8.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 184/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1075 VAN DE COMMISSIE

van 23 maart 2016

houdende aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen ter specificatie van de inhoud van herstelplannen, afwikkelingsplannen en groepsafwikkelingsplannen, de minimumcriteria die de bevoegde autoriteiten moeten beoordelen met betrekking tot herstelplannen en groepsherstelplannen, de voorwaarden voor financiële steun binnen de groep, de voorwaarden voor onafhankelijke taxateurs, de contractuele erkenning van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden, de procedures en de inhoud van de kennisgevingsvereisten en van de kennisgeving van opschorting en de operationele werking van de afwikkelingscolleges

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 5, lid 10, artikel 6, lid 8, artikel 10, lid 9, artikel 12, lid 6, artikel 15, lid 4, artikel 23, lid 2, artikel 36, lid 14, artikel 55, lid 3, artikel 82, lid 3 en artikel 88, lid 7, van deze verordening,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bepalingen in deze verordening houden nauw met elkaar verband, aangezien zij betrekking hebben op het bij Richtlijn 2014/59/EU vastgestelde afwikkelingskader vanaf de planning van het herstel en de afwikkeling van een instelling, de fase van vroegtijdige interventie tot het moment waarop de afwikkelingsmaatregel wordt uitgevoerd. Om te zorgen voor samenhang tussen deze bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en ter bevordering van het afwikkelingsproces moet aan instellingen, autoriteiten en marktdeelnemers, waaronder beleggers die niet in de EU zijn gevestigd, een volledig beeld van en een compacte toegang tot hun rechten en verplichtingen worden geboden. Daarom is het wenselijk om de desbetreffende bij Richtlijn 2014/59/EU vereiste technische reguleringsnormen in één enkele verordening samen te brengen.

(2)

Naast de definities in Richtlijn 2014/59/EU zijn bepaalde specifieke definities van de gebruikte technische termen noodzakelijk.

(3)

Uniforme regels betreffende de minimaal vereiste informatie in herstelplannen moeten rekening houden met, maar geen afbreuk doen aan, de bevoegdheden van de betrokken autoriteiten om voor bepaalde instellingen met betrekking tot de inhoud en de details van afwikkelingsplannen in overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 2014/59/EU vereenvoudigde verplichtingen vast te stellen.

(4)

Deze uniforme voorschriften moeten, onverminderd de in overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 2014/59/EU vereenvoudigde verplichtingen, de informatie specificeren die een individueel herstelplan en, in overeenstemming met artikel 7, leden 5 en 6, van die richtlijn, een groepsherstelplan moeten bevatten.

(5)

Het is van essentieel belang dat de in herstelplannen opgenomen informatie adequaat en specifiek is, afhankelijk van de vraag of de herstelplannen zijn opgesteld door instellingen die geen deel uitmaken van een groep die is onderworpen aan geconsolideerd toezicht op grond van de artikelen 111 en 112 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (2), dan wel of het gaat om individuele herstelplannen, zoals bedoeld in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU, of groepsherstelplannen als bedoeld in artikel 7, leden 5 en 6, van Richtlijn 2014/59/EU.

(6)

Ten behoeve van de interne structuur van de herstelplannen moeten de informatievereisten in een aantal punten worden gebundeld, en moeten sommige worden ingedeeld in subpunten zoals uiteengezet in deze verordening.

(7)

Om te verzekeren dat herstelplannen probleemloos kunnen worden uitgevoerd, indien nodig, binnen een redelijke termijn, is het van essentieel belang om deze plannen op een degelijke bestuursstructuur te stoelen. De herstelplannen moeten dan ook een beschrijving van de betrokken specifieke bestuursregelingen bevatten. Zo moet in een plan worden beschreven op welke wijze het tot stand is gekomen, wie het heeft goedgekeurd, en hoe het in het algehele bestuur van de instelling of de groep is geïntegreerd. In voorkomend geval dienen de maatregelen te worden beschreven die zijn genomen om de samenhang te verzekeren tussen een individueel herstelplan van een dochteronderneming, indien van toepassing, en het groepsherstelplan.

(8)

Herstelplannen zijn van cruciaal belang voor het beoordelen van de haalbaarheid van herstelmogelijkheden. Daarom moet een herstelplan gedetailleerde informatie bevatten over het voorafgaande besluitvormingsproces als wezenlijk onderdeel van de bestuursstructuur, gebaseerd op een escalatieprocedure met gebruikmaking van indicatoren in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2014/59/EU. Omdat elke crisis anders is, leidt het halen van een indicator niet automatisch tot activering van een specifieke herstelmogelijkheid of, meer in het algemeen, van een geautomatiseerd kader waarbinnen een bepaalde herstelmogelijkheid moet worden toegepast in overeenstemming met vooraf vastgestelde procedureverplichtingen. De indicatoren dienen veeleer om aan te geven dat een escalatieprocedure moet worden gestart, waarbij wordt onderzocht wat de beste manier is om een crisissituatie aan te pakken. Vóór het halen van deze indicatoren moeten ook bij regulier risicobeheer gangbare gegevens en benchmarks worden gebruikt om de instelling of groep te wijzen op het risico dat de financiële situatie verslechtert en dat de indicatoren worden gehaald. Hoewel dergelijke vroegtijdige waarschuwingen in de zin van Richtlijn 2014/59/EU geen indicatoren zijn en bijgevolg niet op een beginnende herstelfase duiden of escalatie buiten de basisprocedures vereisen, dragen zij wel bij tot de samenhang tussen het reguliere risicobeheer van de instelling en de monitoring van de indicatoren. Bijgevolg moet in het herstelplan worden beschreven op welke wijze passende elementen in het risicobeheer van de instelling bij de indicatoren aansluiten.

(9)

De strategische analyse moet rekening houden met internationale normen voor herstelplannen zoals de „Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions” van de Raad voor financiële stabiliteit. Volgens deze Key Attributes moet de strategische analyse de essentiële en systeemrelevante functies van de instelling identificeren en de belangrijkste stappen voor hun instandhouding bij herstelscenario's bepalen. Dienovereenkomstig zou de strategische analyse moeten bestaan uit twee delen. Het eerste deel van de strategische analyse dient een beschrijving te geven van de instelling of groep en hun kernbedrijfsonderdelen en kritieke functies. De beschrijving van de instelling of groep moet een algemeen overzicht bieden van de instelling of groep en hun activiteiten, samen met een gedetailleerde beschrijving van de kernbedrijfsonderdelen en de kritieke functies. Om herstelmogelijkheden zoals afstotingen en de verkoop van bedrijfsonderdelen vlotter te kunnen beoordelen, is het van belang de juridische entiteiten te identificeren waarbinnen kernbedrijfsonderdelen en kritieke functies zich bevinden en een analyse uit te voeren van de onderlinge verwevenheid binnen de groep. Op grond van artikel 6, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/59/EU moeten de instellingen ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantonen dat het herstelplan redelijkerwijs zonder significante nadelige gevolgen voor het financiële stelsel kan worden uitgevoerd. In overeenstemming met artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU moeten de bevoegde autoriteiten bovendien beoordelen in hoeverre het herstelplan, of specifieke mogelijkheden in het plan, zonder significante nadelige gevolgen voor het financiële stelsel zouden kunnen worden uitgevoerd. Herstelplannen moeten dus ook een beschrijving van de externe verwevenheid bevatten.

(10)

In het tweede deel van de strategische analyse moeten eventuele herstelmogelijkheden worden geïdentificeerd en beoordeeld. Voor de instelling of de groep beschikbare herstelmogelijkheden moeten eerst worden beschreven zonder verwijzing naar een specifiek scenario van financiële stress. Deze mogelijkheden vormen een middel om de algemene paraatheid in geval van crisis te verbeteren en de instelling of de groep flexibel te helpen reageren op een crisissituatie. Vervolgens moet in de strategische analyse worden uiteengezet op welke manier herstelmogelijkheden zijn getoetst aan specifieke scenario's van financiële stress om bij wijze van indicatie na te gaan welke herstelmogelijkheden in elk van deze scenario's efficiënt zouden zijn, waardoor de doeltreffendheid van de herstelmogelijkheden en de geschiktheid van de indicatoren aan een praktische test worden onderworpen. Herstelmogelijkheden moeten maatregelen omvatten die de instelling zou kunnen nemen als aan de voorwaarden voor vroegtijdige interventie op grond van artikel 27 van Richtlijn 2014/59/EU is voldaan.

(11)

Communicatie over het herstelplan is van cruciaal belang voor een doeltreffende uitvoering ervan en om negatieve gevolgen voor het financiële stelsel te voorkomen. Een herstelplan moet daarom ook een hoofdstuk bevatten aangaande communicatie en openbaarmaking met het oog op zowel interne mededelingen aan de betrokken interne organen en het personeel van de instelling of groep, als externe mededelingen.

(12)

Een herstelplan kan wijzigingen in de bedrijfsorganisatie van de instelling inhouden, hetzij om de actualisering van het plan en de uitvoering ervan in de toekomst te faciliteren, om de indicatoren te monitoren, of omdat in het proces een aantal belemmeringen is geïdentificeerd die de uitvoering van herstelmogelijkheden bemoeilijken. Deze door de instelling of groep te treffen voorbereidende en follow-upmaatregelen van organisatorische aard moeten in het herstelplan worden beschreven om accuraat te kunnen beoordelen of het plan redelijkerwijs kan worden uitgevoerd, en om het toezicht op de uitvoering van het plan door de instelling of groep en door de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken.

(13)

Het is van wezenlijk belang de minimumcriteria te specificeren die een bevoegde autoriteit in aanmerking moet nemen bij de beoordeling van door instellingen opgestelde herstelplannen als bedoeld in artikel 6, lid 2, en artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU.

(14)

Artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) machtigt de Europese Bankautoriteit (EBA) tot het opstellen van richtsnoeren voor de gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van het Unierecht en vereist dat bevoegde autoriteiten en financiële instellingen waarvoor dergelijke richtsnoeren zijn bedoeld, zich tot het uiterste inspannen om aan deze richtsnoeren te voldoen. Aangezien Richtlijn 2014/59/EU de EBA machtigt tot het uitvaardigen van richtsnoeren in overeenstemming met artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, ter nadere bepaling van bepaalde aspecten van de richtlijn, moeten de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met dat artikel rekening houden met de richtsnoeren betreffende scenario's voor herstelplanning en de indicatoren die in door de EBA opgestelde herstelplannen moeten worden opgenomen door zich tot het uiterste in te spannen om te voldoen aan deze richtsnoeren, in overeenstemming met artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(15)

Doel van de herstelplanning, zoals vastgesteld in Richtlijn 2014/59/EU, is het identificeren van mogelijkheden tot instandhouding of herstel van de levensvatbaarheid en financiële positie van een instelling of groep in geval van ernstige stress. In het kader van de criteria voor de beoordeling van een herstelplan moet daarom worden bekeken of het plan geschikt is voor de entiteiten waarop het betrekking heeft en of het plan en de mogelijkheden in het plan levensvatbaar zijn en tijdig kunnen worden uitgevoerd. Welke aangelegenheden de bevoegde autoriteit precies moet beoordelen, hangt af van de inhoud en de reikwijdte van het herstelplan. Er moeten uniforme regels voor de te beoordelen minimale criteria worden vastgesteld om rekening te houden met de mogelijkheid van bevoegde autoriteiten om voor bepaalde instellingen vereenvoudigde verplichtingen vast te leggen met betrekking tot de inhoud en de details van afwikkelingsplannen, in overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 2014/59/EU.

