ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 116

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
29 april 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 655/2006 van de Raad van 27 april 2006 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 964/2003 werd ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, uit de Volksrepubliek China, tot hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, die vanuit de Filipijnen worden verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen

1

 

 

Verordening (EG) nr. 656/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

7

 

*

Verordening (EG) nr. 657/2006 van de Commissie van 10 april 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat het Verenigd Koninkrijk betreft en tot intrekking van Beschikking 98/256/EG van de Raad en de Beschikkingen 98/351/EG en 1999/514/EG ( 1 )

9

 

*

Verordening (EG) nr. 658/2006 van de Commissie van 27 april 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad

14

 

*

Verordening (EG) nr. 659/2006 van de Commissie van 27 april 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 796/2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

20

 

*

Verordening (EG) nr. 660/2006 van de Commissie van 27 april 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

27

 

*

Verordening (EG) nr. 661/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot afwijking van Verordening (EG) nr. 312/2001 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer van olijfolie van oorsprong uit Tunesië wat de maandelijkse beperking voor de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 oktober 2006 betreft

36

 

 

Verordening (EG) nr. 662/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

37

 

 

Verordening (EG) nr. 663/2006 van de Commissie van 28 april 2006 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 343/2006 tot opening van de boteraankopen in sommige lidstaten voor de periode van 1 maart tot en met 31 augustus 2006

39

 

 

Verordening (EG) nr. 664/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 39e deelinschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 214/2001

40

 

 

Verordening (EG) nr. 665/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 mei 2006

41

 

 

Verordening (EG) nr. 666/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

44

 

 

Verordening (EG) nr. 667/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

46

 

 

Verordening (EG) nr. 668/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

48

 

 

Verordening (EG) nr. 669/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst

50

 

 

Verordening (EG) nr. 670/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de productierestitutie voor in de chemische industrie gebruikte witte suiker voor de periode van 1 tot en met 31 mei 2006

52

 

 

Verordening (EG) nr. 671/2006 van de Commissie van 28 april 2006 houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 299/2006 betreffende de afgifte van invoercertificaten van rijst van oorsprong uit de ACS-staten en de LGO, die in de eerste vijf werkdagen van februari 2006 op grond van Verordening (EG) nr. 638/2003 zijn aangevraagd

53

 

 

Verordening (EG) nr. 672/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

55

 

 

Verordening (EG) nr. 673/2006 van de Commissie van 28 april 2006 betreffende de 8e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005

57

 

*

Verordening (EG) nr. 674/2006 van de Commissie van 28 april 2006 tot 65e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad

58

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 16 maart 2006 tot goedkeuring van de onderzoekprogramma’s van de lidstaten met betrekking tot aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels in 2006 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 780)

61

 

*

Beschikking van de Commissie van 28 april 2006 inzake de subsidieerbaarheid van de uitgaven die sommige lidstaten in 2006 zullen verrichten voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1704)

68

 

*

Beschikking van de Commissie van 28 april 2006 betreffende de toewijzing van dagen aanwezigheid in een gebied aan Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig punt 8.1, onder h), van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1714)

72

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit 2006/317/GBVB van de Raad van 10 april 2006 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

73

Overeenkomst tussen de Republiek Kroatië en de Europese Unie inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

74

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2006/318/GBVB van de Raad van 27 april 2006 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar

77

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2006/319/GBVB van de Raad van 27 april 2006 inzake de militaire operatie van de Europese Unie ter ondersteuning van de missie van de Organisatie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUC) tijdens het verkiezingsproces

98

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/1


VERORDENING (EG) Nr. 655/2006 VAN DE RAAD

van 27 april 2006

tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 964/2003 werd ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, uit de Volksrepubliek China, tot hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, die vanuit de Filipijnen worden verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 13,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Bestaande maatregelen

(1)

Na een onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 964/2003 (2) (de „oorspronkelijke verordening”) een definitief antidumpingrecht van 58,6 % ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden (hierna „hulpstukken voor buisleidingen” of „het betrokken product” genoemd) uit onder meer de Volksrepubliek China (hierna „China” genoemd) en heeft zij dit recht uitgebreid tot dezelfde hulpstukken die uit Taiwan werden verzonden, met uitzondering van hulpstukken die werden geproduceerd door drie met name genoemde Taiwanese ondernemingen.

(2)

In december 2004 heeft de Raad, bij de Verordeningen (EG) nr. 2052/2004 en nr. 2053/2004 bovengenoemd definitief antidumpingrecht uitgebreid tot dezelfde hulpstukken voor buisleidingen die worden verzonden uit Indonesië (3) en Sri Lanka (4).

2.   Verzoek

(3)

Op 23 juni 2005 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening, een verzoek ontvangen om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontduiking van antidumpingmaatregelen ten aanzien van hulpstukken voor buisleidingen uit China door overlading in de Filipijnen en onjuiste aangiften van oorsprong. Dit verzoek was ingediend door het „Defence Committee of the Steel Butt-Welding Fittings Industry of the European Union” namens vier EU-producenten die een groot deel vertegenwoordigen van de productie van bedoelde hulpstukken voor buisleidingen in de EU.

(4)

De indiener van het verzoek voerde aan, en legde in dit verband voldoende bewijsmateriaal voor, dat zich na de instelling van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van hulpstukken voor buisleidingen uit China aanzienlijke wijzigingen hadden voorgedaan in het handelspatroon, zoals blijkt uit een sterke toename van de invoer van dit product uit de Filipijnen.

(5)

Deze wijziging van het handelspatroon zou het gevolg zijn van de overlading van hulpstukken voor buisleidingen uit de Volksrepubliek China in de Filipijnen. Voorts werd aangevoerd dat er geen voldoende reden of economische rechtvaardiging was voor deze praktijk, afgezien van de antidumpingrechten op hulpstukken voor buisleidingen uit China.

(6)

Ten slotte voerde de indiener van het verzoek aan, en legde hij in dit verband voldoende bewijsmateriaal voor, dat de corrigerende werking van de antidumpingrechten op hulpstukken voor buisleidingen uit de Volksrepubliek China teniet werd gedaan, zowel wat betreft hoeveelheden als prijzen, en dat dumping plaatsvond gelet op de eerder vastgestelde normale waarden voor hulpstukken voor buisleidingen uit China.

3.   Opening van het onderzoek

(7)

Bij Verordening (EG) nr. 1288/2005 (5) (de „verordening tot opening van het onderzoek”) heeft de Commissie een onderzoek geopend naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van hulpstukken voor buisleidingen uit China door verzending van dit product via de Filipijnen, bij invoer in de EU al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen en heeft zij, overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening, de douane de instructie gegeven om de invoer van hulpstukken voor buisleidingen, verzonden uit de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen, met ingang van 6 augustus 2005 te registeren.

4.   Onderzoek

(8)

De Commissie heeft de Chinese en Filipijnse autoriteiten, de haar bekende belanghebbende Chinese en Filipijnse producenten/exporteurs, EU-importeurs en EU-producenten van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. Zij heeft de Chinese en Filipijnse producenten/exporteurs alsmede de EU-importeurs die waren vermeld in het verzoek of haar bekend waren van het onderzoek dat geleid heeft tot het instellen van de thans geldende maatregelen op hulpstukken voor buisleidingen uit China („het oorspronkelijk onderzoek”) een vragenlijst toegezonden. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord binnen de bij de verordening tot opening van het onderzoek vastgestelde termijn. Alle partijen werd meegedeeld dat het niet verlenen van medewerking zou kunnen leiden tot toepassing van artikel 18 van de basisverordening, dat wil zeggen dat de conclusies op de beschikbare gegevens worden gebaseerd.

(9)

De Commissie heeft van Filipijnse producenten/exporteurs geen antwoord ontvangen op de vragenlijst, ondanks het feit dat de Filipijnse autoriteiten contact hadden opgenomen met verschillende ondernemingen die mogelijkerwijs betrokken waren bij de productie van hulpstukken voor buisleidingen. Zij heeft evenmin een antwoord op de vragenlijst ontvangen van producenten/exporteurs in China.

(10)

Twee EU-importeurs hebben de vragenlijst beantwoord en medewerking verleend aan het onderzoek.

(11)

Bij de volgende ondernemingen werden controles verricht:

Importeurs

Valvorobica Industriale S.P.A., Italië,

General Commercial & Industrial S.A., Griekenland.

5.   Onderzoektijdvak

(12)

Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 („het onderzoektijdvak”). Om mogelijke veranderingen in het handelspatroon te kunnen onderzoeken, werden gegevens verzameld over de periode van 2001 tot het eind van het onderzoektijdvak.

B.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

1.   Algemene overwegingen/medewerking

(13)

Zoals vermeld in overweging 9 heeft geen producent/exporteur in China of de Filipijnen aan het onderzoek meegewerkt. Drie Filipijnse ondernemingen hebben zich aangemeld en verklaard de hulpstukken voor buisleidingen, zoals omschreven in de oorspronkelijke verordening, niet te produceren doch alleen roestvrijstalen hulpstukken, een product dat niet onder het huidige onderzoek valt. De conclusies over de verzending van het betrokken product via de Filipijnen moesten derhalve deels worden gebaseerd op de beschikbare feiten, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

2.   Product

(14)

Dit onderzoek naar ontduiking heeft betrekking op hetzelfde product als het oorspronkelijk onderzoek, namelijk hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11 (TARIC-code 7307931195), ex 7307 93 19 (TARIC-code 7307931995), ex 7307 99 30 (TARIC-code 7307993095) en ex 7307 99 90 (TARIC-code 7307999095).

(15)

Op grond van de beschikbare informatie en de gegevens van de Filipijnse autoriteiten en gelet op de wijziging in het handelspatroon zoals hieronder beschreven is de conclusie, bij gebrek aan bewijs van het tegendeel, dat de hulpstukken van buisleidingen die uit China en die welke uit de Filipijnen in de EU worden ingevoerd dezelfde fysische en chemische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Zij zijn derhalve soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   Veranderingen in het handelspatroon

(16)

Omdat geen enkele Filipijnse onderneming medewerking verleende moesten de omvang en de waarde van de uitvoer van het betrokken product uit de Filipijnen naar de EU worden vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Omdat de Eurostat-gegevens de meest passende beschikbare gegevens waren, werd van deze gegevens uitgegaan om vast te stellen welke hoeveelheden vanuit de Filipijnen in de EU waren ingevoerd en tegen welke prijs.

Invoer in de EU

(in ton)

 

2001

2002

2003

2004

Ond. tijdv.

Filipijnen

0

3

700

2 445

2 941

Volksrepubliek China

1 324

772

677

1 153

1 411

Indonesië

0

983

1 294

0

0

Sri Lanka

0

332

302

39

0

Totale EU-invoer

17 422

15 111

16 085

16 050

18 900

Bron: Eurostat

(17)

Zoals uit deze tabel blijkt steeg de invoer van het betrokken product uit de Filipijnen van 0 ton in 2001 tot bijna 3 000 ton in het onderzoektijdvak. De invoer uit de Filipijnen begon in 2002 toen het oorspronkelijk onderzoek aan de gang was. In 2003 steeg de invoer uit de Filipijnen tot 700 ton. In 2004 liet de invoer uit de Filipijnen een meer dan verdrievoudiging zien tot 2 445 ton. Nadat de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen in december 2004 waren uitgebreid tot het betrokken product dat uit Indonesië en Sri Lanka wordt verzonden kwam er een einde aan de invoer uit deze landen. Het einde van de invoer uit Indonesië en Sri Lanka in 2004 viel samen met de sterkste stijging van de invoer uit de Filipijnen.

(18)

In dezelfde periode bleef de uitvoer uit China naar de Filipijnen op een laag doch stabiel niveau.

Uitvoer uit de Volksrepubliek China naar de Filipijnen

(in ton)

 

2001

2002

2003

2004

Ond. tijdv.

Filipijnen

466

604

402

643

694

Bron: Chinese exportstatistieken

(19)

De gegevens die zijn gebruikt om de wijziging in het handelspatroon vast te stellen, met name de gegevens met betrekking tot de uitvoer uit China naar de Filipijnen, moeten echter worden gezien in het licht van een mogelijke onjuiste aangifte van de oorsprong (zie overweging 22) en geven wellicht geen volledig beeld van de situatie.

(20)

Uit de cijfers hierboven blijkt dat zich een duidelijke wijziging heeft voorgedaan in het handelspatroon dat begon na de voltooiing van het oorspronkelijke onderzoek en duidelijk werd nadat de maatregelen waren uitgebreid tot het betrokken product uit Indonesië en Sri Lanka. De invoer van het betrokken product uit de Filipijnen vertoonde, met name in 2004 en het onderzoektijdvak, een sterke stijging die samenviel met het einde van de invoer uit beide landen waarop de oorspronkelijke maatregelen ook van toepassing werden.

(21)

Gezien dit chronologische verband is het duidelijk dat de verzending van het betrokken product uit China via Indonesië en Sri Lanka ten minste voor een deel werd verlegd naar de Filipijnen toen de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen werden uitgebreid tot Indonesië en Sri Lanka. Dit was met name het geval in 2004 en in het onderzoektijdvak.

4.   Onvoldoende reden of economische rechtvaardiging

(22)

Zoals vermeld in overweging 9 heeft geen Filipijnse producent/exporteur medewerking verleend aan het onderzoek. Bij het onderzoek is overigens niet gebleken dat dergelijke producenten bestaan. Wel is gebleken dat het betrokken product in sommige gevallen werd aangegeven als vervaardigd door Filipijnse ondernemingen die echter hebben verklaard dit product nooit te hebben vervaardigd. Dit werd bevestigd door gegevens in het verzoek om het instellen van een onderzoek naar het ontduiken van maatregelen: er zouden voorstellen zijn gedaan aan potentiële importeurs om documenten van oorsprong te vervalsen.

(23)

Volgens de in de overwegingen 17 en 20 vermelde feiten, is de uitvoer van het betrokken product uit China, die in de periode 2002-2004 via Indonesië en Sri Lanka verliep, vanaf 2003 tot het eind van het onderzoektijdvak voor een groot deel verlopen via de Filipijnen.

(24)

Hoewel de invoer van het betrokken product uit China in de Filipijnen lang niet zo groot was als de stijging van de uitvoer uit de Filipijnen naar de EU (zie overweging 18), moet de sterke stijging van de uitvoer uit de Filipijnen naar de EU ook worden gezien in het licht van bewijsmateriaal over valse aangiften of de vervalsing van certificaten van oorsprong (zie overweging 22), het ontbreken van Filipijnse producenten van het betrokken product en de daling van de invoer uit Sri Lanka en Indonesië in de EU. Het zijn al deze elementen tezamen die aantonen dat een economische rechtvaardiging voor de wijziging in het handelspatroon ontbreekt.

(25)

Omdat geen producent/exporteur in de Filipijnen en China medewerking verleende en het tegendeel niet is gebleken, is de conclusie dat, gezien het samenvallen in de tijd met de onderzoeken die leidden tot de uitbreiding van de oorspronkelijke maatregelen tot Indonesië en Sri Lanka, de wijziging in het handelspatroon voortvloeit uit het antidumpingrecht en niet het gevolg is van een andere voldoende reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 13, lid 1, derde regel van de basisverordening.

5.   Aantasting van de corrigerende werking van het recht wat betreft prijzen en/of hoeveelheden

(26)

Gelet op de analyse van de handelsstroom (zie overweging 17) was er sprake van een duidelijke kwantitatieve wijziging in het patroon van de invoer van het betrokken product in de EU. De invoer van het betrokken product, aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen, was tot juni 2003 te verwaarlozen. Na deze datum ging deze invoer plotseling omhoog en liet deze een snelle stijging zien tot 2 941 ton in het onderzoektijdvak. Deze hoeveelheid bedraagt 3 % van het verbruik in de EU, berekend aan de hand van productiecijfers die de indieners van het verzoek hebben verstrekt en de invoercijfers van Eurostat. De aanmerkelijke wijziging van de handelsstromen heeft dan ook de corrigerende werking teniet gedaan van de antidumpingmaatregelen wat betreft het invoervolume.

(27)

Uit de Eurostat-gegevens blijkt dat de gemiddelde prijzen bij invoer uit de Filipijnen in het onderzoektijdvak lager waren dan de gemiddelde prijzen bij invoer uit China die bij het oorspronkelijke onderzoek waren vastgesteld. De prijzen bij invoer uit de Filipijnen waren ongeveer eenderde lager dan die bij invoer uit China, zowel in 2004 als in het onderzoektijdvak. Voorts bleken de gemiddelde prijzen bij uitvoer uit de Filipijnen lager te zijn dan de niet-schadeveroorzakende prijs die bij het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld. De corrigerende werking van het antidumpingrecht wordt dus ook aangetast wat prijzen betreft (zie onderstaande tabel):

(EUR/kg)

 

2004

Ond. tijdv.

Filipijnen

0,97

1,07

Volksrepubliek China

1,57

1,50

Verschil

– 38 %

– 29 %

(28)

Gelet op het voorgaande is de conclusie dat de wijziging in de handelsstroom, gekoppeld aan de sterke stijging van de invoer tegen zeer lage prijzen uit de Filipijnen, de corrigerende werking van de antidumpingmaatregelen hebben teniet gedaan zowel qua hoeveelheden als prijzen.

6.   Dumping ten opzichte van de eerder vastgestelde normale waarde

(29)

Om te kunnen bepalen of het betrokken product in het onderzoektijdvak met dumping uit de Filipijnen werd ingevoerd, werden de exportprijzen vastgesteld aan de hand van Eurostat-gegevens, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(30)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening, werden deze exportprijzen vergeleken met de eerder vastgestelde normale waarde. Bij het oorspronkelijk onderzoek was vastgesteld dat Thailand een passend land met markteconomie was om aan de hand van de gegevens in dat land de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen.

(31)

Om een eerlijke vergelijking te kunnen maken tussen de normale waarde en de exportprijzen, werden correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Aan de hand van gegevens in het verzoek werden, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, correcties toegestaan voor transportkosten.

(32)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening bleek bij vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde, zoals vastgesteld bij het oorspronkelijke onderzoek, en het gewogen gemiddelde van de exportprijzen in het onderzoektijdvak van dit onderzoek, dat het betrokken product uit de Filipijnen met dumping werd ingevoerd. De dumpingmarge bedroeg meer dan 60 % van de cifprijs, grens EU, vóór inklaring.

C.   MAATREGELEN

(33)

Gezien de bovenstaande bevindingen inzake ontduiking in de zin van artikel 13, lid 1, derde zin, van de basisverordening en overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste zin van de basisverordening, moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product uit China worden uitgebreid tot dat product dat wordt verzonden uit de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen.

(34)

Het uitgebreide recht dient gelijk te zijn aan het recht dat is vastgesteld bij artikel 1, lid 2, van de oorspronkelijke verordening.

(35)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening, volgens welke uitgebreide maatregelen moeten worden toegepast vanaf de datum van registratie van de invoer, moet het antidumpingrecht worden geheven van het betrokken product uit de Filipijnen vanaf de datum waarop de registratie van de invoer volgens de verordening tot opening van het onderzoek is ingegaan.

(36)

Hoewel bij dit onderzoek niet is gebleken dat er producenten/exporteurs van het betrokken product zijn in de Filipijnen en deze zich ook niet hebben aangemeld, moeten nieuwe producenten/exporteurs die een verzoek wensen in te dienen om vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht, overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening, een vragenlijst invullen zodat de Commissie kan vaststellen of zij in aanmerking komen voor vrijstelling. Een dergelijke vrijstelling kan worden verleend na een beoordeling van bijvoorbeeld de markt voor het betrokken product, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad, de aan- en verkoop, de waarschijnlijkheid van een voortzetting van de praktijken waarvoor onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat en het bewijsmateriaal inzake dumping. De Commissie zal doorgaans ook ter plaatse een controle verrichten. Het verzoek moet zo spoedig mogelijk aan de Commissie worden gericht en dient alle terzake dienende gegevens te bevatten, met name over eventuele wijzigingen in de activiteiten van de onderneming in verband met de productie en de verkoop.

(37)

Importeurs kunnen in aanmerking komen voor een vrijstelling van registratie of maatregelen wanneer het door hen ingevoerde betrokken product afkomstig is van producenten/exporteurs die een dergelijke vrijstelling hebben verkregen, in overeenstemming met artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

(38)

Wanneer vrijstelling gerechtvaardigd is, zal de Commissie, na overleg in het Raadgevend Comité, een voorstel indienen om deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen. Op vrijstellingen zal toezicht worden uitgeoefend om ervoor te zorgen dat aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan.

D.   PROCEDURE

(39)

De belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan de Raad voornemens was het definitieve antidumpingrecht uit te breiden en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen die de bovenstaande conclusies konden wijzigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het definitieve antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 964/2003 op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11 (TARIC-code 7307931199), ex 7307 93 19 (TARIC-code 7307931999), ex 7307 99 30 (TARIC-code 7307993098) en ex 7307 99 90 (TARIC-code 7307999098) uit de Volksrepubliek China wordt uitgebreid tot hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11 (TARIC-code 7307931195), ex 7307 93 19 (TARIC-code 7307931995), ex 7307 99 30 (TARIC-code 7307993095) en ex 7307 99 90 (TARIC-code 7307999095) die zijn verzonden uit de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen.

2.   Het bij lid 1 van dit artikel uitgebreide recht moet worden geheven van het betrokken product waarvan de invoer is geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1288/2005 en artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96.

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie en zijn ondertekend door een persoon die bevoegd is de indiener van het verzoek te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan onderstaand adres worden gericht:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

J-79 5/16

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05

2.   Na overleg in het Raadgevend Comité kan de Commissie bij een besluit toestemming verlenen om het betrokken product, afkomstig van ondernemingen die de bij Verordening (EG) nr. 964/2003 ingestelde antidumpingmaatregelen niet ontduiken, vrij te stellen van het bij artikel 1 uitgebreide recht en voorstellen deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen.

Artikel 3

De douane wordt de opdracht gegeven de registratie van de invoer overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1288/2005 te beëindigen.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 27 april 2006.

Voor de Raad

De voorzitster

L. PROKOP


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 139 van 6.6.2003, blz. 1.

(3)  PB L 355 van 1.12.2004, blz. 4.

(4)  PB L 355 van 1.12.2004, blz. 9.

(5)  PB L 204 van 5.8.2005, blz. 3.


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/7


VERORDENING (EG) Nr. 656/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

87,3

204

100,2

212

139,0

999

108,8

0707 00 05

052

103,7

999

103,7

0709 90 70

052

82,4

204

43,9

999

63,2

0805 10 20

052

37,7

204

36,6

212

51,7

220

47,0

624

56,4

999

45,9

0805 50 10

508

30,4

624

50,0

999

40,2

0808 10 80

388

80,1

400

125,1

404

101,7

508

81,0

512

79,9

524

68,2

528

91,4

720

93,1

804

101,7

999

91,4

0808 20 50

388

91,2

512

78,6

524

29,4

528

75,4

720

50,1

804

134,0

999

76,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/9


VERORDENING (EG) Nr. 657/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 april 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat het Verenigd Koninkrijk betreft en tot intrekking van Beschikking 98/256/EG van de Raad en de Beschikkingen 98/351/EG en 1999/514/EG

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name op artikel 23,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (3), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Beschikking 98/256/EG van de Raad van 16 maart 1998 inzake spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie, tot wijziging van Beschikking 94/474/EG en tot intrekking van Beschikking 96/239/EG (4), en met name op artikel 6, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 98/256/EG is uit hoofde van bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 als overgangsmaatregel van kracht gebleven.

(2)

Beschikking 98/256/EG verbiedt de uitvoer uit het Verenigd Koninkrijk van levende runderen en van producten van in dat land geslachte runderen die in de voeder- of voedselketen kunnen komen of bestemd zijn voor gebruik in cosmetische, medische of farmaceutische producten. Daarop zijn enkele uitzonderingen, met name voor de uitvoer van rundvlees en rundvleesproducten in het kader van de aan een datum gerelateerde uitvoerregeling (Date Based Export Scheme, DBES).

(3)

Voordat intrekking van het uitvoerverbod voor het Verenigd Koninkrijk kan worden overwogen, moet aan twee voorwaarden worden voldaan: een incidentie van minder dan 200 BSE-gevallen per miljoen volwassen runderen en een positief inspectieresultaat van het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) wat betreft de uitvoering van de BSE-controles in het Verenigd Koninkrijk en de mate waarin dit land in staat is te voldoen aan de communautaire wetgeving, met name op het gebied van de identificatie en registratie van runderen en de uitvoering van tests.

(4)

Op haar algemene vergadering in mei 2003 heeft de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) de criteria voor de grens tussen landen met een matig risico (categorie 4) en die met een hoog risico (categorie 5) gewijzigd. Die grens werd gesteld op 200 BSE-gevallen per miljoen volwassen dieren in het totale bestand in landen waar actief toezicht plaatsvindt.

(5)

Omdat de BSE-incidentie in het Verenigd Koninkrijk inmiddels de 200 benaderde en dat land dus volgens de OIE niet langer als hoogrisicoland zou moeten worden beschouwd, heeft het in juni 2003 verzocht om onder dezelfde voorwaarden als de andere lidstaten handel te mogen drijven. Ter onderbouwing van dit verzoek verstrekte het Verenigd Koninkrijk onder meer schattingen van de absolute incidentie op basis van de resultaten van de in dat land toegepaste partiële testregeling.

(6)

Het advies van het wetenschappelijk panel voor biologische gevaren van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 21 april 2004 over de wetenschappelijke onderbouwing van wijzigingsvoorstellen voor de Britse DBES en de Over Thirty Months (OTM)-regeling luidt dat runderen die vóór 1 augustus 1996 in het Verenigd Koninkrijk geboren of gehouden zijn, uit de voeder- en voedselketen geweerd moeten worden in verband met de hogere BSE-incidentie in die groep. Bij na die datum geboren runderen is het BSE-risico voor de consument volgens het advies vergelijkbaar met het risico in andere lidstaten. Vanaf 1 augustus 1996 is het gebruik van vleesbeendermeel van zoogdieren in voeder voor alle landbouwhuisdieren in het Verenigd Koninkrijk verboden.

(7)

Op 12 mei 2004 heeft de EFSA een advies uitgebracht over de status „matig risico”. Volgens dat advies zou de incidentie in het Verenigd Koninkrijk tussen juli en december 2004 tot onder de 200 moeten dalen. Op haar plenaire vergadering van 9 en 10 maart 2005 heeft de EFSA geconstateerd dat de bewakingsgegevens van het tweede halfjaar 2004 de conclusies van haar advies van mei 2004 bevestigen en dat het Verenigd Koninkrijk volgens de OIE-indeling wat betreft BSE voor de hele runderpopulatie kan worden ingedeeld als land met een matig risico.

(8)

Op 19 juli 2004 heeft het VVB het verslag gepubliceerd van een tussen 26 april en 7 mei 2004 in Groot-Brittannië en Noord-Ierland gehouden inspectie met het oog op een algemene evaluatie van de beschermende maatregelen tegen BSE. De conclusie van dit verslag luidt dat het in Noord-Ierland ingevoerde systeem ruimschoots voldoende is, maar dat in Groot-Brittannië op verschillende gebieden tekortkomingen zijn geconstateerd die verbetering behoeven.

(9)

Op 28 september 2005 heeft het VVB het verslag gepubliceerd van een tussen 6 en 15 juni 2005 in Groot-Brittannië gehouden inspectie betreffende de beschermende maatregelen tegen BSE. Uit deze vervolginspectie bleek dat op de meeste gebieden goede vooruitgang was geboekt.

(10)

Op 7 november 2005 heeft het Verenigd Koninkrijk de OTM-regeling vervangen door de pre-1996-regeling. Vóór 1 augustus 1996 geboren runderen worden voorgoed uit de voeder- en voedselketen geweerd. Sinds oktober 2004 voert het Verenigd Koninkrijk voor na 31 juli 1996 geboren runderen hetzelfde toezichtprogramma uit als de andere lidstaten. Het huidige toezichtprogramma voor dieren die onder de vroegere destructieregeling van Verordening (EG) nr. 716/96 van de Commissie van 19 april 1996 houdende vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt in het Verenigd Koninkrijk (5) vielen, moet worden gewijzigd.

