controles te verrichten.

4.   Indien alle aandeelhouders en houders van andere effecten waaraan stemrecht is verbonden van alle vennootschappen die aan de fusie deelnemen hiermee hebben ingestemd, is noch een onderzoek van het fusievoorstel, noch een deskundigenverslag vereist.

Artikel 11

1.   Iedere aandeelhouder heeft het recht ten minste een maand vóór de datum van de algemene vergadering die over het fusievoorstel moet besluiten, ten kantore van de vennootschap kennis te nemen van ten minste de volgende bescheiden:

a)

het fusievoorstel;

b)

de jaarrekeningen en de jaarverslagen over de laatste drie boekjaren van de vennootschappen die de fusie aangaan;

c)

in voorkomend geval, indien de laatste jaarrekening betrekking heeft op een boekjaar dat meer dan zes maanden voor de datum van het fusievoorstel is afgesloten: tussentijdse cijfers omtrent de stand van het vermogen op ten vroegste de eerste dag van de derde maand die aan die datum voorafgaat;

d)

in voorkomend geval, de in artikel 9 bedoelde verslagen van de bestuurs- of leidinggevende organen van de vennootschappen die de fusie aangaan;

e)

in voorkomend geval, het in artikel 10, lid 1, bedoelde verslag.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), zijn geen tussentijdse cijfers vereist indien de vennootschap een halfjaarlijks financieel verslag als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (11) bekendmaakt, en dit conform dit lid aan de aandeelhouders beschikbaar stelt. Bovendien kunnen de lidstaten bepalen dat geen tussentijdse cijfers vereist zijn indien alle aandeelhouders en houders van andere effecten waaraan stemrecht is verbonden van alle vennootschappen die aan de fusie deelnemen hiermee hebben ingestemd.

2.   De in lid 1, eerste alinea, onder c), bedoelde tussentijdse cijfers worden opgemaakt volgens dezelfde methoden en dezelfde opstelling als de laatste jaarbalans.

In de wetgeving van een lidstaat kan evenwel worden bepaald:

a)

dat het niet nodig is de aanwezige vermogensbestanddelen opnieuw op te nemen;

b)

dat de in de laatste balans voorkomende waarderingen slechts kunnen worden gewijzigd in samenhang met verrichte boekingen; er moet echter rekening worden gehouden met:

tussentijdse afschrijvingen en voorzieningen;

belangrijke wijzigingen van de werkelijke waarde die niet uit de boeken blijken.

3.   Aan iedere aandeelhouder moet op zijn verzoek kosteloos een volledig of, desgewenst, gedeeltelijk afschrift van de in lid 1 bedoelde bescheiden worden verstrekt.

Wanneer een aandeelhouder ermee heeft ingestemd dat de vennootschap inlichtingen langs elektronische weg verstrekt, mogen deze afschriften per elektronische post worden toegezonden.

4.   Een vennootschap is vrijgesteld van het vereiste dat zij de in lid 1 bedoelde bescheiden ten kantore beschikbaar stelt indien zij deze gedurende een ononderbroken periode, die aanvangt ten minste één maand vóór de dag van de algemene vergadering waarop het besluit over het fusievoorstel moet worden genomen en die niet eerder eindigt dan de sluiting van die vergadering, op haar website openbaar maakt. De lidstaten mogen geen verplichtingen verbinden aan of beperkingen stellen aan deze vrijstelling, behalve om de veiligheid van de website en de authenticiteit van de documenten te waarborgen en alleen voor zover zij proportioneel zijn met de te verwezenlijken doelstellingen.

Lid 3 is niet van toepassing indien de website aandeelhouders gedurende de gehele in de eerste alinea van dit lid bedoelde periode de mogelijkheid biedt de in lid 1 bedoelde bescheiden te downloaden en af te drukken. In dat geval mogen de lidstaten evenwel bepalen dat de vennootschap deze documenten ten kantore beschikbaar stelt voor raadpleging door de aandeelhouders.

De lidstaten mogen van vennootschappen verlangen dat zij de informatie gedurende een specifieke periode na de algemene vergadering op hun website laten staan. De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen voor het geval dat de toegang tot de website om technische of andere redenen tijdelijk onderbroken is.

Artikel 12

De bescherming van de rechten van de werknemers van elke vennootschap die de fusie aangaat wordt geregeld volgens de voorschriften van Richtlijn 2001/23/EG.

Artikel 13

1.   De wetgevingen der lidstaten moeten een passende bescherming bieden van de belangen der schuldeisers van de vennootschappen die een fusie aangaan, wier vorderingen voor de openbaarmaking van het fusievoorstel zijn ontstaan en ten tijde van die openbaarmaking nog niet opeisbaar zijn.

2.   Daartoe bepalen de wetgevingen van de lidstaten ten minste dat deze schuldeisers recht hebben op passende waarborgen wanneer de financiële toestand van de vennootschappen die de fusie aangaan, deze bescherming nodig maakt en deze schuldeisers niet reeds over dergelijke waarborgen beschikken.

De lidstaten stellen de voorwaarden vast voor de in lid 1 en in de eerste alinea van dit lid bedoelde bescherming. De lidstaten dragen er in elk geval zorg voor dat de bovenbedoelde schuldeisers zich tot de bevoegde administratieve of gerechtelijke instantie kunnen wenden om adequate waarborgen te verkrijgen, mits zij op geloofwaardige wijze kunnen aantonen dat de voldoening van hun vorderingen als gevolg van de fusie in het gedrang is, en dat van de vennootschap geen adequate waarborgen zijn verkregen.

3.   De bescherming voor de schuldeisers van de overnemende vennootschap kan verschillen van de bescherming voor de schuldeisers van de overgenomen vennootschap.

Artikel 14

Onverminderd de regels met betrekking tot de gemeenschappelijke uitoefening van hun rechten, is artikel 13 van toepassing op de houders van obligaties van de vennootschappen die de fusie aangaan, tenzij de fusie is goedgekeurd door een vergadering van obligatiehouders, wanneer de nationale wetgeving een dergelijke vergadering kent, of door de afzonderlijke obligatiehouders.

Artikel 15

De houders van effecten waaraan bijzondere rechten verbonden zijn maar die geen aandelen zijn, moeten in de overnemende vennootschap over rechten beschikken die ten minste gelijkwaardig zijn aan die waarover zij in de overgenomen vennootschap beschikten, tenzij ofwel de wijziging van deze rechten is goedgekeurd door een vergadering van de houders van deze effecten, wanneer de nationale wetgeving een dergelijke vergadering kent, of door de afzonderlijke houders, ofwel deze houders recht hebben op inkoop van hun effecten door de overnemende vennootschap.

Artikel 16

1.   Indien de wetgeving van een lidstaat voor fusies geen preventief toezicht door de overheid of de rechter op de rechtmatigheid voorschrijft of indien zodanig toezicht niet op alle voor de fusie noodzakelijke rechtshandelingen betrekking heeft, worden de notulen van de algemene vergaderingen waarin tot de fusie wordt besloten en, in voorkomend geval, de na deze algemene vergaderingen te sluiten fusieovereenkomst, bij authentieke akte verleden. In de gevallen waarin de fusie niet behoeft te worden goedgekeurd door de algemene vergaderingen van alle vennootschappen die de fusie aangaan, moet het fusievoorstel bij authentieke akte worden verleden.