(16)

In voorkomend geval moeten voor de beoordeling van groepsherstelplannen aanvullende criteria worden gespecificeerd om rekening te houden met de op dergelijke plannen van toepassing zijnde aanvullende voorschriften van Richtlijn 2014/59/EU.

(17)

Herstelplannen moeten volledig zijn en alle bij Richtlijn 2014/59/EU vereiste informatie bevatten, met inbegrip van in deze verordening nader gespecificeerde elementen. De plannen moeten ook omvattend zijn en voldoende details en mogelijkheden bevatten die zijn toegesneden op de omstandigheden van de entiteit of de entiteiten in kwestie.

(18)

In voorschriften betreffende de inhoud van afwikkelingsplannen moet rekening worden gehouden met de lopende werkzaamheden ter coördinatie van deze ontwikkelingen op mondiaal niveau door de Raad voor financiële stabiliteit.

(19)

De normen voor de inhoud van afwikkelingsplannen en de beoordeling van de afwikkelbaarheid moeten voldoende soepel zijn om rekening te kunnen houden met de omstandigheden van de betrokken instelling of groep en om te verzekeren dat plannen doelgericht en nuttig zijn voor de uitvoering van de afwikkelingsstrategieën.

(20)

Afwikkelingsautoriteiten moeten beoordelen of de afwikkelingsdoelstellingen op geloofwaardige en haalbare wijze kunnen worden verwezenlijkt door liquidatie volgens normale insolventieprocedures. Daartoe dienen zij eventueel gebruik te maken van de relevante ervaring met depositogarantiestelsels. Bij het beoordelen of liquidatie haalbaar en geloofwaardig is, kan het nodig zijn na te gaan of de afwikkelingsdoelstellingen in dezelfde mate zullen worden verwezenlijkt door liquidatie in het kader van nationale insolventieprocedures, waaronder het tot een minimum beperken van buitengewone financiële steun.

(21)

Het beoordelen van afwikkelbaarheid is een iteratief proces dat alleen mogelijk is op basis van een duidelijke voorkeursafwikkelingsstrategie. De afwikkelingsautoriteiten kunnen dan aan het eind van het proces voor een gewijzigde of totaal andere strategie kiezen.

(22)

Ook moeten varianten op de voorkeursstrategie worden overwogen om rekening te houden met omstandigheden die de tenuitvoerlegging van de voorkeursafwikkelingsstrategie verhinderen, zoals wanneer een eenkanalige strategie met gebruikmaking van het instrument van bail-in niet langer haalbaar zou zijn omdat de verliezen groter zijn dan de in aanmerking komende door de moedermaatschappij uitgegeven passiva.

(23)

Normen voor groepsafwikkelingsplannen en de beoordeling van de afwikkelbaarheid moeten een afwikkelingsstrategie opleveren die is gebaseerd op een van de gestileerde benaderingen waarin de Raad voor financiële stabiliteit voorziet en die worden vermeld in overweging 80 van Richtlijn 2014/59/EU. Zo kunnen afwikkelingsstrategieën worden uitgevoerd door één enkele afwikkelingsautoriteit die afwikkelingsinstrumenten op het niveau van de holding of moedermaatschappij van een groep (eenkanalig) toepast, of door meer dan één afwikkelingsautoriteit die afwikkelingsinstrumenten voor meer dan één regionale of functionele subgroep of entiteit in een grensoverschrijdende groep toepast (meerkanalig), of het kan gaan om een combinatie van beide.

(24)

In ieder geval moet bij de afwikkelingsplanning en beoordeling van de afwikkelbaarheid rekening worden gehouden met de noodzaak van eventuele ondersteunende maatregelen door andere afwikkelingsautoriteiten dan die welke de afwikkelingsmaatregelen uitvoeren, zoals het leveren van informatie, de ononderbroken verlening van kritieke gedeelde diensten, of beslissingen om geen afwikkelingsmaatregelen te nemen, rekening houdend met het recht van andere afwikkelingsautoriteiten om indien nodig op eigen initiatief te handelen ter handhaving van de binnenlandse financiële stabiliteit voor het geval dat de leidende afwikkelingsautoriteiten het laten afweten.

(25)

Deel C van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU specificeert een aantal zaken waarmee rekening moet worden gehouden bij het beoordelen van de afwikkelbaarheid van een instelling of groep, maar is niet uitputtend en dient verder te worden gespecificeerd.

(26)

In overeenstemming met artikel 32 van Richtlijn 2014/59/EU mogen afwikkelingsmaatregelen alleen worden genomen wanneer de liquidatie van een instelling of groep volgens normale insolventieprocedures niet in het algemeen belang zou zijn, en derhalve moet bij de beoordeling van de afwikkelbaarheid worden gekeken naar liquidatie als alternatief voor afwikkeling.

(27)

Artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU bevat een aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan opdat een moederinstelling, een EU-moederinstelling en sommige andere entiteiten binnen een groep en hun dochterondernemingen in andere lidstaten of in derde landen die instellingen of financiële instellingen zijn, op grond van een overeenkomst voor financiële steun binnen de groep als bedoeld in hoofdstuk III van deze richtlijn, financiële steun kunnen verstrekken in de vorm van een lening, garanties of activa als zekerheid aan een andere entiteit van de groep die voldoet aan de voorwaarden voor vroegtijdige interventie. In overeenstemming met artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU kan de bevoegde autoriteit van de groepsentiteit die financiële steun verleent de verlening van de financiële steun verbieden of beperken.

(28)

Gelet op de financiële moeilijkheden van de ontvangende entiteit en op de voorwaarde van een redelijk vooruitzicht dat de financiële steun deze financiële moeilijkheden oplost, is een grondige analyse vereist van de behoeften aan kapitaal en liquiditeit van de ontvangende entiteit en moet worden gekeken naar de interne en externe oorzaken voor de financiële problemen en naar vroegere, huidige en verwachte marktomstandigheden. Hierbij moeten ook de maatregelen tegen het licht worden gehouden die gepland zijn om de oorzaken van de moeilijkheden van de ontvangende entiteit aan te pakken en die efficiënt kunnen bijdragen tot het herstel van de financiële situatie.

(29)

De beoordeling van de verschillende voorwaarden valt onder de verantwoordelijkheid van de entiteit die de steun verleent (de verlenende entiteit) en van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de verlenende instelling. De beoordeling moet rekening houden met het risico op potentieel negatieve ontwikkelingen. Met het oog op een omvattende beoordeling van de voorwaarden die gelden voor de verlenende entiteit moet de bevoegde autoriteit die voor de verlenende entiteit verantwoordelijk is, ook rekening houden met informatie en beoordelingen die zijn verstrekt door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de groepsentiteit die de financiële steun ontvangt.

(30)

Ten aanzien van de voorwaarde dat de steunverlening in overeenstemming is met artikel 19, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU dient rekening te worden gehouden met het wanbetalingsrisico van de ontvangende entiteit en het verlies voor de verlenende entiteit door het mogelijk in gebreke blijven van de ontvangende entiteit, op basis van een vergelijking tussen een scenario met en een scenario zonder steun en op basis van volledige openbaarmaking van de relevante informatie. Daarbij moet rekening worden gehouden met het belang van de verlenende entiteit als beschreven in artikel 19, lid 7, onder b), waarin wordt bepaald dat eventuele directe of indirecte voordelen die voor een partij uit de verlening van de financiële steun ontstaan, in aanmerking kunnen worden genomen. Dat moet worden onderzocht via een grondige analyse van de kosten en baten voor de verlenende entiteit en de groep als geheel in beide scenario's.

(31)

Overeenkomsten voor financiële steun en het verlenen van financiële steun binnen de groep kunnen de afwikkelbaarheid van een groep verbeteren, bijvoorbeeld wanneer ze in overeenstemming zijn met het mechanisme voor verliesabsorptie waarin de afwikkelingsstrategie voorziet. Zij kunnen de gekozen afwikkelingsstrategie evenwel ook minder haalbaar maken, bijvoorbeeld indien de strategie voorziet in een afsplitsing van verschillende delen van de groep. Bijgevolg moet de beoordeling van het effect op de afwikkelbaarheid gebaseerd zijn op de afwikkelbaarheidsbeoordeling, op het individuele afwikkelingsplan en, in voorkomend geval, op het groepsafwikkelingsplan zoals vastgesteld in het gezamenlijk besluit van afwikkelingscolleges.

(32)

Voor de toepassing van artikel 36, inclusief artikel 49, lid 3, en artikel 74 van Richtlijn 2014/59/EU is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat onafhankelijke taxateurs bij het uitvoeren van waarderingen niet worden beïnvloed of lijken te worden beïnvloed door overheidsinstanties, met inbegrip van de afwikkelingsautoriteit of door de instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d) van die richtlijn.

(33)

Derhalve moet aan de hand van uniforme voorschriften worden bepaald onder welke omstandigheden een persoon geacht wordt onafhankelijk te zijn van de desbetreffende overheidsinstanties, met inbegrip van de afwikkelingsautoriteit en van de instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU. Die voorschriften moeten vereisten bevatten ten aanzien van de bekwaamheid en de middelen van de persoon in kwestie en diens verhouding tot de betrokken overheidsinstanties, met inbegrip van de afwikkelingsautoriteit en van de instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU.

(34)

De onafhankelijkheid kan worden versterkt aan de hand van voorwaarden die verzekeren dat de onafhankelijke taxateur over de nodige bekwaamheid en middelen beschikt. Meer in het bijzonder dient te worden verzekerd dat de onafhankelijke taxateur over de nodige kwalificaties, kennis en bekwaamheid in alle relevante onderwerpen beschikt, met name op het gebied van waardering en accounting in het bankwezen. Ook moet worden gegarandeerd dat de onafhankelijke taxateur voldoende personele en technische middelen heeft of kan inzetten voor het uitvoeren van de waardering. Daarom kan het voor de uitvoering van de waardering passend zijn om personeel of contractanten in te schakelen van andere waarderingspecialisten of advocatenkantoren of van elders. Indien personeel of contractanten ter ondersteuning van de waardering worden ingezet, moet worden nagegaan of de onafhankelijkheid is gegarandeerd en er geen sprake is van belangenconflicten. De onafhankelijke taxateur blijft in alle gevallen verantwoordelijk voor het resultaat van de waardering.

(35)

Verder dient te worden verzekerd dat de onafhankelijke taxateur de waardering ook effectief kan uitvoeren, zonder buitensporig te vertrouwen op eventuele betrokken overheidsinstanties, met inbegrip van de afwikkelingsautoriteit en van de instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU. Instructies of richtsnoeren ter ondersteuning van de waardering, bijvoorbeeld inzake de methodologie die in overeenstemming met de EU-regelgeving op het gebied van waardering voor afwikkelingsdoeleinden wordt gehanteerd, mogen echter niet worden beschouwd als een vorm van buitensporig vertrouwen, indien zulke instructies of richtsnoeren noodzakelijk worden geacht voor het uitvoeren van de waardering. Daarnaast mag het leveren van ondersteuning, zoals door de betrokken instelling of entiteit ter beschikking gestelde systemen, financiële memoranda, op grond van regelgeving vereiste rapporten, marktgegevens, andere documenten of andere ondersteuning van de onafhankelijke taxateur niet worden verhinderd indien dat volgens het tot aanstelling bevoegde gezag of elke andere autoriteit die gemachtigd kan worden om deze taak in de betrokken lidstaat uit te voeren, nodig wordt geacht ter ondersteuning van de waarderingsopdracht. In overeenstemming met alle eventuele procedures moeten instructies, richtsnoeren en andere vormen van ondersteuning worden overeengekomen op basis van individuele gevallen of op basis van pools.