(11)

Gezien het matige risico in de runderpopulatie en de positieve inspectieverslagen van het VVB kunnen de in verband met BSE aan de handel in runderen en runderproducten gestelde beperkingen worden opgeheven.

(12)

Op 15 juni 2005, de datum waarop de VVB-inspectie in Groot-Brittannië eindigde, was volledig aan de voorwaarden voor opheffing van het uitvoerverbod voldaan. Daarom moeten de rechtsgevolgen van deze verordening voor vlees en andere van geslachte dieren afkomstige producten worden beperkt tot vlees en producten van dieren die na die datum zijn geslacht.

(13)

Beschikking 98/256/EG moet dus worden ingetrokken en de voorschriften van Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten volledig van toepassing worden.

(14)

Krachtens Beschikking 2005/598/EG van de Commissie (6) mag het Verenigd Koninkrijk geen producten in de handel brengen die afkomstig zijn van runderen die vóór 1 augustus 1996 in dat land zijn geboren of gehouden. Ook moet het Verenigd Koninkrijk erop toezien dat runderen die daar vóór 1 augustus 1996 zijn geboren of gehouden, niet vanaf zijn grondgebied naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden.

(15)

Krachtens Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt de wervelkolom van runderen ouder dan 24 maanden als gespecificeerd risicomateriaal beschouwd. Voor het Verenigd Koninkrijk geldt een afwijking waardoor het gebruik van de wervelkolom van runderen jonger dan 30 maanden toegestaan is. Bovendien is in die verordening voor het Verenigd Koninkrijk een uitgebreidere lijst van gespecificeerd risicomateriaal vastgesteld.

(16)

In verband met de opheffing van de huidige beperkingen moeten de voor de andere lidstaten geldende leeftijdsgrens voor het verwijderen van de wervelkolom van runderen en de lijst van gespecificeerd risicomateriaal ook voor het Verenigd Koninkrijk gelden. Verordening (EG) nr. 999/2001 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

Aangezien de leeftijdsgrens voor het verwijderen van de wervelkolom als gespecificeerd risicomateriaal voor het Verenigd Koninkrijk momenteel verschilt van die voor de overige lidstaten, dienen met het oog op de controle de onmiddellijke rechtsgevolgen van deze verordening niet te gelden voor wervelkolommen van runderen die na 31 juli 1996 in het Verenigd Koninkrijk geboren of gehouden zijn en vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn geslacht. Dergelijke wervelkolommen en producten daarvan mogen niet van het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden.

(18)

Voor de duidelijkheid en samenhang van de communautaire wetgeving moeten Beschikking 98/351/EG van de Commissie van 29 mei 1998 houdende vaststelling van de datum waarop mag worden begonnen met de verzending, in het kader van de „Export Certified Herds Scheme”, van van runderen verkregen producten uit Noord-Ierland, op grond van artikel 6, lid 5, van Beschikking 98/256/EG van de Raad (7) en Beschikking 1999/514/EG van de Commissie van 23 juli 1999 houdende vaststelling van de datum waarop mag worden begonnen met de verzending, in het kader van de „Date-Based Export Scheme”, van van runderen verkregen producten uit het Verenigd Koninkrijk, op grond van artikel 6, lid 5, van Beschikking 98/256/EG van de Raad (8) worden ingetrokken.

(19)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen III en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

De Beschikkingen 98/256/EG, 98/351/EG en 1999/514/EG worden ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 april 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 339/2006 van de Commissie (PB L 55 van 25.2.2006, blz. 5).

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(3)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33).

(4)  PB L 113 van 15.4.1998, blz. 32. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/670/EG van de Commissie (PB L 228 van 24.8.2002, blz. 22).

(5)  PB L 99 van 20.4.1996, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2109/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 25).

(6)  PB L 204 van 5.8.2005, blz. 22.

(7)  PB L 157 van 30.5.1998, blz. 110.

(8)  PB L 195 van 28.7.1999, blz. 42.


BIJLAGE

De bijlagen III en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage III, hoofdstuk A, deel I, komt punt 4 als volgt te luiden:

„4.   Toezicht op dieren die met het oog op vernietiging zijn opgekocht krachtens Verordening (EG) nr. 716/96.

Alle tussen 1 augustus 1995 en 1 augustus 1996 geboren dieren die met het oog op vernietiging zijn gedood krachtens Verordening (EG) nr. 716/96 worden op BSE getest.”.

2)

Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:

a)

In deel A komen de punten 1 en 2 als volgt te luiden:

„1.

De onderstaande weefsels worden aangewezen als gespecificeerd risicomateriaal:

i)

de schedel, exclusief de onderkaak, maar inclusief de hersenen en de ogen, en het ruggenmerg van runderen ouder dan twaalf maanden, de wervelkolom, exclusief de staartwervels, de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de hals-, borst- en lendenwervels, de crista sacralis mediana en de alae sacrales, maar inclusief de achterwortelganglia van runderen ouder dan 24 maanden, alsmede de amandelen, de darmen vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van runderen ongeacht de leeftijd;

ii)

de schedel, inclusief de hersenen en de ogen, de amandelen en het ruggenmerg van schapen en geiten ouder dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en de milt en het ileum van schapen en geiten ongeacht de leeftijd.

De in punt i) voor de verwijdering van de wervelkolom van runderen vastgestelde leeftijd kan door wijziging van deze verordening worden aangepast in het licht van de statistische kans dat zich in de betrokken leeftijdsgroepen van de runderpopulatie van de Gemeenschap een geval van BSE voordoet, op basis van de resultaten van het toezicht op BSE overeenkomstig hoofdstuk A, deel I, van bijlage III.

2.

In afwijking van punt 1, onder i), kan volgens de procedure van artikel 24, lid 2, het gebruik worden toegestaan van de wervelkolom en achterwortelganglia van runderen:

a)

die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in lidstaten waarvoor blijkens wetenschappelijk onderzoek vaststaat dat het uitbreken van BSE bij inheemse runderen er hoogst onwaarschijnlijk, of onwaarschijnlijk hoewel niet uitgesloten is, of

b)

die geboren zijn na het daadwerkelijk van kracht worden van het verbod op het vervoederen van van zoogdieren afkomstige eiwitten aan herkauwers, in lidstaten waarin BSE bij inheemse dieren is vastgesteld of waarvoor blijkens wetenschappelijk onderzoek vaststaat dat het uitbreken van BSE bij inheemse runderen er waarschijnlijk is.

Zweden mag van deze afwijking gebruikmaken op grond van eerder ingediende en geëvalueerde bewijsstukken. Andere lidstaten kunnen een aanvraag tot deze afwijking indienen door de Commissie terzake overtuigende bewijsstukken betreffende punt a) of b), al naar gelang van het geval, voor te leggen.

De lidstaten die van deze afwijking gebruikmaken, moeten naast de in bijlage III, hoofdstuk A, deel I, vastgestelde vereisten tevens garanderen dat alle runderen ouder dan 30 maanden onderzocht worden met een van de in bijlage X, hoofdstuk C, punt 4, genoemde goedgekeurde snelle tests, voorzover deze runderen:

i)

op het landbouwbedrijf of tijdens het transport zijn gestorven, doch niet voor menselijke consumptie zijn geslacht, met uitzondering van dode dieren in afgelegen gebieden waar de veedichtheid gering is, in lidstaten waar het uitbreken van BSE onwaarschijnlijk is;

ii)

normaal geslacht zijn met het oog op menselijke consumptie.

Deskundigen van de Commissie kunnen overeenkomstig artikel 21 controles ter plaatse uitvoeren om de ingediende bewijsstukken verder te verifiëren.”.

b)

Deel D wordt als volgt gewijzigd:

i)

Punt 1 wordt geschrapt.

ii)

Het volgende punt 5 wordt toegevoegd:

„5.

a)

Onverminderd Beschikking 2005/598/EG ziet het Verenigd Koninkrijk erop toe dat runderen die vóór 1 augustus 1996 op zijn grondgebied zijn geboren of gehouden, niet vanaf zijn grondgebied naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden.

b)

Het Verenigd Koninkrijk ziet erop toe dat vlees en producten van runderen die daar na 31 juli 1996 zijn geboren of gehouden en vóór 15 juni 2005 zijn geslacht, niet vanaf zijn grondgebied naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden.

c)

Het Verenigd Koninkrijk ziet erop toe dat wervelkolommen van runderen die daar na 31 juli 1996 zijn geboren of gehouden en vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn geslacht, alsmede van dergelijke wervelkolommen afkomstige producten, niet vanaf zijn grondgebied naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden.”.


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/14


VERORDENING (EG) Nr. 658/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 60, lid 2, artikel 145, onder c), d) en d ter), en artikel 155,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (2) zijn de met ingang van 2005 geldende uitvoeringsbepalingen van de bedrijfstoeslagregeling vastgesteld.

(2)

Blijkens de ervaring die op nationaal niveau is opgedaan met de administratieve en operationele uitvoering van die regeling, zijn verdere uitvoeringsbepalingen nodig met betrekking tot bepaalde punten en dienen voorts de bestaande uitvoeringsbepalingen in andere opzichten te worden verduidelijkt en aangepast.

(3)

Verordening (EG) nr. 1782/2003 zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 bevat de voorschriften voor de ontkoppeling en de integratie in de bedrijfstoeslagregeling van de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei. Daarom moeten de desbetreffende uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld. Aan die uitvoeringsbepalingen moeten dezelfde beginselen ten grondslag liggen als aan die welke reeds bij Verordening (EG) nr. 795/2004 zijn vastgesteld met betrekking tot olijfolie, tabak, katoen en hop.

(4)

De toepassing van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voor alle sectoren die in de bedrijfstoeslagregeling zijn opgenomen na het eerste jaar van toepassing daarvan, kan tot gevolg hebben dat de bedragen die in de nationale reserve resteren nadat uit die reserve referentiebedragen zijn toegekend in de in dat artikel bepaalde gevallen, hoger zijn dan nodig is om verdere gevallen te dekken. De lidstaten dient te worden toegestaan om in een dergelijke situatie de waarde per eenheid van alle toeslagrechten verhoudingsgewijs te verhogen.

(5)

Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 795/2004 bevat uitvoeringsbepalingen met betrekking tot landbouwers die in productiecapaciteit hebben geïnvesteerd of percelen hebben gehuurd op lange termijn. Die bepalingen moeten worden aangepast om rekening te houden met de bijzondere situatie van landbouwers in de sector suiker die dergelijke investeringen hebben gedaan of contracten voor een dergelijke huur op lange termijn hebben gesloten vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (3).

(6)

Blijkens de ervaring is het noodzakelijk duidelijkheid te scheppen ten aanzien van de data waarop een landbouwer die steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling aanvraagt, in het bezit van de toeslagrechten moet zijn.

(7)

De voorschriften voor overdrachten van toeslagrechten moeten worden verduidelijkt om het mogelijk te maken dat een overdracht op de in de kennisgeving ervan aan de bevoegde autoriteit vermelde datum plaatsvindt tenzij de bevoegde autoriteit er bezwaar tegen maakt en de cedent daarvan binnen de door de lidstaat bepaalde termijn in kennis stelt.

(8)

Artikel 48 quater van Verordening (EG) nr. 795/2004 moet worden aangepast voor de lidstaten die reeds in 2005 met de toepassing van de bedrijfstoeslagregeling zijn begonnen.

(9)

Tot de integratie van de referentiebedragen voor suiker in de bedrijfstoeslagregeling is besloten bij Verordening (EG) nr. 319/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers. De lidstaten hebben daardoor slechts zeer weinig tijd om het nodige voor die integratie te doen. Maatregelen moeten worden genomen voor een soepele overgang van de oude suikerregelingen naar de integratie daarvan in de bedrijfstoeslagregeling. Met name dient ervoor te worden gezorgd dat de landbouwers over een redelijke termijn beschikken om gebruik te maken van hun rechten. Waar dat niet het geval dreigt te zijn, dienen de lidstaten de in Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aanvraagtermijnen te verlengen.

(10)

Om te voorkomen dat voor de sector suiker een tweede lineaire procentuele verlaging van de referentiebedragen plaatsvindt mochten de in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde nationale maxima worden overschreden, dient de wijze van toepassing van artikel 41, lid 2, van die verordening te worden verduidelijkt.

(11)

Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 moet een nationale reserve worden gevormd door toepassing van een lineaire procentuele verlaging op alle referentiebedragen. Voorschriften dienen te worden vastgesteld om te verduidelijken hoe de lidstaten die de bedrijfstoeslagregeling reeds in 2005 hebben toegepast, te werk moeten gaan om de nationale reserve aan te vullen uit de referentiebedragen voor suikerbieten, suikerriet en cichorei.

(12)

In de specifieke regels die zijn vastgesteld bij artikel 48 quinquies van Verordening (EG) nr. 795/2004, moet ook rekening worden gehouden met de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei.

(13)

Wat de integratie van de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei betreft, dient te worden gezorgd voor een verlenging van de bij artikel 49 bis van Verordening (EG) nr. 795/2004 vastgestelde termijnen waarbinnen de lidstaten de Commissie bepaalde gegevens moeten verstrekken.

(14)

Overeenkomstig artikel 51, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 795/2004 voor de gebieden waar granen om klimatologische redenen gewoonlijk eerder worden geoogst, de begindatum vastgesteld van de periode waarvoor toestemming kan worden verleend om op de subsidiabele hectaren secundaire teelten te beoefenen. Op verzoek van Griekenland dient deze begindatum ook voor die lidstaat te worden vastgesteld.

(15)

Het in artikel 60, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde gemiddelde aantal hectaren is aan de hand van de door de lidstaten aan de Commissie verstrekte gegevens vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 795/2004. Finland heeft de betrokken gegevens verstrekt. Daarom dient dat aantal hectaren ook voor die lidstaat te worden vastgesteld.

(16)

Verordening (EG) nr. 795/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

Omdat toeslagrechten vanaf 1 januari 2006 kunnen worden overgedragen, moet deze verordening met terugwerkende kracht vanaf die datum worden toegepast.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 795/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   In het geval dat de in de nationale reserve aanwezige bedragen hoger blijken te zijn dan wat nodig is ter dekking van de in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde gevallen, mogen de lidstaten de waarde per eenheid van alle toeslagrechten verhoudingsgewijs verhogen. Het totale bedrag dat voor deze verhoging wordt gebruikt, is niet hoger dan het totale bedrag dat is voortgevloeid uit de overeenkomstig artikel 42, leden 1 en 7, van die verordening toegepaste lineaire verlagingen.”.

2)

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor investeringen in de sector suiker geldt in plaats van de in de eerste alinea vermelde datum de datum 3 maart 2006.”;

b)

aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor investeringen in de sector suiker geldt in plaats van de in de eerste alinea vermelde datum de datum 3 maart 2006.”;

c)

aan lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor investeringen in de sector suiker geldt in plaats van de in de eerste alinea vermelde datum de datum 3 maart 2006.”.

3)

In artikel 24 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De toeslagrechten mogen slechts eenmaal per jaar ter verkrijging van de bedrijfstoeslag worden aangegeven door de landbouwer die deze toeslagrechten in bezit heeft op de uiterste datum waarop overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 de verzamelaanvraag moet worden ingediend.

Een landbouwer die gebruikmaakt van de mogelijkheid de verzamelaanvraag overeenkomstig artikel 15 van die verordening te wijzigen, mag echter ook toeslagrechten aangeven die hij in bezit heeft op de datum waarop hij de wijzigingen aan de bevoegde autoriteit meedeelt, mits de betrokken toeslagrechten niet door een andere landbouwer voor hetzelfde jaar worden aangegeven.

Wanneer de landbouwer de betrokken toeslagrechten via overdracht van een andere landbouwer verkrijgt en die andere landbouwer die toeslagrechten reeds had aangegeven, is de aanvullende aangifte van die toeslagrechten slechts ontvankelijk indien de cedent de bevoegde autoriteit reeds overeenkomstig artikel 25, lid 2, van de onderhavige verordening in kennis heeft gesteld van de overdracht en hij die toeslagrechten binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 796/2004 gestelde termijnen uit zijn eigen verzamelaanvraag laat schrappen.”.

4)

In artikel 25 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   Een lidstaat mag eisen dat de cedent de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de overdracht haar beslag zal krijgen, in kennis stelt van de overdracht binnen een door die lidstaat te bepalen termijn, maar niet vroeger dan zes weken vóór de overdracht en met inachtneming van de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling. De overdracht vindt plaats zoals in de kennisgeving is vermeld, tenzij de bevoegde autoriteit bezwaar maakt tegen de overdracht en zij de cedent daarvan binnen de bovenbedoelde termijn in kennis stelt. De bevoegde autoriteit mag alleen bezwaar maken tegen een overdracht die niet in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 1782/2003 en met de onderhavige verordening.”.

5)

De titel van hoofdstuk 6 ter wordt vervangen door:

6)

Artikel 48 quater wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De in artikel 41, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde verlaging geldt evenwel niet voor het referentiebedrag dat overeenkomstig punt K van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 is berekend voor de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Indien de lidstaat de bedrijfstoeslagregeling in 2005 heeft toegepast, geldt onverminderd artikel 71, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 het volgende voor de bepaling van het bedrag en het aantal van de toeslagrechten in het kader van de integratie van de betalingen voor tabak, olijfolie en katoen en de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei in de bedrijfstoeslagregeling: de artikelen 37 en 43 van de genoemde verordening zijn van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 48 quinquies van de onderhavige verordening en in het geval dat de lidstaat heeft gebruikgemaakt van de bij artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, is dat artikel van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 48 sexies van de onderhavige verordening.”;

c)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   In voorkomend geval wordt het bepaalde in artikel 41, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 toegepast ten aanzien van de waarde van alle toeslagrechten die vóór de integratie van de betalingen voor tabak, olijfolie, katoen en/of melk en de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei bestonden, en ten aanzien van de referentiebedragen die zijn berekend voor de betalingen voor tabak, olijfolie, katoen en/of melk.”;

d)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   Indien de lidstaat de bedrijfstoeslagregeling in 2005 heeft toegepast, wordt het verlagingspercentage dat de lidstaat overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 heeft vastgesteld, in 2006 toegepast op de in de bedrijfstoeslagregeling te integreren referentiebedragen voor tabak, olijfolie, katoen, suikerbieten, suikerriet en cichorei.”;

e)

lid 7 wordt vervangen door:

„7.   Indien de lidstaat de bedrijfstoeslagregeling in 2005 heeft toegepast, is voor de vaststelling van de toeslagrechten die verband houden met katoen, tabak, olijfolie, hop, suikerbieten, suikerriet en cichorei, het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, de artikelen 12 tot en met 17 en artikel 20 het jaar 2006.

8.   Indien de opneming van de overeenkomstig punt K van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 berekende referentiebedragen voor suiker in de bedrijfstoeslagregeling het onmogelijk dreigt te maken om de in artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en in artikel 12 van de onderhavige verordening bedoelde termijnen in acht te nemen, verlengen de lidstaten die termijnen met één maand.”.

7)

Artikel 48 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Indien de landbouwer niet uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van een aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten voor 2006 toeslagrechten toegewezen heeft gekregen of heeft gekocht, ontvangt hij toeslagrechten die overeenkomstig de artikelen 37 en 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn berekend op basis van de betalingen voor tabak, olijfolie en katoen en de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei.”;

b)

in lid 2 worden de punten a) en b) vervangen door:

„a)

het aantal toeslagrechten is gelijk aan het aantal toeslagrechten dat hij in eigendom heeft, verhoogd met het aantal hectaren dat overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald voor tabak, olijfolie en katoen en voor suikerbieten, suikerriet en cichorei;

b)

de waarde wordt verkregen door de som van de waarde van de toeslagrechten die hij in eigendom heeft, en het referentiebedrag dat overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is berekend voor suikerbieten, suikerriet en cichorei die voor de productie van suiker of inulinestroop zijn gebruikt, en voor tabak, olijfolie en katoen, te delen door het overeenkomstig punt a) van het onderhavige lid bepaalde aantal.”.

8)

Artikel 48 sexies wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Indien de lidstaat heeft gebruikgemaakt van de bij artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, worden alle toeslagrechten verhoogd met een aanvullend bedrag dat overeenstemt met de verhoging van het regionale maximum in het betrokken jaar, gedeeld door het totale aantal toeslagrechten in de regio zoals vastgesteld uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling.”;

b)

in lid 2 worden de punten a) en b) vervangen door:

„a)

het desbetreffende deel van de verhoging van het regionale maximum, gedeeld door het totale aantal toeslagrechten in de regio zoals vastgesteld uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling;

b)

het referentiebedrag dat voor elke landbouwer overeenstemt met het resterende deel van de verhoging van het regionale maximum, gedeeld door het aantal toeslagrechten dat de landbouwer in eigendom heeft uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling in 2006.”.

9)

Artikel 49 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Artikel 49 bis

Integratie van tabak, katoen, olijfolie, hop, suikerbieten, suikerriet en cichorei”;

b)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wat de integratie van de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei betreft, wordt de in de eerste alinea bedoelde mededeling uiterlijk op 15 mei 2006 aan de Commissie toegezonden.”;

c)

aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wat de integratie van de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei betreft, wordt in afwijking van artikel 48, lid 6, van de onderhavige verordening de mededeling over het besluit betreffende de bij artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid uiterlijk op 30 april 2006 aan de Commissie toegezonden.”.

10)

De bijlagen I en II worden vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 32).

(2)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2183/2005 (PB L 347 van 30.12.2005, blz. 56).

(3)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.


BIJLAGE

BIJLAGE I

Lidstaat

Datum

België

15 juli

Denemarken

15 juli

Duitsland

15 juli

Zuid-Griekenland (Peloponnesos, Ionische eilanden, West-Griekenland, Attika, de eilanden in het zuidelijke deel van de Egeïsche Zee en Kreta)

20 juni

Centraal- en Noord-Griekenland (Oost-Macedonië en Thracië, Centraal-Macedonië, West-Macedonië, Epirus, Thessalië, Sterea Ellada en de eilanden in het noordelijke deel van de Egeïsche Zee)

10 juli

Italië

11 juni

Oostenrijk

30 juni

Portugal

1 maart

BIJLAGE II

Aantal hectaren als bedoeld in artikel 60, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003

Lidstaat en regio

Aantal hectaren

DENEMARKEN

33 740

DUITSLAND

301 849

Baden-Württemberg

18 322

Beieren

50 451

Brandenburg en Berlijn

12 910

Hessen

12 200

Nedersaksen en Bremen

76 347

Mecklenburg-Voor-Pommeren

13 895

Noord-Rijnland-Westfalen

50 767

Rijnland-Palts

19 733

Saarland

369

Saksen

12 590

Saksen-Anhalt

14 893

Sleeswijk-Holstein en Hamburg

14 453

Thüringen

4 919

LUXEMBURG

705

FINLAND

38 006

Regio A

3 425

Regio B-C1

23 152

Regio C2-C4

11 429

ZWEDEN

Regio 1

9 193

Regio 2

8 375

Regio 3

17 448

Regio 4

4 155

Regio 5

4 051

VERENIGD KONINKRIJK

Engeland (andere)

241 000

Engeland (Moorland SDA)

10

Engeland (Upland SDA)

190

Noord-Ierland

8 304


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/20


VERORDENING (EG) Nr. 659/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 796/2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 145, onder c), d bis), k), l), m) en p),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na de opneming van de steunregeling voor suiker in de bedrijfstoeslagregeling moet Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie (2) in verscheidene opzichten worden gewijzigd, vooral ten aanzien van de aanvraag- en controleprocedures die met betrekking tot de maatregelen voor suiker moeten worden toegepast. Bovendien moeten de bepalingen van die verordening in sommige opzichten worden verduidelijkt.

(2)

Sommige bij Verordening (EG) nr. 796/2004 vastgestelde uitvoeringsbepalingen betreffende het geïntegreerd systeem zijn op de bij artikel 143 ter en artikel 143 quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde regelingen van toepassing verklaard bij respectievelijk artikel 136 en artikel 140, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (3). Verordening (EG) nr. 796/2004 moet in dat verband worden verduidelijkt.

(3)

Een aantal verwijzingen naar andere verordeningen is achterhaald en moet door de desbetreffende nieuwe verwijzingen worden vervangen.

(4)

Verlangd dient te worden dat de specifieke informatie over de productie van suiker wordt verstrekt als onderdeel van de verzamelaanvraag.

(5)

Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 796/2004 kunnen de lidstaten van sommige bepalingen betreffende de verzamelaanvraag afwijken gedurende het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling of bij de toevoeging van een nieuwe sector aan de bedrijfstoeslagregeling. Eenzelfde afwijking dient ook mogelijk te zijn wat het wijzigen van het grondgebruik of de steunregeling voor individuele percelen betreft.

(6)

De integratie van de referentiebedragen voor suiker in de bedrijfstoeslagregeling die in het kader van de hervorming in de sector suiker is doorgevoerd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (4), vergt enige flexibiliteit ten aanzien van mogelijke toevoegingen aan en wijzigingen van de verzamelaanvraag in het geval dat de lidstaat in het jaar 2006 gebruik maakt van het bepaalde in artikel 48 quater, lid 8, van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (5). Daarom moeten dergelijke toevoegingen en wijzigingen in dat geval zijn toegestaan tot en met 15 juni 2006. De uiterste data voor de indiening van de verzamelaanvraag zoals bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 dienen echter te worden gehandhaafd om het de lidstaten mogelijk te maken hun respectieve controleprogramma’s tijdig te organiseren.

(7)

Titel IV, hoofdstuk 10 sexies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet in een overgangsbetaling voor suiker in de lidstaten die artikel 71 van die verordening toepassen. Artikel 143 ter bis van die verordening voorziet in een afzonderlijke suikerbetaling in de lidstaten die de bij artikel 143 ter van die verordening vastgestelde regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen. De overgangsbetaling voor suiker en de afzonderlijke suikerbetaling hebben door hun aard geen betrekking op een oppervlakte landbouwgrond, om welke reden de bij Verordening (EG) nr. 796/2004 vastgestelde bepalingen inzake de verzamelaanvraag niet toepasselijk zijn op die betalingen. Daarom dient voor die betalingen in een passende aanvraagprocedure te worden voorzien.

(8)

Bepaald dient te worden dat in het geval dat nieuwe sectoren in de bedrijfstoeslagregeling worden opgenomen, de in artikel 21 bis van Verordening (EG) nr. 796/2004 vervatte bepalingen betreffende de te late indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling ook gelden voor de aanvragen van landbouwers betreffende die nieuwe sectoren.

(9)

De met betrekking tot de verzamelaanvraag te verrichten kruiscontroles dienen te worden uitgebreid met specifieke controles op basis van een vergelijking met de door de suikerfabrikanten verstrekte gegevens.

(10)

Gezien de specifieke kenmerken van de bij titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregeling voor suiker, dienen voor die regeling bijzondere controlebepalingen te worden vastgesteld.

(11)

Als de bevoegde autoriteit het aantal controles ter plaatse verhoogt, moeten ook meer op aselecte wijze gekozen landbouwers ter plaatse kunnen worden gecontroleerd.

(12)

Volgens artikel 50, lid 2, van Verordening (EG) nr. 796/2004 is in het geval dat een landbouwer meer hectaren dan toeslagrechten heeft aangegeven, de grondslag voor de berekening van de steun het aantal met een toeslagrecht gepaard gaande hectaren. Als de aangegeven oppervlakte aan alle andere subsidiabiliteitseisen voldoet, is het niet nodig om overeenkomstig artikel 51 of 53 van die verordening kortingen of uitsluitingen toe te passen. De genoemde bepalingen moeten in dit opzicht worden verduidelijkt.

(13)

In het geval van betalingen voor dieren is de toepassing van kortingen door verrekening met betalingen in de daaropvolgende drie jaar slechts mogelijk binnen dezelfde steunregeling als die waarop de onregelmatigheid betrekking had. Dit staat tegenover de aanpak bij de oppervlaktegebonden regelingen, waarvoor kan worden verrekend met alle betalingen die onder de titels III en IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vallen. De voorschriften voor de verschillende steunregelingen dienen te worden geharmoniseerd.

