ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
||
|
|
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 657/2006 van de Commissie van 10 april 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat het Verenigd Koninkrijk betreft en tot intrekking van Beschikking 98/256/EG van de Raad en de Beschikkingen 98/351/EG en 1999/514/EG ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
* |
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Commissie |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 655/2006 VAN DE RAAD
van 27 april 2006
tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 964/2003 werd ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, uit de Volksrepubliek China, tot hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, die vanuit de Filipijnen worden verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 13,
Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Bestaande maatregelen
(1) |
Na een onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 964/2003 (2) (de „oorspronkelijke verordening”) een definitief antidumpingrecht van 58,6 % ingesteld op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden (hierna „hulpstukken voor buisleidingen” of „het betrokken product” genoemd) uit onder meer de Volksrepubliek China (hierna „China” genoemd) en heeft zij dit recht uitgebreid tot dezelfde hulpstukken die uit Taiwan werden verzonden, met uitzondering van hulpstukken die werden geproduceerd door drie met name genoemde Taiwanese ondernemingen. |
(2) |
In december 2004 heeft de Raad, bij de Verordeningen (EG) nr. 2052/2004 en nr. 2053/2004 bovengenoemd definitief antidumpingrecht uitgebreid tot dezelfde hulpstukken voor buisleidingen die worden verzonden uit Indonesië (3) en Sri Lanka (4). |
2. Verzoek
(3) |
Op 23 juni 2005 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening, een verzoek ontvangen om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontduiking van antidumpingmaatregelen ten aanzien van hulpstukken voor buisleidingen uit China door overlading in de Filipijnen en onjuiste aangiften van oorsprong. Dit verzoek was ingediend door het „Defence Committee of the Steel Butt-Welding Fittings Industry of the European Union” namens vier EU-producenten die een groot deel vertegenwoordigen van de productie van bedoelde hulpstukken voor buisleidingen in de EU. |
(4) |
De indiener van het verzoek voerde aan, en legde in dit verband voldoende bewijsmateriaal voor, dat zich na de instelling van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van hulpstukken voor buisleidingen uit China aanzienlijke wijzigingen hadden voorgedaan in het handelspatroon, zoals blijkt uit een sterke toename van de invoer van dit product uit de Filipijnen. |
(5) |
Deze wijziging van het handelspatroon zou het gevolg zijn van de overlading van hulpstukken voor buisleidingen uit de Volksrepubliek China in de Filipijnen. Voorts werd aangevoerd dat er geen voldoende reden of economische rechtvaardiging was voor deze praktijk, afgezien van de antidumpingrechten op hulpstukken voor buisleidingen uit China. |
(6) |
Ten slotte voerde de indiener van het verzoek aan, en legde hij in dit verband voldoende bewijsmateriaal voor, dat de corrigerende werking van de antidumpingrechten op hulpstukken voor buisleidingen uit de Volksrepubliek China teniet werd gedaan, zowel wat betreft hoeveelheden als prijzen, en dat dumping plaatsvond gelet op de eerder vastgestelde normale waarden voor hulpstukken voor buisleidingen uit China. |
3. Opening van het onderzoek
(7) |
Bij Verordening (EG) nr. 1288/2005 (5) (de „verordening tot opening van het onderzoek”) heeft de Commissie een onderzoek geopend naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van hulpstukken voor buisleidingen uit China door verzending van dit product via de Filipijnen, bij invoer in de EU al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen en heeft zij, overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening, de douane de instructie gegeven om de invoer van hulpstukken voor buisleidingen, verzonden uit de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen, met ingang van 6 augustus 2005 te registeren. |
4. Onderzoek
(8) |
De Commissie heeft de Chinese en Filipijnse autoriteiten, de haar bekende belanghebbende Chinese en Filipijnse producenten/exporteurs, EU-importeurs en EU-producenten van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. Zij heeft de Chinese en Filipijnse producenten/exporteurs alsmede de EU-importeurs die waren vermeld in het verzoek of haar bekend waren van het onderzoek dat geleid heeft tot het instellen van de thans geldende maatregelen op hulpstukken voor buisleidingen uit China („het oorspronkelijk onderzoek”) een vragenlijst toegezonden. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord binnen de bij de verordening tot opening van het onderzoek vastgestelde termijn. Alle partijen werd meegedeeld dat het niet verlenen van medewerking zou kunnen leiden tot toepassing van artikel 18 van de basisverordening, dat wil zeggen dat de conclusies op de beschikbare gegevens worden gebaseerd. |
(9) |
De Commissie heeft van Filipijnse producenten/exporteurs geen antwoord ontvangen op de vragenlijst, ondanks het feit dat de Filipijnse autoriteiten contact hadden opgenomen met verschillende ondernemingen die mogelijkerwijs betrokken waren bij de productie van hulpstukken voor buisleidingen. Zij heeft evenmin een antwoord op de vragenlijst ontvangen van producenten/exporteurs in China. |
(10) |
Twee EU-importeurs hebben de vragenlijst beantwoord en medewerking verleend aan het onderzoek. |
(11) |
Bij de volgende ondernemingen werden controles verricht: Importeurs
|
5. Onderzoektijdvak
(12) |
Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 („het onderzoektijdvak”). Om mogelijke veranderingen in het handelspatroon te kunnen onderzoeken, werden gegevens verzameld over de periode van 2001 tot het eind van het onderzoektijdvak. |
B. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
1. Algemene overwegingen/medewerking
(13) |
Zoals vermeld in overweging 9 heeft geen producent/exporteur in China of de Filipijnen aan het onderzoek meegewerkt. Drie Filipijnse ondernemingen hebben zich aangemeld en verklaard de hulpstukken voor buisleidingen, zoals omschreven in de oorspronkelijke verordening, niet te produceren doch alleen roestvrijstalen hulpstukken, een product dat niet onder het huidige onderzoek valt. De conclusies over de verzending van het betrokken product via de Filipijnen moesten derhalve deels worden gebaseerd op de beschikbare feiten, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. |
2. Product
(14) |
Dit onderzoek naar ontduiking heeft betrekking op hetzelfde product als het oorspronkelijk onderzoek, namelijk hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of van staal (doch niet van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11 (TARIC-code 7307931195), ex 7307 93 19 (TARIC-code 7307931995), ex 7307 99 30 (TARIC-code 7307993095) en ex 7307 99 90 (TARIC-code 7307999095). |
(15) |
Op grond van de beschikbare informatie en de gegevens van de Filipijnse autoriteiten en gelet op de wijziging in het handelspatroon zoals hieronder beschreven is de conclusie, bij gebrek aan bewijs van het tegendeel, dat de hulpstukken van buisleidingen die uit China en die welke uit de Filipijnen in de EU worden ingevoerd dezelfde fysische en chemische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Zij zijn derhalve soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. Veranderingen in het handelspatroon
(16) |
Omdat geen enkele Filipijnse onderneming medewerking verleende moesten de omvang en de waarde van de uitvoer van het betrokken product uit de Filipijnen naar de EU worden vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Omdat de Eurostat-gegevens de meest passende beschikbare gegevens waren, werd van deze gegevens uitgegaan om vast te stellen welke hoeveelheden vanuit de Filipijnen in de EU waren ingevoerd en tegen welke prijs. Invoer in de EU
|
(17) |
Zoals uit deze tabel blijkt steeg de invoer van het betrokken product uit de Filipijnen van 0 ton in 2001 tot bijna 3 000 ton in het onderzoektijdvak. De invoer uit de Filipijnen begon in 2002 toen het oorspronkelijk onderzoek aan de gang was. In 2003 steeg de invoer uit de Filipijnen tot 700 ton. In 2004 liet de invoer uit de Filipijnen een meer dan verdrievoudiging zien tot 2 445 ton. Nadat de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen in december 2004 waren uitgebreid tot het betrokken product dat uit Indonesië en Sri Lanka wordt verzonden kwam er een einde aan de invoer uit deze landen. Het einde van de invoer uit Indonesië en Sri Lanka in 2004 viel samen met de sterkste stijging van de invoer uit de Filipijnen. |
(18) |
In dezelfde periode bleef de uitvoer uit China naar de Filipijnen op een laag doch stabiel niveau. Uitvoer uit de Volksrepubliek China naar de Filipijnen
|
(19) |
De gegevens die zijn gebruikt om de wijziging in het handelspatroon vast te stellen, met name de gegevens met betrekking tot de uitvoer uit China naar de Filipijnen, moeten echter worden gezien in het licht van een mogelijke onjuiste aangifte van de oorsprong (zie overweging 22) en geven wellicht geen volledig beeld van de situatie. |
(20) |
Uit de cijfers hierboven blijkt dat zich een duidelijke wijziging heeft voorgedaan in het handelspatroon dat begon na de voltooiing van het oorspronkelijke onderzoek en duidelijk werd nadat de maatregelen waren uitgebreid tot het betrokken product uit Indonesië en Sri Lanka. De invoer van het betrokken product uit de Filipijnen vertoonde, met name in 2004 en het onderzoektijdvak, een sterke stijging die samenviel met het einde van de invoer uit beide landen waarop de oorspronkelijke maatregelen ook van toepassing werden. |
(21) |
Gezien dit chronologische verband is het duidelijk dat de verzending van het betrokken product uit China via Indonesië en Sri Lanka ten minste voor een deel werd verlegd naar de Filipijnen toen de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen werden uitgebreid tot Indonesië en Sri Lanka. Dit was met name het geval in 2004 en in het onderzoektijdvak. |
4. Onvoldoende reden of economische rechtvaardiging
(22) |
Zoals vermeld in overweging 9 heeft geen Filipijnse producent/exporteur medewerking verleend aan het onderzoek. Bij het onderzoek is overigens niet gebleken dat dergelijke producenten bestaan. Wel is gebleken dat het betrokken product in sommige gevallen werd aangegeven als vervaardigd door Filipijnse ondernemingen die echter hebben verklaard dit product nooit te hebben vervaardigd. Dit werd bevestigd door gegevens in het verzoek om het instellen van een onderzoek naar het ontduiken van maatregelen: er zouden voorstellen zijn gedaan aan potentiële importeurs om documenten van oorsprong te vervalsen. |
(23) |
Volgens de in de overwegingen 17 en 20 vermelde feiten, is de uitvoer van het betrokken product uit China, die in de periode 2002-2004 via Indonesië en Sri Lanka verliep, vanaf 2003 tot het eind van het onderzoektijdvak voor een groot deel verlopen via de Filipijnen. |
(24) |
Hoewel de invoer van het betrokken product uit China in de Filipijnen lang niet zo groot was als de stijging van de uitvoer uit de Filipijnen naar de EU (zie overweging 18), moet de sterke stijging van de uitvoer uit de Filipijnen naar de EU ook worden gezien in het licht van bewijsmateriaal over valse aangiften of de vervalsing van certificaten van oorsprong (zie overweging 22), het ontbreken van Filipijnse producenten van het betrokken product en de daling van de invoer uit Sri Lanka en Indonesië in de EU. Het zijn al deze elementen tezamen die aantonen dat een economische rechtvaardiging voor de wijziging in het handelspatroon ontbreekt. |
(25) |
Omdat geen producent/exporteur in de Filipijnen en China medewerking verleende en het tegendeel niet is gebleken, is de conclusie dat, gezien het samenvallen in de tijd met de onderzoeken die leidden tot de uitbreiding van de oorspronkelijke maatregelen tot Indonesië en Sri Lanka, de wijziging in het handelspatroon voortvloeit uit het antidumpingrecht en niet het gevolg is van een andere voldoende reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 13, lid 1, derde regel van de basisverordening. |
5. Aantasting van de corrigerende werking van het recht wat betreft prijzen en/of hoeveelheden
(26) |
Gelet op de analyse van de handelsstroom (zie overweging 17) was er sprake van een duidelijke kwantitatieve wijziging in het patroon van de invoer van het betrokken product in de EU. De invoer van het betrokken product, aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen, was tot juni 2003 te verwaarlozen. Na deze datum ging deze invoer plotseling omhoog en liet deze een snelle stijging zien tot 2 941 ton in het onderzoektijdvak. Deze hoeveelheid bedraagt 3 % van het verbruik in de EU, berekend aan de hand van productiecijfers die de indieners van het verzoek hebben verstrekt en de invoercijfers van Eurostat. De aanmerkelijke wijziging van de handelsstromen heeft dan ook de corrigerende werking teniet gedaan van de antidumpingmaatregelen wat betreft het invoervolume. |
(27) |
Uit de Eurostat-gegevens blijkt dat de gemiddelde prijzen bij invoer uit de Filipijnen in het onderzoektijdvak lager waren dan de gemiddelde prijzen bij invoer uit China die bij het oorspronkelijke onderzoek waren vastgesteld. De prijzen bij invoer uit de Filipijnen waren ongeveer eenderde lager dan die bij invoer uit China, zowel in 2004 als in het onderzoektijdvak. Voorts bleken de gemiddelde prijzen bij uitvoer uit de Filipijnen lager te zijn dan de niet-schadeveroorzakende prijs die bij het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld. De corrigerende werking van het antidumpingrecht wordt dus ook aangetast wat prijzen betreft (zie onderstaande tabel):
|
(28) |
Gelet op het voorgaande is de conclusie dat de wijziging in de handelsstroom, gekoppeld aan de sterke stijging van de invoer tegen zeer lage prijzen uit de Filipijnen, de corrigerende werking van de antidumpingmaatregelen hebben teniet gedaan zowel qua hoeveelheden als prijzen. |
6. Dumping ten opzichte van de eerder vastgestelde normale waarde
(29) |
Om te kunnen bepalen of het betrokken product in het onderzoektijdvak met dumping uit de Filipijnen werd ingevoerd, werden de exportprijzen vastgesteld aan de hand van Eurostat-gegevens, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. |
(30) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening, werden deze exportprijzen vergeleken met de eerder vastgestelde normale waarde. Bij het oorspronkelijk onderzoek was vastgesteld dat Thailand een passend land met markteconomie was om aan de hand van de gegevens in dat land de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen. |
(31) |
Om een eerlijke vergelijking te kunnen maken tussen de normale waarde en de exportprijzen, werden correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Aan de hand van gegevens in het verzoek werden, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, correcties toegestaan voor transportkosten. |
(32) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening bleek bij vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde, zoals vastgesteld bij het oorspronkelijke onderzoek, en het gewogen gemiddelde van de exportprijzen in het onderzoektijdvak van dit onderzoek, dat het betrokken product uit de Filipijnen met dumping werd ingevoerd. De dumpingmarge bedroeg meer dan 60 % van de cifprijs, grens EU, vóór inklaring. |
C. MAATREGELEN
(33) |
Gezien de bovenstaande bevindingen inzake ontduiking in de zin van artikel 13, lid 1, derde zin, van de basisverordening en overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste zin van de basisverordening, moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product uit China worden uitgebreid tot dat product dat wordt verzonden uit de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen. |
(34) |
Het uitgebreide recht dient gelijk te zijn aan het recht dat is vastgesteld bij artikel 1, lid 2, van de oorspronkelijke verordening. |
(35) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening, volgens welke uitgebreide maatregelen moeten worden toegepast vanaf de datum van registratie van de invoer, moet het antidumpingrecht worden geheven van het betrokken product uit de Filipijnen vanaf de datum waarop de registratie van de invoer volgens de verordening tot opening van het onderzoek is ingegaan. |
(36) |
Hoewel bij dit onderzoek niet is gebleken dat er producenten/exporteurs van het betrokken product zijn in de Filipijnen en deze zich ook niet hebben aangemeld, moeten nieuwe producenten/exporteurs die een verzoek wensen in te dienen om vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht, overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening, een vragenlijst invullen zodat de Commissie kan vaststellen of zij in aanmerking komen voor vrijstelling. Een dergelijke vrijstelling kan worden verleend na een beoordeling van bijvoorbeeld de markt voor het betrokken product, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad, de aan- en verkoop, de waarschijnlijkheid van een voortzetting van de praktijken waarvoor onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat en het bewijsmateriaal inzake dumping. De Commissie zal doorgaans ook ter plaatse een controle verrichten. Het verzoek moet zo spoedig mogelijk aan de Commissie worden gericht en dient alle terzake dienende gegevens te bevatten, met name over eventuele wijzigingen in de activiteiten van de onderneming in verband met de productie en de verkoop. |
(37) |
Importeurs kunnen in aanmerking komen voor een vrijstelling van registratie of maatregelen wanneer het door hen ingevoerde betrokken product afkomstig is van producenten/exporteurs die een dergelijke vrijstelling hebben verkregen, in overeenstemming met artikel 13, lid 4, van de basisverordening. |
(38) |
Wanneer vrijstelling gerechtvaardigd is, zal de Commissie, na overleg in het Raadgevend Comité, een voorstel indienen om deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen. Op vrijstellingen zal toezicht worden uitgeoefend om ervoor te zorgen dat aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan. |
D. PROCEDURE
(39) |
De belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan de Raad voornemens was het definitieve antidumpingrecht uit te breiden en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen die de bovenstaande conclusies konden wijzigen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het definitieve antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 964/2003 op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11 (TARIC-code 7307931199), ex 7307 93 19 (TARIC-code 7307931999), ex 7307 99 30 (TARIC-code 7307993098) en ex 7307 99 90 (TARIC-code 7307999098) uit de Volksrepubliek China wordt uitgebreid tot hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen of voor andere doeleinden, ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11 (TARIC-code 7307931195), ex 7307 93 19 (TARIC-code 7307931995), ex 7307 99 30 (TARIC-code 7307993095) en ex 7307 99 90 (TARIC-code 7307999095) die zijn verzonden uit de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Filipijnen.
2. Het bij lid 1 van dit artikel uitgebreide recht moet worden geheven van het betrokken product waarvan de invoer is geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1288/2005 en artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96.
3. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie en zijn ondertekend door een persoon die bevoegd is de indiener van het verzoek te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan onderstaand adres worden gericht:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat B |
J-79 5/16 |
B-1049 Brussel |
Fax (32-2) 295 65 05 |
2. Na overleg in het Raadgevend Comité kan de Commissie bij een besluit toestemming verlenen om het betrokken product, afkomstig van ondernemingen die de bij Verordening (EG) nr. 964/2003 ingestelde antidumpingmaatregelen niet ontduiken, vrij te stellen van het bij artikel 1 uitgebreide recht en voorstellen deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen.
Artikel 3
De douane wordt de opdracht gegeven de registratie van de invoer overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1288/2005 te beëindigen.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 27 april 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
L. PROKOP
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
(2) PB L 139 van 6.6.2003, blz. 1.
(3) PB L 355 van 1.12.2004, blz. 4.
(4) PB L 355 van 1.12.2004, blz. 9.
(5) PB L 204 van 5.8.2005, blz. 3.
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 656/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
87,3 |
204 |
100,2 |
|
212 |
139,0 |
|
999 |
108,8 |
|
0707 00 05 |
052 |
103,7 |
999 |
103,7 |
|
0709 90 70 |
052 |
82,4 |
204 |
43,9 |
|
999 |
63,2 |
|
0805 10 20 |
052 |
37,7 |
204 |
36,6 |
|
212 |
51,7 |
|
220 |
47,0 |
|
624 |
56,4 |
|
999 |
45,9 |
|
0805 50 10 |
508 |
30,4 |
624 |
50,0 |
|
999 |
40,2 |
|
0808 10 80 |
388 |
80,1 |
400 |
125,1 |
|
404 |
101,7 |
|
508 |
81,0 |
|
512 |
79,9 |
|
524 |
68,2 |
|
528 |
91,4 |
|
720 |
93,1 |
|
804 |
101,7 |
|
999 |
91,4 |
|
0808 20 50 |
388 |
91,2 |
512 |
78,6 |
|
524 |
29,4 |
|
528 |
75,4 |
|
720 |
50,1 |
|
804 |
134,0 |
|
999 |
76,5 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 657/2006 VAN DE COMMISSIE
van 10 april 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat het Verenigd Koninkrijk betreft en tot intrekking van Beschikking 98/256/EG van de Raad en de Beschikkingen 98/351/EG en 1999/514/EG
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name op artikel 23,
Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,
Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (3), en met name op artikel 9, lid 4,
Gelet op Beschikking 98/256/EG van de Raad van 16 maart 1998 inzake spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie, tot wijziging van Beschikking 94/474/EG en tot intrekking van Beschikking 96/239/EG (4), en met name op artikel 6, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 98/256/EG is uit hoofde van bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 als overgangsmaatregel van kracht gebleven. |
(2) |
Beschikking 98/256/EG verbiedt de uitvoer uit het Verenigd Koninkrijk van levende runderen en van producten van in dat land geslachte runderen die in de voeder- of voedselketen kunnen komen of bestemd zijn voor gebruik in cosmetische, medische of farmaceutische producten. Daarop zijn enkele uitzonderingen, met name voor de uitvoer van rundvlees en rundvleesproducten in het kader van de aan een datum gerelateerde uitvoerregeling (Date Based Export Scheme, DBES). |
(3) |
Voordat intrekking van het uitvoerverbod voor het Verenigd Koninkrijk kan worden overwogen, moet aan twee voorwaarden worden voldaan: een incidentie van minder dan 200 BSE-gevallen per miljoen volwassen runderen en een positief inspectieresultaat van het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) wat betreft de uitvoering van de BSE-controles in het Verenigd Koninkrijk en de mate waarin dit land in staat is te voldoen aan de communautaire wetgeving, met name op het gebied van de identificatie en registratie van runderen en de uitvoering van tests. |
(4) |
Op haar algemene vergadering in mei 2003 heeft de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) de criteria voor de grens tussen landen met een matig risico (categorie 4) en die met een hoog risico (categorie 5) gewijzigd. Die grens werd gesteld op 200 BSE-gevallen per miljoen volwassen dieren in het totale bestand in landen waar actief toezicht plaatsvindt. |
(5) |
Omdat de BSE-incidentie in het Verenigd Koninkrijk inmiddels de 200 benaderde en dat land dus volgens de OIE niet langer als hoogrisicoland zou moeten worden beschouwd, heeft het in juni 2003 verzocht om onder dezelfde voorwaarden als de andere lidstaten handel te mogen drijven. Ter onderbouwing van dit verzoek verstrekte het Verenigd Koninkrijk onder meer schattingen van de absolute incidentie op basis van de resultaten van de in dat land toegepaste partiële testregeling. |
(6) |
Het advies van het wetenschappelijk panel voor biologische gevaren van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 21 april 2004 over de wetenschappelijke onderbouwing van wijzigingsvoorstellen voor de Britse DBES en de Over Thirty Months (OTM)-regeling luidt dat runderen die vóór 1 augustus 1996 in het Verenigd Koninkrijk geboren of gehouden zijn, uit de voeder- en voedselketen geweerd moeten worden in verband met de hogere BSE-incidentie in die groep. Bij na die datum geboren runderen is het BSE-risico voor de consument volgens het advies vergelijkbaar met het risico in andere lidstaten. Vanaf 1 augustus 1996 is het gebruik van vleesbeendermeel van zoogdieren in voeder voor alle landbouwhuisdieren in het Verenigd Koninkrijk verboden. |
(7) |
Op 12 mei 2004 heeft de EFSA een advies uitgebracht over de status „matig risico”. Volgens dat advies zou de incidentie in het Verenigd Koninkrijk tussen juli en december 2004 tot onder de 200 moeten dalen. Op haar plenaire vergadering van 9 en 10 maart 2005 heeft de EFSA geconstateerd dat de bewakingsgegevens van het tweede halfjaar 2004 de conclusies van haar advies van mei 2004 bevestigen en dat het Verenigd Koninkrijk volgens de OIE-indeling wat betreft BSE voor de hele runderpopulatie kan worden ingedeeld als land met een matig risico. |
(8) |
Op 19 juli 2004 heeft het VVB het verslag gepubliceerd van een tussen 26 april en 7 mei 2004 in Groot-Brittannië en Noord-Ierland gehouden inspectie met het oog op een algemene evaluatie van de beschermende maatregelen tegen BSE. De conclusie van dit verslag luidt dat het in Noord-Ierland ingevoerde systeem ruimschoots voldoende is, maar dat in Groot-Brittannië op verschillende gebieden tekortkomingen zijn geconstateerd die verbetering behoeven. |
(9) |
Op 28 september 2005 heeft het VVB het verslag gepubliceerd van een tussen 6 en 15 juni 2005 in Groot-Brittannië gehouden inspectie betreffende de beschermende maatregelen tegen BSE. Uit deze vervolginspectie bleek dat op de meeste gebieden goede vooruitgang was geboekt. |
(10) |
Op 7 november 2005 heeft het Verenigd Koninkrijk de OTM-regeling vervangen door de pre-1996-regeling. Vóór 1 augustus 1996 geboren runderen worden voorgoed uit de voeder- en voedselketen geweerd. Sinds oktober 2004 voert het Verenigd Koninkrijk voor na 31 juli 1996 geboren runderen hetzelfde toezichtprogramma uit als de andere lidstaten. Het huidige toezichtprogramma voor dieren die onder de vroegere destructieregeling van Verordening (EG) nr. 716/96 van de Commissie van 19 april 1996 houdende vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt in het Verenigd Koninkrijk (5) vielen, moet worden gewijzigd. |
(11) |
Gezien het matige risico in de runderpopulatie en de positieve inspectieverslagen van het VVB kunnen de in verband met BSE aan de handel in runderen en runderproducten gestelde beperkingen worden opgeheven. |
(12) |
Op 15 juni 2005, de datum waarop de VVB-inspectie in Groot-Brittannië eindigde, was volledig aan de voorwaarden voor opheffing van het uitvoerverbod voldaan. Daarom moeten de rechtsgevolgen van deze verordening voor vlees en andere van geslachte dieren afkomstige producten worden beperkt tot vlees en producten van dieren die na die datum zijn geslacht. |
(13) |
Beschikking 98/256/EG moet dus worden ingetrokken en de voorschriften van Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten volledig van toepassing worden. |
(14) |
Krachtens Beschikking 2005/598/EG van de Commissie (6) mag het Verenigd Koninkrijk geen producten in de handel brengen die afkomstig zijn van runderen die vóór 1 augustus 1996 in dat land zijn geboren of gehouden. Ook moet het Verenigd Koninkrijk erop toezien dat runderen die daar vóór 1 augustus 1996 zijn geboren of gehouden, niet vanaf zijn grondgebied naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden. |
(15) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt de wervelkolom van runderen ouder dan 24 maanden als gespecificeerd risicomateriaal beschouwd. Voor het Verenigd Koninkrijk geldt een afwijking waardoor het gebruik van de wervelkolom van runderen jonger dan 30 maanden toegestaan is. Bovendien is in die verordening voor het Verenigd Koninkrijk een uitgebreidere lijst van gespecificeerd risicomateriaal vastgesteld. |
(16) |
In verband met de opheffing van de huidige beperkingen moeten de voor de andere lidstaten geldende leeftijdsgrens voor het verwijderen van de wervelkolom van runderen en de lijst van gespecificeerd risicomateriaal ook voor het Verenigd Koninkrijk gelden. Verordening (EG) nr. 999/2001 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(17) |
Aangezien de leeftijdsgrens voor het verwijderen van de wervelkolom als gespecificeerd risicomateriaal voor het Verenigd Koninkrijk momenteel verschilt van die voor de overige lidstaten, dienen met het oog op de controle de onmiddellijke rechtsgevolgen van deze verordening niet te gelden voor wervelkolommen van runderen die na 31 juli 1996 in het Verenigd Koninkrijk geboren of gehouden zijn en vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn geslacht. Dergelijke wervelkolommen en producten daarvan mogen niet van het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden. |
(18) |
Voor de duidelijkheid en samenhang van de communautaire wetgeving moeten Beschikking 98/351/EG van de Commissie van 29 mei 1998 houdende vaststelling van de datum waarop mag worden begonnen met de verzending, in het kader van de „Export Certified Herds Scheme”, van van runderen verkregen producten uit Noord-Ierland, op grond van artikel 6, lid 5, van Beschikking 98/256/EG van de Raad (7) en Beschikking 1999/514/EG van de Commissie van 23 juli 1999 houdende vaststelling van de datum waarop mag worden begonnen met de verzending, in het kader van de „Date-Based Export Scheme”, van van runderen verkregen producten uit het Verenigd Koninkrijk, op grond van artikel 6, lid 5, van Beschikking 98/256/EG van de Raad (8) worden ingetrokken. |
(19) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen III en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
De Beschikkingen 98/256/EG, 98/351/EG en 1999/514/EG worden ingetrokken.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 april 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 339/2006 van de Commissie (PB L 55 van 25.2.2006, blz. 5).