(36)

De betaling van een redelijke beloning en kostenvergoeding in verband met het verrichten van de waardering mag niet worden verhinderd.

(37)

De onafhankelijkheid kan in het gedrang komen indien de waardering wordt uitgevoerd door een persoon die in dienst is van of aangesloten is bij een overheidsinstantie, met inbegrip van de afwikkelingsautoriteit, evenals de instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d) van Richtlijn 2014/59/EU, zelfs in gevallen waarin sprake is van volledige organisatorische scheiding om bedreigingen als zelfevaluatie, eigenbelang, voorspraak, bekendheid, vertrouwen of intimidatie te voorkomen. Het is dan ook nodig te voorzien in een passende juridische scheiding zodat de onafhankelijke taxateur geen werknemer of contractant kan zijn van, noch in een groep met, een overheidsinstantie, met inbegrip van de afwikkelingsautoriteit of de betrokken instelling of entiteit.

(38)

Ook is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat de onafhankelijke taxateur geen materieel gemeenschappelijk of conflicterend belang met betrekking tot een betrokken overheidsinstantie heeft, met inbegrip van de afwikkelingsautoriteit, evenals de instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU, met inbegrip van het hogere management, de meerderheidsaandeelhouders, groepsentiteiten en belangrijke schuldeisers, zoals wanneer de onafhankelijke taxateur een belangrijke schuldeiser van de instelling of entiteit in kwestie zou zijn. Ook persoonlijke relaties kunnen een materieel belang inhouden.

(39)

Bijgevolg moet het tot aanstelling bevoegd gezag, of elke andere autoriteit die gemachtigd kan worden om de taak in de betrokken lidstaat uit te voeren, nagaan of er sprake is van gemeenschappelijke of conflicterende materiële belangen. Voor deze beoordeling moet de onafhankelijke taxateur het tot aanstelling bevoegde gezag, of elke andere autoriteit die gemachtigd kan worden om deze taak in de betrokken lidstaat uit te voeren, in kennis stellen van alle bestaande of mogelijke belangen die volgens de persoon door die instantie kunnen worden aangemerkt als een materieel belang, en alle informatie verstrekken die door de autoriteit met het oog op deze beoordeling redelijkerwijs kan worden gevraagd. In het geval van rechtspersonen moet de onafhankelijkheid worden beoordeeld onder verwijzing naar de onderneming of vennootschap als geheel, maar met inachtneming van elke organisatorische scheiding en andere regelingen die in werking kunnen zijn gesteld om een onderscheid te maken tussen die personeelsleden die betrokken zouden kunnen zijn bij de waardering en andere personeelsleden, om bedreigingen als zelfevaluatie, eigenbelang, voorspraak, bekendheid, vertrouwen of intimidatie te voorkomen. Indien deze risico's in verhouding tot de getroffen beschermingsmaatregelen dermate groot zijn dat ze de onafhankelijkheid van de persoon aantasten, mag de onderneming of vennootschap niet de onafhankelijke taxateur zijn.

(40)

Een accountant die een audit heeft uitgevoerd van de instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d) van Richtlijn 2014/59/EU in het jaar voorafgaand aan de beoordeling van de geschiktheid als taxateur mag in geen geval als onafhankelijk worden beschouwd. Andere audit- of waarderingsdiensten die aan de betrokken instelling of entiteit zijn verleend in de jaren onmiddellijk vóór de datum waarop de onafhankelijkheid moet worden getoetst, worden ook geacht een gemeenschappelijk of conflicterend materieel belang te vertegenwoordigen, tenzij ten genoegen van het tot aanstelling bevoegde gezag, of elke andere autoriteit die gemachtigd kan worden om deze taak in de betrokken lidstaat uit te voeren, kan worden aangetoond dat dit gelet op alle relevante omstandigheden, waaronder elke organisatorische scheiding of andere bestaande regelingen, niet het geval is.

(41)

Na aanstelling is het van essentieel belang dat de onafhankelijke taxateur zijn beleid en procedures blijft afstemmen op de toepasselijke gedragscodes en professionele normen om mogelijke of feitelijke belangen te identificeren die volgens de taxateur een gemeenschappelijk of conflicterend materieel belang kunnen inhouden. Het tot aanstelling bevoegde gezag, of elke andere instantie die in de betrokken lidstaat kan worden geïdentificeerd, moet onmiddellijk op de hoogte worden gebracht van alle geïdentificeerde bestaande of mogelijke belangen en moet nagaan of deze een materieel belang vormen, in welk geval de aanstelling van de onafhankelijke taxateur wordt beëindigd en een nieuwe taxateur wordt aangesteld.

(42)

Richtlijn 2014/59/EU vereist dat lidstaten de afwikkelingsautoriteiten een reeks bevoegdheden verlenen, met inbegrip van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 66, van deze richtlijn, die afzonderlijk of in combinatie met afwikkelingsmaatregelen kunnen worden toegepast.

(43)

Het is van belang ervoor te zorgen dat de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden kunnen worden toegepast op alle passiva die niet zijn uitgesloten op grond van artikel 44, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU. Voor passiva waarop het recht van een derde land van toepassing is en voor zover zij niet op de lijst van passiva staan waarvoor de uitsluiting in artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU geldt, moet een contractuele bepaling worden opgenomen ter ondersteuning van de toepassing van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden op die passiva.

(44)

De contractuele bepalingen als bedoeld in artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU dienen te worden opgenomen in overeenkomsten waarbij passiva worden gecreëerd waarop dit artikel van toepassing is en die zijn aangegaan na de datum van toepassing van de bepalingen tot omzetting van afdeling 5 van hoofdstuk IV van titel IV van Richtlijn 2014/59/EU.

(45)

In het bijzonder moet de contractuele bepaling als bedoeld in artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU worden opgenomen in desbetreffende overeenkomsten betreffende passiva die bij hun ontstaan, hetzij niet volledig gedekt zijn, hetzij wel volledig gedekt zijn, maar waarvan de contractuele bepalingen de schuldenaar niet verplichten tot het aanhouden van een zekerheid die de passiva volledig en permanent zou dekken in overeenstemming met de wettelijke voorschriften van het recht van de Unie of het overeenstemmende recht in derde landen.

(46)

Voor desbetreffende overeenkomsten die zijn aangegaan vóór de datum van toepassing van de bepalingen tot omzetting van afdeling 5 van hoofdstuk IV van titel IV van Richtlijn 2014/59/EU moet de contractuele bepaling worden opgenomen indien op grond van die overeenkomst na de datum van omzetting passiva worden gecreëerd.

(47)

Voor desbetreffende overeenkomsten die zijn aangegaan vóór de datum van toepassing van de bepalingen tot omzetting van afdeling 5 van hoofdstuk IV van titel IV van Richtlijn 2014/59/EU moeten materiële wijzigingen die van invloed zijn op materiële rechten en verplichtingen van een partij bij de overeenkomst leiden tot verplichte opname van de contractuele bepaling als bedoeld in artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU. Niet-materiële wijzigingen die de materiële rechten en verplichtingen van een partij bij een desbetreffende overeenkomst onverlet laten, leiden niet tot verplichte opname van de contractuele bepaling; in alle andere gevallen moet de contractuele bepaling worden opgenomen.

(48)

Om een adequaat niveau van convergentie te bewerkstelligen en tegelijk te waarborgen dat verschillen tussen rechtsstelsels of verschillen die voortvloeien uit de aard of vorm van de passiva in aanmerking kunnen worden genomen door de afwikkelingsautoriteiten, de instellingen en entiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) en d), van Richtlijn 2014/59/EU, is het passend om de verplichte inhoud van de contractuele bepaling vast te stellen.

(49)

Met het oog op een uniforme aanpak in de hele Unie die zorgt voor effectieve coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteit in staat stelt goed onderbouwde en snelle afwikkelingsbesluiten te nemen, worden de procedures en de inhoud van de kennisgevingen als bedoeld in artikel 81, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 2014/59/EU in deze verordening vastgesteld.

(50)

Kennisgevingen moeten, gelet op de urgentie en het belang van het onderwerp, door middel van beveiligde elektronische communicatiemiddelen gebeuren. Ter bevordering van de coördinatie tussen de partijen worden voorafgaande mondelinge communicatie en daaropvolgende bevestiging van ontvangst overwogen in de procedure.

(51)

Kennisgevingen moeten de ontvanger adequate informatie verschaffen zodat deze zijn werkzaamheden onmiddellijk kan verrichten; daarom wordt specifieke inhoud vastgesteld voor de kennisgeving die bij de bevoegde autoriteit moet worden ingediend door het leidinggevend orgaan van een instelling of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU, wanneer deze faalt of waarschijnlijk zal falen. Ook moet de mededeling van die kennisgeving door de bevoegde autoriteit aan de afwikkelingsautoriteit de informatie bevatten die deze laatste in staat stelt haar taken te vervullen. Daarnaast moeten specifieke inhoudelijke voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de kennisgeving van de beoordeling dat een instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d) faalt of waarschijnlijk zal falen, wanneer die beoordeling door respectievelijk de bevoegde autoriteit of de afwikkelingsautoriteit is geïnitieerd. In dat geval dient de kennisgeving ook de relevante voorwaarden waarvan sprake in artikel 32, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 2014/59/EU te specificeren.

(52)

Met het oog op een geharmoniseerde EU-benadering om belanghebbenden adequaat te informeren over afwikkelingsmaatregelen specificeert deze verordening de procedures en de inhoud van het bericht waarin de gevolgen van de afwikkelingsmaatregel worden samengevat, met inbegrip van het besluit om de uitoefening van bepaalde rechten in overeenstemming met de artikelen 69, 70 en 71 van Richtlijn 2014/59/EU op te schorten of te beperken.

(53)

Deze verordening stelt de inhoud van dat bericht vast ten aanzien van bepaalde kritieke informatie die aan niet-professionele en professionele afnemers en kredietgevers moet worden meegedeeld; met betrekking tot de niet in deze verordening gespecificeerde aspecten moet het bericht in overeenstemming zijn met de bredere communicatiestrategie die als onderdeel van het afwikkelingsplan is ontwikkeld en in hoofdstuk II, afdelingen I en II van deze verordening wordt vermeld. Het is noodzakelijk technische reguleringsnormen vast te stellen voor uniforme, gedetailleerde voorschriften met betrekking tot de oprichting van afwikkelingscolleges en de procedures die deze moeten volgen bij het uitvoeren van de in artikel 88 van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde functies en taken, gelet op de grote impact die groepsafwikkelingsplanning en groepsafwikkeling in meer dan één lidstaat kunnen hebben.

(54)

Bij de oprichting van een afwikkelingscollege is het noodzakelijk overlapping te voorkomen met werkzaamheden die de consoliderende toezichthouder en het college van toezichthouders reeds verrichten. Het is ook van belang ervoor te zorgen dat deze werkzaamheden worden bijgesteld om rekening te houden met de werkingsbehoeften van het college. Zo is het aangewezen ervoor te zorgen dat de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau rekening houdt met alle relevante werkzaamheden die zijn uitgevoerd door de consoliderende toezichthouder in het kader van het college van toezichthouders, en deze vervolgens actualiseert en aanpast, in het bijzonder met betrekking tot het identificeren van relevante groepsentiteiten en vervolgens van de autoriteiten die moeten worden uitgenodigd om lid of waarnemer te worden van het college („inventarisatie”).