(14)

De overgangsbepalingen betreffende de gevallen waarin kortingen moeten worden toegepast door verrekening met betalingen in de daaropvolgende drie jaar, hebben uitsluitend betrekking op de besluiten die zijn genomen over de tot en met 2004 ingediende aanvragen. Aangezien bij de invoering van de bedrijfstoeslagregeling daarin betalingen voor dieren worden opgenomen, dient ten aanzien van dergelijke betalingen verrekening met de bedrijfstoeslag alsnog mogelijk te zijn.

(15)

Wegens de instelling van nieuwe steunregelingen in samenhang met de bedrijfstoeslagregeling dienen de in artikel 71 bis van Verordening (EG) nr. 796/2004 opgenomen verwijzingen naar begrotingsmaxima te worden geactualiseerd.

(16)

Bij de instelling van de bedrijfstoeslagregeling en van de verzamelaanvraag zijn de uiterste data voor de oppervlaktegebonden betalingen en de diergebonden betalingen geharmoniseerd. Daarom is het dienstig ook een geharmoniseerde uiterste datum vast te stellen voor de verstrekking door de lidstaten van gegevens over die betalingen.

(17)

Verordening (EG) nr. 796/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18)

De bij deze verordening aangebrachte wijzigingen hebben betrekking op de steunaanvragen voor de jaren, verkoopseizoenen of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2006. Daarom dient deze verordening van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2006.

(19)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 796/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Punt 12 wordt vervangen door:

„12.

„oppervlaktegebonden steunregelingen”: de bedrijfstoeslagregeling, de in artikel 68 bis, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde betaling voor hop aan erkende producentengroeperingen en alle in de titels IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen met uitzondering van de in de hoofdstukken 7, 10 sexies, 11 en 12 van die titel IV vastgestelde steunregelingen en van de bij artikel 143 ter bis van die verordening vastgestelde regeling inzake een afzonderlijke suikerbetaling;”.

b)

Punt 20 wordt vervangen door:

„20.

„aanhoudperiode”: de periode waarin een dier waarvoor steun is aangevraagd, overeenkomstig de navolgende bepalingen op het bedrijf moet worden gehouden:

a)

de artikelen 90 en 94 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 wat de speciale premie voor mannelijke runderen betreft,

b)

artikel 101 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 wat de zoogkoeienpremie betreft,

c)

artikel 123 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 wat de slachtpremie betreft,

d)

artikel 70, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 wat de schapen- en geitenpremies betreft;”.

2)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 6 wordt vervangen door:

„6.   In het geval van een aanvraag om de steun voor energiegewassen als bedoeld in titel IV, hoofdstuk 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bevat de verzamelaanvraag een kopie van het contract dat de aanvrager overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 met een inzamelaar of een eerste verwerker heeft gesloten.”.

b)

Het volgende lid wordt toegevoegd:

„13.   In het geval van een aanvraag om de in titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor telers van suikerbieten en suikerriet bevat de verzamelaanvraag een kopie van het in artikel 110 novodecies van die verordening bedoelde leveringscontract.”.

3)

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In lid 1 wordt de derde alinea vervangen door:

„Vormen van grondgebruik die niet dienstig zijn voor de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen en die evenmin in bijlage V bij die verordening worden bedoeld, moeten worden aangegeven in een of meer rubrieken „andere vormen van grondgebruik”.”.

b)

In lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Onder dezelfde voorwaarden kunnen de lidstaten ook wijzigingen met betrekking tot het grondgebruik of de steunregeling toestaan voor individuele percelen landbouwgrond die reeds in de verzamelaanvraag zijn aangegeven.

De in de eerste en de tweede alinea bedoelde afwijkingen zijn ook mogelijk ten aanzien van het eerste jaar indien nieuwe sectoren aan de bedrijfstoeslagregeling worden toegevoegd en de toeslagrechten nog niet definitief zijn vastgesteld voor de landbouwers voor wie deze toevoeging van belang is.”.

4)

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In lid 1 worden de tweede en de derde alinea vervangen door:

„Voor individuele percelen landbouwgrond of toeslagrechten die reeds in de verzamelaanvraag zijn aangegeven, mogen onder dezelfde voorwaarden wijzigingen met betrekking tot het grondgebruik of de steunregeling worden aangebracht.

Voor het jaar 2006 mag de aanvraag om de in titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor telers van suikerbieten en suikerriet onder de in de eerste alinea van het onderhavige lid gestelde voorwaarden aan de verzamelaanvraag worden toegevoegd.

Indien de in de eerste, tweede en derde alinea van het onderhavige lid bedoelde wijzigingen gevolgen hebben voor in te dienen bewijsstukken of contracten, wordt het aanbrengen van de desbetreffende wijzigingen in die bewijsstukken of contracten eveneens toegestaan.”.

b)

Aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor het jaar 2006 worden in de lidstaten die artikel 48 quater, lid 8, van Verordening (EG) nr. 795/2004 toepassen, de overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel aangebrachte wijzigingen evenwel uiterlijk op 15 juni aan de bevoegde autoriteit meegedeeld.”.

5)

In artikel 16, lid 1, wordt punt f) vervangen door:

„f)

in voorkomend geval, de individuele referentiehoeveelheid melk waarover de landbouwer beschikte op 31 maart of, indien de betrokken lidstaat besluit gebruik te maken van de bij artikel 130 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 vastgestelde afwijking, 1 april van het betrokken kalenderjaar; indien deze hoeveelheid niet bekend is op de datum waarop de aanvraag wordt ingediend, wordt zij zo spoedig mogelijk aan de bevoegde autoriteit meegedeeld;”.

6)

Na artikel 17 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:

„HOOFDSTUK III BIS

SUIKERBETALING EN AFZONDERLIJKE SUIKERBETALING

Artikel 17 bis

Voorwaarden met betrekking tot de aanvragen om de suikerbetaling en de afzonderlijke suikerbetaling

1.   De landbouwers die de in titel IV, hoofdstuk 10 sexies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde suikerbetaling aanvragen, en de landbouwers die de in artikel 143 ter bis van die verordening bedoelde afzonderlijke suikerbetaling aanvragen, dienen een steunaanvraag in die alle gegevens bevat die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op de steun kan worden gemaakt, en met name:

a)

de identiteit van de landbouwer;

b)

een verklaring van de landbouwer dat hij kennis heeft genomen van de voor de betrokken steun geldende voorwaarden.

2.   De aanvraag om de suikerbetaling, respectievelijk de afzonderlijke suikerbetaling wordt ingediend uiterlijk op een door de lidstaten te bepalen datum die niet later mag zijn dan 15 mei en, in het geval van Estland, Letland en Litouwen, 15 juni.

Voor het jaar 2006 mag de in de eerste alinea van het onderhavige lid bedoelde datum echter niet later zijn dan 30 juni 2006 wat de indiening van aanvragen om de in artikel 143 ter bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde afzonderlijke suikerbetaling betreft.”.

7)

Aan artikel 21 bis wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   De leden 1 en 2 van het onderhavige artikel gelden in het eerste jaar dat nieuwe sectoren in de bedrijfstoeslagregeling zijn opgenomen, eveneens voor aanvragen van landbouwers die betrekking hebben op hun deelneming in die sectoren.”.

8)

Aan artikel 24, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

„k)

door de gegevens die zijn verstrekt in het in artikel 110 novodecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde leveringscontract, te vergelijken met de door de suikerfabrikant verstrekte gegevens over de leveringen.”.

9)

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

Het volgende punt wordt toegevoegd aan de tweede alinea:

„e)

5 % van alle landbouwers die de in titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor telers van suikerbieten en suikerriet aanvragen.”.

ii)

De derde alinea wordt vervangen door:

„Indien de overeenkomstig de eerste alinea getrokken steekproef voor controles reeds aanvragers van de in de tweede alinea, onder a) tot en met e), bedoelde steunbedragen bevat, mogen die aanvragers worden meegerekend in de aldaar genoemde te controleren percentages.”.

b)

Aan lid 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

„h)

wat de aanvragen om de in titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor telers van suikerbieten en suikerriet betreft, in het kader van de controles bij de suikerfabrikanten op de hoeveelheid quotumsuiker die is verkregen uit overeenkomstig artikel 110 novodecies van die verordening geleverde suikerbieten of geleverd suikerriet, ten minste 5 % van de aanvragers die aan de betrokken fabrikant hebben geleverd.”.

10)

Aan artikel 27, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Indien het aantal ter plaatse te controleren landbouwers evenwel groter is dan het in artikel 26, leden 1 en 2, bedoelde minimumaantal landbouwers bij wie een controle ter plaatse moet worden verricht, mag de extra steekproef voor ten hoogste 25 % uit op aselecte wijze gekozen landbouwers bestaan.”.

11)

Het volgende artikel wordt ingevoegd na artikel 31 bis:

„Artikel 31 ter

Controles ter plaatse bij de suikerfabrikanten

Tijdens de controles ter plaatse bij de suikerfabrikanten in het kader van de aanvragen om de in titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor telers van suikerbieten en suikerriet worden geverifieerd:

a)

de gegevens in de door de landbouwer bezorgde leveringscontracten;

b)

de juistheid van de aan de bevoegde autoriteit verstrekte gegevens over de leveringen;

c)

de certificering van de voor de leveringen gebruikte weeginrichtingen;

d)

de resultaten van de officiële laboratoriumanalyses die zijn verricht om het procentuele gehalte aan sacharose van de geleverde suikerbieten of het geleverde suikerriet te bepalen.”.

12)

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In lid 3 wordt punt a) vervangen door:

„a)

hetzij alle steunaanvragen die binnen de betrokken zone vallen voor ten minste 80 % van de oppervlakte waarvoor op grond van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde regelingen steun wordt aangevraagd;”.

b)

Lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Voor een overeenkomstig lid 3 voor een controle ter plaatse geselecteerde landbouwer wordt ten minste 80 % van de oppervlakte waarvoor hij op grond van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen steun heeft aangevraagd, aan de controle ter plaatse door middel van teledetectie onderworpen.”.

13)

In artikel 36, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

„De controles ter plaatse in de slachthuizen omvatten een controle achteraf van de documenten, een vergelijking met de in het gecomputeriseerde gegevensbestand voor runderen opgenomen gegevens en controles van de overeenkomstig artikel 121, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 aan andere lidstaten verstrekte overzichten van de slachtverklaringen of van de gegevens ter vervanging daarvan.”.

14)

In artikel 45, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:

„In afwijking van lid 2 van het onderhavige artikel kan de bevoegde controleautoriteit voor de eisen of normen waarvoor zij verantwoordelijk is, een steekproef voor controles selecteren die 1 % omvat van alle landbouwers die steunaanvragen in het kader van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen hebben ingediend en verplicht zijn ten minste één van die eisen of normen na te leven.”.

15)

In artikel 50 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Voor een aanvraag om steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling geldt dat, indien er een verschil is tussen de aangegeven toeslagrechten en de aangegeven oppervlakte, de bedrijfstoeslag wordt berekend op basis van het kleinste aantal.”.

16)

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In lid 2, tweede alinea, wordt de tweede zin vervangen door:

„Dit bedrag wordt verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke dan ook van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen waarop de landbouwer aanspraak kan maken op grond van de aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar waarin het verschil wordt vastgesteld.”.

b)

Na lid 2 wordt het volgende lid 2 bis ingevoegd:

„2 bis.   Indien een landbouwer meer oppervlakte dan toeslagrechten aangeeft en de aangegeven oppervlakte aan alle andere subsidiabiliteitseisen voldoet, zijn de in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel bepaalde kortingen of uitsluitingen niet van toepassing.

Indien een landbouwer meer oppervlakte dan toeslagrechten aangeeft en de aangegeven oppervlakte niet aan alle andere subsidiabiliteitseisen voldoet, is het in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel bedoelde verschil het verschil tussen de oppervlakte die aan alle andere subsidiabiliteitseisen voldoet, en het aangegeven aantal toeslagrechten.”.

17)

Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In de tweede alinea wordt de tweede zin vervangen door:

„Dit bedrag wordt verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke dan ook van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen waarop de landbouwer aanspraak kan maken op grond van de aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar waarin het verschil wordt vastgesteld.”.

b)

De volgende alinea’s worden toegevoegd:

„Indien een landbouwer meer oppervlakte dan toeslagrechten aangeeft en de aangegeven oppervlakte aan alle andere subsidiabiliteitseisen voldoet, zijn de in de eerste en de tweede alinea van het onderhavige artikel bepaalde kortingen of uitsluitingen niet van toepassing.

Indien een landbouwer meer oppervlakte dan toeslagrechten aangeeft en de aangegeven oppervlakte niet aan alle andere subsidiabiliteitseisen voldoet, is het in de eerste en de tweede alinea van het onderhavige artikel bedoelde verschil het verschil tussen de oppervlakte die aan alle andere subsidiabiliteitseisen voldoet, en het aangegeven aantal toeslagrechten.”.

18)

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In lid 2, derde alinea, wordt de tweede zin vervangen door:

„Dit bedrag wordt verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke dan ook van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen waarop de landbouwer aanspraak kan maken op grond van de aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar waarin het verschil wordt vastgesteld.”.

b)

In lid 4, tweede alinea, wordt de tweede zin vervangen door:

„Dit bedrag wordt verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke dan ook van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen waarop de landbouwer aanspraak kan maken op grond van de aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar waarin het verschil wordt vastgesteld.”.

19)

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Indien wordt vastgesteld dat minder dan 50 % van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in de gebieden die zijn vermeld in bijlage X bij Verordening (EG) nr. 1973/2004, wordt de geitenpremie niet betaald.”.

b)

In lid 6, tweede alinea, wordt de tweede zin vervangen door:

„Dit bedrag wordt verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke dan ook van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen waarop de landbouwer aanspraak kan maken op grond van de aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar waarin de onregelmatigheid wordt vastgesteld.”.

20)

In artikel 62 wordt de eerste zin vervangen door:

„Ten aanzien van de aangiften of verklaringen van slachthuizen in verband met de in artikel 121 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 bedoelde slachtpremie geldt dat, indien wordt vastgesteld dat een slachthuis door grove nalatigheid of met opzet met een valse verklaring of aangifte is gekomen, de betrokken lidstaat passende nationale sancties toepast.”.

21)

In artikel 64, tweede alinea, wordt de derde zin vervangen door:

„Een bedrag dat gelijk is aan het bedrag waarop de afgewezen aanvraag betrekking heeft, wordt verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen dan ook waarop die persoon aanspraak kan maken op grond van de aanvragen die hij indient in het kalenderjaar volgende op het kalenderjaar waarin de niet-hervatting wordt vastgesteld.”.

22)

In artikel 71 bis, lid 2, onder d), wordt de eerste alinea vervangen door:

„Wat de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde steunregelingen betreft waarvoor overeenkomstig artikel 64, lid 2, artikel 70, lid 2, artikel 71, lid 2, artikel 110 septdecies, lid 1, artikel 143 ter, lid 7, en artikel 143 ter bis, lid 2, van die verordening een begrotingsmaximum is vastgesteld, telt de lidstaat de uit de toepassing van de punten a), b) en c) van het onderhavige lid voortvloeiende bedragen bij elkaar op.”.

23)

In artikel 73, lid 2, wordt de eerste zin vervangen door:

„De lidstaten kunnen besluiten dat een onverschuldigd betaald bedrag moet worden geïnd door dat bedrag in mindering te brengen op de voorschotten of betalingen die na de datum van het terugvorderingsbesluit aan de landbouwer worden uitgekeerd in het kader van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen.”.

24)

Artikel 76, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

In de eerste alinea worden de inleidende woorden vervangen door:

„Uiterlijk op 15 juli van elk jaar voor de bedrijfstoeslagregeling en de andere oppervlaktegebonden steunregelingen, de dierpremies en de in artikel 143 ter bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde afzonderlijke suikerbetaling dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag over het voorgaande kalenderjaar in dat met name de volgende gegevens bevat:”.

b)

De tweede alinea wordt vervangen door:

„Wanneer het in de eerste alinea bedoelde verslag bij de Commissie wordt ingediend, delen de lidstaten tegelijk het totale aantal begunstigden mee dat steun heeft ontvangen in het kader van de onder het geïntegreerd systeem vallende steunregelingen, alsmede de resultaten van de overeenkomstig titel III, hoofdstuk III, verrichte controles met betrekking tot de randvoorwaarden.”.

25)

Aan artikel 80, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer een lidstaat de bedrijfstoeslagregeling na 2005 invoert, geldt dat in de gevallen waarin kortingen die moeten worden toegepast door verrekening overeenkomstig artikel 59, lid 2, derde alinea, en lid 4, tweede alinea, van de onderhavige verordening, nog niet volledig konden worden verrekend vóór de datum waarop de bedrijfstoeslagregeling van toepassing wordt, het nog uitstaande saldo wordt verrekend met de betalingen op grond van welke van de onder de onderhavige verordening vallende steunregelingen dan ook, mits de in de genoemde bepalingen gestelde termijnen voor de verrekening nog niet zijn verstreken.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de jaren, verkoopseizoenen of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2006.

Punt 16, onder b), en punt 17, onder b), van artikel 1 zijn evenwel van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de jaren, verkoopseizoenen of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 32).

(2)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 489/2006 (PB L 88 van 25.3.2006, blz. 7).

(3)  PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 263/2006 (PB L 46 van 16.2.2006, blz. 24).

(4)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 32.

(5)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 658/2006 (zie blz. 14 van dit Publicatieblad).


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/27


VERORDENING (EG) Nr. 660/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 113, lid 2, artikel 145, onder c), d), d bis) en f), en artikel 155,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten dienen de Commissie de beschikbare gegevens te verstrekken over de toepassing van de in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor zetmeelaardappelen en van de in titel IV, hoofdstuk 10 septies, van die verordening bedoelde steun voor telers van suikerbieten en suikerriet. Artikel 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie (2) moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(2)

Artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006, voorziet in de mogelijkheid om steun voor energiegewassen toe te kennen voor oppervlakten waarvan de productie onder een contract tussen de landbouwer en een inzamelaar valt. De in Verordening (EG) nr. 1973/2004 vervatte uitvoeringsbepalingen inzake de steun voor energiegewassen moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(3)

In artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 is bepaald dat de energieproducten door op zijn hoogst een tweede verwerker moeten worden verkregen. Wat evenwel de regeling inzake het niet op voeding of vervoedering gerichte gebruik van braakgelegde grond betreft, is in artikel 156 van die verordening bepaald dat de niet voor voeding of vervoedering bestemde producten door op zijn hoogst een derde verwerker moeten worden verkregen. De ervaring, nadat de regeling voor energiegewassen gedurende twee jaar is toegepast, wijst uit dat het aanbeveling verdient de twee regelingen gelijk te trekken door ook in het kader van de regeling voor energiegewassen verkrijging door een derde verwerker mogelijk te maken. De artikelen 33, 37 en 38 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 moeten daarom dienovereenkomstig worden aangepast.

(4)

Bepaald dient te worden welke van de uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerde beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (3), moeten worden toegepast ten aanzien van de bij artikel 143 ter bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde regeling inzake een afzonderlijke suikerbetaling.

(5)

Een van de doelstellingen van de bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (4) doorgevoerde hervorming in de sector suiker is, de sector suiker van de Gemeenschap marktgerichter te maken. Daarom is het, ter vergroting van de afzetmogelijkheden voor de producten van die sector, passend om suikerbieten, aardperen en cichoreiwortels in aanmerking te laten komen voor toepassing van de regeling inzake steun voor energiegewassen en toe te staan dat suikerbieten, aardperen en cichoreiwortels voor andere doeleinden dan de productie van suiker worden geteeld op grond die kan worden gebruikt voor de activering van braakleggingstoeslagrechten.

(6)

In artikel 171 quater quaterdecies, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 is bepaald dat een landbouwer geen aanvraag om een voorschot op de steun voor tabak meer mag indienen zodra hij met de leveringen is begonnen. Die bepaling maakt het telers van vroege tabakssoorten onmogelijk om een voorschotaanvraag in te dienen. Daarom moet die bepaling worden geschrapt.

(7)

Overeenkomstig artikel 71, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 heeft Slovenië besloten de bedrijfstoeslagregeling toe te passen vanaf 2007. In artikel 71, lid 1, derde alinea, van die verordening is echter bepaald dat de overgangsperiode reeds op 31 december 2005 afloopt wat hop betreft. Slovenië zou daardoor verplicht zijn de bedrijfstoeslagregeling nu alleen voor de sector hop ten uitvoer te leggen en alle overige sectoren in 2007 in die regeling te integreren. Om voor Slovenië de overgang naar de bedrijfstoeslagregeling te vergemakkelijken is in artikel 48 bis, lid 11, van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (5) bepaald dat de vroegere hopregeling in dat land tot en met 31 december 2006 van toepassing blijft, zodat de bedrijfstoeslagregeling er voor alle betrokken sectoren in 2007 ten uitvoer kan worden gelegd. Daarom is het dienstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1973/2004 gelijk te trekken met die van Verordening (EG) nr. 795/2004 en derhalve te bepalen dat de uitvoeringsbepalingen zoals vervat in Verordening (EG) nr. 609/1999 van de Commissie van 19 maart 1999 houdende nadere bepalingen betreffende de steunverlening aan hoptelers (6), in Slovenië van toepassing zijn tot en met 31 december 2006.

(8)

Overeenkomstig artikel 71, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 heeft Spanje een wijziging van bijlage X bij die verordening met het oog op toevoeging van de probleemgebieden in de provincies A Coruña en Lugo van de autonome regio Galicië voorgesteld en heeft dit land de Commissie een gedetailleerde motivering van dat voorstel doen toekomen waaruit blijkt dat in die gebieden wordt voldaan aan de in artikel 113, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepaalde criteria. Gezien deze motivering, moet bijlage X bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 worden gewijzigd om die gebieden erin op te nemen.

(9)

In bijlage II bij beschikking C(2004) 1439/3 van de Commissie van 29 april 2004 betreffende de minimumgrootte van het in aanmerking komende areaal per bedrijf, het landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling en het jaarlijkse totaalbedrag voor het jaar 2004 voor Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Slowakije is het in artikel 143 ter, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling vastgesteld. De betrokken oppervlakte voor Polen is gewijzigd bij beschikking C(2005) 4553 van de Commissie van 25 november 2005. Die oppervlakte moet ook worden aangepast in bijlage XXI bij Verordening (EG) nr. 1973/2004.

(10)

In bijlage XXI bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 is het landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling voor Slowakije vastgesteld op 1 976 000 ha. De correcte oppervlakte die in aanmerking moet worden genomen, bedraagt evenwel 1 955 000 ha zoals vastgesteld in bijlage II bij beschikking C(2004) 1439/3. Deze laatste oppervlakte dient te worden vermeld in bijlage XXI bij Verordening (EG) nr. 1973/2004.

(11)

Na verder onderzoek in Litouwen van de schatting van het in artikel 143 ter, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling is het totale landbouwareaal bij beschikking C(2006) 1691 van de Commissie van 26 april 2006 verhoogd van 2 288 000 ha tot 2 574 000 ha. Bijlage XXI bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 moet dienovereenkomstig worden aangepast.

(12)

Op de markt van de Gemeenschap zijn nieuwe tabakssoorten geïntroduceerd die moeten worden opgenomen in bijlage XXV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004.

(13)

Verordening (EG) nr. 1973/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

Aangezien de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen betrekking hebben op de verkoopseizoenen vanaf 2006, dient deze verordening van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2006. Wat de wijziging van het landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling voor Polen betreft, dient deze verordening evenwel van kracht te zijn met ingang van 2005 omdat zij leidt tot hogere betalingen aan degenen die een aanvraag in het kader van die regeling hebben ingediend.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3, onder c), wordt vervangen door:

„c)

uiterlijk op 31 juli van het volgende jaar, in voorkomend geval na aftrek van de verlagingen van de oppervlakte overeenkomstig titel IV, hoofdstuk I, van Verordening (EG) nr. 796/2004, de uiteindelijke gegevens over:

i)

de in de onderhavige alinea, onder a), bedoelde oppervlakten of hoeveelheden waarvoor de steun voor het betrokken jaar daadwerkelijk is betaald;

ii)

wat de in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor zetmeelaardappelen betreft, de in zetmeelequivalent uitgedrukte hoeveelheden waarvoor de steun voor het betrokken jaar daadwerkelijk is betaald;

iii)

wat de in titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor telers van suikerbieten en suikerriet betreft, de uit op grond van een contract geleverde suikerbieten of geleverd suikerriet verkregen hoeveelheden quotumsuiker waarvoor de steun voor het betrokken jaar daadwerkelijk is betaald.”.

2)

Aan artikel 23 wordt het volgende punt toegevoegd:

„c)

„inzamelaar”: elke ondertekenaar van een contract met een aanvrager zoals bedoeld in artikel 26 van de onderhavige verordening, welke ondertekenaar in artikel 24 van de onderhavige verordening bedoelde grondstoffen die bestemd zijn voor doeleinden zoals bedoeld in artikel 88, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, koopt voor eigen rekening.”.

3)

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.   Elke landbouwgrondstof mag worden geteeld op de oppervlakten die het voorwerp zijn van de in artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun, op voorwaarde dat de voornaamste eindbestemming ervan bestaat in de productie van de in de tweede alinea van dat artikel bedoelde energieproducten.”.

b)

Lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)

De eerste alinea wordt vervangen door:

„3.   De aanvrager levert de volledige geoogste hoeveelheid grondstof af aan de inzamelaar of de eerste verwerker, die deze hoeveelheid afneemt en garandeert dat een equivalente hoeveelheid van deze grondstof in de Gemeenschap wordt gebruikt voor de vervaardiging van één of meer van de in artikel 88, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde energieproducten.”.

ii)

De derde alinea wordt vervangen door:

„In het in de tweede alinea bedoelde geval of in het geval dat de inzamelaar een equivalente hoeveelheid van de geoogste grondstof verkoopt, stelt de eerste verwerker of de inzamelaar de bevoegde autoriteit waarbij de zekerheid is gesteld, daarvan in kennis. Wanneer die equivalente hoeveelheid wordt gebruikt in een andere lidstaat dan die waarin de grondstof is geoogst, wisselen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de gegevens over die transactie uit.”.

c)

Lid 4 wordt vervangen door:

„4.   In overeenstemming met de nationale bepalingen inzake de contractuele betrekkingen kan de eerste verwerker de inzameling van de grondstof bij de landbouwer die de steun aanvraagt, delegeren aan een derde. De verwerker blijft als enige verantwoordelijk voor wat de in dit hoofdstuk bedoelde verplichtingen betreft.”.

4)

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Ter staving van zijn steunaanvraag legt de aanvrager aan de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, een tussen hem en een inzamelaar of een eerste verwerker gesloten contract voor.

De lidstaten kunnen evenwel besluiten dat het contract uitsluitend tussen een aanvrager en een eerste verwerker mag worden gesloten.”.

b)

Lid 3 wordt vervangen door:

„3.   De aanvrager zorgt ervoor dat het contract op een zodanig tijdstip wordt gesloten dat de inzamelaar of de eerste verwerker binnen de in artikel 34, lid 1, bedoelde termijn een afschrift van het contract kan indienen bij de bevoegde autoriteit waaronder de inzamelaar of de eerste verwerker ressorteert.”.

5)

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De eerste alinea wordt vervangen door:

„Onverminderd artikel 27 mag de inzamelaar of de eerste verwerker de beoogde voornaamste eindbestemmingen van de grondstoffen zoals bedoeld in artikel 26, lid 2, onder f), wijzigen nadat de onder het contract vallende grondstoffen aan hem zijn afgeleverd en is voldaan aan de in artikel 31, lid 1, en artikel 34, lid 3, eerste alinea, gestelde voorwaarden.”.

b)

De derde alinea wordt vervangen door:

„De inzamelaar of de eerste verwerker stelt de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, hiervan vooraf in kennis zodat de nodige controles kunnen worden verricht.”.

6)

In artikel 31, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door:

„De hoeveelheid die door de aanvrager daadwerkelijk aan de inzamelaar of de eerste verwerker wordt geleverd, moet ten minste overeenkomen met de representatieve opbrengst.”.

7)

In artikel 32 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)

De inleidende woorden worden vervangen door:

„1.   De steun kan aan de aanvrager worden betaald voordat de grondstof is verwerkt. De betaling vindt echter slechts plaats indien de in het kader van dit hoofdstuk te leveren hoeveelheid grondstof aan de inzamelaar of de eerste verwerker is geleverd en indien:”.

b)

Punt b) wordt vervangen door:

„b)

overeenkomstig artikel 34, lid 1, een afschrift van het contract is ingediend bij de bevoegde autoriteit waaronder de inzamelaar of de eerste verwerker ressorteert, en aan de in artikel 24, lid 1, gestelde eisen is voldaan;”.