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).
(3) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33).
(4) PB L 113 van 15.4.1998, blz. 32. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/670/EG van de Commissie (PB L 228 van 24.8.2002, blz. 22).
(5) PB L 99 van 20.4.1996, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2109/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 25).
(6) PB L 204 van 5.8.2005, blz. 22.
(7) PB L 157 van 30.5.1998, blz. 110.
(8) PB L 195 van 28.7.1999, blz. 42.
BIJLAGE
De bijlagen III en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage III, hoofdstuk A, deel I, komt punt 4 als volgt te luiden: „4. Toezicht op dieren die met het oog op vernietiging zijn opgekocht krachtens Verordening (EG) nr. 716/96. Alle tussen 1 augustus 1995 en 1 augustus 1996 geboren dieren die met het oog op vernietiging zijn gedood krachtens Verordening (EG) nr. 716/96 worden op BSE getest.”. |
2) |
Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:
|
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/14 |
VERORDENING (EG) Nr. 658/2006 VAN DE COMMISSIE
van 27 april 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 60, lid 2, artikel 145, onder c), d) en d ter), en artikel 155,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (2) zijn de met ingang van 2005 geldende uitvoeringsbepalingen van de bedrijfstoeslagregeling vastgesteld. |
(2) |
Blijkens de ervaring die op nationaal niveau is opgedaan met de administratieve en operationele uitvoering van die regeling, zijn verdere uitvoeringsbepalingen nodig met betrekking tot bepaalde punten en dienen voorts de bestaande uitvoeringsbepalingen in andere opzichten te worden verduidelijkt en aangepast. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1782/2003 zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 bevat de voorschriften voor de ontkoppeling en de integratie in de bedrijfstoeslagregeling van de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei. Daarom moeten de desbetreffende uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld. Aan die uitvoeringsbepalingen moeten dezelfde beginselen ten grondslag liggen als aan die welke reeds bij Verordening (EG) nr. 795/2004 zijn vastgesteld met betrekking tot olijfolie, tabak, katoen en hop. |
(4) |
De toepassing van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voor alle sectoren die in de bedrijfstoeslagregeling zijn opgenomen na het eerste jaar van toepassing daarvan, kan tot gevolg hebben dat de bedragen die in de nationale reserve resteren nadat uit die reserve referentiebedragen zijn toegekend in de in dat artikel bepaalde gevallen, hoger zijn dan nodig is om verdere gevallen te dekken. De lidstaten dient te worden toegestaan om in een dergelijke situatie de waarde per eenheid van alle toeslagrechten verhoudingsgewijs te verhogen. |
(5) |
Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 795/2004 bevat uitvoeringsbepalingen met betrekking tot landbouwers die in productiecapaciteit hebben geïnvesteerd of percelen hebben gehuurd op lange termijn. Die bepalingen moeten worden aangepast om rekening te houden met de bijzondere situatie van landbouwers in de sector suiker die dergelijke investeringen hebben gedaan of contracten voor een dergelijke huur op lange termijn hebben gesloten vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (3). |
(6) |
Blijkens de ervaring is het noodzakelijk duidelijkheid te scheppen ten aanzien van de data waarop een landbouwer die steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling aanvraagt, in het bezit van de toeslagrechten moet zijn. |
(7) |
De voorschriften voor overdrachten van toeslagrechten moeten worden verduidelijkt om het mogelijk te maken dat een overdracht op de in de kennisgeving ervan aan de bevoegde autoriteit vermelde datum plaatsvindt tenzij de bevoegde autoriteit er bezwaar tegen maakt en de cedent daarvan binnen de door de lidstaat bepaalde termijn in kennis stelt. |
(8) |
Artikel 48 quater van Verordening (EG) nr. 795/2004 moet worden aangepast voor de lidstaten die reeds in 2005 met de toepassing van de bedrijfstoeslagregeling zijn begonnen. |
(9) |
Tot de integratie van de referentiebedragen voor suiker in de bedrijfstoeslagregeling is besloten bij Verordening (EG) nr. 319/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers. De lidstaten hebben daardoor slechts zeer weinig tijd om het nodige voor die integratie te doen. Maatregelen moeten worden genomen voor een soepele overgang van de oude suikerregelingen naar de integratie daarvan in de bedrijfstoeslagregeling. Met name dient ervoor te worden gezorgd dat de landbouwers over een redelijke termijn beschikken om gebruik te maken van hun rechten. Waar dat niet het geval dreigt te zijn, dienen de lidstaten de in Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aanvraagtermijnen te verlengen. |
(10) |
Om te voorkomen dat voor de sector suiker een tweede lineaire procentuele verlaging van de referentiebedragen plaatsvindt mochten de in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde nationale maxima worden overschreden, dient de wijze van toepassing van artikel 41, lid 2, van die verordening te worden verduidelijkt. |
(11) |
Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 moet een nationale reserve worden gevormd door toepassing van een lineaire procentuele verlaging op alle referentiebedragen. Voorschriften dienen te worden vastgesteld om te verduidelijken hoe de lidstaten die de bedrijfstoeslagregeling reeds in 2005 hebben toegepast, te werk moeten gaan om de nationale reserve aan te vullen uit de referentiebedragen voor suikerbieten, suikerriet en cichorei. |
(12) |
In de specifieke regels die zijn vastgesteld bij artikel 48 quinquies van Verordening (EG) nr. 795/2004, moet ook rekening worden gehouden met de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei. |
(13) |
Wat de integratie van de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei betreft, dient te worden gezorgd voor een verlenging van de bij artikel 49 bis van Verordening (EG) nr. 795/2004 vastgestelde termijnen waarbinnen de lidstaten de Commissie bepaalde gegevens moeten verstrekken. |
(14) |
Overeenkomstig artikel 51, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 795/2004 voor de gebieden waar granen om klimatologische redenen gewoonlijk eerder worden geoogst, de begindatum vastgesteld van de periode waarvoor toestemming kan worden verleend om op de subsidiabele hectaren secundaire teelten te beoefenen. Op verzoek van Griekenland dient deze begindatum ook voor die lidstaat te worden vastgesteld. |
(15) |
Het in artikel 60, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde gemiddelde aantal hectaren is aan de hand van de door de lidstaten aan de Commissie verstrekte gegevens vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 795/2004. Finland heeft de betrokken gegevens verstrekt. Daarom dient dat aantal hectaren ook voor die lidstaat te worden vastgesteld. |
(16) |
Verordening (EG) nr. 795/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(17) |
Omdat toeslagrechten vanaf 1 januari 2006 kunnen worden overgedragen, moet deze verordening met terugwerkende kracht vanaf die datum worden toegepast. |
(18) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 795/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. In het geval dat de in de nationale reserve aanwezige bedragen hoger blijken te zijn dan wat nodig is ter dekking van de in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde gevallen, mogen de lidstaten de waarde per eenheid van alle toeslagrechten verhoudingsgewijs verhogen. Het totale bedrag dat voor deze verhoging wordt gebruikt, is niet hoger dan het totale bedrag dat is voortgevloeid uit de overeenkomstig artikel 42, leden 1 en 7, van die verordening toegepaste lineaire verlagingen.”. |
2) |
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 24 wordt lid 1 vervangen door: „1. De toeslagrechten mogen slechts eenmaal per jaar ter verkrijging van de bedrijfstoeslag worden aangegeven door de landbouwer die deze toeslagrechten in bezit heeft op de uiterste datum waarop overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 de verzamelaanvraag moet worden ingediend. Een landbouwer die gebruikmaakt van de mogelijkheid de verzamelaanvraag overeenkomstig artikel 15 van die verordening te wijzigen, mag echter ook toeslagrechten aangeven die hij in bezit heeft op de datum waarop hij de wijzigingen aan de bevoegde autoriteit meedeelt, mits de betrokken toeslagrechten niet door een andere landbouwer voor hetzelfde jaar worden aangegeven. Wanneer de landbouwer de betrokken toeslagrechten via overdracht van een andere landbouwer verkrijgt en die andere landbouwer die toeslagrechten reeds had aangegeven, is de aanvullende aangifte van die toeslagrechten slechts ontvankelijk indien de cedent de bevoegde autoriteit reeds overeenkomstig artikel 25, lid 2, van de onderhavige verordening in kennis heeft gesteld van de overdracht en hij die toeslagrechten binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 796/2004 gestelde termijnen uit zijn eigen verzamelaanvraag laat schrappen.”. |
4) |
In artikel 25 wordt lid 3 vervangen door: „3. Een lidstaat mag eisen dat de cedent de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de overdracht haar beslag zal krijgen, in kennis stelt van de overdracht binnen een door die lidstaat te bepalen termijn, maar niet vroeger dan zes weken vóór de overdracht en met inachtneming van de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling. De overdracht vindt plaats zoals in de kennisgeving is vermeld, tenzij de bevoegde autoriteit bezwaar maakt tegen de overdracht en zij de cedent daarvan binnen de bovenbedoelde termijn in kennis stelt. De bevoegde autoriteit mag alleen bezwaar maken tegen een overdracht die niet in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 1782/2003 en met de onderhavige verordening.”. |
5) |
De titel van hoofdstuk 6 ter wordt vervangen door: |
6) |
Artikel 48 quater wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 48 quinquies wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Artikel 48 sexies wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 49 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
De bijlagen I en II worden vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 32).
(2) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2183/2005 (PB L 347 van 30.12.2005, blz. 56).
(3) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.
BIJLAGE
BIJLAGE I
Lidstaat |
Datum |
België |
15 juli |
Denemarken |
15 juli |
Duitsland |
15 juli |
Zuid-Griekenland (Peloponnesos, Ionische eilanden, West-Griekenland, Attika, de eilanden in het zuidelijke deel van de Egeïsche Zee en Kreta) |
20 juni |
Centraal- en Noord-Griekenland (Oost-Macedonië en Thracië, Centraal-Macedonië, West-Macedonië, Epirus, Thessalië, Sterea Ellada en de eilanden in het noordelijke deel van de Egeïsche Zee) |
10 juli |
Italië |
11 juni |
Oostenrijk |
30 juni |
Portugal |
1 maart |
BIJLAGE II
Aantal hectaren als bedoeld in artikel 60, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003
Lidstaat en regio |
Aantal hectaren |
DENEMARKEN |
33 740 |
DUITSLAND |
301 849 |
Baden-Württemberg |
18 322 |
Beieren |
50 451 |
Brandenburg en Berlijn |
12 910 |
Hessen |
12 200 |
Nedersaksen en Bremen |
76 347 |
Mecklenburg-Voor-Pommeren |
13 895 |
Noord-Rijnland-Westfalen |
50 767 |
Rijnland-Palts |
19 733 |
Saarland |
369 |
Saksen |
12 590 |
Saksen-Anhalt |
14 893 |
Sleeswijk-Holstein en Hamburg |
14 453 |
Thüringen |
4 919 |
LUXEMBURG |
705 |
FINLAND |
38 006 |
Regio A |
3 425 |
Regio B-C1 |
23 152 |
Regio C2-C4 |
11 429 |
ZWEDEN |
|
Regio 1 |
9 193 |
Regio 2 |
8 375 |
Regio 3 |
17 448 |
Regio 4 |
4 155 |
Regio 5 |
4 051 |
VERENIGD KONINKRIJK |
|
Engeland (andere) |
241 000 |
Engeland (Moorland SDA) |
10 |
Engeland (Upland SDA) |
190 |
Noord-Ierland |
8 304 |
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/20 |
VERORDENING (EG) Nr. 659/2006 VAN DE COMMISSIE
van 27 april 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 796/2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 145, onder c), d bis), k), l), m) en p),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Na de opneming van de steunregeling voor suiker in de bedrijfstoeslagregeling moet Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie (2) in verscheidene opzichten worden gewijzigd, vooral ten aanzien van de aanvraag- en controleprocedures die met betrekking tot de maatregelen voor suiker moeten worden toegepast. Bovendien moeten de bepalingen van die verordening in sommige opzichten worden verduidelijkt. |
(2) |
Sommige bij Verordening (EG) nr. 796/2004 vastgestelde uitvoeringsbepalingen betreffende het geïntegreerd systeem zijn op de bij artikel 143 ter en artikel 143 quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde regelingen van toepassing verklaard bij respectievelijk artikel 136 en artikel 140, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (3). Verordening (EG) nr. 796/2004 moet in dat verband worden verduidelijkt. |
(3) |
Een aantal verwijzingen naar andere verordeningen is achterhaald en moet door de desbetreffende nieuwe verwijzingen worden vervangen. |
(4) |
Verlangd dient te worden dat de specifieke informatie over de productie van suiker wordt verstrekt als onderdeel van de verzamelaanvraag. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 796/2004 kunnen de lidstaten van sommige bepalingen betreffende de verzamelaanvraag afwijken gedurende het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling of bij de toevoeging van een nieuwe sector aan de bedrijfstoeslagregeling. Eenzelfde afwijking dient ook mogelijk te zijn wat het wijzigen van het grondgebruik of de steunregeling voor individuele percelen betreft. |
(6) |
De integratie van de referentiebedragen voor suiker in de bedrijfstoeslagregeling die in het kader van de hervorming in de sector suiker is doorgevoerd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (4), vergt enige flexibiliteit ten aanzien van mogelijke toevoegingen aan en wijzigingen van de verzamelaanvraag in het geval dat de lidstaat in het jaar 2006 gebruik maakt van het bepaalde in artikel 48 quater, lid 8, van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (5). Daarom moeten dergelijke toevoegingen en wijzigingen in dat geval zijn toegestaan tot en met 15 juni 2006. De uiterste data voor de indiening van de verzamelaanvraag zoals bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 dienen echter te worden gehandhaafd om het de lidstaten mogelijk te maken hun respectieve controleprogramma’s tijdig te organiseren. |
(7) |
Titel IV, hoofdstuk 10 sexies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet in een overgangsbetaling voor suiker in de lidstaten die artikel 71 van die verordening toepassen. Artikel 143 ter bis van die verordening voorziet in een afzonderlijke suikerbetaling in de lidstaten die de bij artikel 143 ter van die verordening vastgestelde regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen. De overgangsbetaling voor suiker en de afzonderlijke suikerbetaling hebben door hun aard geen betrekking op een oppervlakte landbouwgrond, om welke reden de bij Verordening (EG) nr. 796/2004 vastgestelde bepalingen inzake de verzamelaanvraag niet toepasselijk zijn op die betalingen. Daarom dient voor die betalingen in een passende aanvraagprocedure te worden voorzien. |
(8) |
Bepaald dient te worden dat in het geval dat nieuwe sectoren in de bedrijfstoeslagregeling worden opgenomen, de in artikel 21 bis van Verordening (EG) nr. 796/2004 vervatte bepalingen betreffende de te late indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling ook gelden voor de aanvragen van landbouwers betreffende die nieuwe sectoren. |
(9) |
De met betrekking tot de verzamelaanvraag te verrichten kruiscontroles dienen te worden uitgebreid met specifieke controles op basis van een vergelijking met de door de suikerfabrikanten verstrekte gegevens. |
(10) |
Gezien de specifieke kenmerken van de bij titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregeling voor suiker, dienen voor die regeling bijzondere controlebepalingen te worden vastgesteld. |
(11) |
Als de bevoegde autoriteit het aantal controles ter plaatse verhoogt, moeten ook meer op aselecte wijze gekozen landbouwers ter plaatse kunnen worden gecontroleerd. |
(12) |
Volgens artikel 50, lid 2, van Verordening (EG) nr. 796/2004 is in het geval dat een landbouwer meer hectaren dan toeslagrechten heeft aangegeven, de grondslag voor de berekening van de steun het aantal met een toeslagrecht gepaard gaande hectaren. Als de aangegeven oppervlakte aan alle andere subsidiabiliteitseisen voldoet, is het niet nodig om overeenkomstig artikel 51 of 53 van die verordening kortingen of uitsluitingen toe te passen. De genoemde bepalingen moeten in dit opzicht worden verduidelijkt. |
(13) |
In het geval van betalingen voor dieren is de toepassing van kortingen door verrekening met betalingen in de daaropvolgende drie jaar slechts mogelijk binnen dezelfde steunregeling als die waarop de onregelmatigheid betrekking had. Dit staat tegenover de aanpak bij de oppervlaktegebonden regelingen, waarvoor kan worden verrekend met alle betalingen die onder de titels III en IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vallen. De voorschriften voor de verschillende steunregelingen dienen te worden geharmoniseerd. |
(14) |
De overgangsbepalingen betreffende de gevallen waarin kortingen moeten worden toegepast door verrekening met betalingen in de daaropvolgende drie jaar, hebben uitsluitend betrekking op de besluiten die zijn genomen over de tot en met 2004 ingediende aanvragen. Aangezien bij de invoering van de bedrijfstoeslagregeling daarin betalingen voor dieren worden opgenomen, dient ten aanzien van dergelijke betalingen verrekening met de bedrijfstoeslag alsnog mogelijk te zijn. |
(15) |
Wegens de instelling van nieuwe steunregelingen in samenhang met de bedrijfstoeslagregeling dienen de in artikel 71 bis van Verordening (EG) nr. 796/2004 opgenomen verwijzingen naar begrotingsmaxima te worden geactualiseerd. |
(16) |
Bij de instelling van de bedrijfstoeslagregeling en van de verzamelaanvraag zijn de uiterste data voor de oppervlaktegebonden betalingen en de diergebonden betalingen geharmoniseerd. Daarom is het dienstig ook een geharmoniseerde uiterste datum vast te stellen voor de verstrekking door de lidstaten van gegevens over die betalingen. |
(17) |
Verordening (EG) nr. 796/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(18) |
De bij deze verordening aangebrachte wijzigingen hebben betrekking op de steunaanvragen voor de jaren, verkoopseizoenen of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2006. Daarom dient deze verordening van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2006. |
(19) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 796/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
In artikel 16, lid 1, wordt punt f) vervangen door:
|
6) |
Na artikel 17 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd: „HOOFDSTUK III BIS SUIKERBETALING EN AFZONDERLIJKE SUIKERBETALING Artikel 17 bis Voorwaarden met betrekking tot de aanvragen om de suikerbetaling en de afzonderlijke suikerbetaling 1. De landbouwers die de in titel IV, hoofdstuk 10 sexies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde suikerbetaling aanvragen, en de landbouwers die de in artikel 143 ter bis van die verordening bedoelde afzonderlijke suikerbetaling aanvragen, dienen een steunaanvraag in die alle gegevens bevat die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op de steun kan worden gemaakt, en met name:
2. De aanvraag om de suikerbetaling, respectievelijk de afzonderlijke suikerbetaling wordt ingediend uiterlijk op een door de lidstaten te bepalen datum die niet later mag zijn dan 15 mei en, in het geval van Estland, Letland en Litouwen, 15 juni. Voor het jaar 2006 mag de in de eerste alinea van het onderhavige lid bedoelde datum echter niet later zijn dan 30 juni 2006 wat de indiening van aanvragen om de in artikel 143 ter bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde afzonderlijke suikerbetaling betreft.”. |
7) |
Aan artikel 21 bis wordt het volgende lid toegevoegd: „3. De leden 1 en 2 van het onderhavige artikel gelden in het eerste jaar dat nieuwe sectoren in de bedrijfstoeslagregeling zijn opgenomen, eveneens voor aanvragen van landbouwers die betrekking hebben op hun deelneming in die sectoren.”. |
8) |
Aan artikel 24, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
9) |
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
Aan artikel 27, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Indien het aantal ter plaatse te controleren landbouwers evenwel groter is dan het in artikel 26, leden 1 en 2, bedoelde minimumaantal landbouwers bij wie een controle ter plaatse moet worden verricht, mag de extra steekproef voor ten hoogste 25 % uit op aselecte wijze gekozen landbouwers bestaan.”. |
11) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd na artikel 31 bis: „Artikel 31 ter Controles ter plaatse bij de suikerfabrikanten Tijdens de controles ter plaatse bij de suikerfabrikanten in het kader van de aanvragen om de in titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor telers van suikerbieten en suikerriet worden geverifieerd:
|
12) |
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
In artikel 36, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door: „De controles ter plaatse in de slachthuizen omvatten een controle achteraf van de documenten, een vergelijking met de in het gecomputeriseerde gegevensbestand voor runderen opgenomen gegevens en controles van de overeenkomstig artikel 121, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 aan andere lidstaten verstrekte overzichten van de slachtverklaringen of van de gegevens ter vervanging daarvan.”. |
14) |
In artikel 45, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door: „In afwijking van lid 2 van het onderhavige artikel kan de bevoegde controleautoriteit voor de eisen of normen waarvoor zij verantwoordelijk is, een steekproef voor controles selecteren die 1 % omvat van alle landbouwers die steunaanvragen in het kader van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen hebben ingediend en verplicht zijn ten minste één van die eisen of normen na te leven.”. |
15) |
In artikel 50 wordt lid 2 vervangen door: „2. Voor een aanvraag om steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling geldt dat, indien er een verschil is tussen de aangegeven toeslagrechten en de aangegeven oppervlakte, de bedrijfstoeslag wordt berekend op basis van het kleinste aantal.”. |
16) |
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
|
18) |
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
In artikel 62 wordt de eerste zin vervangen door: „Ten aanzien van de aangiften of verklaringen van slachthuizen in verband met de in artikel 121 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 bedoelde slachtpremie geldt dat, indien wordt vastgesteld dat een slachthuis door grove nalatigheid of met opzet met een valse verklaring of aangifte is gekomen, de betrokken lidstaat passende nationale sancties toepast.”. |
21) |
In artikel 64, tweede alinea, wordt de derde zin vervangen door: „Een bedrag dat gelijk is aan het bedrag waarop de afgewezen aanvraag betrekking heeft, wordt verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen dan ook waarop die persoon aanspraak kan maken op grond van de aanvragen die hij indient in het kalenderjaar volgende op het kalenderjaar waarin de niet-hervatting wordt vastgesteld.”. |
22) |
In artikel 71 bis, lid 2, onder d), wordt de eerste alinea vervangen door: „Wat de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde steunregelingen betreft waarvoor overeenkomstig artikel 64, lid 2, artikel 70, lid 2, artikel 71, lid 2, artikel 110 septdecies, lid 1, artikel 143 ter, lid 7, en artikel 143 ter bis, lid 2, van die verordening een begrotingsmaximum is vastgesteld, telt de lidstaat de uit de toepassing van de punten a), b) en c) van het onderhavige lid voortvloeiende bedragen bij elkaar op.”. |
23) |
In artikel 73, lid 2, wordt de eerste zin vervangen door: „De lidstaten kunnen besluiten dat een onverschuldigd betaald bedrag moet worden geïnd door dat bedrag in mindering te brengen op de voorschotten of betalingen die na de datum van het terugvorderingsbesluit aan de landbouwer worden uitgekeerd in het kader van de in de titels III, IV en IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregelingen.”. |
24) |
Artikel 76, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
25) |
Aan artikel 80, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Wanneer een lidstaat de bedrijfstoeslagregeling na 2005 invoert, geldt dat in de gevallen waarin kortingen die moeten worden toegepast door verrekening overeenkomstig artikel 59, lid 2, derde alinea, en lid 4, tweede alinea, van de onderhavige verordening, nog niet volledig konden worden verrekend vóór de datum waarop de bedrijfstoeslagregeling van toepassing wordt, het nog uitstaande saldo wordt verrekend met de betalingen op grond van welke van de onder de onderhavige verordening vallende steunregelingen dan ook, mits de in de genoemde bepalingen gestelde termijnen voor de verrekening nog niet zijn verstreken.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de jaren, verkoopseizoenen of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2006.