(55)

Met verwijzing naar andere groepen of colleges die in overeenstemming met artikel 88, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU dezelfde taken uitvoeren en dezelfde functies vervullen, worden onder meer en niet uitsluitend crisismanagementgroepen bedoeld die zijn opgezet overeenkomstig de door de Raad voor financiële stabiliteit en de G20 ontwikkelde gemeenschappelijke beginselen en benaderingen. Het is dus van belang erin te voorzien dat afwikkelingsautoriteiten op groepsniveau bij het beoordelen van hun verplichting om een afwikkelingscollege op te richten ook nagaan of die andere groepen of colleges in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening handelen.

(56)

De rol van afwikkelingsautoriteiten van derde landen als waarnemer in het afwikkelingscollege is reeds geregeld in artikel 88, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU. Derhalve dienen regelingen te worden getroffen voor hun deelname aan het afwikkelingscollege en hun betrokkenheid bij de verschillende taken van het college.

(57)

Met het oog op een effectieve afwikkelingsplanning is efficiënte en tijdige interactie en samenwerking vereist tussen het afwikkelingscollege en de bankgroep, met name tussen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de EU-moederonderneming. Daartoe dient de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de EU-moederonderneming te informeren over de oprichting van het afwikkelingscollege, de samenstelling ervan en over eventuele wijzigingen in deze samenstelling. Efficiënte en tijdige interactie en samenwerking tussen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de EU-moederonderneming mogen echter niet ten koste gaan van de snelheid die is geboden ter vrijwaring van de financiële stabiliteit of van het voorbereidende of preventieve karakter en de in de afwikkelingsplanning vereiste complexe economische beoordeling.

(58)

Met het oog op een efficiënt en effectief besluitvormingsproces moeten de schriftelijke regelingen en procedures van het afwikkelingscollege de vereiste bepalingen van organisatorische aard bevatten. Met name moet het afwikkelingscollege de noodzaak erkennen om soepele substructuren binnen het afwikkelingscollege op te zetten voor het uitvoeren van de collegetaken en om ervoor te zorgen dat de leden op passende wijze tot alle functies van het college kunnen bijdragen. Indien het met name passend wordt geacht dat andere autoriteiten dan de leden van het college als waarnemers in het college worden opgenomen, moet de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau ervoor zorgen dat de voorwaarden hiervoor in de schriftelijke afspraken worden vastgesteld en dat deze niet gunstiger zijn dan de in deze verordening voor de leden van het college vastgestelde voorwaarden.

(59)

De schriftelijke regelingen en procedures van het afwikkelingscollege moeten ook de nodige operationele voorschriften bevatten aan de hand waarvan het college de afwikkelingsautoriteiten in staat kan stellen zowel hun bijdragen tot het college van toezichthouders te coördineren als de input te analyseren, bespreken en beoordelen die ze van het college van toezichthouders ontvangen. Daarom bevatten schriftelijke regelingen bij voorkeur een procedure voor de communicatie tussen het toezichthoudende en het afwikkelingscollege, en vooral tussen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de consoliderende toezichthouder. Ook moeten in schriftelijke regelingen de binnen het afwikkelingscollege te volgen procedures voor het bereiken van een consensus worden vastgesteld, in die gevallen waarin wel praktische coördinatie, maar geen gezamenlijk besluit is vereist in overeenstemming met Richtlijn 2014/59/EU.

(60)

De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau moet toegang hebben tot alle informatie die nodig is om zich van haar taken en verantwoordelijkheden te kwijten en ze coördineert het vergaren en verspreiden van de informatie die wordt aangeleverd door leden van het college of door een groepsentiteit in overeenstemming met de vertrouwelijkheidsvoorschriften en bepalingen betreffende de uitwisseling van vertrouwelijke informatie, zoals vastgelegd in Richtlijn 2014/59/EU.

(61)

Om ervoor te zorgen dat de operationele procedures toegesneden zijn op noodgevallen moet de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de werking van het afwikkelingscollege testen en, waar dit nodig wordt geacht, de EU-moederonderneming bij de uitvoering van deze tests kunnen betrekken.

(62)

Een tijdige en realistische planning van alle besluitvormingsprocessen is cruciaal. Elke bij deze processen betrokken afwikkelingsautoriteit moet de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau tijdig en op efficiënte wijze en in overeenstemming met de desbetreffende tijdschema's voor gezamenlijke besluiten haar eigen bijdrage tot het respectieve gezamenlijk besluit voorleggen

(63)

Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat gezamenlijke besluiten vlot en tijdig worden genomen. Dit is met name van belang voor besluiten over afwikkeling, maar het is ook relevant voor de afwikkelingsplanning. Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat alle bij de gezamenlijke besluitvorming betrokken instanties voldoende tijd krijgen om hun standpunten kenbaar te maken. Voor een goed evenwicht tussen deze twee doelstellingen moet de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau worden gemachtigd om haar ontwerpvoorstel voor te leggen aan de andere bij het proces betrokken autoriteiten, terwijl tegelijk een passende termijn wordt vastgesteld na het verstrijken waarvan de autoriteiten die geen bezwaar tegen dat voorstel hebben geuit, worden geacht ermee in te stemmen. Bij het bepalen van de relevante termijn moet de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau terdege rekening houden met het feitelijke tijdschema van het besluitvormingsproces, als vastgesteld in wettelijke bepalingen of als eerder door het college zelf besloten.

(64)

Met het oog op een doelmatige procedure moet de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de eindverantwoordelijkheid hebben voor het bepalen van de volgorde van de te volgen stappen. De stappen voor het bereiken van elk gezamenlijk besluit moeten worden uitgestippeld, waarbij sommige stappen parallel en andere achtereenvolgens kunnen worden genomen.

(65)

In overeenstemming met artikel 13, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU moeten groepsafwikkelingsplannen ten minste eenmaal per jaar worden geëvalueerd en geactualiseerd. Groepsafwikkelingsplannen moeten evenwel, indien nodig, ook op ad-hocbasis kunnen worden geëvalueerd en geactualiseerd, naar aanleiding van door het college van toezichthouders ontvangen informatie of op initiatief van het afwikkelingscollege zelf.

(66)

Om de afwikkelingscolleges transparanter te doen functioneren, moet een uniforme wijze van kennisgeving van de gezamenlijke besluiten aan de EU-moederonderneming en de andere entiteiten van de groep in alle duidelijkheid in deze verordening worden vastgesteld. Omwille van de vergelijkbaarheid van de procedures en resultaten, en dus van convergentie, dienen uniforme voorschriften inzake de procedure en de voor de gezamenlijke besluitvorming binnen de afwikkelingscolleges benodigde documentatie in alle duidelijkheid te worden vastgesteld.

(67)

Bij gebreke van een gezamenlijk besluit moet worden gezorgd voor coördinatie van de individuele besluiten van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en van de afwikkelingsautoriteiten van de dochterondernemingen opdat het afwikkelingscollege zijn rol kan vervullen, zoals bepaald in artikel 88, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU. Daarom is het ter bevordering van een doeltreffende en werkbare groepsafwikkelingsplanning noodzakelijk om het werkingsproces van het college als kader voor de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de andere autoriteiten vast te stellen, zelfs bij gebreke van gemeenschappelijke besluiten.

(68)

Bij het bepalen van de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling moeten de betrokken afwikkelingsautoriteiten in het afwikkelingscollege in overeenstemming met de artikelen 91 en 92 van Richtlijn 2014/59/EU nagaan of de afwikkeling in kwestie een groepsdimensie heeft. Daartoe moet de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau proberen alle groepsentiteiten te identificeren die een effect ondervinden of kunnen ondervinden in het geval dat een entiteit van de groep of de EU-moederonderneming aan de voorwaarden van artikel 32 of 33 van Richtlijn 2014/59/EU voldoet.

(69)

Met het oog op het creëren van optimale afwikkelingsvoorwaarden is het noodzakelijk om op korte termijn efficiënt en doeltreffend te handelen. Het is bijgevolg belangrijk dat het afwikkelingscollege bij het overwegen van de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling tevens de mutualisering van nationale financiële regelingen in overweging kan nemen. Met name ten aanzien van financieringsplannen en de toepassing van Richtlijn 2014/59/EU moet het afwikkelingscollege nagaan of mutualisering van nationale financieringsregelingen noodzakelijk is. Bij gebreke van mutualisering moeten de inhoud en de procedure van het financieringsplan dienovereenkomstig worden aangepast. Ter verdere bevordering van de efficiëntie moet de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau haar positieve oordeel over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling meteen in een afwikkelingsvoorstel kunnen veranderen.

(70)

De groepsafwikkelingsregeling moet, voor zover dat mogelijk en passend is, rekening houden met en beantwoorden aan het groepsafwikkelingsplan, tenzij de afwikkelingsautoriteiten in het licht van de concrete omstandigheden vinden dat de afwikkelingsdoelstellingen beter kunnen worden verwezenlijkt met maatregelen die niet in het afwikkelingsplan staan.

(71)

Ten behoeve van de coördinatie dient al wie gevolgen ondervindt van de afwikkeling van een instelling volledig op de hoogte te zijn van de standpunten en handelingen van een afwikkelingsautoriteit die niet akkoord gaat met het gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling. Deze niet-instemmende autoriteit moet de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau bijgevolg duidelijk uitleggen waarom ze niet akkoord gaat.

(72)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit (EBA) bij de Commissie heeft ingediend.

(73)

Voor de toepassing van de technische reguleringsnormen op de inhoud van afwikkelingsplannen voor instellingen die geen deel uitmaken van een groep die is onderworpen aan geconsolideerd toezicht op grond van de artikelen 111 en 112 van Richtlijn 2013/36/EU, alsook de inhoud van afwikkelingsplannen voor groepen, in overeenstemming met, respectievelijk, de artikelen 10 en 13 van Richtlijn 2014/59/EU en voor de technische reguleringsnormen met betrekking tot de criteria die moeten worden onderzocht voor de beoordeling van de afwikkelbaarheid van instellingen of groepen, als bedoeld in respectievelijk artikel 15, lid 4, en artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU, heeft de EBA het Europees Comité voor systeemrisico's geraadpleegd.

(74)

De EBA heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en het advies van de in overeenstemming met artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN EN HERSTELPLANNEN

AFDELING I

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening specificeert:

1.

de informatie die in een individueel herstelplan en, in overeenstemming met artikel 7, leden 5 en 6, van Richtlijn 2014/59/EU, in een groepsherstelplan moet staan;

2.

de minimumcriteria die de bevoegde autoriteiten met betrekking tot individuele en groepsherstelplannen moeten beoordelen, in overeenstemming met artikel 6, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU;

3.

de inhoud van afwikkelingsplannen voor instellingen die geen deel uitmaken van een groep die op grond van de artikelen 111 en 112 van Richtlijn 2013/36/EU is onderworpen aan geconsolideerd toezicht en de inhoud van afwikkelingsplannen voor groepen in overeenstemming met respectievelijk de artikelen 10 en 13 van Richtlijn 2014/59/EU;

4.

de voor de beoordeling van de afwikkelbaarheid van instellingen of groepen te onderzoeken aangelegenheden en criteria, respectievelijk in overeenstemming met artikel 15, lid 4, en artikel 16, lid 2 van Richtlijn 2014/59/EU;

5.

de voorwaarden van artikel 23, lid 1, onder a), c), e) en i), van Richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot financiële steun van een groepsentiteit in overeenstemming met artikel 19 van die richtlijn;

6.

de omstandigheden waaronder een persoon onafhankelijk is van de afwikkelingsautoriteit en van de instelling of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU, voor de toepassing van artikel 36, lid 1, en van artikel 74 van die richtlijn;

7.

de lijst van passiva waarvoor de uitsluiting geldt van de verplichting om de contractuele bepaling op te nemen als bedoeld in artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU en de inhoud van de bij dat lid vereiste contractuele bepaling;

8.

de procedures en inhoud met betrekking tot de in artikel 81, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde kennisgevingen en de kennisgeving van opschorting als bedoeld in artikel 83 van die richtlijn;

9.

gedetailleerde voorschriften betreffende de oprichting en de operationele werking van de afwikkelingscolleges voor het verrichten van de in artikel 88, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde taken.