8)

In hoofdstuk 8 wordt de titel van afdeling 6 vervangen door:

9)

Artikel 33 wordt vervangen door:

„Artikel 33

Aantal verwerkers

De energieproducten moeten door op zijn hoogst een derde verwerker worden verkregen.”.

10)

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De inzamelaar of de eerste verwerker dient bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, een afschrift van het contract in volgens een door de betrokken lidstaat vast te stellen tijdschema en uiterlijk op de uiterste datum waarop in die lidstaat de steunaanvraag in het betrokken jaar moet worden ingediend.

Indien de aanvrager en de inzamelaar of de eerste verwerker vóór de in artikel 27 bedoelde datum in een bepaald jaar het contract wijzigen of opzeggen, dient de inzamelaar of de eerste verwerker uiterlijk op die datum een afschrift van het gewijzigde of opgezegde contract in bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert.”.

b)

Lid 3 wordt vervangen door:

„3.   De inzamelaar of de eerste verwerker die de door de aanvrager geleverde grondstof heeft ontvangen, stelt de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, van de ontvangen hoeveelheid grondstof in kennis met vermelding van de soort, van de naam en het adres van de contractsluitende partij die hem de grondstof heeft geleverd, van de plaats van aflevering en van de referentie van het betrokken contract, zulks binnen een door de lidstaten vast te stellen zodanige termijn dat de steun binnen de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde periode kan worden betaald.

Indien de lidstaat van de inzamelaar of de eerste verwerker een andere is dan die waar de grondstof is geteeld, stelt de bevoegde autoriteit van de inzamelaar of de eerste verwerker de bevoegde autoriteit van de aanvrager binnen 40 werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de in de eerste alinea bedoelde mededeling, in kennis van de totale hoeveelheid geleverde grondstof.”.

11)

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De titel wordt vervangen door:

„Artikel 35

Inzamelaar of eerste verwerker”.

b)

De leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   De inzamelaar of de eerste verwerker stelt het gehele bedrag van de in lid 2 bedoelde zekerheid bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van de betalingsaanvraag in het betrokken jaar in de betrokken lidstaat.

2.   De zekerheid wordt voor elke grondstof berekend op basis van een bedrag van 60 EUR per hectare, vermenigvuldigd met de som van alle oppervlakten waarvoor door de betrokken inzamelaar of eerste verwerker een contract is ondertekend en die worden gebruikt voor de productie van de betrokken grondstof.”.

c)

Lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De zekerheid wordt voor elke grondstof verhoudingsgewijs vrijgegeven voorzover de bevoegde autoriteit waaronder de inzamelaar of de eerste verwerker ressorteert, het bewijs heeft ontvangen dat de betrokken hoeveelheid grondstof met inachtneming van de in artikel 26, lid 2, onder f), bedoelde bestemmingen is verwerkt, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met elke overeenkomstig artikel 29 aangebrachte wijziging.”.

d)

Het volgende lid wordt toegevoegd:

„5.   Onverminderd lid 4 geldt dat, indien de zekerheid door de inzamelaar is gesteld, deze wordt vrijgegeven zodra de betrokken grondstof aan de eerste verwerker is geleverd, mits de bevoegde autoriteit van de inzamelaar het bewijs heeft ontvangen dat de eerste verwerker een gelijkwaardige zekerheid heeft gesteld bij zijn bevoegde autoriteit.”.

12)

In artikel 36, lid 2, worden de inleidende woorden vervangen door:

„2.   De volgende verplichtingen van de inzamelaar of de eerste verwerker vormen ondergeschikte eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85:”.

13)

In artikel 37 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Indien de eerste of tweede verwerker tussenproducten die het voorwerp van een contract zoals bedoeld in artikel 26 vormen, verkoopt of weggeeft aan een in een andere lidstaat gevestigde tweede of derde verwerker, gaat het product vergezeld van een overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 afgegeven controle-exemplaar T5.

Indien de inzamelaar onder een contract vallende grondstoffen verkoopt of weggeeft aan een in een andere lidstaat gevestigde eerste verwerker, is het bepaalde in de eerste alinea van toepassing.”.

14)

De tekst van artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De inleidende woorden worden vervangen door:

„Indien het controle-exemplaar T5 buiten de wil en het toedoen van de inzamelaar of de eerste verwerker niet bij het kantoor van vertrek van de met de controle belaste instantie van de lidstaat waar de inzamelaar of de eerste verwerker is gevestigd, terugkeert twee maanden na het verstrijken van de in artikel 36, lid 1, onder a), bepaalde termijn voor de verwerking van de grondstof, kunnen de volgende documenten als bewijzen ter vervanging van het controle-exemplaar T5 worden aanvaard:”.

b)

De punten b) en c) worden vervangen door:

„b)

verklaringen van de tweede en de derde verwerker waarin de eindverwerking van de grondstof tot energieproducten zoals bedoeld in artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, wordt bevestigd;

c)

door de tweede en de derde verwerker voor conform gewaarmerkte fotokopieën van de boekhoudbescheiden die bewijzen dat de verwerking is gebeurd.”.

15)

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

De eerste alinea wordt vervangen door:

„De bevoegde autoriteit van de lidstaat bepaalt de door de inzamelaar of de verwerker bij te houden registers en de bij die registratie in acht te nemen frequentie, die ten minste maandelijks moet zijn.”.

ii)

In de tweede alinea worden de inleidende woorden vervangen door:

„In het geval van een verwerker bevatten deze registers ten minste de volgende gegevens:”.

iii)

De volgende alinea wordt toegevoegd:

„In het geval van een inzamelaar bevatten deze registers ten minste de volgende gegevens:

a)

de hoeveelheden van alle met het oog op verwerking in het kader van deze regeling gekochte en verkochte grondstoffen;

b)

de naam en het adres van de eerste verwerker.”.

b)

Lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De bevoegde autoriteit waaronder de inzamelaar of de eerste verwerker ressorteert, controleert of het ingediende contract aan de in artikel 24, lid 1, gestelde voorwaarden voldoet. Indien deze voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de bevoegde autoriteit waaronder de aanvrager ressorteert, hiervan in kennis gesteld.”.

16)

In artikel 40 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarin de inzamelaars zijn gevestigd, verrichten controles bij ten minste 25 % van de op hun grondgebied gevestigde inzamelaars, welke 25 % wordt geselecteerd door middel van een risicoanalyse. Deze controles omvatten fysieke controles en een onderzoek van de handelsdocumenten om zich te vergewissen van de samenhang tussen de aankopen van grondstoffen en de desbetreffende leveringen.

1bis.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarin de verwerkingen plaatsvinden, verrichten bij ten minste 25 % van de op hun grondgebied gevestigde verwerkers, welke 25 % wordt geselecteerd door middel van een risicoanalyse, controles op de naleving van artikel 24, lid 1. Deze controles betreffen ten minste de volgende elementen:

a)

een vergelijking van de som van de waarden van alle energieproducten met de som van de waarden van alle bij dezelfde verwerking verkregen andere producten die voor andere gebruiksdoeleinden zijn bestemd;

b)

een analyse van het productiesysteem van de verwerker, die fysieke controles en een onderzoek van de handelsdocumenten omvat, om zich, wat de verwerker betreft, te vergewissen van de samenhang tussen de leveringen van grondstoffen en de eind-, neven- en bijproducten.

Voor de in de eerste alinea, onder b), bedoelde controle baseert de bevoegde autoriteit zich vooral op de technische verwerkingscoëfficiënten voor de betrokken grondstoffen. Indien in de communautaire regelgeving dergelijke coëfficiënten met betrekking tot de uitvoer zijn opgenomen, worden die coëfficiënten gebruikt. Bij ontstentenis daarvan worden eventuele andere in de communautaire regelgeving voorkomende coëfficiënten gebruikt. In alle overige gevallen wordt de controle met name gebaseerd op de coëfficiënten die door de betrokken verwerkende industrie algemeen worden aanvaard.”.

17)

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd na artikel 142:

„HOOFDSTUK 15 bis

AFZONDERLIJKE SUIKERBETALING

Artikel 142 bis

Toepassing van Verordening (EG) nr. 796/2004

Ten aanzien van de in artikel 143 ter bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde afzonderlijke suikerbetaling zijn de artikelen 5, 10, 18 tot en met 22, 65, 66, 67, 70, 71 bis, 72 en 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van toepassing.”.

18)

In artikel 143 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   De teelt van suikerbieten, aardperen of cichoreiwortels op braakgelegde grond is toegestaan op voorwaarde dat:

a)

de suikerbieten niet worden gebruikt voor de productie van suiker zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie (7), ook niet in de vorm van een tussen-, neven- of bijproduct;

b)

de cichoreiwortels en de aardperen niet worden onderworpen aan hydrolyse zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 314/2002, niet in ongewijzigde staat en evenmin in de vorm van een tussenproduct zoals inuline, een nevenproduct zoals oligofructose of een eventueel bijproduct.

19)

In artikel 171 quater quaterdecies, lid 5, wordt de laatste zin geschrapt.

20)

Aan artikel 172, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd:

„In Slovenië blijft zij ook van toepassing voor de aanvragen voor betalingen voor de oogst 2006 wat Verordening (EEG) nr. 1696/71 betreft en tot en met 31 december 2006 wat Verordening (EG) nr. 1098/98 van de Raad (8) betreft.

21)

Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

a)

De alinea betreffende regel 23 wordt geschrapt.

b)

In de tabel wordt regel 23 geschrapt.

22)

In bijlage X wordt punt 3 vervangen door:

„3)

Spanje: de autonome regio’s Andalusië, Aragón, Balearen, Castilië-La-Mancha, Castilië-León, Catalonië, Extremadura, Galicië (met uitzondering van de in de provincies A Coruña en Lugo gelegen gebieden die niet als probleemgebied in de zin van Verordening (EG) nr. 1257/1999 worden aangemerkt), Madrid, Murcia, La Rioja, Comunidad Valenciana en Canarische Eilanden (9), en alle buiten deze regio’s gelegen bergstreken in de zin van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1257/1999.

23)

Bijlage XXI wordt als volgt gewijzigd:

a)

Het getal voor Litouwen wordt vervangen door „2 574”.

b)

Het getal voor Polen wordt vervangen door „14 337”.

c)

Het getal voor Slowakije wordt vervangen door „1 955”.

24)

In bijlage XXIII wordt het laatste streepje vervangen door:

„—

alle producten die worden genoemd in Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (10), op voorwaarde dat zij niet zijn verkregen uit suikerbieten die op braakgelegde grond zijn geteeld, en dat zij geen producten bevatten die zijn afgeleid van suikerbieten die op braakgelegde grond zijn geteeld.

25)

Bijlage XXV wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de verkoopseizoenen die ingaan op of na 1 januari 2006. Artikel 1, punt 23, onder b) en c), is evenwel van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de verkoopseizoenen die ingaan op of na 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 32).

(2)  PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 263/2006 (PB L 46 van 16.2.2006, blz. 24).

(3)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr 659/2006 (Zie bladzijde 20 van dit Publicatieblad).

(4)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.

(5)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr 658/2006 (Zie bladzijde 14 van dit Publicatieblad).

(6)  PB L 75 van 20.3.1999, blz. 20.

(7)  PB L 50 van 21.2.2002, blz. 40.”.

(8)  PB L 157 van 30.5.1998, blz. 7.”.

(9)  De Franse overzeese departementen, Madeira, de Canarische Eilanden en de eilanden in de Egeïsche Zee worden geacht niet in deze bijlage te zijn opgenomen in het geval dat de betrokken lidstaat de facultatieve uitsluiting zoals bedoeld in artikel 70, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 toepast.”.

(10)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.”.


BIJLAGE

„BIJLAGE XXV

INDELING VAN DE TABAKSSOORTEN IN GROEPEN

zoals bedoeld in artikel 171 quater bis

I.   FLUE CURED TABAK

 

Virginia

 

Virginia D en hybriden daarvan

 

Bright

 

Wiślica

 

Virginia SCR IUN

 

Wiktoria

 

Wiecha

 

Wika

 

Wala

 

Wisła

 

Wilia

 

Waleria

 

Watra

 

Wanda

 

Weneda

 

Wenus

 

DH 16

 

DH 17

 

Winta

 

Weronika

II.   LIGHT AIR CURED TABAK

 

Burley

 

Badischer Burley en hybriden daarvan

 

Maryland

 

Bursan

 

Bachus

 

Bożek

 

Boruta

 

Tennessee 90

 

Baca

 

Bocheński

 

Bonus

 

NC 3

 

Tennessee 86

 

Tennessee 97

 

Bazyl

 

Bms 3

III.   DARK AIR CURED TABAK

 

Badischer Geudertheimer, Pereg, Korso

 

Paraguay en hybriden daarvan

 

Dragon Vert en hybriden daarvan

 

Philippin

 

Petit Grammont (Flobecq)

 

Semois

 

Appelterre

 

Nijkerk

 

Misionero en hybriden daarvan

 

Rio Grande en hybriden daarvan

 

Forchheimer Havanna IIc

 

Nostrano del Brenta

 

Resistente 142

 

Goyano

 

Hybriden van Geudertheimer

 

Beneventano

 

Brasile Selvaggio en vergelijkbare soorten

 

Fermented Burley

 

Havanna

 

Prezydent

 

Mieszko

 

Milenium

 

Małopolanin

 

Makar

 

Mega

IV.   FIRE CURED TABAK

 

Kentucky en hybriden daarvan

 

Moro di Cori

 

Salento

 

Kosmos

V.   SUN CURED TABAK

 

Xanthi-Yaka

 

Perustitza

 

Samsun

 

Erzegovina en vergelijkbare soorten

 

Myrodata Smyrnis, Trapezous en Phi I

 

Andere dan klassieke Kaba Koulak

 

Tsebelia

 

Mavra

VI.   BASMAS

VII.   KATERINI EN VERGELIJKBARE SOORTEN

VIII.   KLASSIEKE KABA KOULAK

 

Elassona

 

Myrodata Agrinion

 

Zichnomyrodata”


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/36


VERORDENING (EG) Nr. 661/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot afwijking van Verordening (EG) nr. 312/2001 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer van olijfolie van oorsprong uit Tunesië wat de maandelijkse beperking voor de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 oktober 2006 betreft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Besluit 2000/822/EG van de Raad van 22 december 2000 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Tunesië inzake de liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de wijziging van de landbouwprotocollen bij de Associatieovereenkomst tussen de EG en de Republiek Tunesië (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad van 29 april 2004 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor olijfolie en tafelolijven en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 827/68 (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 312/2001 van de Commissie (3) is een maandelijkse beperking vastgesteld van de hoeveelheid olijfolie waarvoor in het kader van het in lid 1 van dat artikel genoemde contingent invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(2)

Het verkoopseizoen 2005/2006 in de Gemeenschap wordt gekenmerkt door een geringe productie van olijfolie die voorzieningsproblemen tot gevolg heeft. Om de voorziening van de communautaire markt met olijfolie te vergemakkelijken, dient in afwijking van Verordening (EG) nr. 312/2001 te worden toegestaan dat voor de periode vanaf 1 mei 2006 de certificaten zonder maandelijkse beperking worden afgegeven.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor olijfolie en tafelolijven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 1, lid 2, eerste alinea, vierde streepje, van Verordening (EG) nr. 312/2001 mogen voor de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 oktober 2006 de certificaten zonder maandelijkse beperking worden afgegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 336 van 30.12.2000, blz. 92.

(2)  PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97. Gerectificeerde versie in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 37.

(3)  PB L 46 van 16.2.2001, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1721/2005 (PB L 276 van 21.10.2005, blz. 3).


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/37


VERORDENING (EG) Nr. 662/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2) kunnen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit hun interventievoorraden verkopen door middel van een permanente openbare inschrijving en kunnen zij steun toekennen voor room, boter en boterconcentraat. In artikel 25 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld. Voorts is bepaald dat die prijs of steun kan worden gedifferentieerd volgens de bestemming van de boter, het vetgehalte ervan en de bijmengingsmethode. Het bedrag van de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde verwerkingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet, worden de minimumverkoopprijzen voor boter uit de interventievoorraden en de bedragen van de verwerkingszekerheid zoals bedoeld in respectievelijk artikel 25 en artikel 28 van die verordening vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


BIJLAGE

Minimumverkoopprijzen voor boter en bedragen van de verwerkingszekerheid voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

(EUR/100 kg)

Formule

A

B

Bijmengingsmethode

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Minimumverkoopprijs

Boter ≥ 82 %

In ongewijzigde staat

210

Concentraat

Verwerkingszekerheid

In ongewijzigde staat

79

Concentraat


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/39


VERORDENING (EG) Nr. 663/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 343/2006 tot opening van de boteraankopen in sommige lidstaten voor de periode van 1 maart tot en met 31 augustus 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 343/2006 van de Commissie (3) is de lijst vastgesteld van de lidstaten waar de aankoop van boter is geopend overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(2)

Op basis van de meest recente mededelingen van Letland op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2771/1999, heeft de Commissie geconstateerd dat de marktprijzen voor boter gedurende twee opeenvolgende weken beneden 92 % van de interventieprijs zijn gebleven. Derhalve moet in Letland de aankoop van boter door de interventiebureaus worden geopend. Deze lidstaat moet derhalve worden toegevoegd aan de bij Verordening (EG) nr. 343/2006 vastgestelde lijst.

(3)

Verordening (EG) nr. 343/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 343/2006 wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 1

De aankoop van boter op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt geopend voor de onderstaande lidstaten:

Tsjechië

Duitsland

Estland

Spanje

Frankrijk

Italië

Ierland

Letland

Nederland

Polen

Portugal

Finland

Zweden

het Verenigd Koninkrijk.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).

(3)  PB L 55 van 25.2.2006, blz. 17. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 541/2006 (PB L 94 van 1.4.2006, blz. 21).


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/40


VERORDENING (EG) Nr. 664/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 39e deelinschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 214/2001

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 214/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden mageremelkpoeder die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 214/2001 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen mageremelkpoeder toe te wijzen.

(3)

Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 39e deelinschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 214/2001, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 25 april 2006, wordt de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder vastgesteld op 155,00 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 van de Commissie (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 37 van 7.2.2001, blz. 100. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1195/2005 (PB L 194 van 26.7.2005, blz. 8).


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/41


VERORDENING (EG) Nr. 665/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 mei 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat bij de invoer van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden geheven. Voor de producten als bedoeld in lid 2 van dat artikel is het invoerrecht echter gelijk aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs van de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat de cif-invoerprijzen worden berekend aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1249/96 zijn bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen.

(4)

De vastgestelde invoerrechten zijn van toepassing totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt.

(5)

Voor het normaal functioneren van het stelsel van invoerrechten moeten deze rechten worden berekend aan de hand van de in een referentieperiode geconstateerde representatieve marktkoersen.

(6)

De toepassing van Verordening (EG) nr. 1249/96 leidt ertoe de invoerrechten vast te stellen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen worden vastgesteld in bijlage I bij deze verordening en zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1110/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 12).


BIJLAGE I

Vanaf 1 mei 2006 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(in EUR/ton)

1001 10 00

Harde tarwe van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

3,15

van lage kwaliteit

23,15

1001 90 91

Zachte tarwe, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

Zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan voor zaaidoeleinden

0,00

1002 00 00

Rogge

54,48

1005 10 90

Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden

57,64

1005 90 00

Maïs, andere dan zaaigoed (2)

57,64

1007 00 90

Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

54,48


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd (artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96) komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t, als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, of

2 EUR/t, als de loshaven in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Estland, Letland, Litouen, Polen, Finland, Zweden of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t, als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Berekeningselementen

periode van 17.4.2006-27.4.2006

1)

Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

Beursnotering

Minneapolis

Chicago

Minneapolis

Minneapolis

Minneapolis

Minneapolis

Product (eiwitgehalte bij 12 % vocht)

HRS2

YC3

HAD2

Van gemiddelde kwaliteit (1)

Van lage kwaliteit (2)

US barley 2

Notering (EUR/t)

138,64 (3)

74,97

148,46

138,46

118,46

87,13

Golfpremie (EUR/t)

12,74

 

 

Grote-Merenpremie (EUR/t)

26,30

 

 

2)

Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

Vrachttarieven/kosten: Golf van Mexico–Rotterdam: 16,67 EUR/t; Grote Meren–Rotterdam: 20,41 EUR/t.

3)

Subsidies bedoeld in artikel 4, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

0,00 EUR/t (HRW2)

0,00 EUR/t (SRW2).


(1)  Een korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Een korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/44


VERORDENING (EG) Nr. 666/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast.

(2)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2) kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten. Dit correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen.

(3)

Op grond van de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten kan het noodzakelijk zijn het correctiebedrag naar gelang van de bestemming te differentiëren.

(4)

Het correctiebedrag moet samen met de restitutie en volgens dezelfde procedure worden vastgesteld. Het kan tussentijds worden gewijzigd.

(5)

Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het correctiebedrag op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

(in EUR/t)

Productcode

Bestemming

Lopend

5

1e term.

6

2e term.

7

3e term.

8

4e term.

9

5e term.

10

6e term.

11

1001 10 00 9200

1001 10 00 9400

A00

0

0

0

0

0

1001 90 91 9000

1001 90 99 9000

C01

0

0

–15,00

–15,00

–15,00

1002 00 00 9000

A00

0

0

0

0

0

1003 00 10 9000

1003 00 90 9000

C02

0

0

–15,00

–15,00

–15,00

1004 00 00 9200

1004 00 00 9400

C03

0

0

–15,00

–15,00

–15,00

1005 10 90 9000

1005 90 00 9000

A00

0

0

0

0

0

1007 00 90 9000

1008 20 00 9000

1101 00 11 9000

1101 00 15 9100

C01

0

0

–20,00

–20,00

–20,00

1101 00 15 9130

C01

0

0

–19,00

–19,00

–19,00

1101 00 15 9150

C01

0

0

–18,00

–18,00

–18,00

1101 00 15 9170

C01

0

0

–17,00

–17,00

–17,00

1101 00 15 9180

C01

0

0

–15,00

–15,00

–15,00

1101 00 15 9190

1101 00 90 9000

1102 10 00 9500

A00

0

0

0

0

0

1102 10 00 9700

A00

0

0

0

0

0

1102 10 00 9900

1103 11 10 9200

A00

0

0

0

0

0

1103 11 10 9400

A00

0

0

0

0

0

1103 11 10 9900

1103 11 90 9200

A00

0

0

0

0

0

1103 11 90 9800

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

C01

:

Alle derde landen met uitzondering van Albanië, Bulgarije, Roemanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Liechtenstein en Zwitserland.

C02

:

Algerije, Saoedi Arabië, Bahrein, Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten, Iran, Irak, Israel, Jordanië, Koeweit, Libanon, Libië, Marokko, Mauritanië, Oman, Qatar, Syrië, Tunesië en Jemen.

C03

:

Alle derde landen met uitzondering van Bulgarije, Noorwegen, Roemenië, Zwitserland en Liechenstein.


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/46


VERORDENING (EG) Nr. 667/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(3)

Voor mout moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95.

(4)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken.

(5)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd.

(6)

Bij toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, moet de restitutie op de in de bijlage vermelde bedragen worden vastgesteld.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1107 10 19 9000

A00

EUR/t

0,00

1107 10 99 9000

A00

EUR/t

0,00

1107 20 00 9000

A00

EUR/t

0,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/48


VERORDENING (EG) Nr. 668/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast.

(2)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen (2), kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout. Het correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen.

(3)

Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde correctiebedrag dat van toepassing is op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

(EUR/t)

Productcode

Bestemming

Lopend

5

1e term.

6

2e term.

7

3e term.

8

4e term.

9

5e term.

10

1107 10 11 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 19 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 91 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 99 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 20 00 9000

A00

0

0

0

0

0

0


(EUR/t)

Productcode

Bestemming

6e term.

11

7e term.

12

8e term.

1

9e term.

2

10e term.

3

11e term.

4

1107 10 11 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 19 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 91 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 99 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 20 00 9000

A00

0

0

0

0

0

0


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/50


VERORDENING (EG) Nr. 669/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2681/74 van de Raad van 21 oktober 1974 betreffende de communautaire financiering van de uitgaven in verband met de levering van landbouwproducten als voedselhulp (3) is bepaald dat het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, het gedeelte van de uitgaven financiert dat overeenkomt met de desbetreffende restituties bij uitvoer die overeenkomstig de betrokken communautaire voorschriften zijn vastgesteld.

(2)

Om de opstelling en het beheer van de begroting voor de communautaire voedselhulpacties te vergemakkelijken en om de lidstaten in staat te stellen het bedrag van de communautaire deelname in de financiering van de nationale voedselhulpacties te kennen, moet het bedrag van de voor deze acties toegekende restituties worden vastgesteld.

(3)

De algemene voorschriften en de uitvoeringsbepalingen die in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95 voor de uitvoerrestituties zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op bovenbedoelde transacties.

(4)

De specifieke criteria die in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de uitvoerrestituties voor rijst zijn vastgesteld in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De geldende restituties voor de producten van de sectoren granen en rijst geleverd voor de communautaire en nationale voedselhulpacties, uitgevoerd in het kader van internationale verdragen of andere aanvullende programma's of die in het kader van andere communautaire acties gratis worden geleverd, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2002 van de Commissie (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 27).

(3)  PB L 288 van 25.10.1974, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst

(EUR/t)

Productcode

Bedrag van de restitutie

1001 10 00 9400

0,00

1001 90 99 9000

0,00

1002 00 00 9000

0,00

1003 00 90 9000

0,00

1005 90 00 9000

0,00

1006 30 92 9100

0,00

1006 30 92 9900

0,00

1006 30 94 9100

0,00

1006 30 94 9900

0,00

1006 30 96 9100

0,00

1006 30 96 9900

0,00

1006 30 98 9100

0,00

1006 30 98 9900

0,00

1006 30 65 9900

0,00

1007 00 90 9000

0,00

1101 00 15 9100

6,85

1101 00 15 9130

6,40

1102 10 00 9500

0,00

1102 20 10 9200

52,60

1102 20 10 9400

45,08

1103 11 10 9200

0,00

1103 13 10 9100

67,63

1104 12 90 9100

0,00

NB: Productcodes: zie de Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/52


VERORDENING (EG) Nr. 670/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot vaststelling van de productierestitutie voor in de chemische industrie gebruikte witte suiker voor de periode van 1 tot en met 31 mei 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 7, lid 5, vijfde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan worden besloten om restituties bij de productie te verlenen voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en f), genoemde producten, voor de onder d) van dat lid genoemde stropen, en voor chemisch zuivere fructose (levulose) van GN-code 1702 50 00 als tussenproduct, die zich in een van de in artikel 23, lid 2, van het Verdrag bedoelde situaties bevinden en worden gebruikt bij de vervaardiging van bepaalde producten van de chemische industrie.

(2)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1265/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, wat de productierestitutie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker betreft (2) worden deze restituties bepaald op basis van de voor witte suiker vastgestelde restitutie.

(3)

In artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 is bepaald dat de productierestitutie voor witte suiker maandelijks wordt vastgesteld voor perioden die op de eerste van iedere maand beginnen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 bedoelde productierestitutie voor witte suiker wordt voor de periode van 1 tot en met 31 mei 2006 vastgesteld op 21,902 EUR/100 kg nettogewicht.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 63.


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/53


VERORDENING (EG) Nr. 671/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 299/2006 betreffende de afgifte van invoercertificaten van rijst van oorsprong uit de ACS-staten en de LGO, die in de eerste vijf werkdagen van februari 2006 op grond van Verordening (EG) nr. 638/2003 zijn aangevraagd

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad van 10 december 2002 tot vaststelling van de regeling voor landbouwproducten en door verwerking daarvan verkregen goederen, van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten), en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1706/98 (1),

Gelet op Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap („LGO-besluit”) (2),

Gelet op Verordening (EG) nr. 638/2003 van de Commissie van 9 april 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad en Besluit 2001/822/EG van de Raad ten aanzien van de invoerregeling voor rijst van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en uit de landen en gebieden overzee (LGO) (3), en met name op artikel 17, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 299/2006 van de Commissie (4) zijn de naar de tranche van mei 2006 overgedragen hoeveelheden vastgesteld uitsluitend met vermelding van het ACS-contingent.