Punt 16, onder b), en punt 17, onder b), van artikel 1 zijn evenwel van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de jaren, verkoopseizoenen of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 32).
(2) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 489/2006 (PB L 88 van 25.3.2006, blz. 7).
(3) PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 263/2006 (PB L 46 van 16.2.2006, blz. 24).
(4) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 32.
(5) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 658/2006 (zie blz. 14 van dit Publicatieblad).
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/27 |
VERORDENING (EG) Nr. 660/2006 VAN DE COMMISSIE
van 27 april 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 113, lid 2, artikel 145, onder c), d), d bis) en f), en artikel 155,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De lidstaten dienen de Commissie de beschikbare gegevens te verstrekken over de toepassing van de in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor zetmeelaardappelen en van de in titel IV, hoofdstuk 10 septies, van die verordening bedoelde steun voor telers van suikerbieten en suikerriet. Artikel 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie (2) moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(2) |
Artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006, voorziet in de mogelijkheid om steun voor energiegewassen toe te kennen voor oppervlakten waarvan de productie onder een contract tussen de landbouwer en een inzamelaar valt. De in Verordening (EG) nr. 1973/2004 vervatte uitvoeringsbepalingen inzake de steun voor energiegewassen moeten dienovereenkomstig worden aangepast. |
(3) |
In artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 is bepaald dat de energieproducten door op zijn hoogst een tweede verwerker moeten worden verkregen. Wat evenwel de regeling inzake het niet op voeding of vervoedering gerichte gebruik van braakgelegde grond betreft, is in artikel 156 van die verordening bepaald dat de niet voor voeding of vervoedering bestemde producten door op zijn hoogst een derde verwerker moeten worden verkregen. De ervaring, nadat de regeling voor energiegewassen gedurende twee jaar is toegepast, wijst uit dat het aanbeveling verdient de twee regelingen gelijk te trekken door ook in het kader van de regeling voor energiegewassen verkrijging door een derde verwerker mogelijk te maken. De artikelen 33, 37 en 38 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 moeten daarom dienovereenkomstig worden aangepast. |
(4) |
Bepaald dient te worden welke van de uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerde beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (3), moeten worden toegepast ten aanzien van de bij artikel 143 ter bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde regeling inzake een afzonderlijke suikerbetaling. |
(5) |
Een van de doelstellingen van de bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (4) doorgevoerde hervorming in de sector suiker is, de sector suiker van de Gemeenschap marktgerichter te maken. Daarom is het, ter vergroting van de afzetmogelijkheden voor de producten van die sector, passend om suikerbieten, aardperen en cichoreiwortels in aanmerking te laten komen voor toepassing van de regeling inzake steun voor energiegewassen en toe te staan dat suikerbieten, aardperen en cichoreiwortels voor andere doeleinden dan de productie van suiker worden geteeld op grond die kan worden gebruikt voor de activering van braakleggingstoeslagrechten. |
(6) |
In artikel 171 quater quaterdecies, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 is bepaald dat een landbouwer geen aanvraag om een voorschot op de steun voor tabak meer mag indienen zodra hij met de leveringen is begonnen. Die bepaling maakt het telers van vroege tabakssoorten onmogelijk om een voorschotaanvraag in te dienen. Daarom moet die bepaling worden geschrapt. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 71, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 heeft Slovenië besloten de bedrijfstoeslagregeling toe te passen vanaf 2007. In artikel 71, lid 1, derde alinea, van die verordening is echter bepaald dat de overgangsperiode reeds op 31 december 2005 afloopt wat hop betreft. Slovenië zou daardoor verplicht zijn de bedrijfstoeslagregeling nu alleen voor de sector hop ten uitvoer te leggen en alle overige sectoren in 2007 in die regeling te integreren. Om voor Slovenië de overgang naar de bedrijfstoeslagregeling te vergemakkelijken is in artikel 48 bis, lid 11, van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (5) bepaald dat de vroegere hopregeling in dat land tot en met 31 december 2006 van toepassing blijft, zodat de bedrijfstoeslagregeling er voor alle betrokken sectoren in 2007 ten uitvoer kan worden gelegd. Daarom is het dienstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1973/2004 gelijk te trekken met die van Verordening (EG) nr. 795/2004 en derhalve te bepalen dat de uitvoeringsbepalingen zoals vervat in Verordening (EG) nr. 609/1999 van de Commissie van 19 maart 1999 houdende nadere bepalingen betreffende de steunverlening aan hoptelers (6), in Slovenië van toepassing zijn tot en met 31 december 2006. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 71, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 heeft Spanje een wijziging van bijlage X bij die verordening met het oog op toevoeging van de probleemgebieden in de provincies A Coruña en Lugo van de autonome regio Galicië voorgesteld en heeft dit land de Commissie een gedetailleerde motivering van dat voorstel doen toekomen waaruit blijkt dat in die gebieden wordt voldaan aan de in artikel 113, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepaalde criteria. Gezien deze motivering, moet bijlage X bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 worden gewijzigd om die gebieden erin op te nemen. |
(9) |
In bijlage II bij beschikking C(2004) 1439/3 van de Commissie van 29 april 2004 betreffende de minimumgrootte van het in aanmerking komende areaal per bedrijf, het landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling en het jaarlijkse totaalbedrag voor het jaar 2004 voor Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Slowakije is het in artikel 143 ter, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling vastgesteld. De betrokken oppervlakte voor Polen is gewijzigd bij beschikking C(2005) 4553 van de Commissie van 25 november 2005. Die oppervlakte moet ook worden aangepast in bijlage XXI bij Verordening (EG) nr. 1973/2004. |
(10) |
In bijlage XXI bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 is het landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling voor Slowakije vastgesteld op 1 976 000 ha. De correcte oppervlakte die in aanmerking moet worden genomen, bedraagt evenwel 1 955 000 ha zoals vastgesteld in bijlage II bij beschikking C(2004) 1439/3. Deze laatste oppervlakte dient te worden vermeld in bijlage XXI bij Verordening (EG) nr. 1973/2004. |
(11) |
Na verder onderzoek in Litouwen van de schatting van het in artikel 143 ter, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling is het totale landbouwareaal bij beschikking C(2006) 1691 van de Commissie van 26 april 2006 verhoogd van 2 288 000 ha tot 2 574 000 ha. Bijlage XXI bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 moet dienovereenkomstig worden aangepast. |
(12) |
Op de markt van de Gemeenschap zijn nieuwe tabakssoorten geïntroduceerd die moeten worden opgenomen in bijlage XXV bij Verordening (EG) nr. 1973/2004. |
(13) |
Verordening (EG) nr. 1973/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(14) |
Aangezien de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen betrekking hebben op de verkoopseizoenen vanaf 2006, dient deze verordening van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2006. Wat de wijziging van het landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling voor Polen betreft, dient deze verordening evenwel van kracht te zijn met ingang van 2005 omdat zij leidt tot hogere betalingen aan degenen die een aanvraag in het kader van die regeling hebben ingediend. |
(15) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3, onder c), wordt vervangen door:
|
2) |
Aan artikel 23 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
3) |
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
In artikel 31, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door: „De hoeveelheid die door de aanvrager daadwerkelijk aan de inzamelaar of de eerste verwerker wordt geleverd, moet ten minste overeenkomen met de representatieve opbrengst.”. |
7) |
In artikel 32 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
8) |
In hoofdstuk 8 wordt de titel van afdeling 6 vervangen door: |
9) |
Artikel 33 wordt vervangen door: „Artikel 33 Aantal verwerkers De energieproducten moeten door op zijn hoogst een derde verwerker worden verkregen.”. |
10) |
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
In artikel 36, lid 2, worden de inleidende woorden vervangen door: „2. De volgende verplichtingen van de inzamelaar of de eerste verwerker vormen ondergeschikte eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85:”. |
13) |
In artikel 37 wordt de eerste alinea vervangen door: „Indien de eerste of tweede verwerker tussenproducten die het voorwerp van een contract zoals bedoeld in artikel 26 vormen, verkoopt of weggeeft aan een in een andere lidstaat gevestigde tweede of derde verwerker, gaat het product vergezeld van een overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 afgegeven controle-exemplaar T5. Indien de inzamelaar onder een contract vallende grondstoffen verkoopt of weggeeft aan een in een andere lidstaat gevestigde eerste verwerker, is het bepaalde in de eerste alinea van toepassing.”. |
14) |
De tekst van artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
|
16) |
In artikel 40 wordt lid 1 vervangen door: „1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarin de inzamelaars zijn gevestigd, verrichten controles bij ten minste 25 % van de op hun grondgebied gevestigde inzamelaars, welke 25 % wordt geselecteerd door middel van een risicoanalyse. Deze controles omvatten fysieke controles en een onderzoek van de handelsdocumenten om zich te vergewissen van de samenhang tussen de aankopen van grondstoffen en de desbetreffende leveringen. 1bis. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarin de verwerkingen plaatsvinden, verrichten bij ten minste 25 % van de op hun grondgebied gevestigde verwerkers, welke 25 % wordt geselecteerd door middel van een risicoanalyse, controles op de naleving van artikel 24, lid 1. Deze controles betreffen ten minste de volgende elementen:
Voor de in de eerste alinea, onder b), bedoelde controle baseert de bevoegde autoriteit zich vooral op de technische verwerkingscoëfficiënten voor de betrokken grondstoffen. Indien in de communautaire regelgeving dergelijke coëfficiënten met betrekking tot de uitvoer zijn opgenomen, worden die coëfficiënten gebruikt. Bij ontstentenis daarvan worden eventuele andere in de communautaire regelgeving voorkomende coëfficiënten gebruikt. In alle overige gevallen wordt de controle met name gebaseerd op de coëfficiënten die door de betrokken verwerkende industrie algemeen worden aanvaard.”. |
17) |
Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd na artikel 142: „HOOFDSTUK 15 bis AFZONDERLIJKE SUIKERBETALING Artikel 142 bis Toepassing van Verordening (EG) nr. 796/2004 Ten aanzien van de in artikel 143 ter bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde afzonderlijke suikerbetaling zijn de artikelen 5, 10, 18 tot en met 22, 65, 66, 67, 70, 71 bis, 72 en 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van toepassing.”. |
18) |
In artikel 143 wordt lid 2 vervangen door: „2. De teelt van suikerbieten, aardperen of cichoreiwortels op braakgelegde grond is toegestaan op voorwaarde dat:
|
19) |
In artikel 171 quater quaterdecies, lid 5, wordt de laatste zin geschrapt. |
20) |
Aan artikel 172, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd: „In Slovenië blijft zij ook van toepassing voor de aanvragen voor betalingen voor de oogst 2006 wat Verordening (EEG) nr. 1696/71 betreft en tot en met 31 december 2006 wat Verordening (EG) nr. 1098/98 van de Raad (8) betreft. |
21) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
22) |
In bijlage X wordt punt 3 vervangen door:
|
23) |
Bijlage XXI wordt als volgt gewijzigd:
|
24) |
In bijlage XXIII wordt het laatste streepje vervangen door:
|
25) |
Bijlage XXV wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de verkoopseizoenen die ingaan op of na 1 januari 2006. Artikel 1, punt 23, onder b) en c), is evenwel van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de verkoopseizoenen die ingaan op of na 1 januari 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 32).
(2) PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 263/2006 (PB L 46 van 16.2.2006, blz. 24).
(3) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr 659/2006 (Zie bladzijde 20 van dit Publicatieblad).
(4) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.
(5) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr 658/2006 (Zie bladzijde 14 van dit Publicatieblad).
(6) PB L 75 van 20.3.1999, blz. 20.
(7) PB L 50 van 21.2.2002, blz. 40.”.
(8) PB L 157 van 30.5.1998, blz. 7.”.
(9) De Franse overzeese departementen, Madeira, de Canarische Eilanden en de eilanden in de Egeïsche Zee worden geacht niet in deze bijlage te zijn opgenomen in het geval dat de betrokken lidstaat de facultatieve uitsluiting zoals bedoeld in artikel 70, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 toepast.”.
(10) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.”.
BIJLAGE
„BIJLAGE XXV
INDELING VAN DE TABAKSSOORTEN IN GROEPEN
zoals bedoeld in artikel 171 quater bis
I. FLUE CURED TABAK
|
Virginia |
|
Virginia D en hybriden daarvan |
|
Bright |
|
Wiślica |
|
Virginia SCR IUN |
|
Wiktoria |
|
Wiecha |
|
Wika |
|
Wala |
|
Wisła |
|
Wilia |
|
Waleria |
|
Watra |
|
Wanda |
|
Weneda |
|
Wenus |
|
DH 16 |
|
DH 17 |
|
Winta |
|
Weronika |
II. LIGHT AIR CURED TABAK
|
Burley |
|
Badischer Burley en hybriden daarvan |
|
Maryland |
|
Bursan |
|
Bachus |
|
Bożek |
|
Boruta |
|
Tennessee 90 |
|
Baca |
|
Bocheński |
|
Bonus |
|
NC 3 |
|
Tennessee 86 |
|
Tennessee 97 |
|
Bazyl |
|
Bms 3 |
III. DARK AIR CURED TABAK
|
Badischer Geudertheimer, Pereg, Korso |
|
Paraguay en hybriden daarvan |
|
Dragon Vert en hybriden daarvan |
|
Philippin |
|
Petit Grammont (Flobecq) |
|
Semois |
|
Appelterre |
|
Nijkerk |
|
Misionero en hybriden daarvan |
|
Rio Grande en hybriden daarvan |
|
Forchheimer Havanna IIc |
|
Nostrano del Brenta |
|
Resistente 142 |
|
Goyano |
|
Hybriden van Geudertheimer |
|
Beneventano |
|
Brasile Selvaggio en vergelijkbare soorten |
|
Fermented Burley |
|
Havanna |
|
Prezydent |
|
Mieszko |
|
Milenium |
|
Małopolanin |
|
Makar |
|
Mega |
IV. FIRE CURED TABAK
|
Kentucky en hybriden daarvan |
|
Moro di Cori |
|
Salento |
|
Kosmos |
V. SUN CURED TABAK
|
Xanthi-Yaka |
|
Perustitza |
|
Samsun |
|
Erzegovina en vergelijkbare soorten |
|
Myrodata Smyrnis, Trapezous en Phi I |
|
Andere dan klassieke Kaba Koulak |
|
Tsebelia |
|
Mavra |
VI. BASMAS
VII. KATERINI EN VERGELIJKBARE SOORTEN
VIII. KLASSIEKE KABA KOULAK
|
Elassona |
|
Myrodata Agrinion |
|
Zichnomyrodata” |
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/36 |
VERORDENING (EG) Nr. 661/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot afwijking van Verordening (EG) nr. 312/2001 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer van olijfolie van oorsprong uit Tunesië wat de maandelijkse beperking voor de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 oktober 2006 betreft
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Besluit 2000/822/EG van de Raad van 22 december 2000 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Tunesië inzake de liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de wijziging van de landbouwprotocollen bij de Associatieovereenkomst tussen de EG en de Republiek Tunesië (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad van 29 april 2004 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor olijfolie en tafelolijven en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 827/68 (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 312/2001 van de Commissie (3) is een maandelijkse beperking vastgesteld van de hoeveelheid olijfolie waarvoor in het kader van het in lid 1 van dat artikel genoemde contingent invoercertificaten kunnen worden afgegeven. |
(2) |
Het verkoopseizoen 2005/2006 in de Gemeenschap wordt gekenmerkt door een geringe productie van olijfolie die voorzieningsproblemen tot gevolg heeft. Om de voorziening van de communautaire markt met olijfolie te vergemakkelijken, dient in afwijking van Verordening (EG) nr. 312/2001 te worden toegestaan dat voor de periode vanaf 1 mei 2006 de certificaten zonder maandelijkse beperking worden afgegeven. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor olijfolie en tafelolijven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van artikel 1, lid 2, eerste alinea, vierde streepje, van Verordening (EG) nr. 312/2001 mogen voor de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 oktober 2006 de certificaten zonder maandelijkse beperking worden afgegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 336 van 30.12.2000, blz. 92.
(2) PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97. Gerectificeerde versie in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 37.
(3) PB L 46 van 16.2.2001, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1721/2005 (PB L 276 van 21.10.2005, blz. 3).
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/37 |
VERORDENING (EG) Nr. 662/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2) kunnen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit hun interventievoorraden verkopen door middel van een permanente openbare inschrijving en kunnen zij steun toekennen voor room, boter en boterconcentraat. In artikel 25 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld. Voorts is bepaald dat die prijs of steun kan worden gedifferentieerd volgens de bestemming van de boter, het vetgehalte ervan en de bijmengingsmethode. Het bedrag van de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde verwerkingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld. |
(2) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet, worden de minimumverkoopprijzen voor boter uit de interventievoorraden en de bedragen van de verwerkingszekerheid zoals bedoeld in respectievelijk artikel 25 en artikel 28 van die verordening vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).
(2) PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).
BIJLAGE
Minimumverkoopprijzen voor boter en bedragen van de verwerkingszekerheid voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet
(EUR/100 kg) |
||||||
Formule |
A |
B |
||||
Bijmengingsmethode |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
||
Minimumverkoopprijs |
Boter ≥ 82 % |
In ongewijzigde staat |
— |
210 |
— |
— |
Concentraat |
— |
— |
— |
— |
||
Verwerkingszekerheid |
In ongewijzigde staat |
— |
79 |
— |
— |
|
Concentraat |
— |
— |
— |
— |
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/39 |
VERORDENING (EG) Nr. 663/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 343/2006 tot opening van de boteraankopen in sommige lidstaten voor de periode van 1 maart tot en met 31 augustus 2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2), en met name op artikel 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 343/2006 van de Commissie (3) is de lijst vastgesteld van de lidstaten waar de aankoop van boter is geopend overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999. |
(2) |
Op basis van de meest recente mededelingen van Letland op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2771/1999, heeft de Commissie geconstateerd dat de marktprijzen voor boter gedurende twee opeenvolgende weken beneden 92 % van de interventieprijs zijn gebleven. Derhalve moet in Letland de aankoop van boter door de interventiebureaus worden geopend. Deze lidstaat moet derhalve worden toegevoegd aan de bij Verordening (EG) nr. 343/2006 vastgestelde lijst. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 343/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden aangepast, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 343/2006 wordt vervangen door de volgende tekst:
„Artikel 1
De aankoop van boter op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt geopend voor de onderstaande lidstaten:
— |
Tsjechië |
— |
Duitsland |
— |
Estland |
— |
Spanje |
— |
Frankrijk |
— |
Italië |
— |
Ierland |
— |
Letland |
— |
Nederland |
— |
Polen |
— |
Portugal |
— |
Finland |
— |
Zweden |
— |
het Verenigd Koninkrijk.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).
(2) PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).
(3) PB L 55 van 25.2.2006, blz. 17. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 541/2006 (PB L 94 van 1.4.2006, blz. 21).
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/40 |
VERORDENING (EG) Nr. 664/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 39e deelinschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 214/2001
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 214/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden mageremelkpoeder die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving. |
(2) |
Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 214/2001 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen mageremelkpoeder toe te wijzen. |
(3) |
Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 39e deelinschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 214/2001, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 25 april 2006, wordt de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder vastgesteld op 155,00 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 van de Commissie (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).
(2) PB L 37 van 7.2.2001, blz. 100. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1195/2005 (PB L 194 van 26.7.2005, blz. 8).