Op de bovenstaande punten 1), 2), 3) en 4) zijn vereenvoudigde verplichtingen van toepassing zoals vastgesteld in overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.    individueel herstelplan”:

a)

een herstelplan opgesteld in overeenstemming met artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU door een instelling die geen deel uitmaakt van een groep die op grond van de artikelen 111 en 112 van Richtlijn 2013/36/EU onderworpen is aan geconsolideerd toezicht;

b)

een herstelplan opgesteld in overeenstemming met artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU door een dochteronderneming van een EU-moederonderneming;

2.   „afwikkelingsstrategie”: een reeks afwikkelingsmaatregelen in een afwikkelingsplan of groepsafwikkelingsplan;

3.   „voorkeursafwikkelingsstrategie”: een afwikkelingsstrategie waarmee de afwikkelingsdoelstellingen als bedoeld in artikel 31 van Richtlijn 2014/59/EU, gezien de structuur en het bedrijfsmodel van de instelling of de groep en de op juridische entiteiten van een groep toepasselijke afwikkelingsregelingen, het best kunnen worden verwezenlijkt;

4.   „in aanmerking komende passiva”: de in aanmerking komende passiva die voldoen aan de voorwaarden in artikel 45, lid 4, van Richtlijn 2014/59/EU om te worden opgenomen in het bedrag aan eigen vermogen en in aanmerking komende passiva als bedoeld in artikel 45, lid 1, van die richtlijn;

5.   „eenkanalig”: een afwikkelingsstrategie waarbij afwikkelingsbevoegdheden worden uitgeoefend door één afwikkelingsautoriteit op het niveau van één moederonderneming of één instelling waarop geconsolideerd toezicht wordt uitgeoefend.

6.   „meerkanalig”: een afwikkelingsstrategie waarbij afwikkelingsbevoegdheden worden uitgeoefend door twee of meer afwikkelingsautoriteiten op regionale of functionele subgroepen of entiteiten van een groep.

7.   „zeggenschap”: zeggenschap als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 37, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4);

8.   „gekwalificeerde deelneming”: een gekwalificeerde deelneming als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 36, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

AFDELING II

Inhoud van herstelplannen

Artikel 3

Informatie die in het herstelplan moet worden opgenomen

Een herstelplan bevat ten minste de volgende elementen:

1.

een samenvatting van de belangrijkste elementen van het herstelplan in overeenstemming met artikel 4;

2.

informatie over het bestuur in overeenstemming met artikel 5;

3.

een strategische analyse in overeenstemming met de artikelen 6 tot en met 12;

4.

een communicatie- en openbaarmakingsplan in overeenstemming met artikel 14;

5.

een analyse van voorbereidende maatregelen in overeenstemming met artikel 15.

Artikel 4

Samenvatting van de belangrijkste elementen van het herstelplan

1.   De samenvatting van de belangrijkste elementen van het herstelplan bevat samenvattingen van elk van de volgende elementen:

a)

de informatie over het bestuur in het herstelplan;

b)

de strategische analyse van het herstelplan, met een samenvatting van de totale herstelcapaciteit als bedoeld in artikel 12, lid 3;

c)

elke materiële wijziging van de instelling, de groep of het herstelplan sinds de indiening van de vorige versie van het herstelplan bij de bevoegde autoriteit;

d)

het communicatie- en openbaarmakingsplan in het herstelplan;

e)

de voorbereidende maatregelen in het herstelplan.

2.   Voor de toepassing van de afdelingen II en III van hoofdstuk I van deze verordening wordt met materiële wijziging een wijziging bedoeld die van invloed kan zijn op het vermogen van een instelling of een EU-moederonderneming of een of meer van haar dochterondernemingen om een herstelplan of een of meer herstelmogelijkheden in een herstelplan uit te voeren.

Artikel 5

Bestuur

De informatie over het bestuur bevat ten minste een gedetailleerde beschrijving van de volgende elementen:

1.

de wijze waarop het herstelplan tot stand is gekomen, met inbegrip van ten minste:

a)

de rol en de functie van de personen die verantwoordelijk zijn voor het opstellen, uitvoeren en bijwerken van elk onderdeel van het plan;

b)

de identiteit van de persoon die de algehele verantwoordelijkheid heeft voor het actualiseren van het herstelplan en een beschrijving van de te volgen procedure voor het actualiseren van het herstelplan als antwoord op alle materiële wijzigingen die van invloed zijn op de instelling of groep of hun omgeving;

c)

een beschrijving van de wijze waarop het plan in het ondernemingsbestuur van de instelling of groep en in het algemene kader voor risicomanagement is geïntegreerd;

d)

indien de entiteit deel uitmaakt van een groep, een beschrijving van de maatregelen en regelingen binnen de groep die de coördinatie en consistentie van herstelmogelijkheden op het niveau van de groep en van individuele dochterondernemingen waarborgen;

2.

het beleid en de procedures met betrekking tot de goedkeuring van het herstelplan, met inbegrip van ten minste:

a)

een verklaring waaruit blijkt of het herstelplan via een interne audit, door een externe accountant of door een risicocomité is getoetst;

b)

een bevestiging dat het herstelplan is beoordeeld en goedgekeurd door het leidinggevend orgaan van de instelling of EU-moederonderneming die verantwoordelijk is voor de indiening van het plan;

3.

de voorwaarden en procedures om een tijdige uitvoering van herstelmogelijkheden te waarborgen, met inbegrip van ten minste:

a)

een beschrijving van het interne escalatie- en besluitvormingsproces dat ingaat wanneer de indicatoren zijn gehaald, om te onderzoeken en te bepalen welke herstelmogelijkheid mogelijk moet worden gekozen in reactie op de ontstane financiële stress, met inbegrip van ten minste:

i)

de rol en functie van de bij dit proces betrokken personen, met een beschrijving van hun verantwoordelijkheden of, wanneer een comité is betrokken bij het proces, de rol, de verantwoordelijkheden en de functie van de leden van dat comité;

ii)

de te volgen procedures;

iii)

de termijn voor het besluit over de herstelmogelijkheden, en wanneer en op welke wijze de relevante bevoegde autoriteiten zal worden meegedeeld dat de indicatoren zijn gehaald;

b)

een gedetailleerde beschrijving van de indicatoren, waarin wordt gewezen op mogelijke kwetsbaarheden, zwakke plekken of bedreigingen van minstens de kapitaalpositie, liquiditeit, winstgevendheid en het risicoprofiel van de entiteit of de entiteiten in het herstelplan;

4.

de samenhang met het algemene kader voor risicomanagement van de instelling of groep, met inbegrip van een beschrijving van de relevante benchmarks (vroegtijdige waarschuwingssignalen), die deel uitmaken van het reguliere interne proces voor risicomanagement van de instelling of groep, indien deze benchmarks kunnen dienen om het management mee te delen dat de indicatoren zouden kunnen worden gehaald;

5.

managementinformatiesystemen, met inbegrip van een beschrijving van de bestaande regelingen die ervoor zorgen dat de voor de uitvoering van de herstelmogelijkheden noodzakelijke informatie beschikbaar is met het oog op tijdige en betrouwbare besluitvorming in stresssituaties.

Artikel 6

Strategische analyse

1.   De strategische analyse identificeert de kernbedrijfsonderdelen en kritieke functies en bepaalt de belangrijkste stappen voor het handhaven van deze kernbedrijfsonderdelen en kritieke functies in een situatie van financiële stress.

2.   De strategische analyse bevat ten minste de volgende onderdelen:

a)

een beschrijving van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen, als bedoeld in artikel 7;

b)

een beschrijving van de herstelmogelijkheden, zoals vastgesteld in de artikelen 8 tot en met 12.

Artikel 7

Beschrijving van de entiteiten die onder het herstelplan vallen

1.   Het onderdeel van de strategische analyse waarin de entiteit of entiteiten worden beschreven die onder het herstelplan vallen, bevat de volgende informatie:

a)

een algemene beschrijving van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen, met inbegrip van:

i)

een beschrijving van hun mondiale bedrijfs- en risicostrategie;

ii)

hun bedrijfsmodel en bedrijfsplan, met inbegrip van een lijst van de belangrijkste jurisdicties waar zij actief zijn, onder meer via een bijkantoor of een juridische entiteit die voldoet aan de voorwaarden in lid 2;

iii)

hun kernbedrijfsonderdelen en kritieke functies;

iv)

het proces en de parameters voor het identificeren van hun kernbedrijfsonderdelen en kritieke functies;

b)

een inventarisatie van de kernbedrijfsonderdelen en kritieke functies van de juridische entiteiten en bijkantoren volgens de voorwaarden in lid 2;

c)

een gedetailleerde beschrijving van de juridische en financiële structuren van de entiteit of entiteiten die onder het plan vallen, met inbegrip van een toelichting bij de onderlinge verwevenheid van de groep met betrekking tot alle juridische entiteiten of bijkantoren die voldoen aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden, en met name een beschrijving van:

i)

alle bestaande materiële onderlinge blootstellingen en financieringsverbanden, kapitaalstromen binnen de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen, bestaande garanties binnen de groep en te verwachten garanties binnen de groep indien herstelmaatregelen vereist zijn;

ii)

de onderlinge juridische verwevenheid, die betrekking heeft op materiële juridisch bindende overeenkomsten tussen entiteiten van een groep, waaronder bijvoorbeeld het bestaan van zeggenschapsovereenkomsten en overeenkomsten inzake winstpooling;

iii)

de operationele onderlinge verwevenheid, die betrekking heeft op in één juridische entiteit of bijkantoor gecentraliseerde taken die belangrijk zijn voor het functioneren van andere juridische entiteiten, bijkantoren of de groep, met name gecentraliseerde IT-functies, treasuryfuncties, risicotaken of administratieve taken;

iv)

alle in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2014/59/EU gesloten overeenkomsten voor financiële steun binnen de groep met inbegrip van de partijen bij de overeenkomst, de vorm van de financiële steun en de voorwaarden voor het verlenen van de financiële steun;

d)

een beschrijving van de externe verwevenheid met inbegrip van ten minste:

i)

aanzienlijke blootstellingen en schulden ten aanzien van de belangrijkste tegenpartijen;

ii)

significante financiële producten en diensten, die door de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen aan andere deelnemers aan de financiële markten worden verstrekt;

iii)

significante diensten die derden verlenen aan de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen.