2.   De notaris of de instantie die bevoegd is de authentieke akte op te maken moet na onderzoek bevestigen dat het fusievoorstel en de rechtshandelingen en formaliteiten waartoe de vennootschap waarvoor die notaris of instantie optreedt, gehouden is, op wettige wijze tot stand zijn gekomen.

Artikel 17

De lidstaten bepalen in hun wetgeving op welke datum de fusie van kracht wordt.

Artikel 18

1.   De fusie moet openbaar worden gemaakt op de in de wetgeving van elke lidstaat vastgestelde wijze, overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2009/101/EG, voor elke vennootschap die de fusie aangaat.

2.   De overnemende vennootschap kan zelf de formaliteiten voor de openbaarmaking betreffende de overgenomen vennootschap of vennootschappen verrichten.

Artikel 19

1.   De fusie heeft van rechtswege en gelijktijdig de volgende rechtsgevolgen:

a)

zowel tussen de overgenomen en de overnemende vennootschap als ten aanzien van derden gaat het vermogen van de overgenomen vennootschap, zowel rechten als verplichtingen, in zijn geheel onder algemene titel over op de overnemende vennootschap;

b)

de aandeelhouders van de overgenomen vennootschap worden aandeelhouders van de overnemende vennootschap;

c)

de overgenomen vennootschap houdt op te bestaan.

2.   Er vindt geen omwisseling plaats van aandelen van de overnemende vennootschap tegen aandelen van de overgenomen vennootschap die worden gehouden:

a)

door de overnemende vennootschap zelf of door een persoon die in eigen naam, maar voor rekening van de vennootschap handelt, of

b)

door de overgenomen vennootschap zelf of door een persoon die in eigen naam, maar voor rekening van de vennootschap handelt.

3.   Het voorgaande doet geen afbreuk aan de wetgeving van de lidstaten die bijzondere formaliteiten voorschrijven om de overgang van bepaalde door de overgenomen vennootschap aangebrachte goederen, rechten en verplichtingen aan derden te kunnen tegenwerpen. De overnemende vennootschap kan zelf deze formaliteiten verrichten; de wetgeving van de lidstaten mag de overgenomen vennootschap evenwel toestaan deze formaliteiten te blijven verrichten gedurende een beperkt tijdvak dat, behalve in uitzonderlijke gevallen, niet mag worden vastgesteld op meer dan zes maanden na de datum waarop de fusie van kracht wordt.

Artikel 20

De wetgevingen van de lidstaten regelen ten minste de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de leden van het bestuurs- of leidinggevende orgaan van de overgenomen vennootschap jegens de aandeelhouders van deze vennootschap wegens fouten die leden van dit orgaan bij de voorbereiding en de totstandkoming van de fusie hebben begaan.

Artikel 21

De wetgevingen van de lidstaten regelen ten minste de civielrechtelijke aansprakelijkheid jegens de aandeelhouders van de overgenomen vennootschap van de deskundigen die voor deze vennootschap belast zijn met de opstelling van het in artikel 10, lid 1, bedoelde verslag wegens fouten die deze deskundigen bij het vervullen van hun taak hebben begaan.

Artikel 22

1.   In de wetgevingen van de lidstaten kan de nietigheid van fusies slechts met inachtneming van de volgende voorwaarden worden geregeld:

a)

de nietigheid moet door de rechter worden uitgesproken;

b)

de nietigheid van een in de zin van artikel 17 van kracht geworden fusie kan slechts worden uitgesproken wegens het ontbreken van het preventieve toezicht door de rechter of de overheid op de rechtmatigheid of van een authentieke akte, dan wel omdat is vastgesteld dat het besluit van de algemene vergadering krachtens het nationale recht nietig of vernietigbaar is;

c)

de vordering tot nietigverklaring kan niet meer worden ingediend nadat zes maanden zijn verstreken na de datum sedert welke de fusie kan worden tegengeworpen aan degene die de nietigheid inroept, noch indien het gebrek inmiddels is hersteld;

d)

wanneer herstel van het gebrek dat tot de nietigverklaring van de fusie kan leiden mogelijk is, verleent de bevoegde rechter daartoe aan de betrokken vennootschappen een termijn;

e)

de beslissing waarbij de nietigheid van de fusie wordt uitgesproken, wordt openbaar gemaakt op de in de wetgeving van elke lidstaat vastgestelde wijze overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2009/101/EG;

f)

wanneer de wetgeving van een lidstaat derdenverzet toestaat, is dit niet meer ontvankelijk nadat zes maanden zijn verstreken sedert de openbaarmaking van de beslissing overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2009/101/EG;

g)

de beslissing waarbij de nietigheid van de fusie wordt uitgesproken, doet op zichzelf geen afbreuk aan de geldigheid van de verbintenissen die voor de openbaarmaking van de beslissing, doch na de datum waarop de fusie van kracht wordt ten laste of ten gunste van de overnemende vennootschap zijn ontstaan;

h)

de vennootschappen die aan de fusie hebben deelgenomen, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de onder g) bedoelde verbintenissen van de overnemende vennootschap.

2.   In afwijking van lid 1, onder a), kan de wetgeving van een lidstaat ook bepalen dat de nietigheid van de fusie wordt uitgesproken door een overheidsinstantie, indien tegen een dergelijke beslissing beroep mogelijk is bij de rechter. Het bepaalde onder b), en onder d) tot en met h) van dit artikel, is van overeenkomstige toepassing op de overheidsinstantie. Deze procedure tot nietigverklaring kan niet meer worden begonnen nadat zes maanden zijn verstreken sedert de datum waarop de fusie van kracht is geworden.

3.   Aan de wetgevingen der lidstaten betreffende de nietigheid van een fusie die wordt uitgesproken ingevolge een ander toezicht op de fusie dan het preventieve toezicht door de rechter of de overheid op de rechtmatigheid, wordt geen afbreuk gedaan.

HOOFDSTUK IV

FUSIE DOOR OPRICHTING VAN EEN NIEUWE VENNOOTSCHAP

Artikel 23

1.   De artikelen 5, 6 en 7 en 9 tot en met 22 van deze richtlijn zijn van toepassing op de fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap, onverminderd de artikelen 12 en 13 van Richtlijn 2009/101/EG. Daarbij wordt onder „vennootschappen die de fusie aangaan” of „overgenomen vennootschap” verstaan de vennootschappen die verdwijnen, en onder „overnemende vennootschap” de nieuwe vennootschap.

Artikel 5, lid 2, onder a), van deze richtlijn is eveneens van toepassing op de nieuwe vennootschap.

2.   Het fusievoorstel, alsmede, indien daarvan een afzonderlijke akte wordt opgemaakt, de akte van oprichting of de ontwerpakte van oprichting en de statuten of de ontwerpstatuten van de nieuwe vennootschap worden goedgekeurd door de algemene vergadering van elke verdwijnende vennootschap.