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/41 |
VERORDENING (EG) Nr. 665/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 mei 2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat bij de invoer van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden geheven. Voor de producten als bedoeld in lid 2 van dat artikel is het invoerrecht echter gelijk aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs van de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat de cif-invoerprijzen worden berekend aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt. |
(3) |
Bij Verordening (EG) nr. 1249/96 zijn bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen. |
(4) |
De vastgestelde invoerrechten zijn van toepassing totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt. |
(5) |
Voor het normaal functioneren van het stelsel van invoerrechten moeten deze rechten worden berekend aan de hand van de in een referentieperiode geconstateerde representatieve marktkoersen. |
(6) |
De toepassing van Verordening (EG) nr. 1249/96 leidt ertoe de invoerrechten vast te stellen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen worden vastgesteld in bijlage I bij deze verordening en zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1110/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 12).
BIJLAGE I
Vanaf 1 mei 2006 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (in EUR/ton) |
1001 10 00 |
Harde tarwe van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
3,15 |
|
van lage kwaliteit |
23,15 |
|
1001 90 91 |
Zachte tarwe, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
Zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan voor zaaidoeleinden |
0,00 |
1002 00 00 |
Rogge |
54,48 |
1005 10 90 |
Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden |
57,64 |
1005 90 00 |
Maïs, andere dan zaaigoed (2) |
57,64 |
1007 00 90 |
Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
54,48 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd (artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96) komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t, als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, of |
— |
2 EUR/t, als de loshaven in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Estland, Letland, Litouen, Polen, Finland, Zweden of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t, als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Berekeningselementen
periode van 17.4.2006-27.4.2006
1) |
Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:
|
2) |
Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96: Vrachttarieven/kosten: Golf van Mexico–Rotterdam: 16,67 EUR/t; Grote Meren–Rotterdam: 20,41 EUR/t. |
3) |
|
(1) Een korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Een korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/44 |
VERORDENING (EG) Nr. 666/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast. |
(2) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2) kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten. Dit correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen. |
(3) |
Op grond van de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten kan het noodzakelijk zijn het correctiebedrag naar gelang van de bestemming te differentiëren. |
(4) |
Het correctiebedrag moet samen met de restitutie en volgens dezelfde procedure worden vastgesteld. Het kan tussentijds worden gewijzigd. |
(5) |
Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het correctiebedrag op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag
(in EUR/t) |
|||||||||||||||||
Productcode |
Bestemming |
Lopend 5 |
1e term. 6 |
2e term. 7 |
3e term. 8 |
4e term. 9 |
5e term. 10 |
6e term. 11 |
|||||||||
1001 10 00 9200 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1001 10 00 9400 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1001 90 91 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1001 90 99 9000 |
C01 |
0 |
0 |
–15,00 |
–15,00 |
–15,00 |
— |
— |
|||||||||
1002 00 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1003 00 10 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1003 00 90 9000 |
C02 |
0 |
0 |
–15,00 |
–15,00 |
–15,00 |
— |
— |
|||||||||
1004 00 00 9200 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1004 00 00 9400 |
C03 |
0 |
0 |
–15,00 |
–15,00 |
–15,00 |
— |
— |
|||||||||
1005 10 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1005 90 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1007 00 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1008 20 00 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 11 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9100 |
C01 |
0 |
0 |
–20,00 |
–20,00 |
–20,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9130 |
C01 |
0 |
0 |
–19,00 |
–19,00 |
–19,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9150 |
C01 |
0 |
0 |
–18,00 |
–18,00 |
–18,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9170 |
C01 |
0 |
0 |
–17,00 |
–17,00 |
–17,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9180 |
C01 |
0 |
0 |
–15,00 |
–15,00 |
–15,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9190 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9500 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9700 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9900 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9200 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9400 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9900 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1103 11 90 9200 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 90 9800 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
|
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/46 |
VERORDENING (EG) Nr. 667/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2). |
(3) |
Voor mout moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95. |
(4) |
De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken. |
(5) |
De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd. |
(6) |
Bij toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, moet de restitutie op de in de bijlage vermelde bedragen worden vastgesteld. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
1107 10 19 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). |
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/48 |
VERORDENING (EG) Nr. 668/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast. |
(2) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen (2), kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout. Het correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen. |
(3) |
Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde correctiebedrag dat van toepassing is op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.
De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
(EUR/t) |
|||||||
Productcode |
Bestemming |
Lopend 5 |
1e term. 6 |
2e term. 7 |
3e term. 8 |
4e term. 9 |
5e term. 10 |
1107 10 11 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 19 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 91 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
(EUR/t) |
|||||||
Productcode |
Bestemming |
6e term. 11 |
7e term. 12 |
8e term. 1 |
9e term. 2 |
10e term. 3 |
11e term. 4 |
1107 10 11 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 19 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 91 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/50 |
VERORDENING (EG) Nr. 669/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2681/74 van de Raad van 21 oktober 1974 betreffende de communautaire financiering van de uitgaven in verband met de levering van landbouwproducten als voedselhulp (3) is bepaald dat het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, het gedeelte van de uitgaven financiert dat overeenkomt met de desbetreffende restituties bij uitvoer die overeenkomstig de betrokken communautaire voorschriften zijn vastgesteld. |
(2) |
Om de opstelling en het beheer van de begroting voor de communautaire voedselhulpacties te vergemakkelijken en om de lidstaten in staat te stellen het bedrag van de communautaire deelname in de financiering van de nationale voedselhulpacties te kennen, moet het bedrag van de voor deze acties toegekende restituties worden vastgesteld. |
(3) |
De algemene voorschriften en de uitvoeringsbepalingen die in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95 voor de uitvoerrestituties zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op bovenbedoelde transacties. |
(4) |
De specifieke criteria die in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de uitvoerrestituties voor rijst zijn vastgesteld in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De geldende restituties voor de producten van de sectoren granen en rijst geleverd voor de communautaire en nationale voedselhulpacties, uitgevoerd in het kader van internationale verdragen of andere aanvullende programma's of die in het kader van andere communautaire acties gratis worden geleverd, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2002 van de Commissie (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 27).
(3) PB L 288 van 25.10.1974, blz. 1.
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 28 april 2006 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst
(EUR/t) |
|
Productcode |
Bedrag van de restitutie |
1001 10 00 9400 |
0,00 |
1001 90 99 9000 |
0,00 |
1002 00 00 9000 |
0,00 |
1003 00 90 9000 |
0,00 |
1005 90 00 9000 |
0,00 |
1006 30 92 9100 |
0,00 |
1006 30 92 9900 |
0,00 |
1006 30 94 9100 |
0,00 |
1006 30 94 9900 |
0,00 |
1006 30 96 9100 |
0,00 |
1006 30 96 9900 |
0,00 |
1006 30 98 9100 |
0,00 |
1006 30 98 9900 |
0,00 |
1006 30 65 9900 |
0,00 |
1007 00 90 9000 |
0,00 |
1101 00 15 9100 |
6,85 |
1101 00 15 9130 |
6,40 |
1102 10 00 9500 |
0,00 |
1102 20 10 9200 |
52,60 |
1102 20 10 9400 |
45,08 |
1103 11 10 9200 |
0,00 |
1103 13 10 9100 |
67,63 |
1104 12 90 9100 |
0,00 |
NB: Productcodes: zie de Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. |
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/52 |
VERORDENING (EG) Nr. 670/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot vaststelling van de productierestitutie voor in de chemische industrie gebruikte witte suiker voor de periode van 1 tot en met 31 mei 2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 7, lid 5, vijfde streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan worden besloten om restituties bij de productie te verlenen voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en f), genoemde producten, voor de onder d) van dat lid genoemde stropen, en voor chemisch zuivere fructose (levulose) van GN-code 1702 50 00 als tussenproduct, die zich in een van de in artikel 23, lid 2, van het Verdrag bedoelde situaties bevinden en worden gebruikt bij de vervaardiging van bepaalde producten van de chemische industrie. |
(2) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1265/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, wat de productierestitutie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker betreft (2) worden deze restituties bepaald op basis van de voor witte suiker vastgestelde restitutie. |
(3) |
In artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 is bepaald dat de productierestitutie voor witte suiker maandelijks wordt vastgesteld voor perioden die op de eerste van iedere maand beginnen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 bedoelde productierestitutie voor witte suiker wordt voor de periode van 1 tot en met 31 mei 2006 vastgesteld op 21,902 EUR/100 kg nettogewicht.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 63.
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/53 |
VERORDENING (EG) Nr. 671/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 299/2006 betreffende de afgifte van invoercertificaten van rijst van oorsprong uit de ACS-staten en de LGO, die in de eerste vijf werkdagen van februari 2006 op grond van Verordening (EG) nr. 638/2003 zijn aangevraagd
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad van 10 december 2002 tot vaststelling van de regeling voor landbouwproducten en door verwerking daarvan verkregen goederen, van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten), en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1706/98 (1),
Gelet op Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap („LGO-besluit”) (2),
Gelet op Verordening (EG) nr. 638/2003 van de Commissie van 9 april 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad en Besluit 2001/822/EG van de Raad ten aanzien van de invoerregeling voor rijst van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en uit de landen en gebieden overzee (LGO) (3), en met name op artikel 17, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 299/2006 van de Commissie (4) zijn de naar de tranche van mei 2006 overgedragen hoeveelheden vastgesteld uitsluitend met vermelding van het ACS-contingent. |
(2) |
In artikel 13, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 638/2003 is bepaald dat voor de in artikel 3, lid 2, van voornoemde verordening bedoelde overgedragen hoeveelheden invoercertificaten kunnen worden aangevraagd voor rijst van de GN-codes 1006 10 21, 1006 10 23, 1006 10 25, 1006 10 27, 1006 10 92, 1006 10 94, 1006 10 96, 1006 10 98, 1006 20 en 1006 30 van oorsprong uit de ACS-staten en voor rijst van GN-code 1006 van oorsprong uit de LGO. |
(3) |
Derhalve zijn de overgedragen hoeveelheden ten onrechte uitsluitend toegewezen aan het ACS-contingent. De bijlage bij Verordening (EG) nr. 299/2006 moet bijgevolg worden gerectificeerd teneinde te preciseren onder welke voorwaarden de nog beschikbare hoeveelheden ter beschikking worden gesteld van de marktdeelnemers, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 299/2006 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 348 van 21.12.2002, blz. 5.
(2) PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.
(3) PB L 93 van 10.4.2003, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2120/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 22).
(4) PB L 48 van 18.2.2006, blz. 14.
BIJLAGE
„BIJLAGE
Verminderingspercentage dat moet worden toegepast op de gevraagde hoeveelheden voor de tranche van februari 2006, en naar de volgende tranche overgedragen hoeveelheden
Oorsprong/Product |
Verminderingspercentage |
Naar de tranche van mei 2006 overgedragen hoeveelheid (in ton) |
Totale voor de tranche van mei 2006 beschikbare hoeveelheden (in ton) |
|||||
Nederlandse Antillen en Aruba |
Minder ontwikkelde LGO |
Nederlandse Antillen en Aruba |
Minder ontwikkelde LGO |
Nederlandse Antillen en Aruba |
Minder ontwikkelde LGO |
|||
LGO (artikel 10, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 638/2003):
|
0 (1) |
0 (1) |
5 839,936 |
3 334 |
14 172,936 |
6 667 |
Oorsprong/Product |
Verminderingspercentage |
Naar de tranche van mei 2006 overgedragen hoeveelheid (in ton) |
Totale voor de tranche van mei 2006 beschikbare hoeveelheid (in ton) |
||||
ACS (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 638/2003):
|
0 (1) |
4 767,115 |
41 666 |
||||
ACS (artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 638/2003):
|
0 (1) |
9 164 |
19 164 |
||||
ACS/LGO (artikel 13, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 638/2003):
|
|
|
4 767,115 (2) |
(1) Afgifte voor de in de aanvraag vermelde hoeveelheid.
(2) Naar de tranche van mei 2006 overgedragen hoeveelheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 638/2003.”
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/55 |
VERORDENING (EG) Nr. 672/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2) kunnen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit hun interventievoorraden verkopen door middel van een permanente openbare inschrijving en kunnen zij steun toekennen voor room, boter en boterconcentraat. In artikel 25 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld. Voorts is bepaald dat die prijs of steun kan worden gedifferentieerd volgens de bestemming van de boter, het vetgehalte ervan en de bijmengingsmethode. Het bedrag van de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde verwerkingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld. |
(2) |
Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet, worden de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat en de bedragen van de verwerkingszekerheid zoals bedoeld in respectievelijk artikel 25 en artikel 28 van die verordening, vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).
(2) PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).
BIJLAGE
Maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat en bedragen van de verwerkingszekerheid voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet
(EUR/100 kg) |
|||||
Formule |
A |
B |
|||
Bijmengingsmethode |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
|
Maximumbedrag van de steun |
Boter ≥ 82 % |
— |
25 |
— |
25 |
Boter < 82 % |
— |
24,4 |
— |
— |
|
Boterconcentraat |
34 |
— |
34 |
30,5 |
|
Room |
— |
— |
14 |
10,6 |
|
Verwerkingszekerheid |
Boter |
— |
— |
— |
— |
Boterconcentraat |
37 |
— |
37 |
— |
|
Room |
— |
— |
15 |
— |
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/57 |
VERORDENING (EG) Nr. 673/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
betreffende de 8e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2), houden de interventiebureaus een permanente openbare inschrijving voor de toekenning van steun voor boterconcentraat. In artikel 54 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat met een vetgehalte van ten minste 96 % moet worden vastgesteld. |
(2) |
Een bestemmingszekerheid zoals bedoeld in artikel 53, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1898/2005 moet worden gesteld om de overname van het boterconcentraat door de detailhandel te waarborgen. |
(3) |
Het onderzoek van de offertes heeft ertoe geleid geen gevolg te geven aan de inschriijving, |
(4) |
Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Aan de 8e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1898/2005, wordt geen gevolg gegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 29 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).
(2) PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/58 |
VERORDENING (EG) Nr. 674/2006 VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
tot 65e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, eerste streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden personen, groepen en entiteiten opgesomd wier tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 21 maart 2006 en op 12, 19 en 21 april 2006 besloten tot wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten wier tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage I moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(3) |
Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Eneko LANDÁBURU
Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen
(1) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 357/2006 van de Commissie (PB L 59 van 1.3.2006, blz. 35).
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De volgende vermeldingen worden toegevoegd aan de lijst „Natuurlijke personen”:
|
2) |
De vermelding „Islamic Jihad Group (ook bekend als a) Jama’at al-Jihad, b) Libyan Society, c) Kazakh Jama’at, d) Jamaat Mojahedin, e) Jamiyat, f) Jamiat al-Jihad al-Islami, g) Dzhamaat Modzhakhedov, h) Islamic Jihad Group of Uzbekistan, i) al-Djihad al-Islami)” in de lijst „Rechtspersonen, groepen en entiteiten” wordt vervangen door de volgende: „Islamic Jihad Group (ook bekend als a) Jama’at al-Jihad, b) Libyan Society, c) Kazakh Jama’at, d) Jamaat Mojahedin, e) Jamiyat, f) Jamiat al-Jihad al-Islami, g) Dzhamaat Modzhakhedov, h) Islamic Jihad Group of Uzbekistan, i) al-Djihad al-Islami, j) Zamaat Modzhakhedov Tsentralnoy Asii)”. |
3) |
De vermelding „Youcef Abbes (ook bekend als Giuseppe). Adres: a) Via Padova, 82, Milaan, Italië, b) Via Manzoni, 33, Cinisello Balsamo (MI), Italië (woonplaats). Geboortedatum: 5.1.1965. Geboorteplaats: Bab El Aoued, Algerije.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende: „Youcef Abbes (ook bekend als Giuseppe). Adres: a) Via Padova, 82, Milaan, Italië, b) Via Manzoni, 33, Cinisello Balsamo (MI), Italië. Geboortedatum: 5.1.1965. Geboorteplaats: Bab el Oued, Algerije.”. |
4) |
De vermelding „Mohamed Amine AKLI (ook bekend als a) Mohamed Amine Akli, b) Killech Shamir, c) Kali Sami, d) Elias). Geboorteplaats: Abordj El Kiffani (Algerije). Geboortedatum: 30 maart 1972.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende: „Mohamed Amine Akli (ook bekend als a) Akli Amine Mohamed, b) Killech Shamir, c) Kali Sami, d) Elias). Geboorteplaats: Bordj el Kiffane, Algerije. Geboortedatum: 30.3.1972.”. |
5) |
De vermelding „Hacene Allane (ook bekend als a) Hassan the Old, b) Al Sheikh Abdelhay, c) Boulahia, d) Abu al-Foutouh, e) Cheib Ahcéne). Geboortedatum: 17 januari 1941. Geboorteplaats: El Ménéa, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende: „Hacene Allane (ook bekend als a) Hassan the Old, b) Al Sheikh Abdelhay, c) Boulahia, d) Abu al-Foutouh, e) Cheib Ahcéne). Geboortedatum: 17.1.1941. Geboorteplaats: Médéa, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.”. |
6) |
De vermelding „Mokhtar BELMOKHTAR. Geboorteplaats: Ghardaia. Geboortedatum: 1 juni 1972. Andere informatie: zoon van Mohamed en Zohra Chemkha.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende: „Mokhtar Belmokhtar. Geboorteplaats: Ghardaia, Algerije. Geboortedatum: 1.6.1972. Andere informatie: zoon van Mohamed en Zohra Chemkha.”. |
7) |
De vermelding „Dhou El-Aich (ook bekend als Abdel Hak). Geboortedatum: 5 augustus 1964. Geboorteplaats: Debila, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende: „Dhou El-Aich (ook bekend als Abdel Hak). Geboortedatum: 5.8.1964. Geboorteplaats: Blida, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.”. |
8) |
De vermelding „Ali El Heit (ook bekend als a) Kamel Mohamed, b) Ali Di Roma). Adres: a) via D. Fringuello 20, Rome, Italië, b) Milaan, Italië (woonplaats). Geboortedatum: a) 20.3.1970, b) 30.1.1971 (Kamel Mohamed). Geboorteplaats: Rouba, Algerije.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende: „Ali El Heit (ook bekend als a) Kamel Mohamed, b) Alì Di Roma). Adres: a) via D. Fringuello 20, Rome, Italië, b) Milaan, Italië (woonplaats). Geboortedatum: a) 20.3.1970, b) 30.1.1971. Geboorteplaats: Rouiba, Algerije.”. |
9) |
De vermelding „Ibrahim Dawood (ook bekend als a) Ebrahim Dawood; b) Sheikh Dawood Hassan). Geboortedatum: 1955. Geboorteplaats: Ratnagiri, India. Nationaliteit: Indiaas. Paspoort nr: A-333602, afgegeven in Bombay, India, op 6 april 1985.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende: „Dawood Ibrahim Kaskar (ook bekend als a) Dawood Ebrahim, b) Sheikh Dawood Hassan). Geboortedatum: 1955. Geboorteplaats: Ratnagiri, India. Nationaliteit: Indiaas. Paspoort nr: A-333602, afgegeven in Bombay, India, op 6 april 1985.”. |
10) |
De vermelding „Abdelhalim Remadna, geboortedatum: 2 april 1966; geboorteplaats: Bistra, Algerije” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende: „Abdelhalim Remadna. Geboortedatum: 2.4.1966. Geboorteplaats: Biskra, Algerije.”. |
11) |
De vermelding „Ahmad Zerfaoui (ook bekend als a) Abdullah, b) Abdalla, c) Smail, d) Abu Khaoula, e) Abu Cholder, f) Nuhr). Geboortedatum: 15 juli 1963. Geboorteplaats: Chrea, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door de volgende: „Ahmad Zerfaoui (ook bekend als a) Abdullah, b) Abdalla, c) Smail, d) Abu Khaoula, e) Abu Cholder, f) Nuhr). Geboortedatum: 15.7.1963. Geboorteplaats: Chréa, Algerije. Nationaliteit: waarschijnlijk Algerijns.”. |
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Commissie
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/61 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 16 maart 2006
tot goedkeuring van de onderzoekprogramma’s van de lidstaten met betrekking tot aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels in 2006
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 780)
(2006/314/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 20,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 90/424/EEG voorziet in een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor het ondernemen van acties op technisch en wetenschappelijk gebied die voor de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op veterinair gebied, alsmede voor de ontwikkeling van onderwijs en opleiding op veterinair gebied nodig zijn. |
(2) |
Beschikking 2006/101/EG van de Commissie betreffende de uitvoering van programma’s voor onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels in de lidstaten in 2006 (2) voorziet in de uitvoering van dergelijk onderzoek van februari tot en met december 2006, mits die onderzoekprogramma’s door de Commissie worden goedgekeurd. In het kader van dat onderzoek moet worden nagegaan of een eventuele besmetting van pluimvee van zodanige aard is dat de geldende communautaire wetgeving moet worden herzien en worden nieuwe inzichten verkregen in de mate waarin in het wild levende dieren een bedreiging vormen voor mens en dier. |
(3) |
De door de lidstaten ingediende onderzoekprogramma’s zijn door de Commissie overeenkomstig die beschikking onderzocht. |
(4) |
De Commissie heeft geconcludeerd dat de door de lidstaten ingediende onderzoekprogramma’s aan Beschikking 2006/101/EG voldoen. Die onderzoekprogramma's moeten daarom worden goedgekeurd. |
(5) |
Gezien het belang van die onderzoekprogramma's voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap inzake dier- en volksgezondheid moet de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld op 50 % van de uitgaven die de betrokken lidstaten voor de in deze beschikking vermelde maatregelen doen, tot een bepaald maximumbedrag voor elk onderzoekprogramma. |
(6) |
Uitgaven in verband met de bij deze beschikking goedgekeurde onderzoekprogramma’s, die sinds 1 februari 2006 zijn gedaan, moeten ook voor medefinanciering door de Gemeenschap in aanmerking komen. |
(7) |
Verder is het dienstig dat regels worden vastgesteld voor de rapportering van de resultaten van de onderzoeken en voor de subsidiabiliteit van de kosten vervat in het verzoek om een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de door de lidstaten gemaakte kosten voor de uitvoering van de onderzoekprogramma’s. |
(8) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De in bijlage I opgenomen programma’s van de lidstaten met betrekking tot aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels worden goedgekeurd voor de in die bijlage vastgestelde periode („de programma’s”).
Artikel 2
De lidstaten voeren overeenkomstig de programma’s onderzoek uit naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels.
Artikel 3
De financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten voor de analyse van monsters wordt aan elke lidstaat toegekend naar rata van 50 % van de gemaakte kosten en tot het in bijlage I vastgestelde maximumbedrag voor medefinanciering.
Die communautaire financiële bijdrage wordt toegekend op voorwaarde dat de desbetreffende lidstaat aan de volgende voorwaarden voldoet:
a) |
hij doet de voor de uitvoering van zijn programma vereiste wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden; |
b) |
hij dient uiterlijk op 31 maart 2007 bij de Commissie en het communautaire referentielaboratorium voor aviaire influenza, als bedoeld in artikel 51, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (3) een eindrapport over de technische uitvoering van het programma en over de verkregen resultaten in overeenkomstig de rapporteringsmodellen van de bijlagen II tot en met V bij deze beschikking; |
c) |
hij legt aan de Commissie passende bewijsstukken voor betreffende de uitgaven die zijn gedaan voor de analyse van monsters tijdens de periode waarvoor het programma wordt goedgekeurd; |
d) |
hij voert het programma doelmatig uit; de bevoegde autoriteit moet er met name voor zorgen dat passende monsters worden genomen. |
Artikel 4
De maximumbedragen van de aan de lidstaten te vergoeden kosten voor de in het kader van de programma’s uitgevoerde tests zijn:
a) |
: |
ELISA-test |
: |
1 EUR per test; |
b) |
: |
agargel-immunodiffusietest |
: |
1,2 EUR per test; |
c) |
: |
hemagglutinatieremmingstest (HAR) op H5/H7 |
: |
12 EUR per test; |
d) |
: |
virusisolatietest |
: |
30 EUR per test; |
e) |
: |
PCR-test |
: |
15 EUR per test. |
Artikel 5
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, op 16 maart 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/53/EG van de Raad van 23 januari 2006 (PB L 29 van 2.2.2006, blz. 37).