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder b) en c), worden met de verwijzing naar juridische entiteiten of bijkantoren juridische entiteiten of bijkantoren bedoeld die:

a)

een wezenlijke bijdrage leveren aan de winst van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen of aan hun financiering, of die een groot deel van hun activa, passiva of kapitaal bezitten;

b)

cruciale commerciële activiteiten verrichten;

c)

cruciale operationele, administratieve of risicotaken centraal verrichten;

d)

aanzienlijke risico's dragen die, in het slechtste geval, de levensvatbaarheid van de instelling of groep kunnen bedreigen;

e)

niet kunnen worden afgestoten of geliquideerd zonder dat dit voor de instelling of de groep als geheel een groot risico zou vormen;

f)

belangrijk zijn voor de financiële stabiliteit van ten minste een van de lidstaten waar ze hun statutaire zetel hebben of actief zijn.

Artikel 8

Herstelmogelijkheden

1.   Het onderdeel over herstelmogelijkheden bevat een lijst van alle herstelmogelijkheden en een beschrijving van elke mogelijkheid, zoals vastgesteld in de artikelen 9 tot en met 12.

2.   Het onderdeel over de herstelmogelijkheden belicht een breed scala van herstelmogelijkheden als antwoord op financiële stressscenario's en waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ze zullen bijdragen tot de instandhouding of het herstel van de levensvatbaarheid en de financiële positie van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen.

3.   Elke herstelmogelijkheid wordt beschreven op een wijze die de bevoegde autoriteit in staat stelt het effect en de haalbaarheid ervan te beoordelen.

4.   Herstelmogelijkheden behelzen maatregelen die van nature uitzonderlijk zijn, alsmede maatregelen die kunnen worden genomen in het kader van de normale bedrijfsactiviteiten van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen.

5.   Herstelmogelijkheden kunnen niet worden uitgesloten om de enkele reden dat ze een wijziging vereisen van de huidige aard van de activiteiten van de betrokken entiteit of entiteiten.

Artikel 9

Acties, regelingen en maatregelen in het kader van herstelmogelijkheden

1.   Elke herstelmogelijkheid omvat ten minste de volgende elementen:

a)

een reeks kapitaal- en liquiditeitsmaatregelen die nodig zijn voor de instandhouding of het herstel van de levensvatbaarheid en de financiële positie van de entiteit of de entiteiten die onder het herstelplan vallen, die voornamelijk gericht zijn op het levensvatbaar houden van kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen;

b)

regelingen en maatregelen die voornamelijk gericht zijn op de instandhouding of het herstel van het eigen vermogen van de instelling of het geconsolideerde eigen vermogen van de groep via externe herkapitalisaties en interne maatregelen ter verbetering van de kapitaalpositie van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen;

c)

regelingen en maatregelen om ervoor te zorgen dat de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen passende toegang hebben tot noodfinancieringsbronnen zodat ze hun activiteiten kunnen voortzetten en aan hun verplichtingen kunnen voldoen wanneer deze opeisbaar worden;

d)

regelingen en maatregelen om risico's en hefboomfinanciering te beperken of om bedrijfsonderdelen te herstructureren, in voorkomend geval met inbegrip van een analyse van mogelijke materiële afstoting van activa, juridische entiteiten of bedrijfsonderdelen;

e)

regelingen en maatregelen die voornamelijk zijn gericht op een vrijwillige herstructurering van schulden, zonder dat dit leidt tot wanbetaling, stopzetting, ratingverlaging of soortgelijke gevolgen.

Voor de toepassing van c) omvatten de maatregelen ook externe maatregelen en, in voorkomend geval, maatregelen die gericht zijn op een herschikking van de beschikbare liquiditeit binnen de groep. De middelen voor noodfinanciering omvatten potentiële liquiditeitsbronnen, een beoordeling van het beschikbare onderpand en een beoordeling van de mogelijkheid om liquiditeit tussen groepsentiteiten en bedrijfsonderdelen over te dragen.

2.   Wanneer een herstelmogelijkheid geen acties, regelingen of maatregelen omvat zoals bedoeld in lid 1, onder a) tot en met e), moet in het onderdeel over de herstelmogelijkheden worden aangetoond dat deze acties, regelingen of maatregelen op passende wijze in overweging zijn genomen door de instelling, de EU-moederonderneming of de dochteronderneming die het plan heeft opgesteld en ingediend.

Artikel 10

Effectbeoordeling

Elke herstelmogelijkheid omvat een effectbeoordeling met, in het bijzonder, een gedetailleerde beschrijving van de processen voor het bepalen van de waarde en verkoopbaarheid van de kernbedrijfsonderdelen, bedrijfsactiviteiten en activa van de entiteit of entiteiten waarop de herstelmogelijkheid betrekking heeft, en ten minste de volgende elementen:

1.

een financiële en operationele effectbeoordeling met de te verwachten gevolgen op het gebied van solvabiliteit, liquiditeit, financieringsposities en activiteiten van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen. In voorkomend geval geeft de beoordeling een duidelijke beschrijving van de verschillende entiteiten van de groep waarvoor de herstelmogelijkheid gevolgen kan hebben of die bij de uitvoering ervan betrokken kunnen zijn;

2.

een beoordeling van de externe impact en systeemrelevante gevolgen met de verwachte impact op de kritieke functies van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen en de gevolgen voor aandeelhouders, klanten, met name deposanten en kleine beleggers, tegenpartijen en, indien van toepassing, voor de rest van de groep;

3.

de waarderingsaannames en alle andere aannames met het oog op de beoordelingen onder 1) en 2), met inbegrip van aannames betreffende de verkoopbaarheid van activa of het gedrag van andere financiële instellingen.

Artikel 11

Haalbaarheidsstudie

1.   Elke herstelmogelijkheid omvat een haalbaarheidsstudie met ten minste de volgende elementen:

a)

een beoordeling van het risico dat met de herstelmogelijkheid gepaard gaat, op basis van ervaringen met de toepassing van de herstelmogelijkheid of een soortgelijke maatregel;

b)

een gedetailleerde analyse en beschrijving van alle materiële belemmeringen voor de doeltreffende en tijdige uitvoering van het plan en een beschrijving van de manier om deze belemmeringen weg te nemen;

c)

in voorkomend geval, een analyse van mogelijke belemmeringen voor de doeltreffende uitvoering van de herstelmogelijkheid die het gevolg zijn van de structuur van de groep of van regelingen binnen een groep, met inbegrip van de vraag of er wezenlijke praktische of juridische belemmeringen bestaan voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of de terugbetaling van passiva of activa binnen de groep;

d)

oplossingen voor de onder b) en c) geïdentificeerde potentiële belemmeringen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt met wezenlijke belemmering elke factor bedoeld die de tijdige tenuitvoerlegging van de herstelmogelijkheid negatief zou kunnen beïnvloeden, zoals met name juridische, operationele, commerciële, financiële en reputatierisico's, evenals het risico op een verlaging van de rating.

Artikel 12

Continuïteit van de werkzaamheden

1.   Elke herstelmogelijkheid omvat een beoordeling van de wijze waarop de continuïteit van de bedrijfsactiviteiten bij de uitvoering van de herstelmogelijkheid zal worden verzekerd.

2.   Die beoordeling omvat een analyse van de interne activiteiten (zoals activiteiten met betrekking tot IT-systemen, leveranciers en personele middelen) en van de toegang van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen tot marktinfrastructuur (zoals clearing- en afwikkelingsfaciliteiten en betalingssystemen). Meer bepaald wordt bij de beoordeling van de operationele noodplanning rekening gehouden met:

a)

alle regelingen en maatregelen om een ononderbroken toegang tot de relevante infrastructuur van de financiële markten te verzekeren;

b)

alle regelingen en maatregelen om een ononderbroken werking te verzekeren van de bedrijfsprocessen van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen, waaronder infrastructuur en IT-diensten;

c)

het verwachte tijdschema voor de tenuitvoerlegging en doeltreffendheid van de herstelmogelijkheid;

d)

de doeltreffendheid van de herstelmogelijkheid en de geschiktheid van de indicatoren in een reeks scenario's van financiële stress, waarbij wordt bekeken welke impact elk scenario heeft op de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen, met name op hun kapitaal, liquiditeit, winstgevendheid, risicoprofiel en activiteiten.

3.   Deze beoordeling moet duidelijk maken welke herstelmogelijkheid het best zou passen in een specifiek scenario, wat de potentiële impact en de haalbaarheid van de herstelmogelijkheid en ook wat de potentiële belemmeringen en het vereiste tijdschema voor de uitvoering zijn.

Op grond van die informatie geeft de beoordeling een beschrijving van de totale herstelcapaciteit van de entiteit of entiteiten die onder het herstelplan vallen, namelijk de mate waarin de herstelmogelijkheden de betrokken entiteit of entiteiten in een reeks scenario's van ernstige macro-economische en financiële stress weer doen herstellen.

Artikel 13

Kruisverwijzingen

Wanneer informatie als bedoeld in artikel 7 is ingediend bij de afwikkelingsautoriteiten in overeenstemming met artikel 11 van Richtlijn 2014/59/EU, kunnen de bevoegde autoriteiten ervoor kiezen om kruisverwijzingen naar die informatie te aanvaarden ter vervulling van de voorwaarde in artikel 7, voor zover ze de volledigheid en kwaliteit van het herstelplan niet in de weg staan, zoals voorgeschreven in hoofdstuk I, afdeling III van deze verordening.

Artikel 14

Communicatie- en openbaarmakingsplan

1.   Het communicatie- en openbaarmakingsplan gaat gedetailleerd in op de volgende elementen:

a)

interne communicatie, met name ten aanzien van personeel, ondernemingsraden of andere vertegenwoordigers van het personeel;

b)

externe communicatie, met name ten aanzien van aandeelhouders en andere beleggers, bevoegde autoriteiten, tegenpartijen, financiële markten, infrastructuur van de financiële markten, deposanten en het publiek, al naar het geval;

c)

doeltreffende voorstellen om eventuele negatieve marktreacties op te vangen.

2.   Een herstelplan omvat ten minste een analyse van de wijze waarop het communicatie- en openbaarmakingsplan zou worden uitgevoerd, indien een of meer van de regelingen of maatregelen in het herstelplan worden uitgevoerd.

3.   Het communicatie- en openbaarmakingsplan moet op passende wijze rekening houden met eventuele specifieke communicatiebehoeften in het kader van individuele herstelmogelijkheden.

Artikel 15

Voorbereidende maatregelen

1.   Een herstelplan omvat een analyse van alle voorbereidende maatregelen die de betrokken entiteit of entiteiten hebben getroffen of die nodig zijn voor een vlotte uitvoering van het herstelplan of om de doeltreffendheid ervan te verbeteren, samen met een termijn voor de uitvoering van die maatregelen.

2.   Dergelijke voorbereidende maatregelen omvatten alle nodige maatregelen om de in het herstelplan geïdentificeerde belemmeringen voor de doeltreffende uitvoering van herstelmogelijkheden weg te nemen.