HOOFDSTUK V

OVERNEMING VAN EEN VENNOOTSCHAP DOOR EEN ANDERE VENNOOTSCHAP DIE TEN MINSTE 90 % VAN DE AANDELEN IN DE OVERGENOMEN VENNOOTSCHAP HOUDT

Artikel 24

De lidstaten regelen voor de onder hun wetgeving vallende vennootschappen de rechtshandeling waarbij het vermogen van een of meer vennootschappen, zowel rechten als verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder vereffening, in zijn geheel overgaat op een andere vennootschap die houdster is van alle aandelen van de overgenomen vennootschap of vennootschappen en van de andere effecten waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden. Hoofdstuk III is op deze rechtshandeling van toepassing. De lidstaten mogen de verplichtingen van artikel 5, lid 2, onder b), c) en d), de artikelen 9 en 10, artikel 11, lid 1, onder d) en e), artikel 19, lid 1, onder b), en de artikelen 20 en 21, echter niet opleggen.

Artikel 25

De lidstaten passen artikel 7 niet toe op de in artikel 24 omschreven rechtshandelingen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de in artikel 6 voorgeschreven openbaarmaking geschiedt voor elke aan de rechtshandeling deelnemende vennootschap uiterlijk een maand voordat de overneming van kracht wordt;

b)

iedere aandeelhouder van de overnemende vennootschap heeft het recht ten minste een maand voordat de overneming van kracht wordt, ten kantore van de vennootschap kennis te nemen van de in artikel 11, lid 1, onder a), b) en c), genoemde bescheiden;

c)

artikel 8, eerste alinea, onder c), is van toepassing.

Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea van dit artikel is artikel 11, leden 2, 3 en 4, van toepassing.

Artikel 26

De lidstaten kunnen de artikelen 24 en 25 toepassen op rechtshandelingen waarbij het vermogen van een of meer vennootschappen, zowel rechten als verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder vereffening, in zijn geheel overgaat op een andere vennootschap, indien alle aandelen en andere in artikel 24 bedoelde effecten van de overgenomen vennootschap of vennootschappen worden gehouden door de overnemende vennootschap zelf en/of door personen die deze aandelen en effecten in eigen naam, maar voor rekening van de overnemende vennootschap houden.

Artikel 27

In geval van fusie door overneming door een andere vennootschap die niet alle, maar ten minste 90 % bezit van de aandelen van elke overgenomen vennootschap en van de andere effecten waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden, stellen de lidstaten de goedkeuring van de fusie door de algemene vergadering van de overnemende vennootschap niet verplicht indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de in artikel 6 voorgeschreven openbaarmaking geschiedt voor de overnemende vennootschap uiterlijk een maand vóór de datum van de algemene vergadering van de overgenomen vennootschap of vennootschappen die over het fusievoorstel moet besluiten;

b)

iedere aandeelhouder van de overnemende vennootschap heeft het recht ten minste een maand voor de onder a) genoemde datum ten kantore van deze vennootschap kennis te nemen van de in artikel 11, lid 1, onder a), b) en, in voorkomend geval, onder c), d) en e), genoemde bescheiden;

c)

artikel 8, eerste alinea, onder c), is van toepassing.

Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea van dit artikel is artikel 11, leden 2, 3 en 4, van toepassing.

Artikel 28

In geval van een fusie als bedoeld in artikel 27 mogen de lidstaten de verplichtingen van de artikelen 9, 10 en 11 niet opleggen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de aandeelhouders met een minderheidsbelang in de overgenomen vennootschap kunnen de overnemende vennootschap verplichten hun aandelen te verwerven;

b)

indien zij dat recht uitoefenen, hebben zij recht op een tegenprestatie die overeenkomt met de waarde van hun aandelen;

c)

indien er geen overeenstemming is over de tegenprestatie moet deze kunnen worden vastgesteld door de rechter of door een administratieve instantie die daartoe is aangewezen door de lidstaat.

Een lidstaat hoeft het eerste alinea niet toe te passen als de wetgeving van die lidstaat de overnemende vennootschap toestaat, zonder voorafgaand openbaar overnamebod, alle houders van effecten van de over te nemen vennootschap of vennootschappen ertoe te verplichten die effecten voor de fusie te verkopen tegen een billijke prijs.

Artikel 29

De lidstaten kunnen de artikelen 27 en 28 toepassen op rechtshandelingen waarbij het vermogen van een of meer vennootschappen, zowel rechten als verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder vereffening, in zijn geheel overgaat op een andere vennootschap, indien niet alle maar ten minste 90 % van de aandelen en andere in artikel 27 bedoelde effecten van elke overgenomen vennootschap worden gehouden door de overnemende vennootschap zelf en/of door personen die deze aandelen en effecten in eigen naam, maar voor rekening van de overnemende vennootschap houden.

HOOFDSTUK VI

ANDERE MET FUSIE GELIJKGESTELDE RECHTSHANDELINGEN

Artikel 30

Wanneer de wetgeving van een lidstaat voor een van de in artikel 2 bedoelde rechtshandeling een bijbetaling in geld toestaat welke groter is dan 10 %, zijn de hoofdstukken III en IV en de artikelen 27, 28 en 29 van toepassing.

Artikel 31

Wanneer de wetgeving van een lidstaat een van de in de artikelen 2, 24 en 30 bedoelde rechtshandelingen toestaat zonder dat alle overdragende vennootschappen ophouden te bestaan, zijn in voorkomend geval hoofdstuk III, met uitzondering van artikel 19, lid 1, onder c), en de hoofdstukken IV en V van toepassing.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 32

Richtlijn 78/855/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 33

Deze richtlijn treedt in werking op 1 juli 2011.

Artikel 34

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 5 april 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

GYŐRI E.


(1)  PB C 51 van 17.2.2011, blz. 36.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 18 januari 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 maart 2011.

(3)  PB L 295 van 20.10.1978, blz. 36.

(4)  Zie bijlage I, deel A.

(5)  PB 2 van 15.1.1962, blz. 36/62.

(6)  PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8.

(7)  PB L 26 van 31.1.1977, blz. 1.

(8)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

(9)  PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16.

(10)  PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11.

(11)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 32)

Richtlijn 78/855/EEG van de Raad

(PB L 295 van 20.10.1978, blz. 36)

 

Bijlage I, punt III. C, bij de Toetredingsakte van 1979

(PB L 291 van 19.11.1979, blz. 89)

 

Bijlage I, punt II. d), bij de Toetredingsakte van 1985

(PB L 302 van 15.11.1985, blz. 157)

 

Bijlage I, punt XI.A.3, bij de Toetredingsakte van 1994

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 194)

 

Bijlage II, punt 4.A.3, bij de Toetredingsakte van 2003

(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 338)

 

Richtlijn 2006/99/EG van de Raad

(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 137)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1 en bijlage, afdeling A.3, naar Richtlijn 78/855/EEG betreft.