(2) PB L 46 van 16.2.2006, blz. 40.
(3) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.
BIJLAGE I
Programma’s van de lidstaten voor onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels
Code |
Lidstaat |
Periode |
Maximumbedrag voor medefinanciering van monsters (EUR) |
BE |
België |
1 februari 2006-31 december 2006 |
38 400,00 |
CZ |
Tsjechië |
1 februari 2006-31 december 2006 |
33 400,00 |
DK |
Denemarken |
1 februari 2006-31 december 2006 |
168 500,00 |
DE |
Duitsland |
1 februari 2006-31 december 2006 |
268 000,00 |
EE |
Estland |
1 februari 2006-31 december 2006 |
1 450,00 |
EL |
Griekenland |
1 februari 2006-31 december 2006 |
39 300,00 |
ES |
Spanje |
1 februari 2006-31 december 2006 |
88 100,00 |
FR |
Frankrijk |
1 februari 2006-31 december 2006 |
204 800,00 |
IE |
Ierland |
1 februari 2006-31 december 2006 |
42 500,00 |
IT |
Italië |
1 februari 2006-31 december 2006 |
427 300,00 |
CY |
Cyprus |
1 februari 2006-31 december 2006 |
20 700,00 |
LV |
Letland |
1 februari 2006-31 december 2006 |
11 600,00 |
LT |
Litouwen |
1 februari 2006-31 december 2006 |
15 400,00 |
LU |
Luxemburg |
1 februari 2006-31 december 2006 |
4 400,00 |
HU |
Hongarije |
1 februari 2006-31 december 2006 |
109 500,00 |
MT |
Malta |
1 februari 2006-31 december 2006 |
3 700,00 |
NL |
Nederland |
1 februari 2006-31 december 2006 |
54 500,00 |
AT |
Oostenrijk |
1 februari 2006-31 december 2006 |
28 550,00 |
PL |
Polen |
1 februari 2006-31 december 2006 |
94 500,00 |
PT |
Portugal |
1 februari 2006-31 december 2006 |
71 600,00 |
SI |
Slovenië |
1 februari 2006-31 december 2006 |
23 500,00 |
SK |
Slowakije |
1 februari 2006-31 december 2006 |
11 600,00 |
FI |
Finland |
1 februari 2006-31 december 2006 |
32 600,00 |
SE |
Zweden |
1 februari 2006-31 december 2006 |
77 200,00 |
UK |
Verenigd Koninkrijk |
1 februari 2006-31 december 2006 |
93 700,00 |
Totaal |
1 964 800,00 |
BIJLAGE II
EINDRAPPORT BETREFFENDE BEMONSTERDE PLUIMVEEHOUDERIJEN (1)
(met uitzondering van eenden en ganzen)
Serologisch onderzoek overeenkomstig punt B van de bijlage bij Beschikking 2006/101/EG van de Commissie op bedrijven met vleeskuikens (alleen wanneer risico bestaat)/mestkalkoenen/fokkippen/fokkalkoenen/legkippen/legkippen met vrije uitloop/loopvogels/gekweekt vederwild (fazanten, patrijzen, kwartels en andere)/„niet-commerciële bedrijven” (als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2005/94/EG van de Raad/andere [schrappen wat niet van toepassing is]
GEBRUIK ÉÉN FORMULIER PER PLUIMVEECATEGORIE
|
Lidstaat: |
|
Datum: |
|
Rapporteringsperiode: van: |
|
tot: |
Gebied (2) |
Totaal aantal bedrijven (3) |
Totaal aantal bemonsterde bedrijven |
Totaal aantal positieve bedrijven |
Aantal bedrijven dat positief is voor subtype H5 |
Aantal bedrijven dat positief is voor subtype H7 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
|
|
|
|
|
(1) „Bedrijven” staat voor koppels, beslagen of inrichtingen, naargelang het geval.
(2) Gebied als gedefinieerd in het goedgekeurde programma van de lidstaat.
(3) Totaal aantal bedrijven voor een categorie pluimvee in een gebied.
BIJLAGE III
EINDRAPPORT OVER GEGEVENS BETREFFENDE EENDEN- EN GANZENHOUDERIJBEDRIJVEN (1)
overeenkomstig punt C van de bijlage bij Beschikking 2006/101/EG van de Commissie Serologisch onderzoek (2)
|
Lidstaat: |
|
Datum: |
|
Rapporteringsperiode van: |
|
tot: |
Gebied (2) |
Totaal aantal eenden- en ganzenhouderijbedrijven |
Totaal aantal bemonsterde eenden- en ganzenhouderijbedrijven |
Totaal aantal serologisch positieve bedrijven |
Aantal bedrijven serologisch positief voor subtype H5 |
Aantal bedrijven serologisch positief voor subtype H7 |
Totaal aantal virologisch positieve bedrijven |
Aantal bedrijven virologisch positief voor subtype H5 |
Aantal bedrijven virologisch positief voor subtype H7 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
|
|
|
|
|
|
|
|
(1) „Bedrijven” staat voor beslagen, koppels of inrichtingen, naargelang het geval.
(2) Gebied als gedefinieerd in het goedgekeurde programma van de lidstaat.
BIJLAGE IV
EINDRAPPORT OVER GEGEVENS BETREFFENDE IN HET WILD LEVENDE VOGELS
Onderzoek overeenkomstig punt D van de bijlage bij Beschikking 2006/101/EG van de Commissie
|
Lidstaat: |
|
Datum: |
|
Rapporteringsperiode: van: |
|
tot: |
Gebied (1) |
Soort bemonsterde in het wild levende vogels |
Totaal aantal voor onderzoek genomen monsters |
Totaal aantal positieve monsters |
Aantal monsters positief voor subtype H5 |
Aantal monsters positief voor subtype H7 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
|
|
|
|
|
(1) Gebied als gedefinieerd in het goedgekeurde programma van de lidstaat of vermelding van de ligging van de vogelwaarnemingsstations.
BIJLAGE V
FINANCIEEL EINDRAPPORT EN AANVRAAG TOT BETALING
Eén tabel per onderzoek bij pluimvee/in het wild levende vogels (1)
|
Lidstaat: |
|
Datum: |
|
Rapporteringsperiode: van: |
|
tot: |
Voor medefinanciering in aanmerking komende maatregelen (2) |
||
Methode laboratoriumanalyse |
Aantal verrichte tests per methode |
Kosten |
Serologische pre-screening (3) |
|
|
Hemagglutinatieremmingstest (HAR) voor H5/H7 |
|
|
Virusisolatietest |
|
|
PCR-test |
|
|
Andere betrokken maatregelen |
Specificatie activiteiten |
|
Bemonstering |
|
|
Andere |
|
|
Totaal |
|
|
Ik verklaar hierbij dat de bovenstaande gegevens correct zijn en dat geen andere bijdrage van de Gemeenschap is gevraagd voor deze maatregelen. |
(1) Doorhalen wat niet van toepassing is.
(2) Gegevens in nationale valuta, exclusief BTW ... (Plaats, datum)
(3) De gebruikte test vermelden. ... (Handtekening)
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/68 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
inzake de subsidieerbaarheid van de uitgaven die sommige lidstaten in 2006 zullen verrichten voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1704)
(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)
(2006/315/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Beschikking 2000/439/EG van de Raad van 29 juni 2000 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens, alsmede in de financiering van studies en modelprojecten ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Beschikking 2000/439/EG is bepaald onder welke voorwaarden aan de lidstaten een bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend voor uitgaven die zijn gedaan in het kader van de nationale programma’s zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad van 29 juni 2000 tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2). Krachtens die beschikking neemt de Commissie ieder jaar op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens een besluit over de subsidiabiliteit van de door de lidstaten geplande uitgaven en over de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap. |
(2) |
De Commissie heeft van België, Denemarken, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Finland, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk de jaarlijks in te dienen nationale programma's ontvangen waarin is beschreven welke gegevens deze lidstaten tussen 1 januari en 31 december 2006 willen verzamelen op grond van Verordening (EG) nr. 1543/2000. Zij hebben ook aanvragen ingediend voor een financiële bijdrage in de uitgaven, zoals bedoeld in artikel 4 van Beschikking 2000/439/EG. |
(3) |
De Commissie heeft, op grond van artikel 6 van Verordening 1639/2001 van de Commissie van 25 juli 2001 tot vaststelling van het communautaire minimumprogramma en uitgebreide programma voor gegevensverzameling in de visserijsector en tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad (3), de nationale programma's van de lidstaten voor 2006 onderzocht en heeft, op basis van deze programma’s, de subsidiabiliteit van de uitgaven geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder a), van Beschikking 2000/439/EG moet, op basis van deze evaluatie, aan de betrokken lidstaten een eerste tranche worden betaald. |
(4) |
Een tweede tranche zal worden betaald in 2007, na de toezending aan de Commissie en de aanvaarding door deze laatste van een financieel en een technisch verslag waarin wordt aangegeven in hoeverre de doelstellingen zijn gehaald die bij de vaststelling van het minimumprogramma en het uitgebreide programma waren bepaald, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking 2000/439/EG en artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1639/2001. |
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Bij deze beschikking worden, voor 2006, het bedrag van de subsidiabele uitgaven van elke lidstaat voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, en de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld.
Artikel 2
De uitgaven voor het verzamelen en het beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, die zijn vermeld in bijlage I, komen in aanmerking voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 50 % van de subsidiabele uitgaven in het kader van het minimumprogramma zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1543/2000.
Artikel 3
De uitgaven voor het verzamelen en het beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, die zijn vermeld in bijlage II, komen in aanmerking voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 35 % van de subsidiabele uitgaven in het kader van het uitgebreide programma zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1543/2000.
Artikel 4
1. De Gemeenschap zal een eerste tranche van 50 % van de in de bijlagen I en II vermelde financiële bijdrage van de Gemeenschap betalen.
2. Een tweede tranche zal worden betaald in 2007, na ontvangst en aanvaarding van een financieel en een technisch verslag, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking 2000/439/EG.
Artikel 5
1. De wisselkoers van de euro die wordt gebruikt voor de berekening van de bedragen die in het kader van deze beschikking subsidiabel zijn, is de in mei 2005 geldende koers.
2. De uitgavendeclaraties en aanvragen om voorschotten in nationale valuta die worden ontvangen van de lidstaten die niet deelnemen aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, worden in euro omgerekend tegen de koers die geldt voor de maand waarin de Commissie die declaraties en aanvragen ontvangt.
Artikel 6
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 176 van 15.7.2000, blz. 42. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2005/703/EG (PB L 267 van 12.10.2005, blz. 26).
(2) PB L 176 van 15.7.2000, blz. 1.
(3) PB L 222 van 17.8.2001, blz. 53. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1581/2004 (PB L 289 van 10.9.2004, blz. 6).
BIJLAGE I
Minimumprogramma
Lidstaat |
Subsidiabele uitgaven (EUR) |
Maximumbijdrage van de Gemeenschap (EUR) |
BELGIË |
1 014 257 |
507 129 |
DENEMARKEN |
4 299 000 |
2 149 500 |
DUITSLAND |
2 444 531 |
1 222 265 |
ESTLAND |
475 988 |
237 994 |
GRIEKENLAND |
1 620 845 |
810 423 |
SPANJE |
6 510 667 |
3 255 334 |
FRANKRIJK |
6 613 877 |
3 306 939 |
IERLAND |
4 524 442 |
2 262 221 |
ITALIË |
3 954 825 |
1 977 413 |
CYPRUS |
589 866 |
294 933 |
LETLAND |
317 073 |
158 536 |
LETLAND |
122 691 |
61 346 |
MALTA |
551 845 |
275 923 |
NEDERLAND |
3 026 346 |
1 513 173 |
POLEN |
571 660 |
285 830 |
PORTUGAL |
2 550 422 |
1 275 211 |
SLOVENIË |
373 060 |
186 530 |
FINLAND |
1 247 350 |
623 675 |
ZWEDEN |
2 709 795 |
1 354 898 |
VERENIGD KONINKRIJK |
6 222 481 |
3 111 241 |
Totaal |
49 741 021 |
24 870 511 |
BIJLAGE II
Uitgebreid programma
Lidstaat |
Subsidiabele uitgaven (EUR) |
Maximumbijdrage van de Gemeenschap (EUR) |
BELGIË |
|
|
DENEMARKEN |
|
|
DUITSLAND |
544 246 |
190 486 |
ESTLAND |
26 208 |
9 173 |
GRIEKENLAND |
215 350 |
75 373 |
SPANJE |
1 842 106 |
644 737 |
FRANKRIJK |
339 500 |
118 825 |
IERLAND |
371 426 |
129 999 |
ITALIË |
560 554 |
196 194 |
CYPRUS |
|
|
LETLAND |
5 364 |
1 878 |
LITOUWEN |
|
|
MALTA |
|
|
NEDERLAND |
435 762 |
152 517 |
POLEN |
1 316 |
461 |
PORTUGAL |
443 832 |
155 241 |
SLOVENIË |
|
|
FINLAND |
257 434 |
90 102 |
ZWEDEN |
81 518 |
28 531 |
VERENIGD KONINKRIJK |
2 134 804 |
747 181 |
Totaal |
7 259 420 |
2 540 798 |
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/72 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 28 april 2006
betreffende de toewijzing van dagen aanwezigheid in een gebied aan Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig punt 8.1, onder h), van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1714)
(Slechts de teksten in de Deense, Duitse, en de Engelse taal zijn authentiek)
(2006/316/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 51/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (1), en met name op punt 8.1, onder h), van bijlage IIA,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In punt 8.1, onder h), van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006 is als bijzondere voorwaarde vastgesteld dat de lidstaat een regeling moet ontwikkelen voor de automatische schorsing van visvergunningen in geval van overtredingen. |
(2) |
Indien een lidstaat daarom verzoekt, kan onder deze bijzondere voorwaarde tussen 1 februari 2006 en 31 januari 2007 aan communautaire vissersvaartuigen een bepaald aantal dagen worden toegekend waarop zij in de betrokken gebieden aanwezig mogen zijn terwijl zij één van de in punt 4, onder a), punt v), van bijlage IIA vermelde typen vistuig aan boord hebben, namelijk trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm. |
(3) |
Het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Duitsland hebben een verzoek ingediend en informatie verstrekt over een regeling voor de automatische schorsing van visvergunningen in geval van overtredingen door vaartuigen met dergelijk vistuig aan boord. |
(4) |
Gelet op de verstrekte informatie moeten onder de in punt 8.1, onder h), omschreven voorwaarde aan het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Duitsland extra dagen worden toegekend waarop vaartuigen die één van de in punt 4, onder a), punt v), van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006 vermelde typen vistuig aan boord hebben, in de betrokken gebieden aanwezig mogen zijn, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Gelet op punt 4, onder a), punt v), en op punt 8.1, onder h), van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006 wordt aan vaartuigen die de vlag van Denemarken, Duitsland of het Verenigd Koninkrijk voeren en trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm aan boord hebben, een aantal dagen toegekend als omschreven in punt 8.1, onder h), en de overeenkomstige rij van tabel I in punt 13 van bijlage IIA.
Artikel 2
Een vaartuig waaraan overeenkomstig artikel 1 een aantal dagen is toegekend, mag deze dagen niet aan een ander vaartuig overdragen, tenzij:
a) |
het ontvangende vaartuig te allen tijde vistuig met een maaswijdte groter dan 120 mm gebruikt; |
b) |
aan de in de punten 14 en 15 van bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 51/2006 vermelde voorwaarden is voldaan. |
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 28 april 2006.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 16 van 20.1.2006, blz. 1.
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/73 |
BESLUIT 2006/317/GBVB VAN DE RAAD
van 10 april 2006
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 24 en 38,
Gelet op de aanbeveling van het voorzitterschap,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Tijdens zijn zitting van 27 en 28 november 2003 heeft de Raad besloten het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV), te machtigen om overeenkomstig de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie onderhandelingen aan te gaan met bepaalde derde staten, met het oog op de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en elk van deze staten inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens. |
(2) |
Ingevolge de machtiging om onderhandelingen aan te gaan heeft het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, overeenstemming bereikt over een Overeenkomst met de Republiek Kroatië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens. |
(3) |
Die overeenkomst dient te worden goedgekeurd, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden.
Artikel 3
Dit besluit wordt van kracht op de datum van zijn aanneming.
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 10 april 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
U. PLASSNIK
VERTALING
OVEREENKOMST
tussen de Republiek Kroatië en de Europese Unie inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens
DE REPUBLIEK KROATIË,
enerzijds, en
DE EUROPESE UNIE (hierna „de EU” genoemd), vertegenwoordigd door het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie,
anderzijds,
hierna „de partijen” genoemd,
OVERWEGENDE dat de partijen zich beide ten doel stellen, hun eigen veiligheid op alle mogelijke manieren te versterken en hun burgers een hoog niveau van veiligheid in een veilige ruimte te bieden,
OVERWEGENDE dat de partijen het erover eens zijn dat onderling overleg en onderlinge samenwerking over beveiligingsaangelegenheden van gemeenschappelijk belang geboden zijn,
OVERWEGENDE dat er in dit verband een voortdurende behoefte aan uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen de partijen bestaat,
ERKENNENDE dat volledig en doeltreffend overleggen en samenwerken de inzage van gerubriceerde gegevens van de partijen nodig kan maken, alsmede de uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen de Republiek Kroatië en de EU,
ZICH ERVAN BEWUST dat een dergelijke inzage en uitwisseling van gerubriceerde gegevens passende beveiligingsmaatregelen vergen,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen, die erop gericht zijn om de beveiliging van elk van beide partijen op alle mogelijke manieren te versterken, is deze overeenkomst van toepassing op gerubriceerde gegevens in enigerlei vorm die door de ene partij aan de andere partij worden geleverd of die tussen partijen worden uitgewisseld.
Artikel 2
In deze overeenkomst wordt onder gerubriceerde gegevens verstaan: alle gegevens (gedefinieerd als kennis welke in enigerlei vorm kan worden verstrekt) met betrekking waartoe is bepaald dat deze bescherming tegen ongeoorloofde openbaarmaking behoeven en die als zodanig gewaarmerkt zijn in een beveiligingsrubricering (hierna „gerubriceerde gegevens” genoemd).
Artikel 3
In deze overeenkomst wordt onder „EU” verstaan: de Raad van de Europese Unie (hierna „de Raad” genoemd), de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en het secretariaat-generaal van de Raad, alsook de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Europese Commissie” genoemd).
Artikel 4
De partijen:
a) |
beschermen en beveiligen de geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst; |
b) |
dragen er zorg voor dat de geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, de beveiligingsrubricering behouden die door de leverende partij daaraan is toegekend. Conform de in de artikelen 11 en 12 bedoelde beveiligingsregelingen beschermt en beveiligt de ontvangende partij de gerubriceerde gegevens volgens hetgeen haar eigen beveiligingsregelingen voorschrijven met betrekking tot gegevens met een gelijkwaardige beveiligingsrubricering; |
c) |
gebruiken de gerubriceerde gegevens niet voor andere doeleinden dan die welke door de afzender zijn vastgesteld en waarvoor de gegevens zijn geleverd of uitgewisseld; |
d) |
maken de gerubriceerde gegevens niet zonder voorafgaande toestemming van de afzender openbaar aan derden of aan enige EU-instelling of -entititeit die niet in artikel 3 wordt genoemd. |
Artikel 5
1. Gerubriceerde gegevens kunnen, na controle door de afzender door de ene partij (hierna „de leverende partij” genoemd), worden bekendgemaakt of vrijgegeven aan de andere partij (hierna „de ontvangende partij” genoemd).
2. De ontvangende partij besluit, na toestemming van de leverende partij, tot bekendmaking of vrijgeving van de gerubriceerde gegevens aan andere ontvangers dan de partijen bij deze overeenkomst, zulks conform het beginsel van de controle door de afzender zoals omschreven in de beveiligingsregelingen.
3. Bij de toepassing van de leden 1 en 2 is algemene vrijgeving niet mogelijk, tenzij tussen de partijen procedures inzake bepaalde categorieën van gegevens zijn opgesteld en overeengekomen welke beantwoorden aan hun operationele behoeften.
Artikel 6
De Republiek Kroatië en de EU en de in artikel 3 bedoelde entiteiten van de EU beschikken over een beveiligingsorganisatie en beveiligingsprogramma's die gebaseerd zijn op basisbeginselen en minimumnormen inzake beveiliging, welke in de volgens de artikelen 11 en 12 in te richten beveiligingssystemen van de partijen zullen worden toegepast, opdat er een gelijkwaardig beschermingsniveau geldt voor gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst.
Artikel 7
1. De partijen dragen er zorg voor dat personen die bij het vervullen van hun officiële werkzaamheden inzage dienen te hebben van in het kader van deze overeenkomst geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens of wier werkzaamheden of taken hen in staat stellen inzage daarvan te krijgen, naar behoren aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen voordat zij inzage krijgen van dergelijke gegevens.
2. De procedures voor beveiligingsonderzoek zijn van dien aard, dat kan worden bepaald of een persoon, gelet op diens loyaliteit en betrouwbaarheid, inzage kan krijgen van gerubriceerde gegevens.
Artikel 8
De partijen verlenen elkaar bijstand op het gebied van beveiliging van gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst en van beveiligingsaangelegenheden van gemeenschappelijk belang. De in artikel 11 genoemde autoriteiten voeren overleg over beveiligingsaangelegenheden en verrichten wederzijdse inspecties, teneinde de doeltreffendheid van de onder hun verantwoordelijkheid ressorterende en de in de artikelen 11 en 12 bedoelde beveiligingsregelingen na te gaan.
Artikel 9
1. Voor het doel van deze overeenkomst
a) |
wat betreft de EU: dient de correspondentie aan de Raad van de Europese Unie te worden gericht, ten adresse van:
; de correspondentie wordt door het hoofd postregistratie van de Raad doorgestuurd aan de lidstaten en aan de Europese Commissie, onverminderd lid 2; |
b) |
wat betreft de Republiek Kroatië: dient de correspondentie te worden gericht aan:
via de missie van Kroatië bij de Europese Gemeenschappen, ten adresse van:
. |
2. Bij wijze van uitzondering kan correspondentie van een partij waarvan slechts bepaalde daartoe bevoegde ambtenaren, organen of diensten van deze partij inzage mogen hebben, om operationele redenen gericht worden aan — en uitsluitend ter inzage zijn van — bepaalde daartoe bevoegde ambtenaren, organen of diensten van de andere partij, die daartoe uitdrukkelijk als ontvangers zijn aangewezen, gelet op hun bevoegdheden en volgens het beginsel van kennisnemingsbehoefte. Wat de Europese Unie betreft, wordt doorzending van deze correspondentie verzorgd door het hoofd postregistratie van de Raad.
Artikel 10
Het Kroatische ministerie van Buitenlandse Zaken en Europese Integratie en de secretarissen-generaal van de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie houden toezicht op de uitvoering van deze overeenkomst.