AFDELING III

Beoordeling van herstelplannen

Artikel 16

Volledigheid van herstelplannen

De bevoegde autoriteit beoordeelt de mate waarin een herstelplan voldoet aan de eisen in respectievelijk artikel 5 of artikel 7 van Richtlijn 2014/59/EU en toetst of het plan volledig is op basis van de vraag:

1.

of het plan alle in deel A van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU vermelde informatie bestrijkt, zoals nader gespecificeerd in hoofdstuk I, afdeling I van deze verordening;

2.

of het plan actuele informatie verschaft, ook met betrekking tot materiële wijzigingen van de entiteit of entiteiten, met name veranderingen in hun juridische of organisatorische structuur of commerciële of financiële situatie sinds de laatste indiening van het plan, in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU;

3.

indien van toepassing, of het plan een analyse bevat van de vraag hoe en wanneer de entiteit of de entiteiten waarop het plan van toepassing is, onder de in het plan vermelde omstandigheden het gebruik van centrale bankfaciliteiten mogen aanvragen en de activa mogen bepalen die naar verwachting als zekerheid in aanmerking komen;

4.

of het plan een voldoende breed scala van scenario's voor ernstige macro-economische en financiële stress bevat die relevant zijn voor de specifieke omstandigheden van de entiteit of entiteiten die onder het plan vallen, met inachtneming van de in overeenstemming met artikel 5, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU door de EBA uitgevaardigde richtsnoeren ter nadere bepaling van het in herstelplannen te gebruiken scala van scenario's, door zich tot het uiterste in te spannen om te voldoen aan deze richtsnoeren, in overeenstemming met artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1093/2010;

5.

of het plan een kader van indicatoren bevat voor het identificeren van de punten waarop de in het plan bedoelde passende maatregelen kunnen worden genomen;

6.

of de informatie bedoeld onder a) tot en met e) met betrekking tot de groep als geheel wordt verstrekt;

7.

of het plan ook, indien van toepassing, regelingen voor het verlenen van financiële steun binnen de groep bevat in het kader van een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep die is gesloten in overeenstemming met hoofdstuk III van Richtlijn 2014/59/EU;

8.

of het plan voor elk van de scenario's van ernstige macro-economische en financiële stress, die in het plan tot uitdrukking komt in overeenstemming met artikel 7, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU, aangeeft of er:

a)

belemmeringen bestaan voor de tenuitvoerlegging van herstelmaatregelen binnen de groep, ook op het niveau van de individuele entiteiten die onder het plan vallen;

b)

wezenlijke praktische of juridische belemmeringen bestaan voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of voor het terugbetalen van activa of passiva binnen de groep.

Artikel 17

Kwaliteit van herstelplannen

Bij het beoordelen van de voorwaarden en criteria van artikel 5 en artikel 7 van Richtlijn 2014/59/EU, voor zover van toepassing, toetst de bevoegde autoriteit de kwaliteit van een herstelplan op basis van de volgende elementen:

1.

Het plan wordt geacht duidelijk te zijn indien:

a)

het voor zich spreekt en in duidelijke en begrijpelijke taal is opgesteld;

b)

de definities en omschrijvingen in het hele plan duidelijk en consistent zijn;

c)

de aannames en ramingen in het plan worden toegelicht;

d)

verwijzingen naar bijlagen en naar documenten die niet in het plan staan een aanvulling vormen op het plan die aanzienlijk bijdraagt tot het identificeren van mogelijkheden om de financiële draagkracht en levensvatbaarheid van de entiteit of de entiteiten waarop het plan slaat, in stand te houden of te herstellen;

2.

de informatie in het plan relevant geacht wordt als ze is gericht op het identificeren van mogelijkheden om de levensvatbaarheid en financiële draagkracht van de instelling of groep in stand te houden of te herstellen;

3.

het herstelplan beschouwd wordt als omvattend wanneer, met name rekening houdend met de aard van de activiteiten van de entiteit of entiteiten die onder het plan vallen en hun omvang en verwevenheid met andere instellingen en groepen en met het financiële stelsel in het algemeen:

a)

het plan voldoende gedetailleerd is met betrekking tot de in herstelplannen vereiste informatie in overeenstemming met de artikelen 5 en 7 van Richtlijn 2014/59/EU;

b)

het plan een voldoende breed scala van herstelmogelijkheden en indicatoren bevat, met inachtneming van de in overeenstemming met artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU door de EBA uitgevaardigde richtsnoeren ter nadere bepaling van de in herstelplannen op te nemen indicatoren, door zich tot het uiterste in te spannen om te voldoen aan deze richtsnoeren, in overeenstemming met artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1093/2010;

4.

het plan wordt geacht interne samenhang te vertonen:

a)

in het geval van een individueel herstelplan, als dat plan zelf interne samenhang vertoont;

b)

in het geval van een groepsherstelplan, als dat groepsplan zelf interne samenhang vertoont;

c)

indien plannen vereist waren voor dochterondernemingen op individuele basis in overeenstemming met artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU, als deze plannen en het groepsherstelplan onderling samenhangend zijn.

Artikel 18

Toepassing van de in herstelplannen voorgestelde regelingen

1.   Bij het beoordelen van de mate waarin het herstelplan voldoet aan het criterium in artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 2014/59/EU, toetst de bevoegde autoriteit:

a)

het niveau van integratie en samenhang tussen het plan en het algemene ondernemingsbestuur en de interne processen van de entiteit of entiteiten waarop het plan van toepassing is en het respectieve kader voor risicobeheer;

b)

of het plan een voldoende aantal geloofwaardige en realistische herstelmogelijkheden bevat die het aannemelijk maken dat de instelling of groep snel en doeltreffend kan reageren op verschillende scenario's van financiële stress;

c)

of de in het plan opgenomen herstelmogelijkheden acties specificeren die de scenario's van ernstige macro-economische en financiële stress efficiënt aanpakken in overeenstemming met artikel 5, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU;

d)

of het tijdschema voor de uitvoering van de mogelijkheden realistisch is en in aanmerking wordt genomen bij de procedures die de uitvoering van herstelmaatregelen moeten verzekeren;

e)

het niveau van paraatheid van de instelling of de groep om de situatie van financiële stress te verhelpen, zoals met name door te beoordelen of de nodige voorbereidende maatregelen naar behoren zijn geïdentificeerd en of, in voorkomend geval, deze maatregelen ten uitvoer zijn gelegd of een plan voor de tenuitvoerlegging ervan is opgesteld;

f)

of de scenario's van ernstige macro-economische en financiële stress waarop het plan is getest, toereikend zijn;

g)

de geschiktheid van de procedures voor het testen van het plan op de onder f) bedoelde scenario's en de mate waarin de analyse van de herstelmogelijkheden en indicatoren in elk scenario wordt geverifieerd tijdens deze tests;

h)

of de aannames en waarderingen in het plan en in elke herstelmogelijkheid realistisch en aannemelijk zijn.

2.   De geloofwaardigheid van elke herstelmogelijkheid in het plan als bedoeld in lid 1, onder b) wordt beoordeeld in het licht van de volgende elementen:

a)

in hoeverre de tenuitvoerlegging onder zeggenschap van de instelling of groep plaatsvindt en in hoeverre deze zou afhangen van maatregelen van derde partijen;

b)

of het programma een voldoende breed scala omvat van herstelmogelijkheden en passende indicatoren, voorwaarden en procedures om de tijdige uitvoering van deze mogelijkheden te waarborgen;

c)

in hoeverre het plan inspeelt op redelijkerwijs te verwachten gevolgen van de uitvoering van de voorgestelde herstelmogelijkheid voor de instelling of groep;

d)

of het plan en met name de herstelmogelijkheden de levensvatbaarheid van de instelling of groep in stand zouden houden en de financiële draagkracht zouden herstellen;

e)

indien van toepassing, de mate waarin de instelling of groep, of concurrenten met vergelijkbare kenmerken, erin zijn geslaagd het hoofd te bieden aan een eerdere periode van financiële stress met dezelfde kenmerken als in het desbetreffende scenario door gebruik te maken van de beschreven herstelmogelijkheden, met name wat betreft de tijdige uitvoering van de herstelmogelijkheden en, in het geval van een groepsherstelplan, de coördinatie van de herstelmogelijkheden binnen de groep.

Artikel 19

Herstelmogelijkheden

Bij de beoordeling van de mate waarin het herstelplan voldoet aan het criterium in artikel 6, lid 2, onder b), van Richtlijn 2014/59/EU, toetst de bevoegde autoriteit:

1.

of redelijkerwijs te verwachten valt dat het plan en de individuele herstelmogelijkheden tijdig en doeltreffend kunnen worden uitgevoerd, zelfs in situaties van ernstige macro-economische en financiële stress;

2.

of redelijkerwijs te verwachten valt dat de uitvoering van het plan en van de specifieke herstelmogelijkheden de doelstellingen in afdoende mate kan verwezenlijken zonder significante nadelige gevolgen voor het financiële stelsel;

3.

of het scala van herstelmogelijkheden op afdoende wijze het risico beperkt op belemmeringen voor de uitvoering van die mogelijkheden of schadelijke systeemrelevante effecten, die het gevolg zijn van gelijktijdig genomen herstelmaatregelen van andere instellingen of groepen;

4.

de mate waarin de herstelmogelijkheden kunnen conflicteren met de mogelijkheden van instellingen of groepen met soortgelijke kwetsbaarheden, bijvoorbeeld als gevolg van soortgelijke bedrijfsmodellen, strategieën of de reikwijdte van hun bedrijfsactiviteit, als de mogelijkheden op hetzelfde moment zouden worden uitgevoerd;

5.

de mate waarin de gelijktijdige uitvoering van herstelmogelijkheden door verschillende instellingen of groepen naar verwachting het resultaat en de haalbaarheid van die mogelijkheden negatief zal beïnvloeden.

Artikel 20

Specifieke vereisten voor groepsherstelplannen

Bij de beoordeling van de mate waarin een groepsherstelplan voldoet aan de criteria van artikel 7, leden 4 en 6, van Richtlijn 2014/59/EU, toetst de bevoegde autoriteit:

1.

de mate waarin het plan de groep als geheel en elke instelling van de groep kan stabiliseren, met name rekening houdend met:

a)

de beschikbaarheid van herstelmogelijkheden op groepsniveau om waar nodig de financiële positie van een dochteronderneming te herstellen, zonder de financiële draagkracht van de groep aan te tasten;

b)

de vraag of de groep als geheel, en elke instelling binnen de groep die haar activiteit bij deze herstelmogelijkheid zou voortzetten, na de uitvoering van een bepaalde herstelmogelijkheid nog steeds een levensvatbaar bedrijfsmodel zou hebben;

c)

de mate waarin de in het plan opgenomen regelingen de coördinatie en samenhang verzekeren van de maatregelen die moeten worden genomen op het niveau van de moederonderneming of van een instelling waarop geconsolideerd toezicht wordt uitgeoefend in overeenstemming met hoofdstuk 3 van titel VII van Richtlijn 2013/36/EU of op het niveau van individuele instellingen. In het bijzonder wordt getoetst in hoeverre de in het plan opgenomen bestuursprocessen rekening houden met de bestuursstructuur van individuele dochterondernemingen en alle relevante wettelijke beperkingen;

2.

in hoeverre het plan voorziet in oplossingen voor het wegnemen van eventuele belemmeringen voor de tenuitvoerlegging van herstelmaatregelen binnen de groep die zijn geïdentificeerd in het kader van een scenario als bedoeld in artikel 5, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU; indien de belemmeringen niet kunnen worden weggenomen, de mate waarin alternatieve herstelmaatregelen dezelfde doelstellingen kunnen verwezenlijken;

3.

in hoeverre het plan voorziet in oplossingen om eventuele wezenlijke praktische of juridische belemmeringen weg te nemen voor de onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of voor het terugbetalen van activa of passiva binnen de groep; indien de belemmeringen niet kunnen worden weggenomen, de mate waarin alternatieve herstelmaatregelen dezelfde doelstellingen kunnen verwezenlijken;

Artikel 21

Aard van de te beoordelen entiteit of entiteiten

Bij de beoordeling van de algehele geloofwaardigheid van een herstelplan in overeenstemming met de artikelen 18, 19 en 20, houdt de bevoegde autoriteit rekening met de aard van de activiteiten van de entiteit of entiteiten die onder het plan vallen, hun omvang en verwevenheid met andere instellingen en groepen en met het financiële stelsel in het algemeen.