Richtlijn 2007/63/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 300 van 17.11.2007, blz. 47)

uitsluitend artikel 2

Richtlijn 2009/109/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 259 van 2.10.2009, blz. 14)

uitsluitend artikel 2

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 32)

Richtlijn

Omzettingstermijn

78/855/EEG

13 oktober 1981

2006/99/EG

1 januari 2007

2007/63/EG

31 december 2008

2009/109/EG

30 juni 2011


BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 78/855/EEG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikelen 2-4

Artikelen 2-4

Artikelen 5-22

Artikelen 5-22

Artikel 23, lid 1

Artikel 23, lid 1, eerste alinea

Artikel 23, lid 2

Artikel 23, lid 1, tweede alinea

Artikel 23, lid 3

Artikel 23, lid 2

Artikelen 24-29

Artikelen 24-29

Artikelen 30-31

Artikelen 30-31

Artikel 32

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 33

Artikel 34

Bijlage I

Bijlage II


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/12


BESLUIT VAN DE RAAD

van 11 april 2011

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

(2011/255/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 januari 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) 1994 onderhandelingen te openen met bepaalde andere leden van de Wereldhandelsorganisatie, in verband met de toetreding tot de Europese Unie van de Republiek Bulgarije en Roemenië.

(2)

De Commissie heeft deze onderhandelingen gevoerd binnen de marges van de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren.

(3)

Deze onderhandelingen zijn afgesloten, en op 7 september 2010 vond de parafering plaats van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie („de overeenkomst”).

(4)

De overeenkomst moet worden ondertekend,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie („de overeenkomst”), wordt namens de Unie goedgekeurd onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst (1).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Europese Unie te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 11 april 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

PINTÉR S.


(1)  De tekst van de overeenkomst zal samen met het besluit betreffende de sluiting worden bekendgemaakt.


29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/13


BESLUIT VAN DE RAAD

van 11 april 2011

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Argentijnse Republiek uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

(2011/256/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 januari 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) 1994 onderhandelingen te openen met bepaalde andere leden van de Wereldhandelsorganisatie, in verband met de toetreding tot de Europese Unie van de Republiek Bulgarije en Roemenië.

(2)

De Commissie heeft deze onderhandelingen gevoerd binnen de marges van de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren.

(3)

Deze onderhandelingen zijn afgesloten, en op 22 september 2010 vond de parafering plaats van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Argentijnse Republiek uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie („de overeenkomst”).

(4)

De overeenkomst moet worden ondertekend,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Argentijnse Republiek uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie („de overeenkomst”), wordt namens de Unie goedgekeurd onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst (1).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) namens de Unie de overeenkomst te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 11 april 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

PINTÉR S.


(1)  De tekst van de overeenkomst wordt bekendgemaakt samen met het besluit betreffende de sluiting ervan.


VERORDENINGEN

29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 413/2011 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1580/2007 met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor komkommers en kersen, andere dan zure kersen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 143, onder b), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2) voorziet in toezicht op de invoer van de in bijlage XVII bij die verordening genoemde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3).

(2)

Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4), en op grond van de meest recente beschikbare gegevens over 2008, 2009 en 2010 moeten de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor komkommers en kersen, andere dan zure kersen worden aangepast.

(3)

Verordening (EG) nr. 1580/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(4)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.


BIJLAGE

„BIJLAGE XVII

AANVULLENDE INVOERRECHTEN: TITEL IV, HOOFDSTUK II, AFDELING 2

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de tekst van de omschrijving van de goederen als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Toepassingsperiode

Drempelvolume

(in ton)

78.0015

0702 00 00

Tomaten

1 oktober tot en met 31 mei

1 215 717

78.0020

1 juni tot en met 30 september

966 474

78.0065

0707 00 05

Komkommers

1 mei tot en met 31 oktober

31 289

78.0075

1 november tot en met 30 april

26 583

78.0085

0709 90 80

Artisjokken

1 november tot en met 30 juni

17 258

78.0100

0709 90 70

Courgettes

1 januari tot en met 31 december

57 955

78.0110

0805 10 20

Sinaasappelen

1 december tot en met 31 mei

368 535

78.0120

0805 20 10

Clementines

1 november tot eind februari

175 110

78.0130

0805 20 30

0805 20 50

0805 20 70

0805 20 90

Mandarijnen (tangerines en satsuma’s daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten

1 november tot eind februari

115 625

78.0155

0805 50 10

Citroenen

1 juni tot en met 31 december

329 872

78.0160

1 januari tot en met 31 mei

120 619

78.0170

0806 10 10

Tafeldruiven

21 juli tot en met 20 november

146 510

78.0175

0808 10 80

Appelen

1 januari tot en met 31 augustus

916 384

78.0180

1 september tot en met 31 december

95 396

78.0220

0808 20 50

Peren

1 januari tot en met 30 april

291 094

78.0235

1 juli tot en met 31 december

93 666

78.0250

0809 10 00

Abrikozen

1 juni tot en met 31 juli

49 314

78.0265

0809 20 95

Kersen, andere dan zure kersen

21 mei tot en met 10 augustus

30 783

78.0270

0809 30

Perziken, nectarines daaronder begrepen

11 juni tot en met 30 september

6 867

78.0280

0809 40 05

Pruimen

11 juni tot en met 30 september

57 764”


29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 414/2011 VAN DE COMMISSIE

van 26 april 2011

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Φιρίκι Πηλίου (Firiki Piliou) (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Griekenland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Φιρίκι Πηλίου (Firiki Piliou)” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 april 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 222 van 17.8.2010, blz. 9.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

GRIEKENLAND

Φιρίκι Πηλίου (Firiki Piliou) (BOB)


29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 415/2011 VAN DE COMMISSIE

van 26 april 2011

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Lapin Poron kylmäsavuliha (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Finland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Lapin Poron kylmäsavuliha” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 april 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 225 van 20.8.2010, blz. 12.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

FINLAND

Lapin Poron kylmäsavuliha (BOB)


29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 416/2011 VAN DE COMMISSIE

van 26 april 2011

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier betreffende een in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen ingeschreven benaming (Valle d'Aosta Lard d'Arnad/Vallée d'Aoste Lard d'Arnad (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Italië onderzocht voor de goedkeuring van wijzigingen van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Valle d'Aosta Lard d'Arnad/Vallée d'Aoste Lard d'Arnad” die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1263/96 van de Commissie (3), is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 april 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(3)  PB L 163 van 2.7.1996, blz. 19.