(2)

In artikel 13, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 638/2003 is bepaald dat voor de in artikel 3, lid 2, van voornoemde verordening bedoelde overgedragen hoeveelheden invoercertificaten kunnen worden aangevraagd voor rijst van de GN-codes 1006 10 21, 1006 10 23, 1006 10 25, 1006 10 27, 1006 10 92, 1006 10 94, 1006 10 96, 1006 10 98, 1006 20 en 1006 30 van oorsprong uit de ACS-staten en voor rijst van GN-code 1006 van oorsprong uit de LGO.

(3)

Derhalve zijn de overgedragen hoeveelheden ten onrechte uitsluitend toegewezen aan het ACS-contingent. De bijlage bij Verordening (EG) nr. 299/2006 moet bijgevolg worden gerectificeerd teneinde te preciseren onder welke voorwaarden de nog beschikbare hoeveelheden ter beschikking worden gesteld van de marktdeelnemers,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 299/2006 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 348 van 21.12.2002, blz. 5.

(2)  PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.

(3)  PB L 93 van 10.4.2003, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2120/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 22).

(4)  PB L 48 van 18.2.2006, blz. 14.


BIJLAGE

„BIJLAGE

Verminderingspercentage dat moet worden toegepast op de gevraagde hoeveelheden voor de tranche van februari 2006, en naar de volgende tranche overgedragen hoeveelheden

Oorsprong/Product

Verminderingspercentage

Naar de tranche van mei 2006 overgedragen hoeveelheid

(in ton)

Totale voor de tranche van mei 2006 beschikbare hoeveelheden

(in ton)

Nederlandse Antillen en Aruba

Minder ontwikkelde LGO

Nederlandse Antillen en Aruba

Minder ontwikkelde LGO

Nederlandse Antillen en Aruba

Minder ontwikkelde LGO

LGO (artikel 10, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 638/2003):

GN-code 1006

0 (1)

0 (1)

5 839,936

3 334

14 172,936

6 667


Oorsprong/Product

Verminderingspercentage

Naar de tranche van mei 2006 overgedragen hoeveelheid

(in ton)

Totale voor de tranche van mei 2006 beschikbare hoeveelheid

(in ton)

ACS (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 638/2003):

GN-codes 1006 10 21 tot en met 1006 10 98, 1006 20 en 1006 30

0 (1)

4 767,115

41 666

ACS (artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 638/2003):

GN-code 1006 40 00

0 (1)

9 164

19 164

ACS/LGO (artikel 13, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 638/2003):

GN-code 1006 (LGO)

GN-codes 1006 10 21, 1006 10 23, 1006 10 25, 1006 10 27, 1006 10 92, 1006 10 94, 1006 10 96, 1006 10 98, 1006 20 en 1006 30

 

 

4 767,115 (2)


(1)  Afgifte voor de in de aanvraag vermelde hoeveelheid.

(2)  Naar de tranche van mei 2006 overgedragen hoeveelheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 638/2003.”


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/55


VERORDENING (EG) Nr. 672/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2) kunnen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit hun interventievoorraden verkopen door middel van een permanente openbare inschrijving en kunnen zij steun toekennen voor room, boter en boterconcentraat. In artikel 25 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld. Voorts is bepaald dat die prijs of steun kan worden gedifferentieerd volgens de bestemming van de boter, het vetgehalte ervan en de bijmengingsmethode. Het bedrag van de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde verwerkingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet, worden de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat en de bedragen van de verwerkingszekerheid zoals bedoeld in respectievelijk artikel 25 en artikel 28 van die verordening, vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


BIJLAGE

Maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat en bedragen van de verwerkingszekerheid voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

(EUR/100 kg)

Formule

A

B

Bijmengingsmethode

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Maximumbedrag van de steun

Boter ≥ 82 %

25

25

Boter < 82 %

24,4

Boterconcentraat

34

34

30,5

Room

14

10,6

Verwerkingszekerheid

Boter

Boterconcentraat

37

37

Room

15


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/57


VERORDENING (EG) Nr. 673/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

betreffende de 8e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2), houden de interventiebureaus een permanente openbare inschrijving voor de toekenning van steun voor boterconcentraat. In artikel 54 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat met een vetgehalte van ten minste 96 % moet worden vastgesteld.

(2)

Een bestemmingszekerheid zoals bedoeld in artikel 53, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1898/2005 moet worden gesteld om de overname van het boterconcentraat door de detailhandel te waarborgen.

(3)

Het onderzoek van de offertes heeft ertoe geleid geen gevolg te geven aan de inschriijving,

(4)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan de 8e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1898/2005, wordt geen gevolg gegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/58


VERORDENING (EG) Nr. 674/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

tot 65e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden personen, groepen en entiteiten opgesomd wier tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 21 maart 2006 en op 12, 19 en 21 april 2006 besloten tot wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten wier tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage I moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 357/2006 van de Commissie (PB L 59 van 1.3.2006, blz. 35).


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermeldingen worden toegevoegd aan de lijst „Natuurlijke personen”:

a)

Abdullah Anshori (ook bekend als a) Abu Fatih, b) Thoyib, Ibnu, c) Toyib, Ibnu, d) Abu Fathi). Geboortedatum: 1958. Geboorteplaats: Pacitan, Oost-Java, Indonesië. Nationaliteit: Indonesisch.

b)

Abu Bakar Ba’asyir (ook bekend als a) Baasyir, Abu Bakar, b) Bashir, Abu Bakar, c) Abdus Samad, d) Abdus Somad). Geboortedatum: 17.8.1938. Geboorteplaats: Jombang, Oost-Java, Indonesië. Nationaliteit: Indonesisch.

c)

Gun Gun Rusman Gunawan (ook bekend als a) Gunawan Rusman, b) Abd Al-Hadi, c) Abdul Hadi, d) Abdul Karim, e) Bukhori, f) Bukhory). Geboortedatum: 6.7.1977. Geboorteplaats: Cianjur, West-Java, Indonesië. Nationaliteit: Indonesisch.

d)

Taufik Rifki (ook bekend als a) Refke Taufek, b) Rifqi Taufik, c) Rifqi Tawfiq, d) Ami Iraq, e) Ami Irza, f) Amy Erja, g) Ammy Erza, h) Ammy Izza, i) Ami Kusoman, j) Abu Obaida, k) Abu Obaidah, l) Abu Obeida, m) Abu Ubaidah, n) Obaidah, o) Abu Obayda, p) Izza Kusoman, q) Yacub, Eric). Geboortedatum: a) 29.8.1974, b) 9.8.1974, c) 19.8.1974, d) 19.8.1980. Geboorteplaats: Dacusuman Surakarta, Centraal-Java, Indonesië. Nationaliteit: Indonesisch.

2)

De vermelding „Islamic Jihad Group (ook bekend als a) Jama’at al-Jihad, b) Libyan Society, c) Kazakh Jama’at, d) Jamaat Mojahedin, e) Jamiyat, f) Jamiat al-Jihad al-Islami, g) Dzhamaat Modzhakhedov, h) Islamic Jihad Group of Uzbekistan, i) al-Djihad al-Islami)” in de lijst „Rechtspersonen, groepen en entiteiten” wordt vervangen door de volgende:

„Islamic Jihad Group (ook bekend als a) Jama’at al-Jihad, b) Libyan Society, c) Kazakh Jama’at, d) Jamaat Mojahedin, e) Jamiyat, f) Jamiat al-Jihad al-Islami, g) Dzhamaat Modzhakhedov, h) Islamic Jihad Group of Uzbekistan, i) al-Djihad al-Islami, j) Zamaat Modzhakhedov Tsentralnoy Asii)”.

3)

De vermelding „Youcef Abbes (ook bekend als Giuseppe). Adres: a) Via Padova, 82, Milaan, Italië, b) Via Manzoni, 33, Cinisello Balsamo (MI), Italië (woonplaats). Geboortedatum: 5.1.1965. Geboorteplaats: Bab El Aoued, Algerije.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende:

„Youcef Abbes (ook bekend als Giuseppe). Adres: a) Via Padova, 82, Milaan, Italië, b) Via Manzoni, 33, Cinisello Balsamo (MI), Italië. Geboortedatum: 5.1.1965. Geboorteplaats: Bab el Oued, Algerije.”.

4)

De vermelding „Mohamed Amine AKLI (ook bekend als a) Mohamed Amine Akli, b) Killech Shamir, c) Kali Sami, d) Elias). Geboorteplaats: Abordj El Kiffani (Algerije). Geboortedatum: 30 maart 1972.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende:

„Mohamed Amine Akli (ook bekend als a) Akli Amine Mohamed, b) Killech Shamir, c) Kali Sami, d) Elias). Geboorteplaats: Bordj el Kiffane, Algerije. Geboortedatum: 30.3.1972.”.

5)

De vermelding „Hacene Allane (ook bekend als a) Hassan the Old, b) Al Sheikh Abdelhay, c) Boulahia, d) Abu al-Foutouh, e) Cheib Ahcéne). Geboortedatum: 17 januari 1941. Geboorteplaats: El Ménéa, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende:

„Hacene Allane (ook bekend als a) Hassan the Old, b) Al Sheikh Abdelhay, c) Boulahia, d) Abu al-Foutouh, e) Cheib Ahcéne). Geboortedatum: 17.1.1941. Geboorteplaats: Médéa, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.”.

6)

De vermelding „Mokhtar BELMOKHTAR. Geboorteplaats: Ghardaia. Geboortedatum: 1 juni 1972. Andere informatie: zoon van Mohamed en Zohra Chemkha.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende:

„Mokhtar Belmokhtar. Geboorteplaats: Ghardaia, Algerije. Geboortedatum: 1.6.1972. Andere informatie: zoon van Mohamed en Zohra Chemkha.”.

7)

De vermelding „Dhou El-Aich (ook bekend als Abdel Hak). Geboortedatum: 5 augustus 1964. Geboorteplaats: Debila, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende:

„Dhou El-Aich (ook bekend als Abdel Hak). Geboortedatum: 5.8.1964. Geboorteplaats: Blida, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.”.

8)

De vermelding „Ali El Heit (ook bekend als a) Kamel Mohamed, b) Ali Di Roma). Adres: a) via D. Fringuello 20, Rome, Italië, b) Milaan, Italië (woonplaats). Geboortedatum: a) 20.3.1970, b) 30.1.1971 (Kamel Mohamed). Geboorteplaats: Rouba, Algerije.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende:

„Ali El Heit (ook bekend als a) Kamel Mohamed, b) Alì Di Roma). Adres: a) via D. Fringuello 20, Rome, Italië, b) Milaan, Italië (woonplaats). Geboortedatum: a) 20.3.1970, b) 30.1.1971. Geboorteplaats: Rouiba, Algerije.”.

9)

De vermelding „Ibrahim Dawood (ook bekend als a) Ebrahim Dawood; b) Sheikh Dawood Hassan). Geboortedatum: 1955. Geboorteplaats: Ratnagiri, India. Nationaliteit: Indiaas. Paspoort nr: A-333602, afgegeven in Bombay, India, op 6 april 1985.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende:

„Dawood Ibrahim Kaskar (ook bekend als a) Dawood Ebrahim, b) Sheikh Dawood Hassan). Geboortedatum: 1955. Geboorteplaats: Ratnagiri, India. Nationaliteit: Indiaas. Paspoort nr: A-333602, afgegeven in Bombay, India, op 6 april 1985.”.

10)

De vermelding „Abdelhalim Remadna, geboortedatum: 2 april 1966; geboorteplaats: Bistra, Algerije” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende:

„Abdelhalim Remadna. Geboortedatum: 2.4.1966. Geboorteplaats: Biskra, Algerije.”.

11)

De vermelding „Ahmad Zerfaoui (ook bekend als a) Abdullah, b) Abdalla, c) Smail, d) Abu Khaoula, e) Abu Cholder, f) Nuhr). Geboortedatum: 15 juli 1963. Geboorteplaats: Chrea, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende:

„Ahmad Zerfaoui (ook bekend als a) Abdullah, b) Abdalla, c) Smail, d) Abu Khaoula, e) Abu Cholder, f) Nuhr). Geboortedatum: 15.7.1963. Geboorteplaats: Chréa, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.”.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/61


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 maart 2006

tot goedkeuring van de onderzoekprogramma’s van de lidstaten met betrekking tot aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels in 2006

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 780)

(2006/314/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 90/424/EEG voorziet in een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor het ondernemen van acties op technisch en wetenschappelijk gebied die voor de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op veterinair gebied, alsmede voor de ontwikkeling van onderwijs en opleiding op veterinair gebied nodig zijn.

(2)

Beschikking 2006/101/EG van de Commissie betreffende de uitvoering van programma’s voor onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels in de lidstaten in 2006 (2) voorziet in de uitvoering van dergelijk onderzoek van februari tot en met december 2006, mits die onderzoekprogramma’s door de Commissie worden goedgekeurd. In het kader van dat onderzoek moet worden nagegaan of een eventuele besmetting van pluimvee van zodanige aard is dat de geldende communautaire wetgeving moet worden herzien en worden nieuwe inzichten verkregen in de mate waarin in het wild levende dieren een bedreiging vormen voor mens en dier.

(3)

De door de lidstaten ingediende onderzoekprogramma’s zijn door de Commissie overeenkomstig die beschikking onderzocht.

(4)

De Commissie heeft geconcludeerd dat de door de lidstaten ingediende onderzoekprogramma’s aan Beschikking 2006/101/EG voldoen. Die onderzoekprogramma's moeten daarom worden goedgekeurd.

(5)

Gezien het belang van die onderzoekprogramma's voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap inzake dier- en volksgezondheid moet de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld op 50 % van de uitgaven die de betrokken lidstaten voor de in deze beschikking vermelde maatregelen doen, tot een bepaald maximumbedrag voor elk onderzoekprogramma.

(6)

Uitgaven in verband met de bij deze beschikking goedgekeurde onderzoekprogramma’s, die sinds 1 februari 2006 zijn gedaan, moeten ook voor medefinanciering door de Gemeenschap in aanmerking komen.

(7)

Verder is het dienstig dat regels worden vastgesteld voor de rapportering van de resultaten van de onderzoeken en voor de subsidiabiliteit van de kosten vervat in het verzoek om een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de door de lidstaten gemaakte kosten voor de uitvoering van de onderzoekprogramma’s.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in bijlage I opgenomen programma’s van de lidstaten met betrekking tot aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels worden goedgekeurd voor de in die bijlage vastgestelde periode („de programma’s”).

Artikel 2

De lidstaten voeren overeenkomstig de programma’s onderzoek uit naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels.

Artikel 3

De financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten voor de analyse van monsters wordt aan elke lidstaat toegekend naar rata van 50 % van de gemaakte kosten en tot het in bijlage I vastgestelde maximumbedrag voor medefinanciering.

Die communautaire financiële bijdrage wordt toegekend op voorwaarde dat de desbetreffende lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

hij doet de voor de uitvoering van zijn programma vereiste wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden;

b)

hij dient uiterlijk op 31 maart 2007 bij de Commissie en het communautaire referentielaboratorium voor aviaire influenza, als bedoeld in artikel 51, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (3) een eindrapport over de technische uitvoering van het programma en over de verkregen resultaten in overeenkomstig de rapporteringsmodellen van de bijlagen II tot en met V bij deze beschikking;

c)

hij legt aan de Commissie passende bewijsstukken voor betreffende de uitgaven die zijn gedaan voor de analyse van monsters tijdens de periode waarvoor het programma wordt goedgekeurd;

d)

hij voert het programma doelmatig uit; de bevoegde autoriteit moet er met name voor zorgen dat passende monsters worden genomen.

Artikel 4

De maximumbedragen van de aan de lidstaten te vergoeden kosten voor de in het kader van de programma’s uitgevoerde tests zijn:

a)

:

ELISA-test

:

1 EUR per test;

b)

:

agargel-immunodiffusietest

:

1,2 EUR per test;

c)

:

hemagglutinatieremmingstest (HAR) op H5/H7

:

12 EUR per test;

d)

:

virusisolatietest

:

30 EUR per test;

e)

:

PCR-test

:

15 EUR per test.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op 16 maart 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/53/EG van de Raad van 23 januari 2006 (PB L 29 van 2.2.2006, blz. 37).

(2)  PB L 46 van 16.2.2006, blz. 40.

(3)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.


BIJLAGE I

Programma’s van de lidstaten voor onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels

Code

Lidstaat

Periode

Maximumbedrag voor medefinanciering van monsters

(EUR)

BE

België

1 februari 2006-31 december 2006

38 400,00

CZ

Tsjechië

1 februari 2006-31 december 2006

33 400,00

DK

Denemarken

1 februari 2006-31 december 2006

168 500,00

DE

Duitsland

1 februari 2006-31 december 2006

268 000,00

EE

Estland

1 februari 2006-31 december 2006

1 450,00

EL

Griekenland

1 februari 2006-31 december 2006

39 300,00

ES

Spanje

1 februari 2006-31 december 2006

88 100,00

FR

Frankrijk

1 februari 2006-31 december 2006

204 800,00

IE

Ierland

1 februari 2006-31 december 2006

42 500,00

IT

Italië

1 februari 2006-31 december 2006

427 300,00

CY

Cyprus

1 februari 2006-31 december 2006

20 700,00

LV

Letland

1 februari 2006-31 december 2006

11 600,00

LT

Litouwen

1 februari 2006-31 december 2006

15 400,00

LU

Luxemburg

1 februari 2006-31 december 2006

4 400,00

HU

Hongarije

1 februari 2006-31 december 2006

109 500,00

MT

Malta

1 februari 2006-31 december 2006

3 700,00

NL

Nederland

1 februari 2006-31 december 2006

54 500,00

AT

Oostenrijk

1 februari 2006-31 december 2006

28 550,00

PL

Polen

1 februari 2006-31 december 2006

94 500,00

PT

Portugal

1 februari 2006-31 december 2006

71 600,00

SI

Slovenië

1 februari 2006-31 december 2006

23 500,00

SK

Slowakije

1 februari 2006-31 december 2006

11 600,00

FI

Finland

1 februari 2006-31 december 2006

32 600,00

SE

Zweden

1 februari 2006-31 december 2006

77 200,00

UK

Verenigd Koninkrijk

1 februari 2006-31 december 2006

93 700,00

Totaal

1 964 800,00


BIJLAGE II

EINDRAPPORT BETREFFENDE BEMONSTERDE PLUIMVEEHOUDERIJEN (1)

(met uitzondering van eenden en ganzen)

Serologisch onderzoek overeenkomstig punt B van de bijlage bij Beschikking 2006/101/EG van de Commissie op bedrijven met vleeskuikens (alleen wanneer risico bestaat)/mestkalkoenen/fokkippen/fokkalkoenen/legkippen/legkippen met vrije uitloop/loopvogels/gekweekt vederwild (fazanten, patrijzen, kwartels en andere)/„niet-commerciële bedrijven” (als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2005/94/EG van de Raad/andere [schrappen wat niet van toepassing is]

GEBRUIK ÉÉN FORMULIER PER PLUIMVEECATEGORIE

 

Lidstaat:

 

Datum:

 

Rapporteringsperiode: van:

 

tot:


Gebied (2)

Totaal aantal bedrijven (3)

Totaal aantal bemonsterde bedrijven

Totaal aantal positieve bedrijven

Aantal bedrijven dat positief is voor subtype H5

Aantal bedrijven dat positief is voor subtype H7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 


(1)  „Bedrijven” staat voor koppels, beslagen of inrichtingen, naargelang het geval.

(2)  Gebied als gedefinieerd in het goedgekeurde programma van de lidstaat.

(3)  Totaal aantal bedrijven voor een categorie pluimvee in een gebied.


BIJLAGE III

EINDRAPPORT OVER GEGEVENS BETREFFENDE EENDEN- EN GANZENHOUDERIJBEDRIJVEN (1)

overeenkomstig punt C van de bijlage bij Beschikking 2006/101/EG van de Commissie Serologisch onderzoek (2)

 

Lidstaat:

 

Datum:

 

Rapporteringsperiode van:

 

tot:


Gebied (2)

Totaal aantal eenden- en ganzenhouderijbedrijven

Totaal aantal bemonsterde eenden- en ganzenhouderijbedrijven

Totaal aantal serologisch positieve bedrijven

Aantal bedrijven serologisch positief voor subtype H5

Aantal bedrijven serologisch positief voor subtype H7

Totaal aantal virologisch positieve bedrijven

Aantal bedrijven virologisch positief voor subtype H5

Aantal bedrijven virologisch positief voor subtype H7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  „Bedrijven” staat voor beslagen, koppels of inrichtingen, naargelang het geval.

(2)  Gebied als gedefinieerd in het goedgekeurde programma van de lidstaat.


BIJLAGE IV

EINDRAPPORT OVER GEGEVENS BETREFFENDE IN HET WILD LEVENDE VOGELS

Onderzoek overeenkomstig punt D van de bijlage bij Beschikking 2006/101/EG van de Commissie

 

Lidstaat:

 

Datum:

 

Rapporteringsperiode: van:

 

tot:


Gebied (1)

Soort bemonsterde in het wild levende vogels

Totaal aantal voor onderzoek genomen monsters

Totaal aantal positieve monsters

Aantal monsters positief voor subtype H5

Aantal monsters positief voor subtype H7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 


(1)  Gebied als gedefinieerd in het goedgekeurde programma van de lidstaat of vermelding van de ligging van de vogelwaarnemingsstations.


BIJLAGE V

FINANCIEEL EINDRAPPORT EN AANVRAAG TOT BETALING

Eén tabel per onderzoek bij pluimvee/in het wild levende vogels (1)

 

Lidstaat:

 

Datum:

 

Rapporteringsperiode: van:

 

tot:


Voor medefinanciering in aanmerking komende maatregelen (2)

Methode laboratoriumanalyse

Aantal verrichte tests per methode

Kosten

Serologische pre-screening (3)

 

 

Hemagglutinatieremmingstest (HAR) voor H5/H7

 

 

Virusisolatietest

 

 

PCR-test

 

 

Andere betrokken maatregelen

Specificatie activiteiten

 

Bemonstering

 

 

Andere

 

 

Totaal

 

 

Ik verklaar hierbij dat de bovenstaande gegevens correct zijn en dat geen andere bijdrage van de Gemeenschap is gevraagd voor deze maatregelen.


(1)  Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2)  Gegevens in nationale valuta, exclusief BTW ... (Plaats, datum)

(3)  De gebruikte test vermelden. ... (Handtekening)


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/68


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

inzake de subsidieerbaarheid van de uitgaven die sommige lidstaten in 2006 zullen verrichten voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1704)

(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2006/315/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 2000/439/EG van de Raad van 29 juni 2000 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens, alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2000/439/EG is bepaald onder welke voorwaarden aan de lidstaten een bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend voor uitgaven die zijn gedaan in het kader van de nationale programma’s zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad van 29 juni 2000 tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2). Krachtens die beschikking neemt de Commissie ieder jaar op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens een besluit over de subsidiabiliteit van de door de lidstaten geplande uitgaven en over de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap.

(2)

De Commissie heeft van België, Denemarken, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Finland, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk de jaarlijks in te dienen nationale programma's ontvangen waarin is beschreven welke gegevens deze lidstaten tussen 1 januari en 31 december 2006 willen verzamelen op grond van Verordening (EG) nr. 1543/2000. Zij hebben ook aanvragen ingediend voor een financiële bijdrage in de uitgaven, zoals bedoeld in artikel 4 van Beschikking 2000/439/EG.

(3)

De Commissie heeft, op grond van artikel 6 van Verordening 1639/2001 van de Commissie van 25 juli 2001 tot vaststelling van het communautaire minimumprogramma en uitgebreide programma voor gegevensverzameling in de visserijsector en tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad (3), de nationale programma's van de lidstaten voor 2006 onderzocht en heeft, op basis van deze programma’s, de subsidiabiliteit van de uitgaven geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder a), van Beschikking 2000/439/EG moet, op basis van deze evaluatie, aan de betrokken lidstaten een eerste tranche worden betaald.

(4)

Een tweede tranche zal worden betaald in 2007, na de toezending aan de Commissie en de aanvaarding door deze laatste van een financieel en een technisch verslag waarin wordt aangegeven in hoeverre de doelstellingen zijn gehaald die bij de vaststelling van het minimumprogramma en het uitgebreide programma waren bepaald, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking 2000/439/EG en artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1639/2001.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Bij deze beschikking worden, voor 2006, het bedrag van de subsidiabele uitgaven van elke lidstaat voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, en de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld.

Artikel 2

De uitgaven voor het verzamelen en het beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, die zijn vermeld in bijlage I, komen in aanmerking voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 50 % van de subsidiabele uitgaven in het kader van het minimumprogramma zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1543/2000.

Artikel 3

De uitgaven voor het verzamelen en het beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, die zijn vermeld in bijlage II, komen in aanmerking voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 35 % van de subsidiabele uitgaven in het kader van het uitgebreide programma zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1543/2000.

Artikel 4

1.   De Gemeenschap zal een eerste tranche van 50 % van de in de bijlagen I en II vermelde financiële bijdrage van de Gemeenschap betalen.

2.   Een tweede tranche zal worden betaald in 2007, na ontvangst en aanvaarding van een financieel en een technisch verslag, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking 2000/439/EG.

Artikel 5

1.   De wisselkoers van de euro die wordt gebruikt voor de berekening van de bedragen die in het kader van deze beschikking subsidiabel zijn, is de in mei 2005 geldende koers.

2.   De uitgavendeclaraties en aanvragen om voorschotten in nationale valuta die worden ontvangen van de lidstaten die niet deelnemen aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, worden in euro omgerekend tegen de koers die geldt voor de maand waarin de Commissie die declaraties en aanvragen ontvangt.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 176 van 15.7.2000, blz. 42. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2005/703/EG (PB L 267 van 12.10.2005, blz. 26).

(2)  PB L 176 van 15.7.2000, blz. 1.

(3)  PB L 222 van 17.8.2001, blz. 53. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1581/2004 (PB L 289 van 10.9.2004, blz. 6).


BIJLAGE I

Minimumprogramma

Lidstaat

Subsidiabele uitgaven

(EUR)

Maximumbijdrage van de Gemeenschap

(EUR)

BELGIË

1 014 257

507 129

DENEMARKEN

4 299 000

2 149 500

DUITSLAND

2 444 531

1 222 265

ESTLAND

475 988

237 994

GRIEKENLAND

1 620 845

810 423

SPANJE

6 510 667

3 255 334

FRANKRIJK

6 613 877

3 306 939

IERLAND

4 524 442

2 262 221

ITALIË

3 954 825

1 977 413

CYPRUS

589 866

294 933

LETLAND

317 073

158 536

LETLAND

122 691

61 346

MALTA

551 845

275 923

NEDERLAND

3 026 346

1 513 173

POLEN

571 660

285 830

PORTUGAL

2 550 422

1 275 211

SLOVENIË

373 060

186 530

FINLAND

1 247 350

623 675

ZWEDEN

2 709 795

1 354 898

VERENIGD KONINKRIJK

6 222 481

3 111 241

Totaal

49 741 021

24 870 511


BIJLAGE II

Uitgebreid programma

Lidstaat

Subsidiabele uitgaven

(EUR)

Maximumbijdrage van de Gemeenschap

(EUR)

BELGIË

 

 

DENEMARKEN

 

 

DUITSLAND

544 246

190 486

ESTLAND

26 208

9 173

GRIEKENLAND

215 350

75 373

SPANJE

1 842 106

644 737

FRANKRIJK

339 500

118 825

IERLAND

371 426

129 999

ITALIË

560 554

196 194

CYPRUS

 

 

LETLAND

5 364

1 878

LITOUWEN

 

 

MALTA

 

 

NEDERLAND

435 762

152 517

POLEN

1 316

461

PORTUGAL

443 832

155 241

SLOVENIË

 

 

FINLAND

257 434

90 102

ZWEDEN

81 518

28 531

VERENIGD KONINKRIJK

2 134 804

747 181

Totaal

7 259 420

2 540 798


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/72


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2006

betreffende de toewijzing van dagen aanwezigheid in een gebied aan Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig punt 8.1, onder h), van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1714)

(Slechts de teksten in de Deense, Duitse, en de Engelse taal zijn authentiek)

(2006/316/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 51/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (1), en met name op punt 8.1, onder h), van bijlage IIA,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In punt 8.1, onder h), van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006 is als bijzondere voorwaarde vastgesteld dat de lidstaat een regeling moet ontwikkelen voor de automatische schorsing van visvergunningen in geval van overtredingen.