Artikel 11
Ter uitvoering van deze overeenkomst:
1) |
is het Bureau van de nationale veiligheidsraad als de Kroatische nationale beveiligingsautoriteit, die optreedt namens en onder het gezag van de regering van Kroatië, belast met de ontwikkeling van regelingen voor de bescherming en beveiliging van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst aan het de Republiek Kroatië worden geleverd; |
2) |
is het Bureau beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat onder leiding staat en handelt in naam van de secretaris-generaal van de Raad en dat optreedt namens en onder het gezag van de Raad, belast met de ontwikkeling van regelingen voor de bescherming en beveiliging van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst aan de EU worden geleverd; |
3) |
is het directoraat Beveiliging van de Europese Commissie, dat optreedt namens en onder het gezag van de Commissie, belast met de ontwikkeling van beveiligingsregelingen voor de bescherming van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst binnen de Europese Commissie en haar gebouwen worden geleverd en uitgewisseld. |
Artikel 12
In de krachtens artikel 11 door de drie betrokken bureaus in onderlinge overeenstemming op te stellen beveiligingsregelingen worden de normen voor de wederzijdse bescherming van de veiligheid van gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst vastgelegd. Wat de EU betreft, worden deze normen ter goedkeuring voorgelegd aan het Beveiligingscomité van de Raad.
Artikel 13
De in artikel 11 genoemde autoriteiten stellen procedures vast die toegepast worden indien bewezen is of vermoed wordt dat het vertrouwelijke karakter van de in deze overeenkomst bedoelde gerubriceerde gegevens is aangetast.
Artikel 14
Voordat de partijen elkaar gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst leveren, dienen de in artikel 11 genoemde verantwoordelijke beveiligingsautoriteiten te besluiten dat de ontvangende partij in staat is de in deze overeenkomst bedoelde gegevens conform de in de artikelen 11 en 12 bedoelde regelingen te beschermen en te beveiligen.
Artikel 15
Deze overeenkomst verhindert de partijen op generlei wijze andere overeenkomsten betreffende de levering of uitwisseling van gerubriceerde gegevens als bedoeld in deze overeenkomst te sluiten, mits deze niet indruisen tegen het bepaalde in deze overeenkomst.
Artikel 16
Geschillen tussen de partijen die voortkomen uit de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst, worden in onderhandelingen tussen de partijen behandeld.
Artikel 17
1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partijen elkaar schriftelijk kennisgeven van de voltooiing van de daartoe vereiste interne procedure.
2. Deze overeenkomst kan, op verzoek van een van beide partijen, ter overweging van mogelijke wijzigingen opnieuw in behandeling worden genomen.
3. Wijzigingen van deze overeenkomst komen uitsluitend schriftelijk en in overeenstemming tussen de partijen tot stand. Zij treden in werking na wederzijdse schriftelijke kennisgeving als bedoeld in lid 1.
Artikel 18
Deze overeenkomst kan door een van beide partijen bij schriftelijke kennisgeving aan de andere partij worden opgezegd. De opzegging wordt van kracht zes maanden na de ontvangst van deze kennisgeving door de andere partij. De opzegging is niet van invloed op verplichtingen welke reeds voordien in het kader van deze overeenkomst zijn aangegaan. Inzonderheid blijven volgens deze overeenkomst geleverde of uitgewisselde gegevens onderworpen aan bescherming volgens het bepaalde in deze overeenkomst.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, respectievelijk de gevolmachtigde ondergetekenden, hun handtekening onder deze overeenkomst hebben gesteld.
Gedaan te Luxemburg, de tiende april tweeduizend zes, in twee oorspronkelijke exemplaren beide in de Engelse taal.
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/77 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2006/318/GBVB VAN DE RAAD
van 27 april 2006
tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name op artikel 15,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 26 april 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/423/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar vastgesteld (1). Deze maatregelen vervingen de bij Gemeenschappelijk standpunt 2003/297/GBVB (2) opgelegde maatregelen die in de plaats kwamen van de oorspronkelijke beperkende maatregelen van 1996 (3). |
(2) |
De Raad heeft bij Gemeenschappelijk Standpunt 2005/340/GBVB van 25 april 2005 de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar verlengd (4). Deze maatregelen verstrijken op 25 april 2006. |
(3) |
Gelet op de huidige politieke situatie in Birma/Myanmar zoals die blijkt uit:
acht de Raad de handhaving van de beperkende maatregelen tegen het militaire regime in Birma/Myanmar, tegen diegenen die het meest profiteren van het wanbestuur van dit regime, en tegen al diegenen die het proces dat moet leiden tot nationale verzoening, eerbiediging van mensenrechten en democratie actief dwarsbomen, ten volle gerechtvaardigd. |
(4) |
Derhalve dient de werkingssfeer van het visumverbod en de bevriezing van tegoeden te worden gehandhaafd voor de leden van het militaire regime, de strijdkrachten en de veiligheidsdiensten, de economische belangengroepen van het militaire regime en andere personen, groepen, ondernemingen of organisaties die met het militaire regime geassocieerd worden en als beleidsmakers of uitvoerders verantwoordelijk zijn voor het beleid dat Birma/Myanmar belet een democratie te worden, of personen die van dit beleid profiteren, alsmede de familieleden of zakenpartners van bovengenoemde personen. |
(5) |
De werkingssfeer van deze maatregelen dient een verbod te blijven behelzen op het beschikbaar stellen van leningen of kredieten aan ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat en op het verwerven of vergroten van een deelneming in deze ondernemingen. |
(6) |
De Raad is van oordeel dat, hoewel sommige bij dit gemeenschappelijk standpunt opgelegde maatregelen gericht zijn tegen personen die dicht bij het regime van Birma/Myanmar staan en hun gezinsleden, deze in beginsel niet tegen kinderen onder 18 jaar gericht mogen zijn. |
(7) |
De toepassing van het verbod op bezoeken van hoge regeringsfunctionarissen (niveau van politiek directeur en hoger) dient te worden gehandhaafd, onverminderd de gevallen waarin de Europese Unie oordeelt dat het bezoek rechtstreeks verband houdt met het nastreven van nationale verzoening, eerbiediging van de mensenrechten en democratie in Birma/Myanmar. |
(8) |
In geval van een gevoelige verbetering van de algemene politieke situatie in Birma/Myanmar zal, nadat de Raad de ontwikkelingen heeft beoordeeld, worden overwogen de bedoelde beperkende maatregelen op te schorten en de samenwerking met Birma/Myanmar geleidelijk te hervatten. |
(9) |
Een optreden van de Gemeenschap is nodig om sommige van deze maatregelen uit te voeren, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, aan Birma/Myanmar door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten — ongeacht of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen — of met gebruik van schepen of vliegtuigen die hun vlag voeren, is verboden.
2. Er wordt een verbod ingesteld op:
a) |
het verlenen van technische bijstand, diensten als tussenhandelaar en andere aan militaire activiteiten gerelateerde diensten, en de levering, de fabricage, het onderhoud of het gebruik van wapens en soortgelijk materieel van enigerlei aard, met inbegrip van wapens en munitie, militaire voertuigen en uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, en van uitrusting die voor binnenlandse repressie kan worden gebruikt, direct of indirect, aan natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in Birma/Myanmar; |
b) |
het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met militaire activiteiten, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, de levering, het overbrengen of de uitvoer van wapens en alle soorten aanverwante uitrusting, alsmede van uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, het verlenen van technische bijstand, diensten als tussenhandelaar en andere diensten, direct of indirect, aan personen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in Birma/Myanmar; |
c) |
het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in a) of b) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild. |
Artikel 2
1. Artikel 1 is niet van toepassing op:
a) |
de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de VN, de EU en de Gemeenschap, of voor materieel dat bedoeld is voor crisisbeheersingsoperaties van de EU en de VN; |
b) |
de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van mijnopruimingsuitrusting en materieel voor gebruik bij mijnopruimingsoperaties; |
c) |
het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma's en operaties; |
d) |
het verstrekken van technische bijstand in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma's en operaties; |
mits deze uitvoer van tevoren door de ter zake bevoegde autoriteit is goedgekeurd.
2. Artikel 1 is niet van toepassing op beschermende kleding, met inbegrip van kogelvrije vesten en militaire helmen, die door personeel van de Verenigde Naties, personeel van de EU, de Gemeenschap of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en daarmee geassocieerd personeel, louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar Birma/Myanmar wordt uitgevoerd.
Artikel 3
Niet-humanitaire hulp of ontwikkelingsprogramma's worden opgeschort. Uitzonderingen worden gemaakt voor projecten en programma's ter ondersteuning van:
a) |
mensenrechten, democratie, goed bestuur, conflictpreventie en capaciteitsopbouw van de civiele samenleving; |
b) |
gezondheidszorg en onderwijs, armoedebestrijding, en in het bijzonder het voorzien in de elementaire levensbehoeften van de armste en meest kwetsbare bevolkingsgroepen; |
c) |
milieubescherming, met name programma's waarin het probleem van niet-duurzame, buitensporige houtkap resulterend in ontbossing wordt aangepakt. |
De programma's en projecten moeten worden uitgevoerd via VN-organen, niet-gouvernementele organisaties en door middel van gedecentraliseerde samenwerking met plaatselijke civiele autoriteiten. In dit verband zal de Europese Unie de regering van Birma blijven aanspreken op haar verantwoordelijkheid meer inspanningen te leveren om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de VN te verwezenlijken.
De programma's en projecten moeten zoveel mogelijk worden vastgesteld, gecontroleerd, uitgevoerd en geëvalueerd in overleg met de civiele samenleving en met alle democratische groeperingen, waaronder de Nationale Liga voor Democratie.
Artikel 4
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van
a) |
hooggeplaatste leden van de Nationale Raad voor vrede en ontwikkeling (SPDC), Birmese gezagsdragers uit de sector toerisme, hooggeplaatste leden van de strijdkrachten, van de regering of van de veiligheidsdiensten die als beleidsmakers of uitvoerders verantwoordelijk zijn voor het beleid dat Birma/Myanmar belet een democratie te worden, of personen die van dit beleid profiteren, alsmede de familieleden van bovengenoemde personen, zijnde de natuurlijke personen die in bijlage I worden genoemd; |
b) |
leden van de Birmese strijdkrachten met de rang van brigade-generaal of hoger, alsmede hun familieleden, zijnde de natuurlijke personen die in bijlage I worden genoemd. |
2. Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de binnenkomst op hun grondgebied van hun eigen onderdanen te beletten.
3. Lid 1 laat gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:
a) |
als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie; |
b) |
als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties; of |
c) |
krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of |
d) |
krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië. |
4. Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE).
5. De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een ontheffing verleent.
6. De lidstaten kunnen ontheffing van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die worden gemaakt om humanitaire redenen, of voor de bijwoning van intergouvernementele, met inbegrip van door de Europese Unie geïnitieerde, vergaderingen of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend Voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, waar een politieke dialoog plaatsvindt die direct bevorderlijk is voor democratie, mensenrechten en de rechtsstaat in Birma/Myanmar.
7. Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde ontheffingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De ontheffing wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde ontheffing, schriftelijk bezwaar maken bij de Raad. In dat geval besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen om de voorgestelde ontheffing al dan niet toe te staan.
8. Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 en 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van in de bijlage vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.
Artikel 5
1. Alle tegoeden en economische middelen die gehouden worden door, in bezit zijn of onder zeggenschap staan van de individuele leden van de regering van Birma/Myanmar en van de in bijlage I genoemde met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, worden bevroren.
2. Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen ter beschikking gesteld.
3. De bevoegde autoriteit kan op door haar passend geachte voorwaarden toestemming geven voor het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of voor het ter beschikking stellen van bepaalde tegoeden of economische middelen nadat zij heeft vastgesteld dat die tegoeden of andere economische middelen:
a) |
noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in bijlage I genoemde personen en de van hen afhankelijke familieleden, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen en geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en openbare nutsvoorzieningen; |
b) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; |
c) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het routinematig houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; |
d) |
noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de andere bevoegde autoriteiten en de Commissie ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven. |
De bevoegde autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis van een uit hoofde van dit artikel gegeven toestemming.
4. Lid 2 is niet van toepassing op de toevoeging aan bevroren rekeningen van:
a) |
rente of andere inkomsten op bevroren rekeningen; of |
b) |
betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of zijn ontstaan vóór de datum waarop beperkende maatregelen op de betrokken rekeningen van toepassing werden; |
op voorwaarde dat alle eventuele rente, overige inkomsten en betalingen onder de toepassing van lid 1 blijven vallen.
5. Het volgende is verboden:
a) |
het verstrekken van een lening of van krediet aan de in bijlage II genoemde ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat, of het verwerven van obligaties, depositocertificaten, warrants of schuldbewijzen van deze ondernemingen; |
b) |
het verwerven of uitbreiden van een deelneming in de in bijlage II vermelde ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat, inclusief de volledige verwerving van dergelijke ondernemingen en de verwerving van aandelen en effecten die een deelnemingsrecht vertegenwoordigen. |
6. Het bepaalde in lid 5, onder a), geldt onverminderd de uitvoering van een verplichting die voortvloeit uit contracten of overeenkomsten die vóór 25 oktober 2004 zijn gesloten.
7. Het verbod in lid 5, onder b), geldt niet voor de uitbreiding van een deelneming in een van de in bijlage II genoemde ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat als die uitbreiding verplicht is uit hoofde van een overeenkomst die met de betrokken onderneming die eigendom is van de Birmese staat, gesloten is vóór 25 oktober 2004.
Artikel 6
Bilaterale bezoeken van hoge regeringsfunctionarissen (ministers en ambtenaren op het niveau van politiek directeur en hoger) aan Birma/Myanmar blijven opgeschort. De Raad kan in uitzonderlijke omstandigheden uitzonderingen op deze regel toestaan.
Artikel 7
De lidstaten geven geen toestemming voor het toevoegen van militair personeel aan de diplomatieke vertegenwoordigingen van Birma/Myanmar in de lidstaten. Alle militair personeel dat verbonden is aan de diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten in Birma/Myanmar blijft teruggetrokken.
Artikel 8
De Raad neemt, indien nodig, op voorstel van een lidstaat of van de Commissie, wijzigingen van de lijsten in Bijlage I aan.
Artikel 9
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt voortdurend geëvalueerd. Het wordt naar gelang van het geval verlengd of gewijzigd, in het bijzonder voor wat betreft de in bijlage II genoemde ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat, indien de Raad oordeelt dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.
Artikel 10
Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de dag van zijn vaststelling.
Het is van toepassing met ingang van 30 april 2006 gedurende een periode van twaalf maanden.
Artikel 11
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxembourg, 27 april 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
U. PLASSNIK
(1) PB L 125 van 28.4.2004, blz. 61. Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2005/340/GBVB (PB L 108 van 29.4.2005, blz. 88).
(2) PB L 106 van 29.4.2003, blz. 36. Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2003/907/GBVB van de Raad (PB L 340 van 24.12.2003, blz. 81).
(3) Gemeenschappelijk Standpunt 96/635/GBVB (PB L 287 van 8.11.1996, blz. 1). Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2002/831/GBVB (PB L 285 van 23.10.2002, blz. 7).
(4) PB L 108 van 29.4.2005, blz. 88.
BIJLAGE I
Lijst bedoeld in de artikelen 4, 5, en 8
Toelichtende noot:
1. |
Aliassen of spellingsvarianten gaan vergezeld van de vermelding „o.b.a.” (ook bekend als). |
A. RAAD VOOR VREDE EN ONTWIKKELING (SPDC)
|
Naam (voornaam, familienaam, geslacht; eventuele aliassen) |
Nadere gegevens (functie/titel, geboortedatum en -plaats (geb. & gpl), nummer paspoort/identiteitsbewijs, echtgeno(o)t(e) of zoon/dochter van …) |
A1a |
Opperbevelhebber generaal Than Shwe |
Voorzitter, geb. 2.2.1933 |
A1b |
Kyaing Kyaing |
Echtgenote van opperbevelhebber gen. Than Shwe |
A1c |
Thandar Shwe |
Dochter van opperbevelhebber gen. Than Shwe |
A1d |
Khin Pyone Shwe |
Dochter van opperbevelhebber gen. Than Shwe |
A1e |
Aye Aye Thit Shwe |
Dochter van opperbevelhebber gen. Than Shwe |
A1f |
Tun Naing Shwe, o.b.a. Tun Tun Naing |
Zoon van opperbevelhebber gen. Than Shwe |
A1g |
Khin Thanda |
Echtgenote van Tun Naing Shwe |
A1h |
Kyaing San Shwe |
Zoon van opperbevelhebber gen. Than Shwe |
A1i |
Dr. Khin Win Sein |
Echtgenote van Kyaing San Shwe |
A1j |
Thant Zaw Shwe, o.b.a. Maung Maung |
Zoon van opperbevelhebber gen. Than Shwe |
A1k |
Dewar Shwe |
Dochter van opperbevelhebber gen. Than Shwe |
A1l |
Kyi Kyi Shwe |
Dochter van opperbevelhebber gen. Than Shwe |
A2a |
Vice-opperbevelhebber gen. Maung Aye |
Vice-voorzitter, geb. 25.12.1937 |
A2b |
Mya Mya San |
Echtgenote van vice-opperbevelhebber gen. Maung Aye |
A2c |
Nandar Aye |
Dochter van vice-opperbevelhebber gen. Maung Aye, echtgenote van majoor Pye Aung (D17d) |
A3a |
Generaal Thura Shwe Mann |
Chef Staf, coördinator speciale operaties (land-, zee- en luchtmacht), geb. 11.7.1947 |
A3b |
Khin Lay Thet |
Echtgenote van Generaal Thura Shwe Mann, geb. 19.6.1947 |
A3c |
Aung Thet Mann |
Zoon van gen. Thura Shwe Mann, Ayeya Shwe War Company, geb. 19.6.1977 ppt nr. — CM102233 |
A3d |
Toe Naing Mann |
Zoon van Shwe Mann, geb. 29.6.1978 |
A3e |
Zay Zin Latt |
Echtgenote van Toe Naing Mann; dochter van Khin Shwe (J5a) geb. 24.3.1981 |
A4a |
Gen. Soe Win |
Premier sinds 19.10.2004. Geboren in 1946 |
A4b |
Than Than Nwe |
Echtgenote van Gen. Soe Win |
A5a |
Lt.-gen. Thein Sein |
Secretaris 1 (sinds 19.10.2004) & adjudant-generaal |
A5b |
Khin Khin Win |
Echtgenote van Lt.-gen. Thein Sein |
A6a |
Lt.-gen. (Thiha Thura) Tin Aung Myint Oo |
(Thiha Thura is een titel) Hoofdintendant van de strijdkrachten |
A6b |
Khin Saw Hnin |
Echtgenote van Lt.-gen. Thiha Thura Tin Aung Myint Oo |
A7a |
Lt.-gen. Kyaw Win |
Hoofd bureau speciale operaties 2 (deelstaat Kayah) |
A7b |
San San Yee, o.b.a. San San Yi |