(4)  PB C 222 van 17.8.2010, blz. 14.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

ITALIË

Valle d'Aosta Lard d'Arnad/Vallée d'Aoste Lard d'Arnad (BOB)


29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 417/2011 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

JO

78,3

MA

39,7

TN

118,7

TR

82,8

ZZ

79,9

0707 00 05

AL

107,4

EG

152,2

TR

132,0

ZZ

130,5

0709 90 70

JO

78,3

MA

78,8

TR

108,8

ZZ

88,6

0709 90 80

EC

33,0

ZZ

33,0

0805 10 20

EG

49,5

IL

67,9

MA

45,2

TN

50,6

TR

78,1

ZZ

58,3

0805 50 10

TR

45,4

ZZ

45,4

0808 10 80

AR

82,3

BR

70,9

CA

111,8

CL

79,3

CN

105,8

MK

50,2

NZ

111,4

US

128,6

UY

62,0

ZA

81,9

ZZ

88,4

0808 20 50

AR

94,8

CL

103,2

CN

72,3

ZA

100,0

ZZ

92,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 418/2011 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 385/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 103 van 19.4.2011, blz. 104.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 29 april 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

44,04

0,00

1701 11 90 (1)

44,04

1,69

1701 12 10 (1)

44,04

0,00

1701 12 90 (1)

44,04

1,40

1701 91 00 (2)

43,83

4,32

1701 99 10 (2)

43,83

1,19

1701 99 90 (2)

43,83

1,19

1702 90 95 (3)

0,44

0,25


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/26


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 maart 2011

houdende wijziging van Besluit 2010/320/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

(2011/257/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 9, en artikel 136,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 136, lid 1, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de mogelijkheid specifieke maatregelen ter versterking van de coördinatie en de bewaking van de begrotingsdiscipline vast te stellen voor de lidstaten die de euro als munt hebben.

(2)

Overeenkomstig artikel 126, VWEU dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden; daartoe is in datzelfde artikel een buitensporigtekortprocedure vastgelegd. Het stabiliteits- en groeipact, waarvan het correctieve deel bestaat in de tenuitvoerlegging van de buitensporigtekortprocedure, verschaft een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(3)

Op 27 april 2009 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestond.

(4)

Op 10 mei 2010 heeft de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 9, en artikel 136, VWEU het tot Griekenland gerichte Besluit 2010/320/EU (1) („het besluit”) vastgesteld teneinde het begrotingstoezicht te versterken en te verdiepen en Griekenland aan te manen om maatregelen te treffen om het tekort uiterlijk in 2014 te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen. De Raad stelde het volgende traject voor de correctie van het tekort vast: een overheidstekort van niet meer dan 18 508 miljoen EUR in 2010, 17 065 miljoen EUR in 2011, 14 916 miljoen EUR in 2012, 11 399 miljoen EUR in 2013 en 6 385 miljoen EUR in 2014.

(5)

Volgens de prognoses die ten tijde van de vaststelling door de Raad van het besluit beschikbaar waren, zou het reële bbp in 2010 met 4 % en in 2011 met 2,5 % krimpen, en zich nadien herstellen met groeicijfers van 1,1 % in 2012 en 2,1 % in 2013 en in 2014. Verwacht werd dat de bbp-deflator in de periode 2010-2014 op achtereenvolgens 1,2 %, – 0,5 %, 1,0 %, 0,7 % en 1,0 % zou uitkomen. Gezien de economische ontwikkelingen wordt thans aangenomen dat het reële bbp in 2010 met 4,5 % en in 2011 met 3 % zal krimpen, en zich nadien zal herstellen met groeicijfers van 1,1 % in 2012 en 2,1 % in 2013 en in 2014. Thans wordt ervan uitgegaan dat de bbp-deflator in de periode 2010-2014 op achtereenvolgens 3,0 %, 1,6 %, 0,4 %, 0,8 % en 1,2 % zal uitkomen.

(6)

Op 12 februari 2011 heeft Griekenland bij de Raad en de Commissie een verslag ingediend waarin een beschrijving wordt gegeven van de beleidsmaatregelen die zijn genomen om aan het besluit gevolg te geven. De Commissie heeft het verslag geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat Griekenland in bevredigende mate gevolg geeft aan het besluit. De tekortdoelstelling voor 2011 mag evenwel niet worden gemist, zoals in 2010 is gebeurd.

(7)

In het licht van het bovenstaande lijkt het gepast het besluit op een aantal punten te herzien, met behoud van zowel de uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort als het aanpassingstraject voor het overheidstekort en de nominale stijging van de overheidsschuld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/320/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2, lid 4, wordt punt c) vervangen door:

„c)

de regering vereffent de achterstallige betalingen die in 2010 zijn geaccumuleerd en brengt die van de vorige jaren terug;”.

2)

In artikel 2, lid 4, wordt punt d) vervangen door:

„d)

een strategisch middellangetermijnplan voor de begroting met permanente budgettaire consolidatiemaatregelen ter grootte van ten minste 8 % van het bbp (waarvan er een aantal al in mei 2010 zijn aangegeven), alsook een reserve voor onvoorziene uitgaven om te garanderen dat de tekortdoelstellingen tot en met 2014 worden gehaald en dat de schuldquote een duurzame neerwaartse tendens gaat vertonen. Het strategisch plan wordt vóór eind maart voor publieke raadpleging gepubliceerd. Het strategisch middellangetermijnplan omvat onder meer: prudente macro-economische voorspellingen; basisprognoses voor de ontvangsten en uitgaven van de centrale overheid en van andere overheidsentiteiten; een beschrijving van permanente budgettaire maatregelen en van de timing en omvang ervan; jaarlijkse uitgavenplafonds voor elk ministerie en begrotingsdoelstellingen voor andere overheidsentiteiten tot en met 2014; in overeenstemming met de tekort- en schulddoelstellingen zijnde prognoses voor de overheidsbegroting na uitvoering van de maatregelen; schuldprognoses voor de langere termijn op basis van prudente macro-economische voorspellingen, stabiele primaire overschotten vanaf 2014 en privatiseringsplannen. Het strategisch middellangetermijnplan wordt afgestemd op de aan de gang zijnde hervormingen van de gezondheidszorg en de pensioenen en op specifieke sectorale plannen. De sectorale plannen (de ontwerpplannen moeten uiterlijk eind maart beschikbaar zijn) behelzen met name: hervormingen van het belastingbeleid; staatsbedrijven; niet op de begroting opgevoerde fondsen (juridische entiteiten van de overheidssector en geoormerkte rekeningen); loonkosten van de overheid; het overheidsapparaat; sociale uitgaven; overheidsinvesteringen en militaire uitgaven. Elk sectoraal plan wordt door interministeriële taskforces aangestuurd;”.

3)

In artikel 2, lid 4, wordt punt e) vervangen door:

„e)

een plan tot bestrijding van belastingontwijking met kwantitatieve prestatie-indicatoren om belastinginningsdiensten op hun verantwoordelijkheid aan te spreken; wetgeving tot stroomlijning van de procedures voor de beslechting van administratieve belastinggeschillen en van de gerechtelijke beroepsprocedures, alsook de nodige wetten en procedures om ernstige beroepsfouten, corruptie en slecht presteren van belastingambtenaren beter te kunnen aanpakken, onder meer door vervolging in gevallen van plichtsverzuim; publicatie van maandelijkse verslagen van de vijf taskforces ter bestrijding van belastingontwijking, waarin onder meer een reeks voortgangsindicatoren is opgenomen;”.