(2)

Indien een lidstaat daarom verzoekt, kan onder deze bijzondere voorwaarde tussen 1 februari 2006 en 31 januari 2007 aan communautaire vissersvaartuigen een bepaald aantal dagen worden toegekend waarop zij in de betrokken gebieden aanwezig mogen zijn terwijl zij één van de in punt 4, onder a), punt v), van bijlage IIA vermelde typen vistuig aan boord hebben, namelijk trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Duitsland hebben een verzoek ingediend en informatie verstrekt over een regeling voor de automatische schorsing van visvergunningen in geval van overtredingen door vaartuigen met dergelijk vistuig aan boord.

(4)

Gelet op de verstrekte informatie moeten onder de in punt 8.1, onder h), omschreven voorwaarde aan het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Duitsland extra dagen worden toegekend waarop vaartuigen die één van de in punt 4, onder a), punt v), van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006 vermelde typen vistuig aan boord hebben, in de betrokken gebieden aanwezig mogen zijn,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Gelet op punt 4, onder a), punt v), en op punt 8.1, onder h), van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006 wordt aan vaartuigen die de vlag van Denemarken, Duitsland of het Verenigd Koninkrijk voeren en trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm aan boord hebben, een aantal dagen toegekend als omschreven in punt 8.1, onder h), en de overeenkomstige rij van tabel I in punt 13 van bijlage IIA.

Artikel 2

Een vaartuig waaraan overeenkomstig artikel 1 een aantal dagen is toegekend, mag deze dagen niet aan een ander vaartuig overdragen, tenzij:

a)

het ontvangende vaartuig te allen tijde vistuig met een maaswijdte groter dan 120 mm gebruikt;

b)

aan de in de punten 14 en 15 van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006 vermelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 28 april 2006.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 16 van 20.1.2006, blz. 1.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/73


BESLUIT 2006/317/GBVB VAN DE RAAD

van 10 april 2006

betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 24 en 38,

Gelet op de aanbeveling van het voorzitterschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Tijdens zijn zitting van 27 en 28 november 2003 heeft de Raad besloten het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV), te machtigen om overeenkomstig de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie onderhandelingen aan te gaan met bepaalde derde staten, met het oog op de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en elk van deze staten inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens.

(2)

Ingevolge de machtiging om onderhandelingen aan te gaan heeft het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, overeenstemming bereikt over een Overeenkomst met de Republiek Kroatië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens.

(3)

Die overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de datum van zijn aanneming.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 10 april 2006.

Voor de Raad

De voorzitster

U. PLASSNIK


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Republiek Kroatië en de Europese Unie inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

DE REPUBLIEK KROATIË,

enerzijds, en

DE EUROPESE UNIE (hierna „de EU” genoemd), vertegenwoordigd door het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat de partijen zich beide ten doel stellen, hun eigen veiligheid op alle mogelijke manieren te versterken en hun burgers een hoog niveau van veiligheid in een veilige ruimte te bieden,

OVERWEGENDE dat de partijen het erover eens zijn dat onderling overleg en onderlinge samenwerking over beveiligingsaangelegenheden van gemeenschappelijk belang geboden zijn,

OVERWEGENDE dat er in dit verband een voortdurende behoefte aan uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen de partijen bestaat,

ERKENNENDE dat volledig en doeltreffend overleggen en samenwerken de inzage van gerubriceerde gegevens van de partijen nodig kan maken, alsmede de uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen de Republiek Kroatië en de EU,

ZICH ERVAN BEWUST dat een dergelijke inzage en uitwisseling van gerubriceerde gegevens passende beveiligingsmaatregelen vergen,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen, die erop gericht zijn om de beveiliging van elk van beide partijen op alle mogelijke manieren te versterken, is deze overeenkomst van toepassing op gerubriceerde gegevens in enigerlei vorm die door de ene partij aan de andere partij worden geleverd of die tussen partijen worden uitgewisseld.

Artikel 2

In deze overeenkomst wordt onder gerubriceerde gegevens verstaan: alle gegevens (gedefinieerd als kennis welke in enigerlei vorm kan worden verstrekt) met betrekking waartoe is bepaald dat deze bescherming tegen ongeoorloofde openbaarmaking behoeven en die als zodanig gewaarmerkt zijn in een beveiligingsrubricering (hierna „gerubriceerde gegevens” genoemd).

Artikel 3

In deze overeenkomst wordt onder „EU” verstaan: de Raad van de Europese Unie (hierna „de Raad” genoemd), de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en het secretariaat-generaal van de Raad, alsook de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Europese Commissie” genoemd).

Artikel 4

De partijen:

a)

beschermen en beveiligen de geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst;

b)

dragen er zorg voor dat de geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, de beveiligingsrubricering behouden die door de leverende partij daaraan is toegekend. Conform de in de artikelen 11 en 12 bedoelde beveiligingsregelingen beschermt en beveiligt de ontvangende partij de gerubriceerde gegevens volgens hetgeen haar eigen beveiligingsregelingen voorschrijven met betrekking tot gegevens met een gelijkwaardige beveiligingsrubricering;

c)

gebruiken de gerubriceerde gegevens niet voor andere doeleinden dan die welke door de afzender zijn vastgesteld en waarvoor de gegevens zijn geleverd of uitgewisseld;

d)

maken de gerubriceerde gegevens niet zonder voorafgaande toestemming van de afzender openbaar aan derden of aan enige EU-instelling of -entititeit die niet in artikel 3 wordt genoemd.

Artikel 5

1.   Gerubriceerde gegevens kunnen, na controle door de afzender door de ene partij (hierna „de leverende partij” genoemd), worden bekendgemaakt of vrijgegeven aan de andere partij (hierna „de ontvangende partij” genoemd).

2.   De ontvangende partij besluit, na toestemming van de leverende partij, tot bekendmaking of vrijgeving van de gerubriceerde gegevens aan andere ontvangers dan de partijen bij deze overeenkomst, zulks conform het beginsel van de controle door de afzender zoals omschreven in de beveiligingsregelingen.

3.   Bij de toepassing van de leden 1 en 2 is algemene vrijgeving niet mogelijk, tenzij tussen de partijen procedures inzake bepaalde categorieën van gegevens zijn opgesteld en overeengekomen welke beantwoorden aan hun operationele behoeften.

Artikel 6

De Republiek Kroatië en de EU en de in artikel 3 bedoelde entiteiten van de EU beschikken over een beveiligingsorganisatie en beveiligingsprogramma's die gebaseerd zijn op basisbeginselen en minimumnormen inzake beveiliging, welke in de volgens de artikelen 11 en 12 in te richten beveiligingssystemen van de partijen zullen worden toegepast, opdat er een gelijkwaardig beschermingsniveau geldt voor gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst.

Artikel 7

1.   De partijen dragen er zorg voor dat personen die bij het vervullen van hun officiële werkzaamheden inzage dienen te hebben van in het kader van deze overeenkomst geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens of wier werkzaamheden of taken hen in staat stellen inzage daarvan te krijgen, naar behoren aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen voordat zij inzage krijgen van dergelijke gegevens.

2.   De procedures voor beveiligingsonderzoek zijn van dien aard, dat kan worden bepaald of een persoon, gelet op diens loyaliteit en betrouwbaarheid, inzage kan krijgen van gerubriceerde gegevens.

Artikel 8

De partijen verlenen elkaar bijstand op het gebied van beveiliging van gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst en van beveiligingsaangelegenheden van gemeenschappelijk belang. De in artikel 11 genoemde autoriteiten voeren overleg over beveiligingsaangelegenheden en verrichten wederzijdse inspecties, teneinde de doeltreffendheid van de onder hun verantwoordelijkheid ressorterende en de in de artikelen 11 en 12 bedoelde beveiligingsregelingen na te gaan.

Artikel 9

1.   Voor het doel van deze overeenkomst

a)

wat betreft de EU:

dient de correspondentie aan de Raad van de Europese Unie te worden gericht, ten adresse van:

Raad van de Europese Unie

Hoofd postregistratie

Wetstraat 175

B-1048 Brussel

;

de correspondentie wordt door het hoofd postregistratie van de Raad doorgestuurd aan de lidstaten en aan de Europese Commissie, onverminderd lid 2;

b)

wat betreft de Republiek Kroatië:

dient de correspondentie te worden gericht aan:

Republiek Kroatië

Office of the National Security Council („Bureau van de nationale veiligheidsraad”)

Central Registry („centrale postregistratie”)

Jurjevska 34

HR-10000 Zagreb

via de missie van Kroatië bij de Europese Gemeenschappen, ten adresse van:

Missie van de Republiek Kroatië bij de Europese Gemeenschappen

Postregistratie

Kunstlaan 50

B-1000 Brussel

.

2.   Bij wijze van uitzondering kan correspondentie van een partij waarvan slechts bepaalde daartoe bevoegde ambtenaren, organen of diensten van deze partij inzage mogen hebben, om operationele redenen gericht worden aan — en uitsluitend ter inzage zijn van — bepaalde daartoe bevoegde ambtenaren, organen of diensten van de andere partij, die daartoe uitdrukkelijk als ontvangers zijn aangewezen, gelet op hun bevoegdheden en volgens het beginsel van kennisnemingsbehoefte. Wat de Europese Unie betreft, wordt doorzending van deze correspondentie verzorgd door het hoofd postregistratie van de Raad.

Artikel 10

Het Kroatische ministerie van Buitenlandse Zaken en Europese Integratie en de secretarissen-generaal van de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie houden toezicht op de uitvoering van deze overeenkomst.

Artikel 11

Ter uitvoering van deze overeenkomst:

1)

is het Bureau van de nationale veiligheidsraad als de Kroatische nationale beveiligingsautoriteit, die optreedt namens en onder het gezag van de regering van Kroatië, belast met de ontwikkeling van regelingen voor de bescherming en beveiliging van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst aan het de Republiek Kroatië worden geleverd;

2)

is het Bureau beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat onder leiding staat en handelt in naam van de secretaris-generaal van de Raad en dat optreedt namens en onder het gezag van de Raad, belast met de ontwikkeling van regelingen voor de bescherming en beveiliging van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst aan de EU worden geleverd;

3)

is het directoraat Beveiliging van de Europese Commissie, dat optreedt namens en onder het gezag van de Commissie, belast met de ontwikkeling van beveiligingsregelingen voor de bescherming van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst binnen de Europese Commissie en haar gebouwen worden geleverd en uitgewisseld.

Artikel 12

In de krachtens artikel 11 door de drie betrokken bureaus in onderlinge overeenstemming op te stellen beveiligingsregelingen worden de normen voor de wederzijdse bescherming van de veiligheid van gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst vastgelegd. Wat de EU betreft, worden deze normen ter goedkeuring voorgelegd aan het Beveiligingscomité van de Raad.

Artikel 13

De in artikel 11 genoemde autoriteiten stellen procedures vast die toegepast worden indien bewezen is of vermoed wordt dat het vertrouwelijke karakter van de in deze overeenkomst bedoelde gerubriceerde gegevens is aangetast.

Artikel 14

Voordat de partijen elkaar gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst leveren, dienen de in artikel 11 genoemde verantwoordelijke beveiligingsautoriteiten te besluiten dat de ontvangende partij in staat is de in deze overeenkomst bedoelde gegevens conform de in de artikelen 11 en 12 bedoelde regelingen te beschermen en te beveiligen.

Artikel 15

Deze overeenkomst verhindert de partijen op generlei wijze andere overeenkomsten betreffende de levering of uitwisseling van gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst te sluiten, mits deze niet indruisen tegen het bepaalde in deze overeenkomst.

Artikel 16

Geschillen tussen de partijen die voortkomen uit de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst, worden in onderhandelingen tussen de partijen behandeld.

Artikel 17

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partijen elkaar schriftelijk kennisgeven van de voltooiing van de daartoe vereiste interne procedure.

2.   Deze overeenkomst kan, op verzoek van een van beide partijen, ter overweging van mogelijke wijzigingen opnieuw in behandeling worden genomen.

3.   Wijzigingen van deze overeenkomst komen uitsluitend schriftelijk en in overeenstemming tussen de partijen tot stand. Zij treden in werking na wederzijdse schriftelijke kennisgeving als bedoeld in lid 1.

Artikel 18

Deze overeenkomst kan door een van beide partijen bij schriftelijke kennisgeving aan de andere partij worden opgezegd. De opzegging wordt van kracht zes maanden na de ontvangst van deze kennisgeving door de andere partij. De opzegging is niet van invloed op verplichtingen welke reeds voordien in het kader van deze overeenkomst zijn aangegaan. Inzonderheid blijven volgens deze overeenkomst geleverde of uitgewisselde gegevens onderworpen aan bescherming volgens het bepaalde in deze overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, respectievelijk de gevolmachtigde ondergetekenden, hun handtekening onder deze overeenkomst hebben gesteld.

Gedaan te Luxemburg, de tiende april tweeduizend zes, in twee oorspronkelijke exemplaren beide in de Engelse taal.


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/77


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2006/318/GBVB VAN DE RAAD

van 27 april 2006

tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 26 april 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/423/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar vastgesteld (1). Deze maatregelen vervingen de bij Gemeenschappelijk standpunt 2003/297/GBVB (2) opgelegde maatregelen die in de plaats kwamen van de oorspronkelijke beperkende maatregelen van 1996 (3).

(2)

De Raad heeft bij Gemeenschappelijk Standpunt 2005/340/GBVB van 25 april 2005 de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar verlengd (4). Deze maatregelen verstrijken op 25 april 2006.

(3)

Gelet op de huidige politieke situatie in Birma/Myanmar zoals die blijkt uit:

het feit dat de militaire autoriteiten geen substantiële dialoog met de democratische beweging zijn aangegaan over een proces dat moet leiden tot nationale verzoening, eerbiediging van mensenrechten en democratie;

het feit dat geen daadwerkelijke en open nationale conventie wordt toegestaan;

het feit dat Daw Aung San Suu Kyi en andere leden van de Nationale Liga voor Democratie (NLD), alsook een aantal andere politieke gevangenen nog steeds in hechtenis worden gehouden;

de aanhoudende intimidatie van de NLD en andere georganiseerde politieke bewegingen;

de aanhoudende ernstige schendingen van de mensenrechten, inclusief het uitblijven van maatregelen tot uitroeiing van dwangarbeid overeenkomstig de aanbevelingen in het verslag van de missie op hoog niveau van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de aanbevelingen en voorstellen van latere IAO-missies;

de recente ontwikkelingen, zoals de toenemende belemmeringen voor het functioneren van internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties,

acht de Raad de handhaving van de beperkende maatregelen tegen het militaire regime in Birma/Myanmar, tegen diegenen die het meest profiteren van het wanbestuur van dit regime, en tegen al diegenen die het proces dat moet leiden tot nationale verzoening, eerbiediging van mensenrechten en democratie actief dwarsbomen, ten volle gerechtvaardigd.

(4)

Derhalve dient de werkingssfeer van het visumverbod en de bevriezing van tegoeden te worden gehandhaafd voor de leden van het militaire regime, de strijdkrachten en de veiligheidsdiensten, de economische belangengroepen van het militaire regime en andere personen, groepen, ondernemingen of organisaties die met het militaire regime geassocieerd worden en als beleidsmakers of uitvoerders verantwoordelijk zijn voor het beleid dat Birma/Myanmar belet een democratie te worden, of personen die van dit beleid profiteren, alsmede de familieleden of zakenpartners van bovengenoemde personen.

(5)

De werkingssfeer van deze maatregelen dient een verbod te blijven behelzen op het beschikbaar stellen van leningen of kredieten aan ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat en op het verwerven of vergroten van een deelneming in deze ondernemingen.

(6)

De Raad is van oordeel dat, hoewel sommige bij dit gemeenschappelijk standpunt opgelegde maatregelen gericht zijn tegen personen die dicht bij het regime van Birma/Myanmar staan en hun gezinsleden, deze in beginsel niet tegen kinderen onder 18 jaar gericht mogen zijn.

(7)

De toepassing van het verbod op bezoeken van hoge regeringsfunctionarissen (niveau van politiek directeur en hoger) dient te worden gehandhaafd, onverminderd de gevallen waarin de Europese Unie oordeelt dat het bezoek rechtstreeks verband houdt met het nastreven van nationale verzoening, eerbiediging van de mensenrechten en democratie in Birma/Myanmar.

(8)

In geval van een gevoelige verbetering van de algemene politieke situatie in Birma/Myanmar zal, nadat de Raad de ontwikkelingen heeft beoordeeld, worden overwogen de bedoelde beperkende maatregelen op te schorten en de samenwerking met Birma/Myanmar geleidelijk te hervatten.

(9)

Een optreden van de Gemeenschap is nodig om sommige van deze maatregelen uit te voeren,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, aan Birma/Myanmar door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten — ongeacht of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen — of met gebruik van schepen of vliegtuigen die hun vlag voeren, is verboden.

2.   Er wordt een verbod ingesteld op:

a)

het verlenen van technische bijstand, diensten als tussenhandelaar en andere aan militaire activiteiten gerelateerde diensten, en de levering, de fabricage, het onderhoud of het gebruik van wapens en soortgelijk materieel van enigerlei aard, met inbegrip van wapens en munitie, militaire voertuigen en uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, en van uitrusting die voor binnenlandse repressie kan worden gebruikt, direct of indirect, aan natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in Birma/Myanmar;

b)

het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met militaire activiteiten, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, de levering, het overbrengen of de uitvoer van wapens en alle soorten aanverwante uitrusting, alsmede van uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, het verlenen van technische bijstand, diensten als tussenhandelaar en andere diensten, direct of indirect, aan personen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in Birma/Myanmar;

c)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in a) of b) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

Artikel 2

1.   Artikel 1 is niet van toepassing op:

a)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de VN, de EU en de Gemeenschap, of voor materieel dat bedoeld is voor crisisbeheersingsoperaties van de EU en de VN;

b)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van mijnopruimingsuitrusting en materieel voor gebruik bij mijnopruimingsoperaties;

c)

het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma's en operaties;

d)

het verstrekken van technische bijstand in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma's en operaties;

mits deze uitvoer van tevoren door de ter zake bevoegde autoriteit is goedgekeurd.

2.   Artikel 1 is niet van toepassing op beschermende kleding, met inbegrip van kogelvrije vesten en militaire helmen, die door personeel van de Verenigde Naties, personeel van de EU, de Gemeenschap of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en daarmee geassocieerd personeel, louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar Birma/Myanmar wordt uitgevoerd.

Artikel 3

Niet-humanitaire hulp of ontwikkelingsprogramma's worden opgeschort. Uitzonderingen worden gemaakt voor projecten en programma's ter ondersteuning van:

a)

mensenrechten, democratie, goed bestuur, conflictpreventie en capaciteitsopbouw van de civiele samenleving;

b)

gezondheidszorg en onderwijs, armoedebestrijding, en in het bijzonder het voorzien in de elementaire levensbehoeften van de armste en meest kwetsbare bevolkingsgroepen;

c)

milieubescherming, met name programma's waarin het probleem van niet-duurzame, buitensporige houtkap resulterend in ontbossing wordt aangepakt.

De programma's en projecten moeten worden uitgevoerd via VN-organen, niet-gouvernementele organisaties en door middel van gedecentraliseerde samenwerking met plaatselijke civiele autoriteiten. In dit verband zal de Europese Unie de regering van Birma blijven aanspreken op haar verantwoordelijkheid meer inspanningen te leveren om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de VN te verwezenlijken.

De programma's en projecten moeten zoveel mogelijk worden vastgesteld, gecontroleerd, uitgevoerd en geëvalueerd in overleg met de civiele samenleving en met alle democratische groeperingen, waaronder de Nationale Liga voor Democratie.

Artikel 4

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van

a)

hooggeplaatste leden van de Nationale Raad voor vrede en ontwikkeling (SPDC), Birmese gezagsdragers uit de sector toerisme, hooggeplaatste leden van de strijdkrachten, van de regering of van de veiligheidsdiensten die als beleidsmakers of uitvoerders verantwoordelijk zijn voor het beleid dat Birma/Myanmar belet een democratie te worden, of personen die van dit beleid profiteren, alsmede de familieleden van bovengenoemde personen, zijnde de natuurlijke personen die in bijlage I worden genoemd;

b)

leden van de Birmese strijdkrachten met de rang van brigade-generaal of hoger, alsmede hun familieleden, zijnde de natuurlijke personen die in bijlage I worden genoemd.

2.   Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de binnenkomst op hun grondgebied van hun eigen onderdanen te beletten.

3.   Lid 1 laat gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties; of

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE).

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een ontheffing verleent.

6.   De lidstaten kunnen ontheffing van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die worden gemaakt om humanitaire redenen, of voor de bijwoning van intergouvernementele, met inbegrip van door de Europese Unie geïnitieerde, vergaderingen of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend Voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, waar een politieke dialoog plaatsvindt die direct bevorderlijk is voor democratie, mensenrechten en de rechtsstaat in Birma/Myanmar.

7.   Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde ontheffingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De ontheffing wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde ontheffing, schriftelijk bezwaar maken bij de Raad. In dat geval besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen om de voorgestelde ontheffing al dan niet toe te staan.

8.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 en 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van in de bijlage vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.

Artikel 5

1.   Alle tegoeden en economische middelen die gehouden worden door, in bezit zijn of onder zeggenschap staan van de individuele leden van de regering van Birma/Myanmar en van de in bijlage I genoemde met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen ter beschikking gesteld.

3.   De bevoegde autoriteit kan op door haar passend geachte voorwaarden toestemming geven voor het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of voor het ter beschikking stellen van bepaalde tegoeden of economische middelen nadat zij heeft vastgesteld dat die tegoeden of andere economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in bijlage I genoemde personen en de van hen afhankelijke familieleden, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen en geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en openbare nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het routinematig houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de andere bevoegde autoriteiten en de Commissie ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven.

De bevoegde autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis van een uit hoofde van dit artikel gegeven toestemming.

4.   Lid 2 is niet van toepassing op de toevoeging aan bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op bevroren rekeningen; of

b)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of zijn ontstaan vóór de datum waarop beperkende maatregelen op de betrokken rekeningen van toepassing werden;

op voorwaarde dat alle eventuele rente, overige inkomsten en betalingen onder de toepassing van lid 1 blijven vallen.

5.   Het volgende is verboden:

a)

het verstrekken van een lening of van krediet aan de in bijlage II genoemde ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat, of het verwerven van obligaties, depositocertificaten, warrants of schuldbewijzen van deze ondernemingen;

b)

het verwerven of uitbreiden van een deelneming in de in bijlage II vermelde ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat, inclusief de volledige verwerving van dergelijke ondernemingen en de verwerving van aandelen en effecten die een deelnemingsrecht vertegenwoordigen.

6.   Het bepaalde in lid 5, onder a), geldt onverminderd de uitvoering van een verplichting die voortvloeit uit contracten of overeenkomsten die vóór 25 oktober 2004 zijn gesloten.

7.   Het verbod in lid 5, onder b), geldt niet voor de uitbreiding van een deelneming in een van de in bijlage II genoemde ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat als die uitbreiding verplicht is uit hoofde van een overeenkomst die met de betrokken onderneming die eigendom is van de Birmese staat, gesloten is vóór 25 oktober 2004.

Artikel 6

Bilaterale bezoeken van hoge regeringsfunctionarissen (ministers en ambtenaren op het niveau van politiek directeur en hoger) aan Birma/Myanmar blijven opgeschort. De Raad kan in uitzonderlijke omstandigheden uitzonderingen op deze regel toestaan.

Artikel 7

De lidstaten geven geen toestemming voor het toevoegen van militair personeel aan de diplomatieke vertegenwoordigingen van Birma/Myanmar in de lidstaten. Alle militair personeel dat verbonden is aan de diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten in Birma/Myanmar blijft teruggetrokken.

Artikel 8

De Raad neemt, indien nodig, op voorstel van een lidstaat of van de Commissie, wijzigingen van de lijsten in Bijlage I aan.

Artikel 9

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt voortdurend geëvalueerd. Het wordt naar gelang van het geval verlengd of gewijzigd, in het bijzonder voor wat betreft de in bijlage II genoemde ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat, indien de Raad oordeelt dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.

Artikel 10

Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de dag van zijn vaststelling.

Het is van toepassing met ingang van 30 april 2006 gedurende een periode van twaalf maanden.

Artikel 11

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxembourg, 27 april 2006.

Voor de Raad

De voorzitster

U. PLASSNIK


(1)  PB L 125 van 28.4.2004, blz. 61. Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2005/340/GBVB (PB L 108 van 29.4.2005, blz. 88).

(2)  PB L 106 van 29.4.2003, blz. 36. Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2003/907/GBVB van de Raad (PB L 340 van 24.12.2003, blz. 81).

(3)  Gemeenschappelijk Standpunt 96/635/GBVB (PB L 287 van 8.11.1996, blz. 1). Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2002/831/GBVB (PB L 285 van 23.10.2002, blz. 7).

(4)  PB L 108 van 29.4.2005, blz. 88.


BIJLAGE I

Lijst bedoeld in de artikelen 4, 5, en 8

Toelichtende noot:

1.

Aliassen of spellingsvarianten gaan vergezeld van de vermelding „o.b.a.” (ook bekend als).