Echtgenote van Lt.-gen. Kyaw Win |
A7c |
Nyi Nyi Aung |
Zoon van Lt.-gen. Kyaw Win |
A7d |
San Thida Win |
Echtgenote van Nyi Nyi Aung |
A7e |
Min Nay Kyaw Win |
Zoon van Lt.-gen. Kyaw Win |
A7f |
Dr. Phone Myint Htun |
Zoon van Lt.-gen. Kyaw Win |
A7g |
San Sabai Win |
Echtgenote van Dr. Phone Myint Htun |
A8a |
Lt.-gen. Tin Aye |
Hoofd van de militaire aankoopdienst en van UMEH |
A8b |
Kyi Kyi Ohn |
Echtgenote van Lt.-gen. Tin Aye |
A8c |
Zaw Min Aye |
Zoon van Lt.-gen. Tin Aye |
A9a |
Lt.-gen. Ye Myint |
Hoofd van het bureau speciale operaties 1 (Kachin, Chin, Sagaing, Magwe, Mandalay) |
A9b |
Tin Lin Myint |
Echtgenote van Lt.-gen. Ye Myint, geb. 25.1.1947 |
A9c |
Theingi Ye Myint |
Dochter van Lt.-gen. Ye Myint |
A9d |
Aung Zaw Ye Myint |
Zoon van Lt.-gen. Ye Myint, Yetagun Construction Co |
A9e |
Kay Khaing Ye Myint |
Dochter van Lt.-gen. Ye Myint |
A10a |
Lt.-gen. Aung Htwe |
Hoofd opleiding van de strijdkrachten |
A10b |
Khin Hnin Wai |
Echtgenote van Lt.-gen. Aung Htwe |
A11a |
Lt.-gen. Khin Maung Than |
Hoofd bureau speciale operaties 3 (Pegu, Rangoon, Irrawaddy, Arakan) |
A11b |
Marlar Tint |
Echtgenote van Lt.-gen. Khin Maung Than |
A12a |
Lt.-gen. Maung Bo |
Hoofd bureau speciale operaties 4 (Karen, Mon, Tenasserim) |
A12b |
Khin Lay Myint |
Echtgenote van Lt.-gen. Maung Bo |
A12c |
Kyaw Swa Myint |
Zoon van Lt.-gen. Maung Bo Zakenman |
A13a |
Lt.-Gen. Myint Swe |
Hoofd militaire veiligheid |
A13b |
Khin Thet Htay |
Echtgenote van Lt.-Gen. Myint Swe |
B. REGIONALE BEVELHEBBERS
|
Naam |
Nadere gegevens (incl. commando) |
B1a |
Brig.-gen. Hla Htay Win |
Rangoon |
B1b |
Mar Mar Wai |
Echtgenote van Brig.-gen. Hla Htay Win |
B2a |
Gen.-maj. Ye Myint |
Deelstaat Oost-Shan (Zuiden) |
B2b |
Myat Ngwe |
Echtgenote van Gen.-maj. Ye Myint |
B3a |
Gen.-maj. Thar Aye, o.b.a. Tha Aye |
Divisie Noord-westen — Sagaing |
B3b |
Wai Wai Khaing, o.b.a. Wei Wei Khaing |
Echtgenote van Gen.-maj. Thar Aye |
B4a |
Gen.-maj. Maung Maung Swe |
Divisie Tanintharyi/kust |
B4b |
Tin Tin Nwe |
Echtgenote van Gen.-maj. Maung Maung Swe |
B4c |
Ei Thet Thet Swe |
Dochter van Gen.-maj. Maung Maung Swe |
B4d |
Kaung Kyaw Swe |
Zoon van Gen.-maj. Maung Maung Swe |
B5a |
Gen.-maj. Myint Hlaing |
Deelstaat Noordoost-Shan (Noorden) |
B5b |
Khin Thant Sin |
Echtgenote van Gen.-maj. Myint Hlaing |
B5c |
Hnin Nandar Hlaing |
Dochter van Gen.-maj. Myint Hlaing |
B5d |
Cadet Thant Sin Hlaing |
Zoon van Gen.-maj. Myint Hlaing |
B6a |
Gen.-maj. Khin Zaw |
District Centrum-Mandalay |
B6b |
Khin Pyone Win |
Echtgenote van Gen.-maj. Khin Zaw |
B6c |
Kyi Tha Khin Zaw |
Zoon van Gen.-maj. Khin Zaw |
B6d |
Su Khin Zaw |
Dochter van Gen.-maj. Khin Zaw |
B7a |
Gen.-maj. Khin Maung Myint |
Westen — Deelstaat Rakhine |
B7b |
Win Win Nu |
Echtgenote van Gen.-maj. Khin Maung Myint |
B8a |
Gen.-maj. Thura Myint Aung |
Divisie Zuidwest-Irrawaddy |
B8b |
Than Than Nwe |
Echtgenote van Gen.-maj. Thura Myint Aung |
B9a |
Gen.-maj. Ohn Myint |
Noorden — Deelstaat Kachin |
B9b |
Nu Nu Swe |
Echtgenote van Gen.-maj. Ohn Myint |
B10a |
Gen.-maj. Ko Ko |
Zuiden — Divisie Pegu |
B10b |
Sao Nwan Khun Sum |
Echtgenote van Gen.-maj. Ko Ko |
B11a |
Gen.-maj. Soe Naing |
Zuidoosten — Deelstaat Mon |
B11b |
Tin Tin Latt |
Echtgenote van Gen.-maj. Soe Naing |
B11c |
Wut Yi Oo |
Dochter van Gen.-maj. Soe Naing |
B11d |
Kapitein Htun Zaw Win |
Echtgenoot van Wut Yi Oo (B11c) |
B11e |
Yin Thu Aye |
Dochter van Gen.-maj. Soe Naing |
B11f |
Yi Phone Zaw |
Zoon van Gen.-maj. Soe Naing |
B12a |
Gen.-maj. Min Aung Hlaing |
Driehoek — Deelstaat Shan (Oosten) |
C. REGIONALE VICE-BEVELHEBBERS
|
Naam |
Nadere gegevens (incl. commando) |
C1a |
Brig.-gen. Wai Lwin |
Yangon |
C1b |
Swe Swe Oo |
Echtgenote van Brig.-gen. Wai Lwin |
C1c |
Wai Phyo |
Zoon van Brig.-gen. Wai Lwin |
C1d |
Lwin Yamin |
Dochter van Brig.-gen. Wai Lwin |
C2a |
Brig.-gen. Nay Win |
Centrum |
C2b |
Nan Aye Mya |
Echtgenote van Brig.-gen. Nay Win |
C3a |
Brig.-gen. Tin Maung Ohn |
Noordwesten |
C4a |
Brig.-gen. San Tun |
Noorden |
C4b |
Tin Sein |
Echtgenote van Brig.-gen. San Tun |
C5a |
Brig.-gen. Hla Myint |
Noordoosten |
C5b |
Su Su Hlaing |
Echtgenote van Brig.-gen. Hla Myint |
C6 |
Brig.-gen. Wai Lin |
Driehoek |
C7a |
Brig.-gen. Win Myint |
Oosten |
C8a |
Kol. Zaw Min |
Zuidoosten |
C9a |
Brig.-gen. Hone Ngaing/Hon Ngai |
Kust |
C10a |
Brig.-gen. Thura Maung Ni |
Zuiden |
C10b |
Nan Myint Sein |
Echtgenote van Brig.-gen. Thura Maung Ni |
C11a |
Brig.-gen. Tint Swe |
Zuidwesten |
C11b |
Khin Thaung |
Echtgenote van Brig.-gen. Tint Swe |
C11c |
Ye Min, o.b.a. Ye Kyaw Swar Swe |
Zoon van Brig.-gen. Tint Swe |
C11d |
Su Mon Swe |
Echtgenote van Ye Min |
C12a |
Brig.-gen. Tin Hlaing |
Westen |
D. MINISTERS
|
Naam |
Nadere gegevens (incl. ministerie) |
D3a |
Gen.-maj. Htay Oo |
Landbouw en Irrigatie sinds 18.9.2004 (voordien Coöperaties sinds 25.8.2003) |
D3b |
Ni Ni Win |
Echtgenote van Gen.-maj. Htay Oo |
D3c |
Thein Zaw Nyo |
Cadet. Zoon van Gen.-maj. Htay Oo |
D4a |
Brig.-gen. Tin Naing Thein |
Handel sinds 18.9.2004, (voordien vice-minister van Bosbouw) |
D4b |
Aye Aye |
Echtgenote van Brig.-gen. Tin Naing Thein |
D5a |
Gen. Maj. Saw Tun |
Openbare werken, geb. 8.5.1935 |
D5b |
Myint Myint Ko |
Echtgenote van Gen.-maj. Saw Tun, geb. 11.1.1945 |
D5c |
Me Me Tun |
Dochter van Gen.-maj. Saw Tun, geb. 26.10.1967. Ppt. nr. 415194 |
D5d |
Maung Maung Lwin |
Echtgenoot van Me Me Tun, geb. 2.1.1969 |
D6a |
Kol. Zaw Min |
Coöperaties sinds 18.9.2004, voordien voorzitter Magwe PDC |
D6b |
Khin Mi Mi |
Echtgenote van Kol. Zaw Min |
D7a |
Gen.-maj. Kyi Aung |
Cultuur |
D7b |
Khin Khin Lay |
Echtgenote van Gen.-maj. Kyi Aung |
D8a |
Dr. Chan Nyein |
Onderwijs Vice-minister van Wetenschap en Technologie (voordien E29a) |
D8b |
Sandar Aung |
Echtgenote van Dr. Chan Nyein (voordien E29b) |
D9a |
Gen.-maj. Tin Htut |
Elektriciteitsvoorziening |
D9b |
Tin Tin Nyunt |
Echtgenote van Gen.-maj. Tin Htut |
D10a |
Brig.-gen. Lun Thi |
Energie |
D10b |
Khin Mar Aye |
Echtgenote van Brig.-gen. Lun Thi |
D10c |
Mya Sein Aye |
Dochter van Brig.-gen. Lun Thi |
D10d |
Zin Maung Lun |
Zoon van Brig.-gen. Lun Thi |
D10e |
Zar Chi Ko |
Echtgenote van Zin Maung Lun |
D11a |
Gen.-maj. Hla Tun |
Financiën en Belastingen |
D11b |
Khin Than Win |
Echtgenote van Gen.-maj. Hla Tun |
D12a |
Nyan Win |
Buitenlandse Zaken sinds 18.9.2004, voormalig plaatsvervangend hoofd opleiding strijdkrachten, geb. 22.1.1953 |
D12b |
Myint Myint Soe |
Echtgenote van Nyan Win |
D13a |
Brig.-gen. Thein Aung |
Bosbouw |
D13b |
Khin Htay Myint |
Echtgenote van Brig.-gen. Thein Aung |
D14a |
Prof. Dr. Kyaw Myint |
Volksgezondheid |
D14b |
Nilar Thaw |
Echtgenote van Prof. Dr. Kyaw Myint |
D15a |
Gen.-maj. Maung Oo |
Binnenlandse Zaken |
D15b |
Nyunt Nyunt Oo |
Echtgenote van Gen.-maj. Maung Oo |
D16a |
Gen.-maj. Sein Htwa |
Ministerie van Immigratie en Bevolking, alsmede ministerie van Sociale Zaken, Bijstand en Hervestiging |
D16b |
Khin Aye |
Echtgenote van Gen.-maj. Sein Htwa |
D17a |
Aung Thaung |
Industrie 1 |
D17b |
Khin Khin Yi |
Echtgenote van Aung Thaung |
D17c |
Majoor Moe Aung |
Zoon van Aung Thaung |
D17d |
Dr. Aye Khaing Nyunt |
Echtgenote van Majoor Moe Aung |
D17e |
Nay Aung |
Zoon van Aung Thaung, zakenman, directeur, Aung Yee Phyoe Co. Ltd |
D17f |
Khin Moe Nyunt |
Echtgenote van Nay Aung |
D17g |
Kapitein Pyi Aung, o.b.a. Pye Aung |
Zoon van Aung Thaung (gehuwd met A2c) |
D17h |
Khin Ngu Yi Phyo |
Dochter van Aung Thaung |
D17i |
Dr. Thu Nandi Aung |
Dochter van Aung Thaung |
D17j |
Aye Myat Po Aung |
Dochter van Aung Thaung |
D18a |
Gen.-maj. Saw Lwin |
Industrie 2 |
D18b |
Moe Moe Myint |
Echtgenote van Gen.-maj. Saw Lwin |
D19a |
Brig.-gen. Kyaw Hsan |
Informatie |
D19b |
Kyi Kyi Win |
Echtgenote van Brig.-gen. Kyaw Hsan |
D20a |
Brig.-gen. Maung Maung Thein |
Veeteelt en Visserij |
D20b |
Myint Myint Aye |
Echtgenote van Brig.-gen. Maung Maung Thein |
D20c |
Min Thein |
Zoon van Brig.-gen. Maung Maung Thein |
D21a |
Brig.-gen. Ohn Myint |
Mijnbouw |
D21b |
San San |
Echtgenote van Brig.-gen. Ohn Myint |
D21c |
Thet Naing Oo |
Zoon van Brig.-gen. Ohn Myint |
D21d |
Min Thet Oo |
Zoon van Brig.-gen. Ohn Myint |
D22a |
Soe Tha |
Nationale Planning en Economische Ontwikkeling |
D22b |
Kyu Kyu Win |
Echtgenote van Soe Tha |
D22c |
Kyaw Myat Soe |
Zoon van Soe Tha |
D22d |
Wei Wei Lay |
Echtgenote van Kyaw Myat Soe |
D23a |
Kol. Thein Nyunt |
Vooruitgang in grensgebieden, Etnische groepen en Ontwikkeling, mogelijk burgemeester van Naypyidaw (Pyinmana) |
D23b |
Kyin Khaing |
Echtgenote van Kol. Thein Nyunt |
D24a |
Gen.-maj. Aung Min |
Spoorvervoer |
D24b |
Wai Wai Thar, o.b.a. Wai Wai Tha |
Echtgenote van Gen.-maj. Aung Min |
D25a |
Brig.-gen. Thura Myint Maung |
Religieuze Zaken |
D25b |
Aung Kyaw Soe |
Zoon van Brig.-gen. Thura Myint Maung |
D25c |
Su Su Sandi |
Echtgenote van Aung Kyaw Soe |
D25d |
Zin Myint Maung |
Dochter van Brig.-gen. Thura Myint Maung |
D26a |
Thaung |
Wetenschap en Technologie, thans Arbeid (sinds 5.11.2004) |
D26b |
May Kyi Sein |
Echtgenote van Thaung |
D27a |
Brig.-gen. Thura Aye Myint |
Sport |
D27b |
Aye Aye |
Echtgenote van Brig.-gen. Thura Aye Myint |
D27c |
Nay Linn |
Zoon van Brig.-gen. Thura Aye Myint |
D28a |
Brig.-gen. Thein Zaw |
Minister van Telecommunicatie, Post en Telegrafie en minister van Hotelwezen en Toerisme |
D28b |
Mu Mu Win |
Echtgenote van Brig.-gen. Thein Zaw |
D29a |
Gen.-maj. Thein Swe |
Vervoer, sinds 18.9.2004 (voordien kabinet van de premier sinds 25.8.2003) |
D29b |
Mya Theingi |
Echtgenote van Gen.-maj. Thein Swe |
E. VICE-MINISTERS
|
Naam |
Nadere gegevens (incl. ministerie) |
E1a |
Ohn Myint |
Landbouw en Irrigatie |
E1b |
Thet War |
Echtgenote van Ohn Myint |
E2a |
Brig.-gen. Aung Tun |
Handel |
E3a |
Brig.-gen. Myint Thein |
Bouwnijverheid |
E3b |
Mya Than |
Echtgenote van Brig.-gen. Myint Thein |
E4a |
Brig.-gen. Soe Win Maung |
Cultuur |
E4b |
Myint Myint Wai, o.b.a. Khin Myint Wai |
Echtgenote van Brig.-gen. Soe Win Maung |
E5a |
Brig.-gen. Khin Maung Win |
Defensie |
E7a |
Myo Nyunt |
Onderwijs |
E7b |
Marlar Thein |
Echtgenote van Myo Nyunt |
E8a |
Brig.-gen. Aung Myo Min |
Onderwijs |
E8b |
Thazin Nwe |
Echtgenote van Brig.-gen. Aung Myo Min |
E9a |
Myo Myint |
Elektriciteitsvoorziening |
E9b |
Tin Tin Myint |
Echtgenote van Myo Myint |
E10a |
Brig.-gen. Than Htay |
Energie (sinds 25.8.2003) |
E10b |
Soe Wut Yi |
Echtgenote van Brig.-gen. Than Htay |
E11a |
Kol. Hla Thein Swe |
Financiën en Belastingen |
E11b |
Thida Win |
Echtgenote van Kol. Hla Thein Swe |
E12a |
Kyaw Thu |
Buitenlandse Zaken, geb. 15.8.1949 |
E12b |
Lei Lei Kyi |
Echtgenote van Kyaw Thu |
E13a |
Maung Myint |
Buitenlandse Zaken sinds 18.9.2004 |
E13b |
Dr. Khin Mya Win |
Echtgenote van Maung Myint |
E14a |
Prof. Dr. Mya Oo |
Volksgezondheid, geb. 25.1.1940 |
E14b |
Tin Tin Mya |
Echtgenote van Prof. Dr. Mya Oo |
E14c |
Dr. Tun Tun Oo |
Zoon van Prof. Dr. Mya Oo, geb. 26.7.1965 |
E14d |
Dr. Mya Thuzar |
Dochter van Prof. Dr. Mya Oo, geb. 23.9.1971 |
E14e |
Mya Thidar |
Dochter van Prof. Dr. Mya Oo, geb. 10.6.1973 |
E14f |
Mya Nandar |
Dochter van Prof. Dr. Mya Oo, geb. 29.5.1976 |
E15a |
Brig.-gen. Phone Swe |
Binnenlandse Zaken (sinds 25.8.2003) |
E15b |
San San Wai |
Echtgenote van Brig.-gen. Phone Swe |
E16a |
Brig.-gen. Aye Myint Kyu |
Hotelwezen en Toerisme |
E16b |
Khin Swe Myint |
Echtgenote van Brig.-gen. Aye Myint Kyu |
E17a |
Maung Aung |
Immigratie en Bevolking |
E17b |
Hmwe Hmwe |
Echtgenote van Maung Aung |
E18a |
Brig.-gen. Thein Tun |
Industrie 1 |
E19a |
Lt.-kol. Khin Maung Kyaw |
Industrie 2 |
E19b |
Mi Mi Wai |
Echtgenote van Lt.-kol. Khin Maung Kyaw |
E20a |
Brig.-gen. Aung Thein |
Informatie |
E20b |
Tin Tin Nwe |
Echtgenote van Brig.-gen. Thein Aung |
E21a |
Thein Sein |
Informatie, lid van USDA CEC |
E21b |
Khin Khin Wai |
Echtgenote van Thein Sein |
E21c |
Thein Aung Thaw |
Zoon van Thein Sein |
E21d |
Su Su Cho |
Echtgenote van Thein Aung Thaw |
E22a |
Brig.-gen. Win Sein |
Arbeid |
E22b |
Wai Wai Linn |
Echtgenote van Brig.-gen. Win Sein |
E23a |
Myint Thein |
Mijnbouw |
E23b |
Khin May San |
Echtgenote van Myint Thein |
E24a |
Kol. Tin Ngwe |
Vooruitgang in Grensgebieden, Etnische Groepen en Ontwikkeling |
E24b |
Khin Mya Chit |
Echtgenote van Kol. Tin Ngwe |
E25a |
Brig.-gen. Than Tun |
Vooruitgang in Grensgebieden, Etnische Groepen en Ontwikkeling |
E25b |
May Than Tun |
Dochter van Brig.-gen. Than Tun, geb. 25.6.1970 |
E25c |
Ye Htun Myat |
Echtgenote van May Than Tun |
E26a |
Thura Thaung Lwin |
(Thura is een titel) Spoorvervoer |
E26b |
Dr. Yi Yi Htwe |
Echtgenote van Thura Thaung Lwin |
E27a |
Brig.-gen. Thura Aung Ko |
(Thura is een titel) Religieuze Zaken, lid van USDA CEC |
E27b |
Myint Myint Yee, o.b.a. Yi Yi Myint |
Echtgenote van Brig.-gen. Thura Aung Ko |
E28a |
Kyaw Soe |
Wetenschap en Technologie |
E29a |
Kol. Thurein Zaw |
Nationale Planning en Economische Ontwikkeling |
E30a |
Brig.-gen. Kyaw Myint |
Sociale Zaken, Bijstand en Hervestiging |
E30b |
Khin Nwe Nwe |
Echtgenote van Brig.-gen. Kyaw Myint |
E31a |
Pe Than |
Min. van Vervoer en min. van Spoorvervoer |
E31b |
Cho Cho Tun |
Echtgenote van Pe Than |
E32a |
Kol. Nyan Tun Aung |
Vervoer |
F. OVERIGE GEZAGSDRAGERS OP HET GEBIED VAN TOERISME
|
Naam |
Nadere gegevens (incl. functie) |
F1a |
Kapt. (in ruste) Htay Aung |
Directeur-generaal directoraat Hotelwezen en Toerisme (Directeur Hotelwezen en Toerismediensten Myanmar tot augustus 2004) |
F2 |
Tin Maung Shwe |
Plaatsvervangend directeur-generaal, directoraat Hotelwezen en Toerisme |
F3 |
Soe Thein |
Directeur Hotelwezen en Toerismediensten Myanmar sinds oktober 2004 (voordien Algemeen directeur) |
F4 |
Khin Maung Soe |
Algemeen directeur |
F5 |
Tint Swe |
Algemeen directeur |
F6 |
Lt-kol. Yan Naing |
Algemeen directeur, ministerie van Hotelwezen en Toerisme |
F7 |
Nyunt Nyunt Than |
Directeur Toerismepromotie, ministerie van Hotelwezen en Toerisme |
G. HOGE MILITAIRE OFFICIEREN (brigadegeneraal en hoger)
|
Naam |
Nadere gegevens (incl. functie) |
G1a |
Gen.-maj. Hla Shwe |
Plaatsvervangend adjudant-generaal |
G3a |
Gen.-maj. Soe Maung |
Rechter-advocaat-generaal |
G4a |
Brig.-gen. Thein Htaik, o.b.a. Hteik |
Inspecteur-generaal |
G5a |
Gen.-maj. Saw Hla |
Provoost-Maarschalk |
G6a |
Gen.-maj. Khin Maung Tun |
Plaatsvervangend hoofdintendant strijdkrachten |
G7a |
Gen.-maj. Lun Maung |
Auditeur-generaal |
G8a |
Gen.-maj. Nay Win |
Militair assistent van de voorzitter van de SPDC |
G9a |
Gen.-maj. Hsan Hsint |
Generaal militaire benoemingen, geb. 1951 |
G9b |
Khin Ma Lay |
Echtgenote van Gen.-maj. Hsan Hsint |
G9c |
Okkar San Sint |
Zoon van Gen.-maj. Hsan Hsint |
G10a |
Gen.-maj. Hla Aung Thein |
Kampcommandant, Rangoon |
G10b |
Amy Khaing |
Echtgenote van Hla Aung Thein |
G11a |
Gen.-maj. Win Myint |
Plaatsvervangend hoofd opleiding strijdkrachten |
G12a |
Gen.-maj. Aung Kyi |
Plaatsvervangend hoofd opleiding strijdkrachten |
G12b |
Thet Thet Swe |
Echtgenote van Gen.-maj. Aung Kyi |
G13a |
Gen.-maj. Moe Hein |
Commandant, Nationaal Defensiecollege |
G14a |
Gen.-maj. Khin Aung Myint |
Directeur Public Relations en Psychologische Oorlogsvoering, bestuurslid UMEHL |
G15a |
Gen.-maj. Thein Tun |
Directeur Signalisatie; lid van het bestuurscomité voor de bijeenroeping van de Nationale Conventie |
G16a |
Gen.-maj. Than Htay |
Directeur Bevoorrading en Vervoer |
G17a |
Gen.-maj. Khin Maung Tint |
Directeur Veiligheidsdrukwerk |
G18a |
Gen.-maj. Sein Lin |
Directeur, ministerie van Defensie (precieze functie niet bekend; voormalig Directeur Bevoorrading) |
G19a |
Gen.-maj. Kyi Win |
Directeur Artillerie en Pantsertroepen, bestuurslid UMEHL |
G20a |
Gen.-maj. Tin Tun |
Directeur Dienst der genie |
G21a |
Gen.-maj. Aung Thein |
Directeur Hervestiging |
G22a |
Gen.-maj. Aye Myint |
Ministerie van Defensie |
G23a |
Brig.-gen. Myo Myint |
Commandant archief defensiediensten |
G24a |
Brig.-gen. Than Maung |
Plaatsvervangend commandant Nationaal Defensiecollege |
G25a |
Brig.-gen. Win Myint |
Rector DSTA |
G26a |
Brig.-gen. Than Sein |
Commandant, Hospitaal defensiediensten, Mingaladon, geb. 1.2.1946, Bago |
G26b |
Rosy Mya Than |
Echtgenote van Brig.-gen. Than Sein |
G27a |
Brig.-gen. Win Than |
Directeur aanbestedingen en directeur Union of Myanmar Economic Holdings (voordien Maj.-gen. Win Hlaing, K1a) |
G28a |
Brig.-gen. Than Maung |
Directeur Volksmilities en grensdiensten |
G29a |
Brig.-gen. Khin Naing Win |
Directeur defensie-industrie |
G30a |
Brig.-gen. Zaw Win |
Postcommandant Bahtoo (deelstaat Shan) Hoofd gevechtstrainingschool defensiediensten (leger) |
Zeemacht |
||
G31a |
Vice-admiraal Soe Thein |
Bevelhebber (zeemacht) |
G31b |
Khin Aye Kyin |
Echtgenote van vice-admiraal Soe Thein |
G31c |
Yimon Aye |
Dochter van vice-admiraal Soe Thein; geb. 12.7.1980 |
G31d |
Aye Chan |
Zoon van vice-admiraal Soe Thein; geb. 23.9.1973 |
G31e |
Thida Aye |
Dochter van Vice-admiraal Soe Thein; geb. 23.3.1979 |
G32a |
Commandeur Nyan Tun |
Chef-staf (zeemacht), bestuurslid UMEHL |
G32b |
Khin Aye Myint |
Echtgenote van Nyan Tun |
Luchtmacht |
||
G33a |
Lt.-gen. Myat Hein |
Bevelhebber (luchtmacht) |
G33b |
Htwe Htwe Nyunt |
Echtgenote van lt.-gen. Myat Hein |
G34a |
Brig.-gen. Ye Chit Pe |
Staf bevelhebber luchtmacht, Mingaladon |
G35a |
Brig.-gen. Khin Maung Tin |
Commandant luchtvaartschool Shande, Meiktila |
G36a |
Brig.-gen. Zin Yaw |
Chef-staf (luchtmacht), bestuurslid UMEHL |
Lichte infanteriedivisies (LID) (rang brig.-gen.) |
||
G39a |
Brig.-gen. Tin Tun Aung |
33 LID, Sagaing |
G41a |
Brig.-gen. Thet Oo |
55 LID, Kalaw/Aungban |
G42a |
Brig.-gen. Khin Zaw Oo |
66 LID, Pyay/Inma |
G43a |
Brig.-gen. Win Myint |
77 LID, Bago |
G44a |
Brig.-gen. Aung Than Htut |
88 LID, Magwe |
G45a |
Brig.-gen. Tin Oo Lwin |
99 LID, Meiktila |
Overige brigade-generaals |
||
G47a |
Brig.-gen. Htein Win |
Post Taikkyi |
G48a |
Brig.-gen. Khin Maung Aye |
Postcommandant Meiktila |
G49a |
Brig.-gen. Khin Maung Aye |
Commando regionale operaties Kale, Sagaing-divisie |
G50a |
Brig.-gen. Khin Zaw Win |
Post Khamaukgyi |
G51a |
Brig.-gen. Kyaw Aung |
MR Zuiden, postcommandant Toungoo |
G52a |
Brig.-gen. Kyaw Aung |
Commando militaire operaties 8, post Dawei/Tavoy |
G53a |
Brig.-gen. Kyaw Oo Lwin |
Commando regionale operaties — Tanai |
G54a |
Onbek. opvolger van brig.-gen. Kyaw Thu |
Post Phugyi |
G55a |
Brig.-gen. Maung Maung Shein |
Kawkareik |
G56a |
Brig.-gen. Myint Hein |
Commando militaire operaties 3, post Mogaung |
G57a |
Brig.-gen. Mya Win |
Commando militaire operaties 10, post Kyigone |
G58a |
Brig.-gen. Mya Win |
Kalaw |
G59a |
Brig.-gen. Myo Lwin |
Commando militaire operaties 7, post Pekon |
G60a |
Brig.-gen. Myint Soe |
Commando militaire operaties 5, post Taungup |
G61a |
Brig.-gen. Myint Aye |
Commando militaire operaties 9, post Kyauktaw |
G62a |
Brig.-gen. Nyunt Hlaing |
Commando militaire operaties 17, post Mong Pan |
G63a |
Brig.-gen. Ohn Myint |
Lid CEC, USDA deelstaat Mon |
G64a |
Brig.-gen. Soe Nwe |
Commando militaire operaties 21, post Bhamo |
G65a |
Brig.-gen. Soe Oo |
Commando militaire operaties 16, post Hsenwi |
G66a |
Brig.-gen. Than Tun |
Post Kyaukpadaung |
G67a |
Brig.-gen. Than Win |
Commando regionale operaties — Laukkai |
G68a |
Brig.-gen. Than Tun Aung |
Commando regionale operaties — Sittwe |
G69a |
Brig.-gen. Thaung Aye |
Post Mongnaung |
G70a |
Brig.-gen. Thaung Htaik |
Post Aungban |
G71a |
Brig.-gen. Thein Hteik |
Commando militaire operaties 13, post Bokpyin |
G72a |
Brig.-gen. Thura Myint Thein |
Commando tactische operaties, Namhsan |
G73a |
Brig.-gen. Win Aung |
Mong Hsat |
G74a |
Brig.-gen. Myo Tint |
Officier met bijzondere dienst, ministerie van Vervoer |
G75a |
Brig.-gen. Thura Sein Thaung |
Officier met bijzondere dienst, ministerie van Sociale Zaken |
G76a |
Brig.-gen. Phone Zaw Han |
Burgemeester van Mandalay sinds feb. 2005, voormalig commandant van Kyaukme |
G77a |
Brig.-gen. Hla Min |
Voorzitter PDC, divisie West-Pegu |
G78a |
Brig.-gen. Win Myint |
Post Pyinmana |
H. MILITAIRE OFFICIEREN BELAST MET HET GEVANGENISWEZEN EN DE POLITIEDIENSTEN
|
Naam |
Nadere gegevens (incl. functie) |
H1a |
Gen.-maj. Khin Yi |
DG politie Myanmar |
H1b |
Khin May Soe |
Echtgenote van gen.-maj. Khin Yi |
H2a |
Zaw Win |
Directeur-generaal gevangeniswezen (min. Binnenlandse Zaken) sinds aug. 2004, voordien plaatsvervangend DG politie Myanmar, voormalig brig.-gen.; oud-militair |
H3a |
Aung Saw Win |
Directeur-generaal, Bureau speciale opsporing |
I. ASSOCIATIE VOOR DE UNIE, SOLIDARITEIT EN ONTWIKKELING (USDA) (hoge USDA-functionarissen die niet elders vermeld staan)
|
Naam |
Nadere gegevens (incl. functie) |