4)

In artikel 2, lid 4, wordt punt f) vervangen door:

„f)

een gedetailleerd actieplan met tijdschema voor de volledige uitwerking en invoering van de vereenvoudigde beloningsregeling; opstelling van een personeelsplan voor de middellange termijn voor de periode tot en met 2013 dat in overeenstemming is met de regel van 1 indienstneming voor 5 uitdiensttredingen, waarin ook plannen worden gespecificeerd voor de reallocatie van gekwalificeerd personeel ten behoeve van prioritaire terreinen; bekendmaking van maandelijkse gegevens over het personeelsverloop (indiensttredingen, uitdiensttredingen, overplaatsingen tussen entiteiten) van de diverse overheidsafdelingen;”.

5)

In artikel 2, lid 4, wordt punt g) vervangen door:

„g)

doorvoering van de grondige hervorming van het gezondheidszorgstelsel waarmee in 2010 een aanvang is gemaakt, met de bedoeling de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg op of onder de 6 % van het bbp te handhaven; maatregelen die besparingen op de uitgaven voor geneesmiddelen ter waarde van ten minste 2 miljard EUR opleveren ten opzichte van het niveau van 2010, waarvan ten minste 1 miljard EUR in 2011 wordt gerealiseerd; verbetering van de boekhoudings- en factureringssystemen van ziekenhuizen door: voltooiing van de invoering in alle ziekenhuizen van dubbele boekhoudsystemen op transactiebasis; gebruikmaking van het uniforme codeersysteem en van een gemeenschappelijk register voor medische benodigdheden; berekening van de voorraden en stromen van medische benodigdheden in alle ziekenhuizen met behulp van het uniforme codeerstelsel voor medische benodigdheden; inning van eigen bijdragen van patiënten in alle voorzieningen van de nationale gezondheidsdienst; en de tijdige facturering van behandelingskosten (niet later dan twee maanden) aan Griekse socialeverzekeringsinstellingen, andere lidstaten en particuliere zorgverzekeraars; en ervoor zorgen dat ten minste 50 % van de hoeveelheid geneesmiddelen die eind 2011 door openbare ziekenhuizen is gebruikt, uit generieke geneesmiddelen en geneesmiddelen waarop geen octrooi rust, bestaat door alle openbare ziekenhuizen ertoe te verplichten farmaceutische producten per werkzame stof aan te kopen;”.

6)

In artikel 2, lid 4, wordt punt h) vervangen door:

„h)

met het oogmerk om verspilling en wanbeleid in staatsbedrijven tegen te gaan en ten minste 800 miljoen EUR fiscaal te besparen, vaststelling van een besluit dat: primaire beloningen in de publieke sector op bedrijfsniveau met tenminste 10 % verlaagt; secundaire beloningen beperkt tot 10 % van de primaire beloningen; een maximum van 4 000 EUR per maand voor bruto inkomsten vaststelt (12 betalingen per jaar); de tarieven voor stadsvervoer met minstens 30 % verhoogt; acties opstelt die de werkingskosten in de publieke sector met 15 tot 25 verlagen; en vaststelling van een besluit voor de herstructurering van de OASA;”.

7)

In artikel 2, lid 4, wordt punt k) vervangen door:

„k)

vaststelling van een wet waarbij overeenkomstig het actieplan een centrale autoriteit voor overheidsopdrachten wordt ingesteld; en ontwikkeling van een IT-platform voor elektronische aanbestedingen en vaststelling van onder meer de volgende tussentijdse ijkpunten in overeenstemming met het actieplan: test van een proefversie, beschikbaarheid van alle functies voor alle opdrachten en geleidelijke invoering van de verplichting om van het elektronisch aanbestedingssysteem gebruik te maken voor het plaatsen van opdrachten voor leveringen, diensten en werken;”.

8)

Aan artikel 2, lid 4, wordt het volgende punt toegevoegd:

„l)

een wet waarin de kwalificaties en verantwoordelijkheden worden gespecificeerd van de rekenplichtigen die in alle vakministeries en belangrijkste overheidsentiteiten moeten worden aangesteld en verantwoordelijk zullen zijn voor de uitoefening van een deugdelijke financiële controle; benoeming van rekenplichtigen; en versnelling van het proces tot instelling van registers van vastleggingskredieten en registers van beleidskredieten in de hele overheidssector (met uitzondering van de kleinste entiteiten);”.

9)

Aan artikel 2, lid 5, wordt het volgende punt toegevoegd:

„i)

publicatie van een inventaris van overheidsactiva, waarin onder meer een overzicht van de belangen in beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde ondernemingen en van commercieel interessante onroerende goederen en terreinen wordt gegeven en een schatting van de waarde van deze activa wordt verstrekt; oprichting van een algemeen secretariaat voor onroerend goed dat voor een betere coördinatie en een snellere uitvoering van het programma inzake privatiseringen en patrimoniumbeheer moet zorgen; op basis van genoemde inventaris worden de privatiseringsplannen herzien en versneld doorgevoerd.”.

10)

Aan artikel 2, lid 6, wordt het volgende punt toegevoegd:

„f)

opstelling van een middellangetermijnplan voor de afstoting van overheidsactiva, herziening van de voor 2011-2013 geplande privatiseringsopbrengsten en verlenging van het plan tot en met 2015, waarbij wordt voortgebouwd op de (uiterlijk in juni 2011 te publiceren) inventaris van commercieel interessant onroerend goed in staatseigendom.”.

11)

Aan artikel 2 wordt een nieuw lid toegevoegd:

„8.   Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind maart 2012:

a)

een hervorming van de secundaire/aanvullende pensioenregelingen door fondsen te fuseren en door een aanvang te maken met de berekening van uitkeringen op basis van de nieuwe theoretische toegezegdebijdragenregeling; bevriezing van de nominale aanvullende pensioenen en vermindering van de vervangingsratio’s voor opgebouwde rechten in fondsen met tekorten op basis van een actuariële studie van de nationale autoriteit voor het actuariaat. Ingeval de actuariële studie niet klaar is, worden de vervangingsratio’s met ingang van 1 januari 2012 verminderd om tekorten te vermijden.’.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de kennisgeving ervan.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 7 maart 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

VÖLNER P.


(1)  PB L 145 van 11.6.2010, blz. 6.


29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/29


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2011

houdende wijziging van Beschikking 89/471/EEG tot toelating van methoden voor de indeling van geslachte varkens in Duitsland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 2709)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2011/258/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder m), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 89/471/EEG van de Commissie (2) is het gebruik van verschillende methoden voor de indeling van geslachte varkens in Duitsland toegelaten.

(2)

Duitsland is van mening dat het absoluut noodzakelijk is de nationale formule aan te passen om rekening te houden met de vooruitgang die de afgelopen 15 jaar op fokgebied is geboekt. De laatste bijwerking van de vergelijking voor de berekening van het magervleesaandeel voor het indelingsapparaat en de „Zwei-Punkt-Meßverfahren”-methode (ZP) vond plaats in 1995.