A.   RAAD VOOR VREDE EN ONTWIKKELING (SPDC)

 

Naam (voornaam, familienaam, geslacht; eventuele aliassen)

Nadere gegevens (functie/titel, geboortedatum en -plaats (geb. & gpl), nummer paspoort/identiteitsbewijs, echtgeno(o)t(e) of zoon/dochter van …)

A1a

Opperbevelhebber generaal Than Shwe

Voorzitter, geb. 2.2.1933

A1b

Kyaing Kyaing

Echtgenote van opperbevelhebber gen. Than Shwe

A1c

Thandar Shwe

Dochter van opperbevelhebber gen. Than Shwe

A1d

Khin Pyone Shwe

Dochter van opperbevelhebber gen. Than Shwe

A1e

Aye Aye Thit Shwe

Dochter van opperbevelhebber gen. Than Shwe

A1f

Tun Naing Shwe, o.b.a. Tun Tun Naing

Zoon van opperbevelhebber gen. Than Shwe

A1g

Khin Thanda

Echtgenote van Tun Naing Shwe

A1h

Kyaing San Shwe

Zoon van opperbevelhebber gen. Than Shwe

A1i

Dr. Khin Win Sein

Echtgenote van Kyaing San Shwe

A1j

Thant Zaw Shwe, o.b.a. Maung Maung

Zoon van opperbevelhebber gen. Than Shwe

A1k

Dewar Shwe

Dochter van opperbevelhebber gen. Than Shwe

A1l

Kyi Kyi Shwe

Dochter van opperbevelhebber gen. Than Shwe

A2a

Vice-opperbevelhebber gen. Maung Aye

Vice-voorzitter, geb. 25.12.1937

A2b

Mya Mya San

Echtgenote van vice-opperbevelhebber gen. Maung Aye

A2c

Nandar Aye

Dochter van vice-opperbevelhebber gen. Maung Aye, echtgenote van majoor Pye Aung (D17d)

A3a

Generaal Thura Shwe Mann

Chef Staf, coördinator speciale operaties (land-, zee- en luchtmacht), geb. 11.7.1947

A3b

Khin Lay Thet

Echtgenote van Generaal Thura Shwe Mann, geb. 19.6.1947

A3c

Aung Thet Mann

Zoon van gen. Thura Shwe Mann, Ayeya Shwe War Company, geb. 19.6.1977 ppt nr. — CM102233

A3d

Toe Naing Mann

Zoon van Shwe Mann, geb. 29.6.1978

A3e

Zay Zin Latt

Echtgenote van Toe Naing Mann; dochter van Khin Shwe (J5a) geb. 24.3.1981

A4a

Gen. Soe Win

Premier sinds 19.10.2004. Geboren in 1946

A4b

Than Than Nwe

Echtgenote van Gen. Soe Win

A5a

Lt.-gen. Thein Sein

Secretaris 1 (sinds 19.10.2004) & adjudant-generaal

A5b

Khin Khin Win

Echtgenote van Lt.-gen. Thein Sein

A6a

Lt.-gen. (Thiha Thura) Tin Aung Myint Oo

(Thiha Thura is een titel) Hoofdintendant van de strijdkrachten

A6b

Khin Saw Hnin

Echtgenote van Lt.-gen. Thiha Thura Tin Aung Myint Oo

A7a

Lt.-gen. Kyaw Win

Hoofd bureau speciale operaties 2 (deelstaat Kayah)

A7b

San San Yee, o.b.a. San San Yi

Echtgenote van Lt.-gen. Kyaw Win

A7c

Nyi Nyi Aung

Zoon van Lt.-gen. Kyaw Win

A7d

San Thida Win

Echtgenote van Nyi Nyi Aung

A7e

Min Nay Kyaw Win

Zoon van Lt.-gen. Kyaw Win

A7f

Dr. Phone Myint Htun

Zoon van Lt.-gen. Kyaw Win

A7g

San Sabai Win

Echtgenote van Dr. Phone Myint Htun

A8a

Lt.-gen. Tin Aye

Hoofd van de militaire aankoopdienst en van UMEH

A8b

Kyi Kyi Ohn

Echtgenote van Lt.-gen. Tin Aye

A8c

Zaw Min Aye

Zoon van Lt.-gen. Tin Aye

A9a

Lt.-gen. Ye Myint

Hoofd van het bureau speciale operaties 1 (Kachin, Chin, Sagaing, Magwe, Mandalay)

A9b

Tin Lin Myint

Echtgenote van Lt.-gen. Ye Myint, geb. 25.1.1947

A9c

Theingi Ye Myint

Dochter van Lt.-gen. Ye Myint

A9d

Aung Zaw Ye Myint

Zoon van Lt.-gen. Ye Myint, Yetagun Construction Co

A9e

Kay Khaing Ye Myint

Dochter van Lt.-gen. Ye Myint

A10a

Lt.-gen. Aung Htwe

Hoofd opleiding van de strijdkrachten

A10b

Khin Hnin Wai

Echtgenote van Lt.-gen. Aung Htwe

A11a

Lt.-gen. Khin Maung Than

Hoofd bureau speciale operaties 3 (Pegu, Rangoon, Irrawaddy, Arakan)

A11b

Marlar Tint

Echtgenote van Lt.-gen. Khin Maung Than

A12a

Lt.-gen. Maung Bo

Hoofd bureau speciale operaties 4 (Karen, Mon, Tenasserim)

A12b

Khin Lay Myint

Echtgenote van Lt.-gen. Maung Bo

A12c

Kyaw Swa Myint

Zoon van Lt.-gen. Maung Bo Zakenman

A13a

Lt.-Gen. Myint Swe

Hoofd militaire veiligheid

A13b

Khin Thet Htay

Echtgenote van Lt.-Gen. Myint Swe


B.   REGIONALE BEVELHEBBERS

 

Naam

Nadere gegevens (incl. commando)

B1a

Brig.-gen. Hla Htay Win

Rangoon

B1b

Mar Mar Wai

Echtgenote van Brig.-gen. Hla Htay Win

B2a

Gen.-maj. Ye Myint

Deelstaat Oost-Shan (Zuiden)

B2b

Myat Ngwe

Echtgenote van Gen.-maj. Ye Myint

B3a

Gen.-maj. Thar Aye, o.b.a. Tha Aye

Divisie Noord-westen — Sagaing

B3b

Wai Wai Khaing, o.b.a. Wei Wei Khaing

Echtgenote van Gen.-maj. Thar Aye

B4a

Gen.-maj. Maung Maung Swe

Divisie Tanintharyi/kust

B4b

Tin Tin Nwe

Echtgenote van Gen.-maj. Maung Maung Swe

B4c

Ei Thet Thet Swe

Dochter van Gen.-maj. Maung Maung Swe

B4d

Kaung Kyaw Swe

Zoon van Gen.-maj. Maung Maung Swe

B5a

Gen.-maj. Myint Hlaing

Deelstaat Noordoost-Shan (Noorden)

B5b

Khin Thant Sin

Echtgenote van Gen.-maj. Myint Hlaing

B5c

Hnin Nandar Hlaing

Dochter van Gen.-maj. Myint Hlaing

B5d

Cadet Thant Sin Hlaing

Zoon van Gen.-maj. Myint Hlaing

B6a

Gen.-maj. Khin Zaw

District Centrum-Mandalay

B6b

Khin Pyone Win

Echtgenote van Gen.-maj. Khin Zaw

B6c

Kyi Tha Khin Zaw

Zoon van Gen.-maj. Khin Zaw

B6d

Su Khin Zaw

Dochter van Gen.-maj. Khin Zaw

B7a

Gen.-maj. Khin Maung Myint

Westen — Deelstaat Rakhine

B7b

Win Win Nu

Echtgenote van Gen.-maj. Khin Maung Myint

B8a

Gen.-maj. Thura Myint Aung

Divisie Zuidwest-Irrawaddy

B8b

Than Than Nwe

Echtgenote van Gen.-maj. Thura Myint Aung

B9a

Gen.-maj. Ohn Myint

Noorden — Deelstaat Kachin

B9b

Nu Nu Swe

Echtgenote van Gen.-maj. Ohn Myint

B10a

Gen.-maj. Ko Ko

Zuiden — Divisie Pegu

B10b

Sao Nwan Khun Sum

Echtgenote van Gen.-maj. Ko Ko

B11a

Gen.-maj. Soe Naing

Zuidoosten — Deelstaat Mon

B11b

Tin Tin Latt

Echtgenote van Gen.-maj. Soe Naing

B11c

Wut Yi Oo

Dochter van Gen.-maj. Soe Naing

B11d

Kapitein Htun Zaw Win

Echtgenoot van Wut Yi Oo (B11c)

B11e

Yin Thu Aye

Dochter van Gen.-maj. Soe Naing

B11f

Yi Phone Zaw

Zoon van Gen.-maj. Soe Naing

B12a

Gen.-maj. Min Aung Hlaing

Driehoek — Deelstaat Shan (Oosten)


C.   REGIONALE VICE-BEVELHEBBERS

 

Naam

Nadere gegevens (incl. commando)

C1a

Brig.-gen. Wai Lwin

Yangon

C1b

Swe Swe Oo

Echtgenote van Brig.-gen. Wai Lwin

C1c

Wai Phyo

Zoon van Brig.-gen. Wai Lwin

C1d

Lwin Yamin

Dochter van Brig.-gen. Wai Lwin

C2a

Brig.-gen. Nay Win

Centrum

C2b

Nan Aye Mya

Echtgenote van Brig.-gen. Nay Win

C3a

Brig.-gen. Tin Maung Ohn

Noordwesten

C4a

Brig.-gen. San Tun

Noorden

C4b

Tin Sein

Echtgenote van Brig.-gen. San Tun

C5a

Brig.-gen. Hla Myint

Noordoosten

C5b

Su Su Hlaing

Echtgenote van Brig.-gen. Hla Myint

C6

Brig.-gen. Wai Lin

Driehoek

C7a

Brig.-gen. Win Myint

Oosten

C8a

Kol. Zaw Min

Zuidoosten

C9a

Brig.-gen. Hone Ngaing/Hon Ngai

Kust

C10a

Brig.-gen. Thura Maung Ni

Zuiden

C10b

Nan Myint Sein

Echtgenote van Brig.-gen. Thura Maung Ni

C11a

Brig.-gen. Tint Swe

Zuidwesten

C11b

Khin Thaung

Echtgenote van Brig.-gen. Tint Swe

C11c

Ye Min, o.b.a. Ye Kyaw Swar Swe

Zoon van Brig.-gen. Tint Swe

C11d

Su Mon Swe

Echtgenote van Ye Min

C12a

Brig.-gen. Tin Hlaing

Westen


D.   MINISTERS

 

Naam

Nadere gegevens (incl. ministerie)

D3a

Gen.-maj. Htay Oo

Landbouw en Irrigatie sinds 18.9.2004 (voordien Coöperaties sinds 25.8.2003)

D3b

Ni Ni Win

Echtgenote van Gen.-maj. Htay Oo

D3c

Thein Zaw Nyo

Cadet. Zoon van Gen.-maj. Htay Oo

D4a

Brig.-gen. Tin Naing Thein

Handel sinds 18.9.2004, (voordien vice-minister van Bosbouw)

D4b

Aye Aye

Echtgenote van Brig.-gen. Tin Naing Thein

D5a

Gen. Maj. Saw Tun

Openbare werken, geb. 8.5.1935

D5b

Myint Myint Ko

Echtgenote van Gen.-maj. Saw Tun, geb. 11.1.1945

D5c

Me Me Tun

Dochter van Gen.-maj. Saw Tun, geb. 26.10.1967. Ppt. nr. 415194

D5d

Maung Maung Lwin

Echtgenoot van Me Me Tun, geb. 2.1.1969

D6a

Kol. Zaw Min

Coöperaties sinds 18.9.2004, voordien voorzitter Magwe PDC

D6b

Khin Mi Mi

Echtgenote van Kol. Zaw Min

D7a

Gen.-maj. Kyi Aung

Cultuur

D7b

Khin Khin Lay

Echtgenote van Gen.-maj. Kyi Aung

D8a

Dr. Chan Nyein

Onderwijs Vice-minister van Wetenschap en Technologie (voordien E29a)

D8b

Sandar Aung

Echtgenote van Dr. Chan Nyein (voordien E29b)

D9a

Gen.-maj. Tin Htut

Elektriciteitsvoorziening

D9b

Tin Tin Nyunt

Echtgenote van Gen.-maj. Tin Htut

D10a

Brig.-gen. Lun Thi

Energie

D10b

Khin Mar Aye

Echtgenote van Brig.-gen. Lun Thi

D10c

Mya Sein Aye

Dochter van Brig.-gen. Lun Thi

D10d

Zin Maung Lun

Zoon van Brig.-gen. Lun Thi

D10e

Zar Chi Ko

Echtgenote van Zin Maung Lun

D11a

Gen.-maj. Hla Tun

Financiën en Belastingen

D11b

Khin Than Win

Echtgenote van Gen.-maj. Hla Tun

D12a

Nyan Win

Buitenlandse Zaken sinds 18.9.2004, voormalig plaatsvervangend hoofd opleiding strijdkrachten, geb. 22.1.1953

D12b

Myint Myint Soe

Echtgenote van Nyan Win

D13a

Brig.-gen. Thein Aung

Bosbouw

D13b

Khin Htay Myint

Echtgenote van Brig.-gen. Thein Aung

D14a

Prof. Dr. Kyaw Myint

Volksgezondheid

D14b

Nilar Thaw

Echtgenote van Prof. Dr. Kyaw Myint

D15a

Gen.-maj. Maung Oo

Binnenlandse Zaken

D15b

Nyunt Nyunt Oo

Echtgenote van Gen.-maj. Maung Oo

D16a

Gen.-maj. Sein Htwa

Ministerie van Immigratie en Bevolking, alsmede ministerie van Sociale Zaken, Bijstand en Hervestiging

D16b

Khin Aye

Echtgenote van Gen.-maj. Sein Htwa

D17a

Aung Thaung

Industrie 1

D17b

Khin Khin Yi

Echtgenote van Aung Thaung

D17c

Majoor Moe Aung

Zoon van Aung Thaung

D17d

Dr. Aye Khaing Nyunt

Echtgenote van Majoor Moe Aung

D17e

Nay Aung

Zoon van Aung Thaung, zakenman, directeur, Aung Yee Phyoe Co. Ltd

D17f

Khin Moe Nyunt

Echtgenote van Nay Aung

D17g

Kapitein Pyi Aung, o.b.a. Pye Aung

Zoon van Aung Thaung (gehuwd met A2c)

D17h

Khin Ngu Yi Phyo

Dochter van Aung Thaung

D17i

Dr. Thu Nandi Aung

Dochter van Aung Thaung

D17j

Aye Myat Po Aung

Dochter van Aung Thaung

D18a

Gen.-maj. Saw Lwin

Industrie 2

D18b

Moe Moe Myint

Echtgenote van Gen.-maj. Saw Lwin

D19a

Brig.-gen. Kyaw Hsan

Informatie

D19b

Kyi Kyi Win

Echtgenote van Brig.-gen. Kyaw Hsan

D20a

Brig.-gen. Maung Maung Thein

Veeteelt en Visserij

D20b

Myint Myint Aye

Echtgenote van Brig.-gen. Maung Maung Thein

D20c

Min Thein

Zoon van Brig.-gen. Maung Maung Thein

D21a

Brig.-gen. Ohn Myint

Mijnbouw

D21b

San San

Echtgenote van Brig.-gen. Ohn Myint

D21c

Thet Naing Oo

Zoon van Brig.-gen. Ohn Myint

D21d

Min Thet Oo

Zoon van Brig.-gen. Ohn Myint

D22a

Soe Tha

Nationale Planning en Economische Ontwikkeling

D22b

Kyu Kyu Win

Echtgenote van Soe Tha

D22c

Kyaw Myat Soe

Zoon van Soe Tha

D22d

Wei Wei Lay

Echtgenote van Kyaw Myat Soe

D23a

Kol. Thein Nyunt

Vooruitgang in grensgebieden, Etnische groepen en Ontwikkeling, mogelijk burgemeester van Naypyidaw (Pyinmana)

D23b

Kyin Khaing

Echtgenote van Kol. Thein Nyunt

D24a

Gen.-maj. Aung Min

Spoorvervoer

D24b

Wai Wai Thar, o.b.a. Wai Wai Tha

Echtgenote van Gen.-maj. Aung Min

D25a

Brig.-gen. Thura Myint Maung

Religieuze Zaken

D25b

Aung Kyaw Soe

Zoon van Brig.-gen. Thura Myint Maung

D25c

Su Su Sandi

Echtgenote van Aung Kyaw Soe

D25d

Zin Myint Maung

Dochter van Brig.-gen. Thura Myint Maung

D26a

Thaung

Wetenschap en Technologie, thans Arbeid (sinds 5.11.2004)

D26b

May Kyi Sein

Echtgenote van Thaung

D27a

Brig.-gen. Thura Aye Myint

Sport

D27b

Aye Aye

Echtgenote van Brig.-gen. Thura Aye Myint

D27c

Nay Linn

Zoon van Brig.-gen. Thura Aye Myint

D28a

Brig.-gen. Thein Zaw

Minister van Telecommunicatie, Post en Telegrafie en minister van Hotelwezen en Toerisme

D28b

Mu Mu Win

Echtgenote van Brig.-gen. Thein Zaw

D29a

Gen.-maj. Thein Swe

Vervoer, sinds 18.9.2004 (voordien kabinet van de premier sinds 25.8.2003)

D29b

Mya Theingi

Echtgenote van Gen.-maj. Thein Swe


E.   VICE-MINISTERS

 

Naam

Nadere gegevens (incl. ministerie)

E1a

Ohn Myint

Landbouw en Irrigatie

E1b

Thet War

Echtgenote van Ohn Myint

E2a

Brig.-gen. Aung Tun

Handel

E3a

Brig.-gen. Myint Thein

Bouwnijverheid

E3b

Mya Than

Echtgenote van Brig.-gen. Myint Thein

E4a

Brig.-gen. Soe Win Maung

Cultuur

E4b

Myint Myint Wai, o.b.a. Khin Myint Wai

Echtgenote van Brig.-gen. Soe Win Maung

E5a

Brig.-gen. Khin Maung Win

Defensie

E7a

Myo Nyunt

Onderwijs

E7b

Marlar Thein

Echtgenote van Myo Nyunt

E8a

Brig.-gen. Aung Myo Min

Onderwijs

E8b

Thazin Nwe

Echtgenote van Brig.-gen. Aung Myo Min

E9a

Myo Myint

Elektriciteitsvoorziening

E9b

Tin Tin Myint

Echtgenote van Myo Myint

E10a

Brig.-gen. Than Htay

Energie (sinds 25.8.2003)

E10b

Soe Wut Yi

Echtgenote van Brig.-gen. Than Htay

E11a

Kol. Hla Thein Swe

Financiën en Belastingen

E11b

Thida Win

Echtgenote van Kol. Hla Thein Swe

E12a

Kyaw Thu

Buitenlandse Zaken, geb. 15.8.1949

E12b

Lei Lei Kyi

Echtgenote van Kyaw Thu

E13a

Maung Myint

Buitenlandse Zaken sinds 18.9.2004

E13b

Dr. Khin Mya Win

Echtgenote van Maung Myint

E14a

Prof. Dr. Mya Oo

Volksgezondheid, geb. 25.1.1940

E14b

Tin Tin Mya

Echtgenote van Prof. Dr. Mya Oo

E14c

Dr. Tun Tun Oo

Zoon van Prof. Dr. Mya Oo, geb. 26.7.1965

E14d

Dr. Mya Thuzar

Dochter van Prof. Dr. Mya Oo, geb. 23.9.1971

E14e

Mya Thidar

Dochter van Prof. Dr. Mya Oo, geb. 10.6.1973

E14f

Mya Nandar

Dochter van Prof. Dr. Mya Oo, geb. 29.5.1976

E15a

Brig.-gen. Phone Swe

Binnenlandse Zaken (sinds 25.8.2003)

E15b

San San Wai

Echtgenote van Brig.-gen. Phone Swe

E16a

Brig.-gen. Aye Myint Kyu

Hotelwezen en Toerisme

E16b

Khin Swe Myint

Echtgenote van Brig.-gen. Aye Myint Kyu

E17a

Maung Aung

Immigratie en Bevolking

E17b

Hmwe Hmwe

Echtgenote van Maung Aung

E18a

Brig.-gen. Thein Tun

Industrie 1

E19a

Lt.-kol. Khin Maung Kyaw

Industrie 2

E19b

Mi Mi Wai

Echtgenote van Lt.-kol. Khin Maung Kyaw

E20a

Brig.-gen. Aung Thein

Informatie

E20b

Tin Tin Nwe

Echtgenote van Brig.-gen. Thein Aung

E21a

Thein Sein

Informatie, lid van USDA CEC

E21b

Khin Khin Wai

Echtgenote van Thein Sein

E21c

Thein Aung Thaw

Zoon van Thein Sein

E21d

Su Su Cho

Echtgenote van Thein Aung Thaw

E22a

Brig.-gen. Win Sein

Arbeid

E22b

Wai Wai Linn

Echtgenote van Brig.-gen. Win Sein

E23a

Myint Thein

Mijnbouw

E23b

Khin May San

Echtgenote van Myint Thein

E24a

Kol. Tin Ngwe

Vooruitgang in Grensgebieden, Etnische Groepen en Ontwikkeling

E24b

Khin Mya Chit

Echtgenote van Kol. Tin Ngwe

E25a

Brig.-gen. Than Tun

Vooruitgang in Grensgebieden, Etnische Groepen en Ontwikkeling

E25b

May Than Tun

Dochter van Brig.-gen. Than Tun, geb. 25.6.1970

E25c

Ye Htun Myat

Echtgenote van May Than Tun

E26a

Thura Thaung Lwin

(Thura is een titel) Spoorvervoer

E26b

Dr. Yi Yi Htwe

Echtgenote van Thura Thaung Lwin

E27a

Brig.-gen. Thura Aung Ko

(Thura is een titel) Religieuze Zaken, lid van USDA CEC

E27b

Myint Myint Yee, o.b.a. Yi Yi Myint

Echtgenote van Brig.-gen. Thura Aung Ko

E28a

Kyaw Soe

Wetenschap en Technologie

E29a

Kol. Thurein Zaw

Nationale Planning en Economische Ontwikkeling

E30a

Brig.-gen. Kyaw Myint

Sociale Zaken, Bijstand en Hervestiging

E30b

Khin Nwe Nwe

Echtgenote van Brig.-gen. Kyaw Myint

E31a

Pe Than

Min. van Vervoer en min. van Spoorvervoer

E31b

Cho Cho Tun

Echtgenote van Pe Than

E32a

Kol. Nyan Tun Aung

Vervoer


F.   OVERIGE GEZAGSDRAGERS OP HET GEBIED VAN TOERISME

 

Naam

Nadere gegevens (incl. functie)

F1a

Kapt. (in ruste) Htay Aung

Directeur-generaal directoraat Hotelwezen en Toerisme (Directeur Hotelwezen en Toerismediensten Myanmar tot augustus 2004)

F2

Tin Maung Shwe

Plaatsvervangend directeur-generaal, directoraat Hotelwezen en Toerisme

F3

Soe Thein

Directeur Hotelwezen en Toerismediensten Myanmar sinds oktober 2004 (voordien Algemeen directeur)

F4

Khin Maung Soe

Algemeen directeur

F5

Tint Swe

Algemeen directeur

F6

Lt-kol. Yan Naing

Algemeen directeur, ministerie van Hotelwezen en Toerisme

F7

Nyunt Nyunt Than

Directeur Toerismepromotie, ministerie van Hotelwezen en Toerisme


G.   HOGE MILITAIRE OFFICIEREN (brigadegeneraal en hoger)

 

Naam

Nadere gegevens (incl. functie)

G1a

Gen.-maj. Hla Shwe

Plaatsvervangend adjudant-generaal

G3a

Gen.-maj. Soe Maung

Rechter-advocaat-generaal

G4a

Brig.-gen. Thein Htaik, o.b.a. Hteik

Inspecteur-generaal

G5a

Gen.-maj. Saw Hla

Provoost-Maarschalk

G6a

Gen.-maj. Khin Maung Tun

Plaatsvervangend hoofdintendant strijdkrachten

G7a

Gen.-maj. Lun Maung

Auditeur-generaal

G8a

Gen.-maj. Nay Win

Militair assistent van de voorzitter van de SPDC

G9a

Gen.-maj. Hsan Hsint

Generaal militaire benoemingen, geb. 1951

G9b

Khin Ma Lay

Echtgenote van Gen.-maj. Hsan Hsint

G9c

Okkar San Sint

Zoon van Gen.-maj. Hsan Hsint

G10a

Gen.-maj. Hla Aung Thein

Kampcommandant, Rangoon

G10b

Amy Khaing

Echtgenote van Hla Aung Thein

G11a

Gen.-maj. Win Myint

Plaatsvervangend hoofd opleiding strijdkrachten

G12a

Gen.-maj. Aung Kyi

Plaatsvervangend hoofd opleiding strijdkrachten

G12b

Thet Thet Swe

Echtgenote van Gen.-maj. Aung Kyi

G13a

Gen.-maj. Moe Hein

Commandant, Nationaal Defensiecollege

G14a

Gen.-maj. Khin Aung Myint

Directeur Public Relations en Psychologische Oorlogsvoering, bestuurslid UMEHL

G15a

Gen.-maj. Thein Tun

Directeur Signalisatie; lid van het bestuurscomité voor de bijeenroeping van de Nationale Conventie

G16a

Gen.-maj. Than Htay

Directeur Bevoorrading en Vervoer

G17a

Gen.-maj. Khin Maung Tint

Directeur Veiligheidsdrukwerk

G18a

Gen.-maj. Sein Lin

Directeur, ministerie van Defensie (precieze functie niet bekend; voormalig Directeur Bevoorrading)

G19a

Gen.-maj. Kyi Win

Directeur Artillerie en Pantsertroepen, bestuurslid UMEHL

G20a

Gen.-maj. Tin Tun

Directeur Dienst der genie

G21a

Gen.-maj. Aung Thein

Directeur Hervestiging

G22a

Gen.-maj. Aye Myint

Ministerie van Defensie

G23a

Brig.-gen. Myo Myint

Commandant archief defensiediensten

G24a

Brig.-gen. Than Maung

Plaatsvervangend commandant Nationaal Defensiecollege

G25a

Brig.-gen. Win Myint

Rector DSTA

G26a

Brig.-gen. Than Sein

Commandant, Hospitaal defensiediensten, Mingaladon, geb. 1.2.1946, Bago

G26b

Rosy Mya Than

Echtgenote van Brig.-gen. Than Sein

G27a

Brig.-gen. Win Than

Directeur aanbestedingen en directeur Union of Myanmar Economic Holdings (voordien Maj.-gen. Win Hlaing, K1a)

G28a

Brig.-gen. Than Maung

Directeur Volksmilities en grensdiensten

G29a

Brig.-gen. Khin Naing Win

Directeur defensie-industrie

G30a

Brig.-gen. Zaw Win

Postcommandant Bahtoo (deelstaat Shan) Hoofd gevechtstrainingschool defensiediensten (leger)

Zeemacht

G31a

Vice-admiraal Soe Thein

Bevelhebber (zeemacht)

G31b

Khin Aye Kyin

Echtgenote van vice-admiraal Soe Thein

G31c

Yimon Aye

Dochter van vice-admiraal Soe Thein; geb. 12.7.1980

G31d

Aye Chan

Zoon van vice-admiraal Soe Thein; geb. 23.9.1973

G31e

Thida Aye

Dochter van Vice-admiraal Soe Thein; geb. 23.3.1979

G32a

Commandeur Nyan Tun

Chef-staf (zeemacht), bestuurslid UMEHL

G32b

Khin Aye Myint

Echtgenote van Nyan Tun

Luchtmacht

G33a

Lt.-gen. Myat Hein

Bevelhebber (luchtmacht)

G33b

Htwe Htwe Nyunt

Echtgenote van lt.-gen. Myat Hein

G34a

Brig.-gen. Ye Chit Pe

Staf bevelhebber luchtmacht, Mingaladon

G35a

Brig.-gen. Khin Maung Tin

Commandant luchtvaartschool Shande, Meiktila

G36a

Brig.-gen. Zin Yaw

Chef-staf (luchtmacht), bestuurslid UMEHL

Lichte infanteriedivisies (LID) (rang brig.-gen.)