I1a |
Brig.-gen. Aung Thein Lin |
Burgemeester en voorzitter van het stadsontwikkelingscomité van Yangon (Secretaris) |
I1b |
Khin San New |
Echtgenote van brig.-gen. Aung Thein Lin |
I1b |
Thidar Myo |
Dochter van brig.-gen. Aung Thein Lin |
I2a |
Kol. Maung Par |
Vice-burgemeester van het stadsontwikkelingscomité van Yangon (lid CEC) |
I2b |
Khin Nyunt Myaing |
Echtgenote van kol. Maung Par |
I2c |
Naing Win Par |
Zoon van kol. Maung Par |
J. PERSONEN DIE VAN HET ECONOMISCH BELEID VAN DE REGERING PROFITEREN
|
Naam |
Nadere gegevens (incl. onderneming) |
J1a |
Tay Za |
Directeur, Htoo Trading Co; geb. 18.7.1964; paspoort 306869 ID-kaart MYGN 006415. vader: Myint Swe (6.11.24); moeder: Ohn (12.8.1934) |
J1b |
Thidar Zaw |
Echtgenote van Tay Za; geb. 24.2.1964, ID-kaart KMYT 006865 Paspoort 275107. Ouders: Zaw Nyunt (overl.), Htoo (overl.) |
J1c |
Pye Phyo Tay Za |
Zoon van Tay Za (J1a), geb. 29.1.1987 |
J2a |
Thiha |
Broer van Tay Za (J1a), geb. 24.6.1960, directeur Htoo Trading. Distributeur van London cigarettes (Myawadi Trading) |
J3a |
Aung Ko Win, o.b.a. Saya Kyaung |
Kanbawza Bank |
J3b |
Nan Than Htwe |
Echtgenote van Aung Ko Win |
J4a |
Tun Myint Naing, o.b.a. Steven Law |
Asia World Co. |
J4b |
(Ng) Seng Hong |
Echtgenote van Tun Myint Naing |
J5a |
Khin Shwe |
Zaykabar Co; geb. 21.1.1952. Zie ook A3e |
J5b |
San San Kywe |
Echtgenote van Khin Shwe |
J5c |
Zay Thiha |
Zoon van Khin Shwe, geb. 1.1.1977 |
J6a |
Htay Myint |
Yuzana Co., geb. 6.2.1955 |
J6b |
Aye Aye Maw |
Echtgenote van Htay Myint, geb. 17.11.1957 |
J7a |
Kyaw Win |
Shwe Thanlwin Trading Co. |
J7b |
Nan Mauk Loung, o.b.a. Nang Mauk Lao Hsai |
Echtgenote van Kyaw Win |
J8a |
Ko Lay |
Minister in het kabinet van de premier tot feb. 2004, burgemeester van Rangoon tot aug. 2003 |
J8b |
Khin Khin |
Echtgenote van Ko Lay |
J8c |
San Min |
Zoon van Ko Lay |
J8d |
Than Han |
Zoon van Ko Lay |
J8e |
Khin Thida |
Dochter van Ko Lay |
J9a |
Aung Phone |
Voormalig minister van Bosbouw, geb. 20.11.1939, gepens. juli 2003 |
J9b |
Khin Sitt Aye |
Echtgenote van Aung Phone, geb. 14.9.1943 |
J9c |
Sitt Thwe Aung, o.b.a. Sit Thway Aung |
Zoon van Aung Phone, geb. 10.7.1977 |
J9d |
Thin Zar Tun |
Echtgenote van Sitt Thwe Aung, geb. 14.4.1978 |
J9e |
Sitt Thaing Aung, o.b.a. Sit Taing Aung |
Zoon van Aung Phone, geb. 13.11.1971 |
J10a |
Gen.-maj. (in ruste) Nyunt Tin |
Voormalig minister van Landbouw en Irrigatie, gepens. sinds sept. 2004 |
J10b |
Khin Myo Oo |
Echtgenote van gen.-maj. (in ruste) Nyunt Tin |
J10c |
Kyaw Myo Nyunt |
Zoon van gen.-maj. (in ruste) Nyunt Tin |
J10d |
Thu Thu Ei Han |
Dochter van gen.-maj. (in ruste) Nyunt Tin |
J11a |
Khin Maung Thein |
Voormalig minister van Financiën en Belastingen, gepens. 1.2.2003 |
J11b |
Su Su Thein |
Echtgenote van Khin Maung Thein |
J11c |
Daywar Thein |
Zoon van Khin Maung Thein, geb. 25.12.1960 |
J11d |
Thawdar Thein |
Dochter van Khin Maung Thein, geb. 6.3.1958 |
J11e |
Maung Maung Thein |
Zoon van Khin Maung Thein, geb. 23.10.1963 |
J11f |
Khin Yadana Thein |
Dochter van Khin Maung Thein, geb. 6.5.1968 |
J11g |
Marlar Thein |
Dochter van Khin Maung Thein, geb. 25.2.1965 |
J11h |
Hnwe Thida Thein |
Dochter van Khin Maung Thein, geb. 28.7.1966 |
K. ONDERNEMINGEN IN HET BEZIT VAN MILITAIREN
|
Naam |
Nadere gegevens (incl. onderneming) |
K1a |
Gen.-maj. (in ruste) Win Hlaing |
Voormalig directeur, Union of Myanmar Economic Holdings, Myawaddy Bank |
K1b |
Ma Ngeh |
Dochter van gen.-maj. (in ruste) Win Hlaing |
K1c |
Zaw Win Naing |
Directeur Kambawza Bank. Echtgenoot van Ma Ngeh (K1b) en neef van Aung Ko Win (J3a) |
K1d |
Win Htway Hlaing |
Zoon van maj.-gen. (in ruste) Win Hlaing, vertegenwoordiger van KESCO company |
K2 |
Kol. Ye Htut |
Myanmar Economic Corporation |
K3 |
Kol. Myint Aung |
Directeur Myawaddy Trading Co. |
K4 |
Kol. Myo Myint |
Directeur Bandoola Transportation Co. |
K5 |
Kol. (in ruste) Thant Zin |
Directeur, Myanmar Land and Development |
K6 |
Lt.-Kol. (in ruste) Maung Maung Aye |
UMEHL, Voorzitter Myanmar Breweries |
K7 |
Kol. Aung San |
Directeur, Hsinmin Cement Plant Construction Project |
BIJLAGE II
Lijst van Birmese staatsondernemingen bedoeld in de artikelen 5 en 9
Naam |
Adres |
Naam directeur |
|||||||
I. UNION OF MYANMAR ECONOMIC HOLDING LTD. |
|||||||||
UNION OF MYANMAR ECONOMIC HOLDING LTD |
|
GEN.-MAJ. WIN HLAING, DIRECTEUR |
|||||||
A. BE- EN VERWERKENDE INDUSTRIE |
|||||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
KOL. MAUNG MAUNG AYE, DIRECTEUR |
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
B. HANDEL |
|||||||||
|
|
COL MYINT AUNG MANAGING DIRECTOR |
|||||||
C. DIENSTEN |
|||||||||
|
|
BRIG.-GEN. WIN HLAING EN TUN KYI, DIRECTEUREN |
|||||||
|
|
KOL. MYO MYINT, DIRECTEUR |
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
KOL. (in ruste) MAUNG THAUNG, DIRECTEUR |
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
GEZAMENLIJKE ONDERNEMINGEN |
|||||||||
A. BE- EN VERWERKENDE INDUSTRIE |
|||||||||
|
|
BE AUNG, DIRECTEUR |
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
LT.-KOL. (in ruste) MAUNG MAUNG AYE, VOORZITTER |
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
AYE CHO EN/OF LT.-KOL. MYINT, DIRECTEUR |
|||||||
B. DIENSTEN |
|||||||||
|
|
DR. KHIN SHWE, VOORZITTER |
|||||||
|
|
|
|||||||
II. MYANMAR ECONOMIC CORPORATION (MEC) |
|||||||||
MYANMA ECONOMIC CORPORATION (MEC) |
|
KOL. YE HTUT OF BRIG.-GEN. KYAW WIN, DIRECTEUR |
|||||||
|
|
YIN SEIN, ALGEMEEN DIRECTEUR |
|||||||
|
|
KOL. KHIN MAUNG SOE |
|||||||
|
|
|
|||||||
|
|
KOL. KHIN MAUNG SOE |
|||||||
|
KANT BALU |
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
PYINMANAR |
|
|||||||
|
LOIKAW |
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
THILAWAR, THAN NYIN TSP |
|
|||||||
|
|
|
|||||||
|
THIBAW |
|
29.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/98 |
GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2006/319/GBVB VAN DE RAAD
van 27 april 2006
inzake de militaire operatie van de Europese Unie ter ondersteuning van de missie van de Organisatie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUC) tijdens het verkiezingsproces
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 25, derde alinea, en artikel 28, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 28 oktober 2005 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie nr. 1635 (2005) aangenomen over de situatie in de Democratische Republiek Congo (DRC), waarin hij opnieuw zijn steun betuigde voor het proces dat op 17 december 2002 met de ondertekening van de algemene en alomvattende overeenkomst betreffende de overgang in de DRC is begonnen, en waarin hij wees op het belang van verkiezingen als grondslag voor het herstel van vrede en stabiliteit op lange termijn, voor nationale verzoening en voor de invoering van de rechtsstaat in de DRC. Ingevolge die resolutie werd het mandaat van de missie van de Organisatie van de Verenigde Naties in de DRC (MONUC) verlengd tot 30 september 2006. |
(2) |
De Europese Unie is vastbesloten het overgangsproces in de DRC te steunen; hiertoe heeft de Raad onder andere zijn goedkeuring gehecht aan gemeenschappelijke optredens betreffende twee lopende missies: Gemeenschappelijk Optreden 2004/847/GBVB van 9 december 2004 inzake de politiemissie van de Europese Unie in Kinshasa (DRC) met betrekking tot de geïntegreerde politie-eenheid (EUPOL Kinshasa) (1) en Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB van 2 mei 2005 inzake de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC) (2) (EUSEC RD Congo). In 2003 heeft de Europese Unie, krachtens Gemeenschappelijk Optreden 2003/423/GBVB (3), een militaire operatie in de DRC uitgevoerd, Operatie Artemis, overeenkomstig Resolutie nr. 1484 (2003) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. |
(3) |
Op 20 februari 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/122/GBVB (4) vastgesteld, houdende verlenging van het mandaat van de heer Aldo Ajello als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika. |
(4) |
Bij brief van 27 december 2005 heeft de onder-secretaris-generaal van de Verenigde Naties de Europese Unie verzocht na te gaan of er een militaire troepenmacht naar de DRC kan worden gezonden om de MONUC tijdens het verkiezingsproces bij te staan. |
(5) |
Op 23 maart 2006 heeft de Raad een document met beleidskeuzes voor de eventuele steun van de Europese Unie aan de MONUC goedgekeurd. |
(6) |
Het voorzitterschap heeft de principes van de militaire steun van de Europese Unie aan de MONUC bevestigd in een brief van 28 maart 2006. |
(7) |
Bij Resolutie nr. 1671 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 25 april 2006, is de Europese Unie gemachtigd om troepen in de DRC in te zetten ter ondersteuning van de MONUC; die resolutie bevat ook bepalingen om de toepassing van de op 4 mei 2000 ondertekende overeenkomst tussen de Verenigde Naties en de DRC over de status van de MONUC uit te breiden tot de door de Europese Unie geleide troepenmacht. |
(8) |
De autoriteiten van de DRC hebben mogelijke militaire steun van de Europese Unie aan het verkiezingsproces met instemming begroet. |
(9) |
Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) dient politieke controle uit te oefenen op en strategische leiding te geven aan de militaire operatie van de Europese Unie ter ondersteuning van de MONUC in de DRC en dient de desbetreffende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 28, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie dienen de beleidsuitgaven die voortvloeien uit dit gemeenschappelijk optreden dat gevolgen heeft op militair of defensiegebied, ten laste te komen van de lidstaten overeenkomstig de bepalingen van Besluit 2004/197/GBVB van de Raad van 23 februari 2004 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (5) (hierna „Athena” genoemd). |
(11) |
Artikel 14, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat in een gemeenschappelijk optreden de middelen worden omschreven die de Unie ter beschikking zullen staan. Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de Europese Unie is voor het moment de meest accurate raming, waarmee echter niet vooruitgelopen wordt op de uiteindelijke bedragen in de begroting die moet worden goedgekeurd overeenkomstig de in Athena vastgestelde regels. |
(12) |
Overeenkomstig artikel 6 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt niet deel aan de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en derhalve niet aan de financiering van de operatie, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:
Artikel 1
Missie
1. De Europese Unie voert overeenkomstig het mandaat van Resolutie nr. 1671 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties tijdens het verkiezingsproces een militaire operatie, „Operatie EUFOR RD Congo” genaamd, uit ter ondersteuning van de MONUC.
2. De hiertoe ingezette troepenmacht opereert overeenkomstig de op 23 maart 2006 door de Raad aangenomen doelstellingen voor de eventuele steun van de Europese Unie aan de MONUC.
Artikel 2
Benoeming van de operationeel commandant van de Europese Unie
Luitenant-generaal Karlheinz VIERECK wordt benoemd tot operationeel commandant van de Europese Unie.
Artikel 3
Aanwijzing van het operationele hoofdkwartier van de Europese Unie
Het operationele hoofdkwartier van de Europese Unie wordt gevestigd bij het Operationeel Commando van de Strijdkrachten (Einsatzführungskommando der Bundeswehr (EinsFüKdo Bw)) in Potsdam.
Artikel 4
Benoeming van de commandant van de troepen van de Europese Unie
Majoor-generaal Christian DAMAY wordt benoemd tot commandant van de troepen van de Europese Unie.
Artikel 5
Planning en aanvang van de operatie
Het besluit over de aanvang van de militaire operatie van de Europese Unie wordt door de Raad genomen na goedkeuring van het operatieplan en de inzetregels („rules of engagement”), alsmede in het licht van de verkiezingskalender van de DRC.
Artikel 6
Politieke controle en strategische leiding
1. Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, de politieke controle op en de strategische leiding van de militaire operatie van de Europese Unie uit. De Raad machtigt het PVC hierbij om de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Onder deze machtiging vallen ook de bevoegdheden om de planningsdocumenten, waaronder het operatieplan, de commandostructuur en de inzetregels („rules of engagement”), te wijzigen. Onder deze machtiging vallen tevens de bevoegdheden om verdere besluiten te nemen over de benoeming van een nieuwe operationeel commandant van de Europese Unie en/of een nieuwe commandant van de troepen van de Europese Unie. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de militaire operatie van de Europese Unie blijven berusten bij de Raad, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV).
2. Het PVC brengt op geregelde tijdstippen verslag uit aan de Raad.
3. Het PVC ontvangt van de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie (CEUMC) op gezette tijden verslagen over het verloop van de militaire operatie van de Europese Unie. Het PVC kan, naar gelang van het geval, de operationeel commandant van de Europese Unie en/of de commandant van de troepen van de Europese Unie op zijn vergaderingen uitnodigen.
Artikel 7
Militaire leiding
1. Het Militair Comité van de Europese Unie (EUMC) controleert of de militaire operatie van de Europese Unie, onder verantwoordelijkheid van de operationeel commandant van de Europese Unie, correct wordt uitgevoerd.
2. Het EUMC ontvangt op gezette tijden verslagen van de operationeel commandant van de Europese Unie. Het kan, indien nodig, de operationeel commandant van de Europese Unie en/of de commandant van de troepen van de Europese Unie op zijn vergaderingen uitnodigen.
3. De CEUMC treedt op als eerste contactpunt met de operationeel commandant van de Europese Unie.
Artikel 8
Een coherente reactie van de Europese Unie
Het voorzitterschap, de SG/HV, de EU-operationeel commandant, de commandant van de strijdkrachten van de Europese Unie, de missiehoofden van respectievelijk EUPOL-Kinshasa en EUSEC RD Congo, en de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) zorgen voor nauwe coördinatie van hun respectieve activiteiten in verband met de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden.
Artikel 9
Betrekkingen met de Verenigde Naties, de DRC en andere actoren
1. De SG/HV fungeert, bijgestaan door de SVEU en in nauwe coördinatie met het voorzitterschap, als eerste contactpunt met de Verenigde Naties, de autoriteiten van de DRC en haar buurlanden, en andere relevante actoren.
2. De EU-operationeel commandant houdt, in nauwe coördinatie met de SG/HV, contact met het Department of Peacekeeping Operations (DPKO) in de Verenigde Naties en de MONUC over alle zaken in verband met zijn missie.
3. De commandant van de strijdkrachten van de Europese Unie onderhoudt, in coördinatie met de SVEU en de missiehoofden van respectievelijk EUPOL-Kinshasa en EUSEC RD Congo, nauw contact met de MONUC, de plaatselijke autoriteiten en andere internationale actoren, naar gelang van het geval, over aangelegenheden die voor deze missie van belang zijn.
Artikel 10
Deelneming van derde staten
1. Onverminderd de autonome besluitvorming van de Europese Unie en haar ene institutionele kader, en overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van de Europese Raad:
— |
worden de Europese NAVO-leden die geen lid zijn van de Europese Unie, uitgenodigd om aan de militaire operatie van de Europese Unie deel te nemen; |
— |
kunnen de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie worden uitgenodigd aan de militaire operatie van de Unie deel te nemen, met inachtneming van de overeengekomen nadere bepalingen. |
2. Hierbij machtigt de Raad het PVC om, op aanbeveling van de operationeel commandant van de Europese Unie en van het EUMC, de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.
3. De nadere regelingen wat betreft de deelname van derde staten worden vastgelegd in een overeenkomst, die volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt aangegaan. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over dergelijke regelingen onderhandelen. Wanneer de Europese Unie en een derde staat een overeenkomst hebben gesloten tot vaststelling van een kader voor de deelneming van deze derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie, dan zijn in het kader van deze operatie de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.
4. Derde staten die een belangrijke militaire bijdrage aan de militaire operatie van de Europese Unie leveren, hebben dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende EU-lidstaten bij de dagelijkse leiding van de operatie.
5. De Raad machtigt hierbij het PVC de noodzakelijke besluiten te nemen betreffende de instelling van een Comité van contribuanten, indien de derde landen aanzienlijke militaire bijdragen leveren.
Artikel 11
Optreden van de Gemeenschap
De Raad en de Commissie zorgen, overeenkomstig hun onderscheiden bevoegdheden, voor de samenhang tussen de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en het overige externe optreden van de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Raad en de Commissie werken daartoe samen.
Artikel 12
Status van de door de Europese Unie geleide troepenmacht
De status van de door de Europese Unie geleide troepenmacht, met inbegrip van voorrechten, immuniteiten en andere garanties die nodig zijn voor het volbrengen van de missie, worden geregeld in overeenstemming met de relevante bepalingen van Resolutie nr. 1671 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
Artikel 13
Financiële regeling
1. De gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de Europese Unie worden beheerd door Athena.
2. Ten behoeve van deze militaire operatie van de Europese Unie:
— |
kunnen de kosten voor accommodatie/huisvesting voor de troepen in hun geheel niet als gemeenschappelijke kosten gefinancierd worden, |
— |
kunnen de transportkosten voor de troepen in hun geheel niet als gemeenschappelijke kosten gefinancierd worden. |
3. Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de Europese Unie bedraagt 16 700 000 EUR voor een periode van vier maanden. Het in artikel 31, lid 3, van Besluit 2004/197/GBVB bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 70.
Artikel 14
Vrijgave van gegevens aan de Verenigde Naties, de MONUC en andere derde partijen
1. De SG/HV is gemachtigd gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie die ten behoeve van de militaire operatie van de Europee Unie zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de Verenigde Naties, aan de MONUC en aan derden die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn, met inachtneming van de respectieve rubriceringsniveaus.
2. De SG/HV is gemachtigd niet-gerubriceerde documenten van de Europese Unie die verband houden met de beraadslagingen van de Raad betreffende de operatie en die overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het Reglement van orde van de Raad (6) onder de geheimhoudingsplicht vallen, vrij te geven aan de Verenigde Naties, aan de MONUC en aan derden die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn.
Artikel 15
Inwerkingtreding en opzegging
1. Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
2. De militaire operatie van de Europese Unie duurt vier maanden vanaf de datum van de eerste verkiezingsronde in de DRC.
3. Dit gemeenschappelijk optreden wordt ingetrokken nadat alle EU-troepen zijn gehergroepeerd, overeenkomstig een goedgekeurde planning voor de beëindiging van de militaire operatie van de Europese Unie.
Artikel 16
Bekendmaking
Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 27 april 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
L. PROKOP
(1) PB L 367 van 14.12.2004, blz. 30. Gemeenschappelijk optreden gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/822/GBVB (PB L 305 van 24.11.2005, blz. 44).
(2) PB L 112 van 3.5.2005, blz. 20. Gemeenschappelijk optreden gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/868/GBVB (PB L 318 van 6.12.2005, blz. 29).
(3) PB L 143 van 11.6.2003, blz. 50.
(4) PB L 49 van 21.2.2006, blz. 17.
(5) PB L 63 van 28.2.2004, blz. 68. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/68/GBVB (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 59).
(6) Besluit 2004/338/EG, Euratom van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van het Reglement van orde van de Raad (PB L 106 van 15.4.2004, blz. 22). Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/34/EG, Euratom (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 32).