(3)

Duitsland heeft de Commissie verzocht om toestemming voor de vervanging van de formules die worden gebruikt in de indelingsmethoden „General Electric Logiq 200pro”, „Autofom I” en „Zwei-Punkt-Meßverfahren” (ZP) en om toelating voor het gebruik van twee nieuwe methoden voor de indeling van geslachte varkens op zijn grondgebied, en heeft een protocol als bedoeld in artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie van 10 december 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de communautaire indelingsschema’s voor runder-, varkens- en schapenkarkassen en voor de mededeling van de prijzen daarvan (3) ingediend met daarin een gedetailleerde beschrijving van de versnijdingsproef, inclusief de basisbeginselen van de methode, de resultaten van de versnijdingsproef en de vergelijkingen voor de beoordeling van het percentage mager vlees.

(4)

Uit het onderzoek van dit verzoek is gebleken dat aan de voorwaarden voor toelating van deze indelingsmethoden is voldaan. Deze indelingsmethoden dienen derhalve te worden toegestaan in Duitsland.

(5)

Beschikking 89/471/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Gelet op de technische omstandigheden in verband met de invoering van nieuwe apparaten en nieuwe vergelijkingen, dienen de bij dit besluit toegelaten methoden voor de indeling van geslachte varkens met ingang van 4 oktober 2011 van toepassing te zijn.

(7)

Wijzigingen van het apparaat of van de indelingsmethoden zijn verboden, tenzij deze expliciet bij een besluit van de Commissie worden toegestaan.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 89/471/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 1 bis wordt vervangen door:

„Artikel 1 bis

In afwijking van artikel 1, leden 2 en 3, wordt het gebruik van de volgende methoden voor de indeling van geslachte varkens in Duitsland toegestaan overeenkomstig bijlage V, punt B.IV.1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (4):

het „Autofom I” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel III van de bijlage;

het „Autofom III” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel IV van de bijlage;

het „CSB Image Meater” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethode, die nader zijn beschreven in deel IV van de bijlage.

2.

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 4 oktober 2011.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 27 april 2011.

Voor de Commissie

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 233 van 10.8.1989, blz. 30.

(3)  PB L 337 van 16.12.2008, blz. 3.

(4)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.”.


BIJLAGE

De bijlage bij Beschikking 89/471/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel I (Ultrasonic Scanner GE Logiq 200pro) wordt punt 2 vervangen door:

„2.

Het magervleesaandeel van het geslachte varken wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

LMP = 60,98501 – 0,85831•x1 + 0,16449•x2

waarbij:

LMP

=

geschat aandeel mager vlees van het geslachte varken,

x1

=

de rugspekdikte (met inbegrip van het zwoerd) in mm, gemeten op 7 cm van de scheiding van het halve varken tussen de tweede en derde laatste rib,

x2

=

de rugspierdikte in mm, in één handeling en op dezelfde plaats gemeten als x1.

Deze formule is geldig voor geslachte varkens met een gewicht tussen 50 en 120 kg.”.

2)

In deel II (Zwei-Punkt-Meßverfahren (ZP)) wordt punt 2 vervangen door:

„2.

Het magervleesaandeel van het geslachte varken wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

LMP = 58,10122 – 0,56495•F + 0,13199•M

waarbij:

LMP =

geschat aandeel mager vlees van het geslachte varken,

F —

spekdikte in mm, met name de minimale zichtbare spekdikte (met inbegrip van het zwoerd) op de M. glutaeus medius, gemeten op de scheiding van het halve varken (mm)

M —

vleesdikte in mm, gemeten op de kortste afstand tussen het voorste (craniale) uiteinde van de M. glutaeus medius en het bovenste (dorsale) uiteinde van het wervelkanaal (mm)

De formule is geldig voor geslachte varkens met een gewicht tussen 50 en 120 kg.”.

3)

Deel III (Fully automatic ultrasonic carcase grading (Autofom)) wordt vervangen door:

DEEL III

Autofom I

1.

De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de geslachte varkens worden ingedeeld met het „Autofom I” genaamde apparaat.

2.

Het apparaat is uitgerust met zestien ultrasone transductoren met een frequentie van 2 MHz (Carometec A/S), met een meetbereik van 25 mm tussen de transductoren.

De ultrasone gegevens omvatten metingen van de rugspek- en de spierdikte en de ter zake relevante parameters.

De meetwaarden worden door een computer omgezet in een schatting van het magervleesaandeel.

3.

Het magervleesaandeel van het geslachte varken wordt op basis van 31 variabelen aan de hand van de onderstaande formule berekend:

LMP = 63,95382561 – 0,11923455•IP001 – 0,09558979•IP002 – 0,10584604•IP007 – 0,05155666•IP009 – 0,13640649•IP016 – 0,14213204•IP022 + 0,03049588•IP030 + 0,01790568•IP032 + 0,01105555•IP038 – 0,16701099•IP042 – 0,06005469•IP071 – 0,22169624•IP079 + 0,06666878•IP084 + 0,05392766•IP086 – 0,21648737•IP090 – 0,26525617•IP091 – 0,09417923•IP092 – 0,01909767•IP093 – 0,01964313•IP094 – 0,02064380•IP095 – 0,01600385•IP096 – 0,01119575•IP103 – 0,00827959•IP109 – 0,00687431•IP111 – 0,00757384•IP112 + 0,01885055•IP113 + 0,06095365•IP115 + 0,05703606•IP116 + 0,04184455•IP120 + 0,04682307•IP121 + 0,03958671•IP122

waarbij:

 

LMP = geschat aandeel mager vlees van het geslachte varken,

 

IP001, IP002, IP007…IP122 zijn de door Autofom I gemeten variabelen.

4.

Het magervleesaandeel van het geslachte varken wordt op basis van 3 t-waarden (hoofdcomponenten) berekend aan de hand van de volgende formule:

LMP = 58,31148999 + 1,16880438•T1 + 0,66490881•T2 + 0,60981266•T3

waarbij:

LMP

=

geschat aandeel mager vlees van het geslachte varken,

T1, T2, T3

=

de hoofdcomponenten, zoals berekend op basis van de 31 variabelen in punt 3.

5.

De meetpunten en de statistische methode zijn beschreven in deel II van het protocol dat Duitsland bij de Commissie heeft ingediend op grond van artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie (1).

Deze formule is geldig voor geslachte varkens met een gewicht tussen 50 en 120 kg.

4)

De volgende delen IV en V worden toegevoegd:

DEEL IV

Autofom III

1.

De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de geslachte varkens worden ingedeeld met het „Autofom III” genaamde apparaat.

2.

Het apparaat is uitgerust met zestien ultrasone transductoren met een frequentie van 2 MHz (Carometec A/S), met een meetbereik van 25 mm tussen de transductoren.

De ultrasone gegevens omvatten metingen van de rugspek- en de spierdikte en de ter zake relevante parameters.

De meetwaarden worden door een computer omgezet in een schatting van het magervleesaandeel.

3.

Het magervleesaandeel van het geslachte varken wordt op basis van 5 variabelen aan de hand van de onderstaande formule berekend:

LMP = 65,21715434 – 0,23517230•R2P2 – 0,23350031•R2P6 – 0,25098775•R2P10 – 0,10926670•R2P13 + 0,19342930•R3P5

waarbij:

LMP =

geschat aandeel mager vlees van het geslachte varken,

R2P2 —

gewogen gemiddelde van twee metingen van vetbedekking zonder zwoerd (mm), met een wegingsverhouding van respectievelijk 2/3 and 1/3,

R2P6 —

gewogen gemiddelde van twee metingen van minimale vetbedekking (mm), met een wegingsverhouding van respectievelijk 2/3 and 1/3,

R2P10 —

minimale vetbedekking van de dwarsdoorsnede (mm),

R2P13 —

de initiële beoordeling van de grootte van het geslachte varken,

R3P5 —

meting van de maximale vleesdikte (maximum ribpositie min minimum vetpositie omgezet in mm).