G39a

Brig.-gen. Tin Tun Aung

33 LID, Sagaing

G41a

Brig.-gen. Thet Oo

55 LID, Kalaw/Aungban

G42a

Brig.-gen. Khin Zaw Oo

66 LID, Pyay/Inma

G43a

Brig.-gen. Win Myint

77 LID, Bago

G44a

Brig.-gen. Aung Than Htut

88 LID, Magwe

G45a

Brig.-gen. Tin Oo Lwin

99 LID, Meiktila

Overige brigade-generaals

G47a

Brig.-gen. Htein Win

Post Taikkyi

G48a

Brig.-gen. Khin Maung Aye

Postcommandant Meiktila

G49a

Brig.-gen. Khin Maung Aye

Commando regionale operaties Kale, Sagaing-divisie

G50a

Brig.-gen. Khin Zaw Win

Post Khamaukgyi

G51a

Brig.-gen. Kyaw Aung

MR Zuiden, postcommandant Toungoo

G52a

Brig.-gen. Kyaw Aung

Commando militaire operaties 8, post Dawei/Tavoy

G53a

Brig.-gen. Kyaw Oo Lwin

Commando regionale operaties — Tanai

G54a

Onbek. opvolger van brig.-gen. Kyaw Thu

Post Phugyi

G55a

Brig.-gen. Maung Maung Shein

Kawkareik

G56a

Brig.-gen. Myint Hein

Commando militaire operaties 3, post Mogaung

G57a

Brig.-gen. Mya Win

Commando militaire operaties 10, post Kyigone

G58a

Brig.-gen. Mya Win

Kalaw

G59a

Brig.-gen. Myo Lwin

Commando militaire operaties 7, post Pekon

G60a

Brig.-gen. Myint Soe

Commando militaire operaties 5, post Taungup

G61a

Brig.-gen. Myint Aye

Commando militaire operaties 9, post Kyauktaw

G62a

Brig.-gen. Nyunt Hlaing

Commando militaire operaties 17, post Mong Pan

G63a

Brig.-gen. Ohn Myint

Lid CEC, USDA deelstaat Mon

G64a

Brig.-gen. Soe Nwe

Commando militaire operaties 21, post Bhamo

G65a

Brig.-gen. Soe Oo

Commando militaire operaties 16, post Hsenwi

G66a

Brig.-gen. Than Tun

Post Kyaukpadaung

G67a

Brig.-gen. Than Win

Commando regionale operaties — Laukkai

G68a

Brig.-gen. Than Tun Aung

Commando regionale operaties — Sittwe

G69a

Brig.-gen. Thaung Aye

Post Mongnaung

G70a

Brig.-gen. Thaung Htaik

Post Aungban

G71a

Brig.-gen. Thein Hteik

Commando militaire operaties 13, post Bokpyin

G72a

Brig.-gen. Thura Myint Thein

Commando tactische operaties, Namhsan

G73a

Brig.-gen. Win Aung

Mong Hsat

G74a

Brig.-gen. Myo Tint

Officier met bijzondere dienst, ministerie van Vervoer

G75a

Brig.-gen. Thura Sein Thaung

Officier met bijzondere dienst, ministerie van Sociale Zaken

G76a

Brig.-gen. Phone Zaw Han

Burgemeester van Mandalay sinds feb. 2005, voormalig commandant van Kyaukme

G77a

Brig.-gen. Hla Min

Voorzitter PDC, divisie West-Pegu

G78a

Brig.-gen. Win Myint

Post Pyinmana


H.   MILITAIRE OFFICIEREN BELAST MET HET GEVANGENISWEZEN EN DE POLITIEDIENSTEN

 

Naam

Nadere gegevens (incl. functie)

H1a

Gen.-maj. Khin Yi

DG politie Myanmar

H1b

Khin May Soe

Echtgenote van gen.-maj. Khin Yi

H2a

Zaw Win

Directeur-generaal gevangeniswezen (min. Binnenlandse Zaken) sinds aug. 2004, voordien plaatsvervangend DG politie Myanmar, voormalig brig.-gen.; oud-militair

H3a

Aung Saw Win

Directeur-generaal, Bureau speciale opsporing


I.   ASSOCIATIE VOOR DE UNIE, SOLIDARITEIT EN ONTWIKKELING (USDA) (hoge USDA-functionarissen die niet elders vermeld staan)

 

Naam

Nadere gegevens (incl. functie)

I1a

Brig.-gen. Aung Thein Lin

Burgemeester en voorzitter van het stadsontwikkelingscomité van Yangon (Secretaris)

I1b

Khin San New

Echtgenote van brig.-gen. Aung Thein Lin

I1b

Thidar Myo

Dochter van brig.-gen. Aung Thein Lin

I2a

Kol. Maung Par

Vice-burgemeester van het stadsontwikkelingscomité van Yangon (lid CEC)

I2b

Khin Nyunt Myaing

Echtgenote van kol. Maung Par

I2c

Naing Win Par

Zoon van kol. Maung Par


J.   PERSONEN DIE VAN HET ECONOMISCH BELEID VAN DE REGERING PROFITEREN

 

Naam

Nadere gegevens (incl. onderneming)

J1a

Tay Za

Directeur, Htoo Trading Co; geb. 18.7.1964; paspoort 306869 ID-kaart MYGN 006415. vader: Myint Swe (6.11.24); moeder: Ohn (12.8.1934)

J1b

Thidar Zaw

Echtgenote van Tay Za; geb. 24.2.1964, ID-kaart KMYT 006865 Paspoort 275107. Ouders: Zaw Nyunt (overl.), Htoo (overl.)

J1c

Pye Phyo Tay Za

Zoon van Tay Za (J1a), geb. 29.1.1987

J2a

Thiha

Broer van Tay Za (J1a), geb. 24.6.1960, directeur Htoo Trading. Distributeur van London cigarettes (Myawadi Trading)

J3a

Aung Ko Win, o.b.a. Saya Kyaung

Kanbawza Bank

J3b

Nan Than Htwe

Echtgenote van Aung Ko Win

J4a

Tun Myint Naing, o.b.a. Steven Law

Asia World Co.

J4b

(Ng) Seng Hong

Echtgenote van Tun Myint Naing

J5a

Khin Shwe

Zaykabar Co; geb. 21.1.1952. Zie ook A3e

J5b

San San Kywe

Echtgenote van Khin Shwe

J5c

Zay Thiha

Zoon van Khin Shwe, geb. 1.1.1977

J6a

Htay Myint

Yuzana Co., geb. 6.2.1955

J6b

Aye Aye Maw

Echtgenote van Htay Myint, geb. 17.11.1957

J7a

Kyaw Win

Shwe Thanlwin Trading Co.

J7b

Nan Mauk Loung, o.b.a. Nang Mauk Lao Hsai

Echtgenote van Kyaw Win

J8a

Ko Lay

Minister in het kabinet van de premier tot feb. 2004, burgemeester van Rangoon tot aug. 2003

J8b

Khin Khin

Echtgenote van Ko Lay

J8c

San Min

Zoon van Ko Lay

J8d

Than Han

Zoon van Ko Lay

J8e

Khin Thida

Dochter van Ko Lay

J9a

Aung Phone

Voormalig minister van Bosbouw, geb. 20.11.1939, gepens. juli 2003

J9b

Khin Sitt Aye

Echtgenote van Aung Phone, geb. 14.9.1943

J9c

Sitt Thwe Aung, o.b.a. Sit Thway Aung

Zoon van Aung Phone, geb. 10.7.1977

J9d

Thin Zar Tun

Echtgenote van Sitt Thwe Aung, geb. 14.4.1978

J9e

Sitt Thaing Aung, o.b.a. Sit Taing Aung

Zoon van Aung Phone, geb. 13.11.1971

J10a

Gen.-maj. (in ruste) Nyunt Tin

Voormalig minister van Landbouw en Irrigatie, gepens. sinds sept. 2004

J10b

Khin Myo Oo

Echtgenote van gen.-maj. (in ruste) Nyunt Tin

J10c

Kyaw Myo Nyunt

Zoon van gen.-maj. (in ruste) Nyunt Tin

J10d

Thu Thu Ei Han

Dochter van gen.-maj. (in ruste) Nyunt Tin

J11a

Khin Maung Thein

Voormalig minister van Financiën en Belastingen, gepens. 1.2.2003

J11b

Su Su Thein

Echtgenote van Khin Maung Thein

J11c

Daywar Thein

Zoon van Khin Maung Thein, geb. 25.12.1960

J11d

Thawdar Thein

Dochter van Khin Maung Thein, geb. 6.3.1958

J11e

Maung Maung Thein

Zoon van Khin Maung Thein, geb. 23.10.1963

J11f

Khin Yadana Thein

Dochter van Khin Maung Thein, geb. 6.5.1968

J11g

Marlar Thein

Dochter van Khin Maung Thein, geb. 25.2.1965

J11h

Hnwe Thida Thein

Dochter van Khin Maung Thein, geb. 28.7.1966


K.   ONDERNEMINGEN IN HET BEZIT VAN MILITAIREN

 

Naam

Nadere gegevens (incl. onderneming)

K1a

Gen.-maj. (in ruste) Win Hlaing

Voormalig directeur, Union of Myanmar Economic Holdings, Myawaddy Bank

K1b

Ma Ngeh

Dochter van gen.-maj. (in ruste) Win Hlaing

K1c

Zaw Win Naing

Directeur Kambawza Bank. Echtgenoot van Ma Ngeh (K1b) en neef van Aung Ko Win (J3a)

K1d

Win Htway Hlaing

Zoon van maj.-gen. (in ruste) Win Hlaing, vertegenwoordiger van KESCO company

K2

Kol. Ye Htut

Myanmar Economic Corporation

K3

Kol. Myint Aung

Directeur Myawaddy Trading Co.

K4

Kol. Myo Myint

Directeur Bandoola Transportation Co.

K5

Kol. (in ruste) Thant Zin

Directeur, Myanmar Land and Development

K6

Lt.-Kol. (in ruste) Maung Maung Aye

UMEHL, Voorzitter Myanmar Breweries

K7

Kol. Aung San

Directeur, Hsinmin Cement Plant Construction Project


BIJLAGE II

Lijst van Birmese staatsondernemingen bedoeld in de artikelen 5 en 9

Naam

Adres

Naam directeur

I.   

UNION OF MYANMAR ECONOMIC HOLDING LTD.

UNION OF MYANMAR ECONOMIC HOLDING LTD

189/191 MAHABANDOOLA ROAD

CORNER OF 50th STREET

YANGON

GEN.-MAJ. WIN HLAING, DIRECTEUR

A.   

BE- EN VERWERKENDE INDUSTRIE

1.

MYANMAR RUBY ENTERPRISE

24/26, 2nd FL, SULE PAGODA ROAD,

YANGON

(MIDWAY BANK BUILDING)

 

2.

MYANMAR IMPERIAL JADE CO. LTD

24/26, 2nd FL, SULE PAGODA ROAD,

YANGON

(MIDWAY BANK BUILDING)

 

3.

MYANMAR RUBBER WOOD CO. LTD

 

 

4.

MYANMAR PINEAPPLE JUICE PRODUCTION

 

 

5.

MYAWADDY CLEAN DRINKINGWATER SERVICE

4/A, No. 3 MAIN ROAD,

MINGALARDON TSP

YANGON

 

6.

SIN MIN (KING ELEPHANTS) CEMENT FACTORY (KYAUKSE)

189/191 MAHABANDOOLA ROAD

CORNER OF 50th STREET

YANGON

KOL. MAUNG MAUNG AYE, DIRECTEUR

7.

TAILORING SHOP SERVICE

 

 

8.

NGWE PIN LE (SILVER SEA) LIVESTOCK BREEDING AND FISHERY CO.

1093, SHWE TAUNG GYAR ST. INDUSTRIAL ZONE II,

WARD 63,

SOUTH DAGON TSP,

YANGON

 

9.

GRANITE TILE FACTORY (KYAIKTO)

189/191 MAHABANDOOLA ROAD,

CORNER OF 50th STREET

YANGON

 

10.

SOAP FACTORY (PAUNG)

189/191 MAHABANDOOLA ROAD,

CORNER OF 50th STREET

YANGON

 

B.   

HANDEL

1.

MYAWADDY TRADING LTD

189/191 MAHABANDOOLA ROAD,

CORNER OF 50th STREET

YANGON

COL MYINT AUNG MANAGING DIRECTOR

C.   

DIENSTEN

1.

MYAWADDY BANK LTD

24-26 SULE PAGODA ROAD,

YANGON

BRIG.-GEN. WIN HLAING EN TUN KYI, DIRECTEUREN

2.

BANDOOLA TRANSPORTATION CO. LTD

399, THIRI MINGALAR ROAD,

INSEIN TSP. YANGON AND/OR PARAMI ROAD, SOUTH OKKALAPA,

YANGON

KOL. MYO MYINT, DIRECTEUR

3.

MYAWADDY TRAVEL SERVICES

24-26 SULE PAGODA ROAD,

YANGON

 

4.

NAWADAY HOTEL AND TRAVEL SERVICES

335/357, BOGYOKE AUNG SAN ROAD,

PABEDAN TSP.

YANGON

KOL. (in ruste) MAUNG THAUNG, DIRECTEUR

5.

MYAWADDY AGRICULTURE SERVICES

189/191 MAHABANDOOLA ROAD,

CORNER OF 50th STREET,

YANGON

 

6.

MYANMAR AR (POWER) CONSTRUCTION SERVICES

189/191 MAHABANDOOLA ROAD,

CORNER OF 50th STREET,

YANGON

 

GEZAMENLIJKE ONDERNEMINGEN

A.   

BE- EN VERWERKENDE INDUSTRIE

1.

MYANMAR SEGAL INTERNATIONAL LTD

PYAY ROAD,

PYINMABIN INDUSTRIAL ZONE,

MINGALARDON TSP

YANGON

BE AUNG, DIRECTEUR

2.

MYANMAR DAEWOO INTERNATIONAL

PYAY ROAD,

PYINMABIN INDUSTRIAL ZONE,

MINGALARDON TSP

YANGON

 

3.

ROTHMAN OF PALL MALL MYANMAR PRIVATE LTD

NO. 38, VIRGINIA PARK, NO. 3,

TRUNK ROAD,

PYINMABIN INDUSTRIAL ZONE,

YANGON

 

4.

MYANMAR BREWERY LTD

NO 45, NO 3, TRUNK ROAD

PYINMABIN INDUSTRIAL ZONE,

MINGALARDON TSP

YANGON

LT.-KOL. (in ruste) MAUNG MAUNG AYE, VOORZITTER

5.

MYANMAR POSCO STEEL CO. LTD

PLOT 22, NO. 3, TRUNK ROAD,

PYINMABIN INDUSTRIAL ZONE,

MINGALARDON TSP

YANGON

 

6.

MYANMAR NOUVEAU STEEL CO. LTD

NO. 3, TRUNK ROAD,

PYINMABIN INDUSTRIAL ZONE,

MINGALARDON TSP

YANGON

 

7.

BERGER PAINT MANUFACTORING CO. LTD

PLOT NO. 34/A,

PYINMABIN INDUSTRIAL ZONE,

MINGALARDON TSP

YANGON

 

8.

THE FIRST AUTOMOTIVE CO. LTD

PLOT NO. 47,

PYINMABIN INDUSTRIAL ZONE,

MINGALARDON TSP,

YANGON

AYE CHO EN/OF LT.-KOL. MYINT, DIRECTEUR

B.   

DIENSTEN

1.

NATIONAL DEVELOPMENT CORP.

3/A, THAMTHUMAR STREET,

7 MILE,

MAYANGONE TSP,

YANGON

DR. KHIN SHWE, VOORZITTER

2.

HANTHA WADDY GOLF RESORT AND MYODAW (CITY) CLUB LTD

NO 1, KONEMYINTTHA STREET,

7 MILE, MAYANGONE TSP,

YANGON AND THIRI MINGALAR ROAD,

INSEIN TSP,

YANGON

 

II.   

MYANMAR ECONOMIC CORPORATION (MEC)

MYANMA ECONOMIC CORPORATION (MEC)

SHWEDAGON PAGODA ROAD

DAGON TSP,

YANGON

KOL. YE HTUT OF BRIG.-GEN. KYAW WIN, DIRECTEUR

1.

INNWA BANK

554-556, MERCHANT STREET,

CORNER OF 35th STREET,

KYAUKTADA TSP,

YANGON

YIN SEIN, ALGEMEEN DIRECTEUR

2.

MYAING GALAY (RHINO BRAND) CEMENT FACTORY

FACTORIES DEPT.

MEC HEAD OFFICE,

SHWEDAGON PAGODA ROAD,

DAGON TSP,

YANGON

KOL. KHIN MAUNG SOE

3.

DAGON BREWERY

555/B, NO 4,

HIGHWAY ROAD,

HLAW GAR WARD, SHWE PYI

THAR TSP,

YANGON

 

4.

MEC STEEL MILLS (HMAW BI/PYI/YWAMA)

FACTORIES DEPT.

MEC HEAD OFFICE,

SHWEDAGON PAGODA ROAD,

DAGON TSP,

YANGON

KOL. KHIN MAUNG SOE

5.

MEC SUGAR MILL

KANT BALU

 

6.

MEC OXYGEN AND GASES FACTORY

MINDAMA ROAD,

MINGALARDON TSP,

YANGON

 

7.

MEC MARBLE MINE

PYINMANAR

 

8.

MEC MARBLE TILES FACTORY

LOIKAW

 

9.

MEC MYANMAR CABLE WIRE FACTORY

NO 48, BAMAW A TWIN WUN ROAD,

ZONE (4),

HLAING THAR YAR INDUSTRIAL ZONE,

YANGON

 

10.

MEC SHIP BREAKING SERVICE

THILAWAR, THAN NYIN TSP

 

11.

MEC DISPOSABLE SYRINGE FACTORY

FACTORIES DEPT,

MEC HEAD OFFICE,

SHWEDAGON PAGODA ROAD,

DAGON TSP,

YANGON

 

12.

GYPSUM MINE

THIBAW

 


29.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/98


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2006/319/GBVB VAN DE RAAD

van 27 april 2006

inzake de militaire operatie van de Europese Unie ter ondersteuning van de missie van de Organisatie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUC) tijdens het verkiezingsproces

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 25, derde alinea, en artikel 28, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 oktober 2005 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie nr. 1635 (2005) aangenomen over de situatie in de Democratische Republiek Congo (DRC), waarin hij opnieuw zijn steun betuigde voor het proces dat op 17 december 2002 met de ondertekening van de algemene en alomvattende overeenkomst betreffende de overgang in de DRC is begonnen, en waarin hij wees op het belang van verkiezingen als grondslag voor het herstel van vrede en stabiliteit op lange termijn, voor nationale verzoening en voor de invoering van de rechtsstaat in de DRC. Ingevolge die resolutie werd het mandaat van de missie van de Organisatie van de Verenigde Naties in de DRC (MONUC) verlengd tot 30 september 2006.

(2)

De Europese Unie is vastbesloten het overgangsproces in de DRC te steunen; hiertoe heeft de Raad onder andere zijn goedkeuring gehecht aan gemeenschappelijke optredens betreffende twee lopende missies: Gemeenschappelijk Optreden 2004/847/GBVB van 9 december 2004 inzake de politiemissie van de Europese Unie in Kinshasa (DRC) met betrekking tot de geïntegreerde politie-eenheid (EUPOL Kinshasa) (1) en Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB van 2 mei 2005 inzake de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC) (2) (EUSEC RD Congo). In 2003 heeft de Europese Unie, krachtens Gemeenschappelijk Optreden 2003/423/GBVB (3), een militaire operatie in de DRC uitgevoerd, Operatie Artemis, overeenkomstig Resolutie nr. 1484 (2003) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

(3)

Op 20 februari 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/122/GBVB (4) vastgesteld, houdende verlenging van het mandaat van de heer Aldo Ajello als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika.

(4)

Bij brief van 27 december 2005 heeft de onder-secretaris-generaal van de Verenigde Naties de Europese Unie verzocht na te gaan of er een militaire troepenmacht naar de DRC kan worden gezonden om de MONUC tijdens het verkiezingsproces bij te staan.

(5)

Op 23 maart 2006 heeft de Raad een document met beleidskeuzes voor de eventuele steun van de Europese Unie aan de MONUC goedgekeurd.

(6)

Het voorzitterschap heeft de principes van de militaire steun van de Europese Unie aan de MONUC bevestigd in een brief van 28 maart 2006.

(7)

Bij Resolutie nr. 1671 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 25 april 2006, is de Europese Unie gemachtigd om troepen in de DRC in te zetten ter ondersteuning van de MONUC; die resolutie bevat ook bepalingen om de toepassing van de op 4 mei 2000 ondertekende overeenkomst tussen de Verenigde Naties en de DRC over de status van de MONUC uit te breiden tot de door de Europese Unie geleide troepenmacht.

(8)

De autoriteiten van de DRC hebben mogelijke militaire steun van de Europese Unie aan het verkiezingsproces met instemming begroet.

(9)

Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) dient politieke controle uit te oefenen op en strategische leiding te geven aan de militaire operatie van de Europese Unie ter ondersteuning van de MONUC in de DRC en dient de desbetreffende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(10)

Overeenkomstig artikel 28, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie dienen de beleidsuitgaven die voortvloeien uit dit gemeenschappelijk optreden dat gevolgen heeft op militair of defensiegebied, ten laste te komen van de lidstaten overeenkomstig de bepalingen van Besluit 2004/197/GBVB van de Raad van 23 februari 2004 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (5) (hierna „Athena” genoemd).

(11)

Artikel 14, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat in een gemeenschappelijk optreden de middelen worden omschreven die de Unie ter beschikking zullen staan. Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de Europese Unie is voor het moment de meest accurate raming, waarmee echter niet vooruitgelopen wordt op de uiteindelijke bedragen in de begroting die moet worden goedgekeurd overeenkomstig de in Athena vastgestelde regels.

(12)

Overeenkomstig artikel 6 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt niet deel aan de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en derhalve niet aan de financiering van de operatie,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   De Europese Unie voert overeenkomstig het mandaat van Resolutie nr. 1671 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties tijdens het verkiezingsproces een militaire operatie, „Operatie EUFOR RD Congo” genaamd, uit ter ondersteuning van de MONUC.

2.   De hiertoe ingezette troepenmacht opereert overeenkomstig de op 23 maart 2006 door de Raad aangenomen doelstellingen voor de eventuele steun van de Europese Unie aan de MONUC.

Artikel 2

Benoeming van de operationeel commandant van de Europese Unie

Luitenant-generaal Karlheinz VIERECK wordt benoemd tot operationeel commandant van de Europese Unie.

Artikel 3

Aanwijzing van het operationele hoofdkwartier van de Europese Unie

Het operationele hoofdkwartier van de Europese Unie wordt gevestigd bij het Operationeel Commando van de Strijdkrachten (Einsatzführungskommando der Bundeswehr (EinsFüKdo Bw)) in Potsdam.

Artikel 4

Benoeming van de commandant van de troepen van de Europese Unie

Majoor-generaal Christian DAMAY wordt benoemd tot commandant van de troepen van de Europese Unie.

Artikel 5

Planning en aanvang van de operatie

Het besluit over de aanvang van de militaire operatie van de Europese Unie wordt door de Raad genomen na goedkeuring van het operatieplan en de inzetregels („rules of engagement”), alsmede in het licht van de verkiezingskalender van de DRC.

Artikel 6

Politieke controle en strategische leiding

1.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, de politieke controle op en de strategische leiding van de militaire operatie van de Europese Unie uit. De Raad machtigt het PVC hierbij om de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Onder deze machtiging vallen ook de bevoegdheden om de planningsdocumenten, waaronder het operatieplan, de commandostructuur en de inzetregels („rules of engagement”), te wijzigen. Onder deze machtiging vallen tevens de bevoegdheden om verdere besluiten te nemen over de benoeming van een nieuwe operationeel commandant van de Europese Unie en/of een nieuwe commandant van de troepen van de Europese Unie. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de militaire operatie van de Europese Unie blijven berusten bij de Raad, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV).

2.   Het PVC brengt op geregelde tijdstippen verslag uit aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt van de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie (CEUMC) op gezette tijden verslagen over het verloop van de militaire operatie van de Europese Unie. Het PVC kan, naar gelang van het geval, de operationeel commandant van de Europese Unie en/of de commandant van de troepen van de Europese Unie op zijn vergaderingen uitnodigen.

Artikel 7

Militaire leiding

1.   Het Militair Comité van de Europese Unie (EUMC) controleert of de militaire operatie van de Europese Unie, onder verantwoordelijkheid van de operationeel commandant van de Europese Unie, correct wordt uitgevoerd.

2.   Het EUMC ontvangt op gezette tijden verslagen van de operationeel commandant van de Europese Unie. Het kan, indien nodig, de operationeel commandant van de Europese Unie en/of de commandant van de troepen van de Europese Unie op zijn vergaderingen uitnodigen.

3.   De CEUMC treedt op als eerste contactpunt met de operationeel commandant van de Europese Unie.

Artikel 8

Een coherente reactie van de Europese Unie

Het voorzitterschap, de SG/HV, de EU-operationeel commandant, de commandant van de strijdkrachten van de Europese Unie, de missiehoofden van respectievelijk EUPOL-Kinshasa en EUSEC RD Congo, en de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) zorgen voor nauwe coördinatie van hun respectieve activiteiten in verband met de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden.

Artikel 9

Betrekkingen met de Verenigde Naties, de DRC en andere actoren

1.   De SG/HV fungeert, bijgestaan door de SVEU en in nauwe coördinatie met het voorzitterschap, als eerste contactpunt met de Verenigde Naties, de autoriteiten van de DRC en haar buurlanden, en andere relevante actoren.

2.   De EU-operationeel commandant houdt, in nauwe coördinatie met de SG/HV, contact met het Department of Peacekeeping Operations (DPKO) in de Verenigde Naties en de MONUC over alle zaken in verband met zijn missie.

3.   De commandant van de strijdkrachten van de Europese Unie onderhoudt, in coördinatie met de SVEU en de missiehoofden van respectievelijk EUPOL-Kinshasa en EUSEC RD Congo, nauw contact met de MONUC, de plaatselijke autoriteiten en andere internationale actoren, naar gelang van het geval, over aangelegenheden die voor deze missie van belang zijn.

Artikel 10

Deelneming van derde staten

1.   Onverminderd de autonome besluitvorming van de Europese Unie en haar ene institutionele kader, en overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van de Europese Raad:

worden de Europese NAVO-leden die geen lid zijn van de Europese Unie, uitgenodigd om aan de militaire operatie van de Europese Unie deel te nemen;

kunnen de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie worden uitgenodigd aan de militaire operatie van de Unie deel te nemen, met inachtneming van de overeengekomen nadere bepalingen.

2.   Hierbij machtigt de Raad het PVC om, op aanbeveling van de operationeel commandant van de Europese Unie en van het EUMC, de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.

3.   De nadere regelingen wat betreft de deelname van derde staten worden vastgelegd in een overeenkomst, die volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt aangegaan. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over dergelijke regelingen onderhandelen. Wanneer de Europese Unie en een derde staat een overeenkomst hebben gesloten tot vaststelling van een kader voor de deelneming van deze derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie, dan zijn in het kader van deze operatie de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

4.   Derde staten die een belangrijke militaire bijdrage aan de militaire operatie van de Europese Unie leveren, hebben dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende EU-lidstaten bij de dagelijkse leiding van de operatie.

5.   De Raad machtigt hierbij het PVC de noodzakelijke besluiten te nemen betreffende de instelling van een Comité van contribuanten, indien de derde landen aanzienlijke militaire bijdragen leveren.

Artikel 11

Optreden van de Gemeenschap

De Raad en de Commissie zorgen, overeenkomstig hun onderscheiden bevoegdheden, voor de samenhang tussen de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en het overige externe optreden van de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Raad en de Commissie werken daartoe samen.

Artikel 12

Status van de door de Europese Unie geleide troepenmacht

De status van de door de Europese Unie geleide troepenmacht, met inbegrip van voorrechten, immuniteiten en andere garanties die nodig zijn voor het volbrengen van de missie, worden geregeld in overeenstemming met de relevante bepalingen van Resolutie nr. 1671 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Artikel 13

Financiële regeling

1.   De gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de Europese Unie worden beheerd door Athena.

2.   Ten behoeve van deze militaire operatie van de Europese Unie:

kunnen de kosten voor accommodatie/huisvesting voor de troepen in hun geheel niet als gemeenschappelijke kosten gefinancierd worden,

kunnen de transportkosten voor de troepen in hun geheel niet als gemeenschappelijke kosten gefinancierd worden.

3.   Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de Europese Unie bedraagt 16 700 000 EUR voor een periode van vier maanden. Het in artikel 31, lid 3, van Besluit 2004/197/GBVB bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 70.

Artikel 14

Vrijgave van gegevens aan de Verenigde Naties, de MONUC en andere derde partijen

1.   De SG/HV is gemachtigd gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie die ten behoeve van de militaire operatie van de Europee Unie zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de Verenigde Naties, aan de MONUC en aan derden die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn, met inachtneming van de respectieve rubriceringsniveaus.

2.   De SG/HV is gemachtigd niet-gerubriceerde documenten van de Europese Unie die verband houden met de beraadslagingen van de Raad betreffende de operatie en die overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het Reglement van orde van de Raad (6) onder de geheimhoudingsplicht vallen, vrij te geven aan de Verenigde Naties, aan de MONUC en aan derden die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn.

Artikel 15

Inwerkingtreding en opzegging

1.   Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   De militaire operatie van de Europese Unie duurt vier maanden vanaf de datum van de eerste verkiezingsronde in de DRC.

3.   Dit gemeenschappelijk optreden wordt ingetrokken nadat alle EU-troepen zijn gehergroepeerd, overeenkomstig een goedgekeurde planning voor de beëindiging van de militaire operatie van de Europese Unie.

Artikel 16

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 27 april 2006.

Voor de Raad

De voorzitster

L. PROKOP


(1)  PB L 367 van 14.12.2004, blz. 30. Gemeenschappelijk optreden gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/822/GBVB (PB L 305 van 24.11.2005, blz. 44).

(2)  PB L 112 van 3.5.2005, blz. 20. Gemeenschappelijk optreden gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/868/GBVB (PB L 318 van 6.12.2005, blz. 29).

(3)  PB L 143 van 11.6.2003, blz. 50.

(4)  PB L 49 van 21.2.2006, blz. 17.

(5)  PB L 63 van 28.2.2004, blz. 68. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/68/GBVB (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 59).

(6)  Besluit 2004/338/EG, Euratom van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van het Reglement van orde van de Raad (PB L 106 van 15.4.2004, blz. 22). Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/34/EG, Euratom (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 32).