4.

De meetpunten zijn beschreven in deel II van het protocol dat Duitsland bij de Commissie heeft ingediend op grond van artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/2008.

Deze formule is geldig voor geslachte varkens met een gewicht tussen 50 en 120 kg.

DEEL V

CSB Image Meater

1.

De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de geslachte varkens worden ingedeeld met het „CSB Image Meater” genaamde apparaat.

2.

De CSB Image-Meater bestaat met name uit een videocamera, een pc met een beeldanalysekaart, een scherm, een printer, een commandomechanisme, een synchronisatiemechanisme en interfaces. De 3 variabelen van de Image Meater worden berekend op de scheidingslijn rond de M. gluteus medius.

De meetwaarden worden door een computer omgezet in een schatting van het magervleesaandeel.

3.

Het magervleesaandeel van het geslachte varken wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

LMP = 68,06616 – 0,45829•MS + 0,11278•MF – 0,25545•WL

waarbij:

LMP =

geschat aandeel mager vlees van het geslachte varken,

MS —

meting van de gemiddelde vetbedekking boven (het dorsale gedeelte van) de M. gluteus medius (mm),

MF —

meting van de gemiddelde vleesdikte - langs de hele M. gluteus medius (mm),

WL —

gemiddelde wervellichaamlengte van de vier lumbale wervels die craniaal ten opzichte van de M. gluteus medius liggen (mm).

4.

De meetpunten zijn beschreven in deel II van het protocol dat Duitsland bij de Commissie heeft ingediend op grond van artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/2008.

De formule is geldig voor geslachte varkens met een gewicht tussen 50 en 120 kg.”.


(1)  PB L 337 van 16.12.2008, blz. 3.”.


29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/34


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2011

betreffende de erkenning van Tunesië wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden met het oog op de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 2754)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/259/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (1), en met name artikel 19, lid 3,

Gezien het schrijven van de Franse autoriteiten van 9 maart 2006, waarin wordt verzocht om de erkenning van Tunesië met het oog op de erkenning van door dat land afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten kunnen besluiten door derde landen afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen van zeevarenden te erkennen, op voorwaarde dat het desbetreffende derde land door de Commissie erkend is en met name voldoet aan de vereisten van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (1978), als gewijzigd (STCW-verdrag) (2).

(2)

Na het verzoek van de Franse autoriteiten heeft de Commissie de opleidings- en diplomeringssystemen voor zeevarenden in Tunesië onderzocht om na te gaan of dit land aan de vereisten van het STCW-verdrag voldoet en of gepaste maatregelen zijn getroffen om fraude met vaarbevoegdheidsbewijzen te voorkomen. Deze beoordeling is gebaseerd op de resultaten van een inspectie door deskundigen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid in april 2007.

(3)

De Commissie heeft de lidstaten een verslag bezorgd met de resultaten van haar beoordeling van de naleving.

(4)

Vervolgens heeft de Commissie de Tunesische autoriteiten bij schrijven van 28 januari 2009 verzocht aan te tonen dat de bij de beoordeling vastgestelde tekortkomingen op een adequate manier zijn aangepakt.

(5)

Bij schrijven van 25 november 2009 hebben de Tunesische autoriteiten de gevraagde informatie en het bewijsmateriaal verstrekt betreffende de tenuitvoerlegging van gepaste en voldoende corrigerende maatregelen om alle tijdens de beoordeling geconstateerde tekortkomingen weg te werken.

(6)

Het resultaat van de beoordeling van de naleving en de evaluatie van de door de Tunesische autoriteiten verstrekte informatie tonen aan dat Tunesië de desbetreffende eisen van het STCW-verdrag naleeft en gepaste maatregelen heeft getroffen om fraude met vaarbevoegdheidsbewijzen te verhinderen en dat deze derhalve door de Unie moeten worden erkend.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Tunesië wordt erkend wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden met het oog op de erkenning van door dit land afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 april 2011.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33.

(2)  Aangenomen door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

29.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/35


BESLUIT Nr. 2/2011 VAN HET ACS-EU-COMITÉ VAN AMBASSADEURS

van 16 maart 2011

houdende benoeming van leden van de raad van bestuur van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (TCL)

(2011/260/EU)

HET ACS-EU-COMITÉ VAN AMBASSADEURS,

Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (de „ACS”), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000 (1), zoals de eerste maal gewijzigd in Luxemburg op 25 juni 2005 (2), en zoals herzien door de Overeenkomst tot tweede wijziging van deze ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst, ondertekend te Ouagadougou op 22 juni 2010 (3), en met name artikel 3, lid 5, van bijlage III,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit nr. 3/2008 van 22 mei 2008 heeft het ACS-EG-Comité van ambassadeurs de leden van de raad van bestuur van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling benoemd (drie EU-leden en drie ACS-leden) voor een ambtstermijn van vijf jaar, onder voorbehoud van bevestiging na twee en een half jaar voor de uit ACS-landen afkomstige leden.

(2)

Bij Besluit nr. 5/2010 van 26 juli 2010 (4) is een lid op een vrijgekomen ACS-zetel benoemd.

(3)

Na bespreking van de samenstelling hebben de ACS-landen hun voornemen bekendgemaakt om het ACS-lidmaatschap van die raad per 24 februari 2011 te reorganiseren voor de resterende duur van de ambtstermijn en hebben zij twee nieuwe kandidaten voorgedragen.

(4)

Derhalve dienen twee nieuwe leden van de raad van bestuur te worden benoemd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De hierna genoemde personen worden benoemd tot lid van de raad van bestuur van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling, ter vervanging van dr.Wilson A. SONGA en prof. Radjiskumar MOHAN:

dr. Daoussa BICHARA CHERIF en dr. Faletoi Suavi TUILAEPA.

Artikel 2

Derhalve is de raad van bestuur van het TCL voor de resterende duur van de ambtstermijn van de leden, d.w.z. tot en met 21 mei 2013, als volgt samengesteld:

dr. Daoussa BICHARA CHERIF (Tsjaad)

de heer Kahijoro KAHUURE (Namibië)

dr. Faletoi Suavi TUILAEPA (Samoa)

prof. Raúl BRUNO DE SOUSA (Portugal)

prof. Eric TOLLENS (België)

de heer Edwin Anthony VOS (Nederland)

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 16 maart 2011.

Voor het ACS-EU-Comité van ambassadeurs

De voorzitter

GYÖRKÖS P.


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.

(3)  PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3. overeenkomst voorlopig toegepast overeenkomstig Besluit nr. 2/2010 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 68).

(4)  PB L 263 van 6.10.2010, blz. 14.