HOOFDSTUK II

AFWIKKELINGSPLANNEN

AFDELING I

Inhoud van afwikkelingsplannen

Artikel 22

In afwikkelingsplannen op te nemen informatiecategorieën.

Een afwikkelingsplan bevat ten minste de elementen die in dit artikel onder 1 tot en met 8 zijn opgenomen, inclusief alle informatie die in overeenstemming met de artikelen 10 en 12 van Richtlijn 2014/59/EU vereist is, alsmede aanvullende informatie die nodig is voor het uitvoeren van de afwikkelingsstrategie:

1.

een samenvatting van het plan, met inbegrip van een beschrijving van de instelling of groep en een overzicht van de onder b) tot en met h) genoemde elementen;

2.

een beschrijving van de afwikkelingsstrategie die in het plan wordt overwogen, met inbegrip van:

a)

de identificatie van de verschillende afwikkelingsmaatregelen in het kader van het plan;

b)

de identificatie van de juridische entiteit of entiteiten waarop afwikkelingsmaatregelen zouden worden toegepast;

c)

de identificatie van kritieke functies of kernbedrijfsonderdelen die in stand worden gehouden en die welke naar verwachting van andere functies worden gescheiden;

d)

een raming van het tijdschema voor de uitvoering van elk materieel aspect van het plan, als vereist uit hoofde van artikel 10, lid 7, onder d), van Richtlijn 2014/59/EU;

e)

een gedetailleerde beschrijving van alle eventuele varianten op de voorkeursafwikkelingsstrategie die worden overwogen in omstandigheden waarin de voorkeursstrategie niet kan worden uitgevoerd;

f)

een beschrijving van het besluitvormingsproces voor de uitvoering van de afwikkelingsstrategie, met inbegrip van het voor de besluiten noodzakelijke tijdschema;

g)

voor groepsafwikkelingsplannen, de regelingen voor samenwerking en coördinatie tussen afwikkelings- en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar groepsentiteiten zijn gevestigd of waar zij belangrijke bijkantoren hebben en de betrokken autoriteiten van derde landen waar groepsentiteiten zijn gevestigd, overeenkomstig de schriftelijke regelingen en procedures als vastgelegd in hoofdstuk VI, afdeling I;

3.

een beschrijving van de informatie en de regelingen voor het verstrekken van deze informatie, die noodzakelijk zijn voor een efficiënte tenuitvoerlegging van de afwikkelingsstrategie, met inbegrip van ten minste:

a)

een beschrijving van de informatie, en de processen om binnen een passende termijn de informatie te kunnen leveren die nodig is voor waarderingen, met name uit hoofde van de artikelen 36 en 49 van Richtlijn 2014/59/EU, en de verkoopbaarheid, met name uit hoofde van de vereisten voor de instrumenten van de verkoop van ondernemingen en overbruggingsinstellingen.

b)

een inventarisatie van de kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen van juridische entiteiten waarin met name de kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen worden geïdentificeerd van entiteiten die onderworpen zijn aan afwikkelingsmaatregelen en de kritieke functies of kernbedrijfsonderdelen die zijn verspreid over juridische entiteiten die bij uitvoering van de afwikkelingsstrategie zouden worden opgesplitst;

c)

een beschrijving van de regelingen voor de uitwisseling van informatie tussen afwikkelingsautoriteiten en andere relevante autoriteiten, waaronder eventueel autoriteiten in andere lidstaten of in derde landen, in overeenstemming met artikel 90 van Richtlijn 2014/59/EU;

d)

een gedetailleerde beschrijving van de regelingen die ervoor moeten zorgen dat de informatie op grond van artikel 11 van Richtlijn 2014/59/EU actueel is en, indien vereist, beschikbaar is voor de afwikkelingsautoriteiten;

4.

een beschrijving van de regelingen die zorgen voor de operationele continuïteit van de toegang tot kritieke functies tijdens de afwikkeling, met inbegrip van ten minste een beschrijving van:

a)

kritieke gedeelde systemen en activiteiten die moeten worden voortgezet om ervoor te zorgen dat kritieke functies en regelingen contractueel geldig en operationeel blijven bij de afwikkeling;

b)

interne en externe onderlinge afhankelijkheden die van vitaal belang zijn voor de instandhouding van de operationele continuïteit;

c)

regelingen ter waarborging van de toegang tot betalingssystemen of andere financiële infrastructuur die noodzakelijk is voor het instandhouden van kritieke functies, inclusief een beoordeling van de overboekbaarheid van de posities van cliënten;

5.

een beschrijving van de financieringsbehoeften en van de financieringsbronnen die nodig zijn voor de uitvoering van de in het plan voorgestelde afwikkelingsstrategie, met inbegrip van ten minste:

a)

een beschrijving van de financierings- en liquiditeitsvereisten in het kader van de afwikkelingsstrategie;

b)

een beschrijving van mogelijke bronnen van afwikkelingsfinanciering, met inbegrip van de financieringsvoorwaarden, de voorwaarden voor het gebruik ervan, het moment van beschikbaarheid, de entiteiten waaraan ze financiering kunnen verschaffen, en de zekerheidsvereisten;

c)

indien relevant, een beschrijving en analyse van de vraag hoe en wanneer een instelling of groep, volgens de voorwaarden in het herstelplan, om het gebruik van centrale bankfaciliteiten kan verzoeken (met uitzondering van noodliquiditeitssteun of andere ondersteuning op niet-gestandaardiseerde voorwaarden) bij de afwikkeling, waaronder het identificeren van beschikbare zekerheid;

d)

voor groepen, een beschrijving van eventueel overeengekomen beginselen ter verdeling van de verantwoordelijkheid voor de financiering over financieringsbronnen in verschillende jurisdicties, inclusief financieringsbronnen in verschillende lidstaten op grond van artikel 12, lid 3, onder f), van Richtlijn 2014/59/EU;

6.

plannen voor communicatie met kritieke groepen van belanghebbenden, met inbegrip van ten minste:

a)

het management, de eigenaren en het personeel van de instelling of groep, met inbegrip van procedures voor overleg met het personeel en, indien van toepassing, dialoog met de sociale partners bij het afwikkelingsproces, en een beoordeling van de gevolgen van het plan voor de werknemers;

b)

klanten, media en het grote publiek;

c)

deposanten, aandeelhouders, obligatiehouders, tegenpartijen, infrastructuren voor de financiële markt en andere betrokken marktdeelnemers;

d)

administratieve of rechterlijke instanties wier goedkeuring of toelating van cruciaal belang is voor de afwikkelingsstrategie;

e)

eventuele adviseurs die nodig zijn voor de uitvoering van de afwikkelingsstrategie;

7.

de conclusies van de afwikkelbaarheidsbeoordeling, met inbegrip van ten minste:

a)

de vaststelling of de betrokken instelling of groep thans afwikkelbaar is;

b)

een samenvatting van de conclusies van de liquidatiebeoordeling als vereist in artikel 23, lid 1, onder a);

c)

een gedetailleerde beschrijving van alle geïdentificeerde belemmeringen voor de afwikkelbaarheid, alsook van de maatregelen die zijn voorgesteld door de instelling of groep of zijn voorgeschreven door de afwikkelingsautoriteit om die belemmeringen aan te pakken of weg te nemen;

d)

een gekwantificeerde beoordeling van alle wijzigingen in de minimumvereisten voor in aanmerking komende passiva of de passende locatie van in aanmerking komende passiva, die nodig is om belemmeringen voor de afwikkelbaarheid weg te nemen of aan te pakken, rekening houdend met de criteria van artikel 45, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU, nader gespecificeerd in de gedelegeerde handelingen die zijn vastgesteld in overeenstemming met artikel 45, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU;

8.

eventuele standpunten van de instelling of groep met betrekking tot het afwikkelingsplan.

AFDELING II

Beoordeling van de afwikkelbaarheid

Artikel 23

Beoordelingsstadia

1.   De afwikkelingsautoriteiten beoordelen de afwikkelbaarheid op basis van de volgende opeenvolgende fasen:

a)

beoordeling van de haalbaarheid en geloofwaardigheid van de liquidatie van de instelling of groep volgens normale insolventieprocedures in overeenstemming met artikel 24;

b)

selectie van een te beoordelen voorkeursafwikkelingsstrategie in overeenstemming met artikel 25;

c)

beoordeling van de haalbaarheid van de gekozen afwikkelingsstrategie in overeenstemming met de artikelen 26 tot en met 31;

d)

beoordeling van de geloofwaardigheid van de gekozen afwikkelingsstrategie in overeenstemming met artikel 32.

2.   Indien het volgens de afwikkelingsautoriteit duidelijk is dat instellingen of groepen vergelijkbare risico's voor het financiële stelsel vormen of dat de omstandigheden waarin hun liquidatie wellicht niet haalbaar is, vergelijkbaar zijn, kan de afwikkelingsautoriteit de haalbaarheid en geloofwaardigheid van de liquidatie van deze instellingen of groepen op een vergelijkbare of identieke manier beoordelen.

De in de eerste alinea bedoelde typen van instellingen kunnen met name worden bepaald aan de hand van de criteria in artikel 98, lid 1, onder j), van Richtlijn 2013/36/EU.

3.   Wanneer een afwikkelingsautoriteit vaststelt dat liquidatie van de instelling of groepsentiteiten volgens normale insolventieprocedures wellicht niet haalbaar of geloofwaardig is, of dat afwikkeling anderszins in het openbaar belang noodzakelijk kan zijn omdat liquidatie volgens normale insolventieprocedures de afwikkelingsdoelstellingen niet in dezelfde mate zou verwezenlijken, bepaalt ze een voorkeursafwikkelingsstrategie die past bij de instelling of groep op basis van door die instelling of groep geleverde informatie in de zin van artikel 11 van Richtlijn 2014/59/EU en de in deze verordening vastgestelde criteria. Voor zover nodig identificeert de afwikkelingsautoriteit ook alternatieve strategieën voor omstandigheden waarin de strategie niet haalbaar en geloofwaardig is.

4.   Bij de beoordeling van de haalbaarheid en geloofwaardigheid van de voorkeursafwikkelingsstrategie wordt ook gekeken naar eventuele alternatieve strategieën als onderdeel van deze strategie.

5.   In overeenstemming met artikel 11 van Richtlijn 2014/59/EU verzoeken de afwikkelingsautoriteiten de instelling of groep om de nodige aanvullende informatie voor het uitvoeren van de beoordelingen van de voorkeursstrategie en de alternatieve strategieën.

6.   In voorkomend geval herziet een afwikkelingsautoriteit de voorkeursstrategie of overweegt ze alternatieve strategieën op basis van een voltooide beoordeling van de haalbaarheid en geloofwaardigheid van een voorkeursafwikkelingsstrategie als bedoeld in lid 4.

7.   Indien een afwikkelingsautoriteit de voorkeursafwikkelingsstrategie herziet, beoordeelt ze de haalbaarheid en geloofwaardigheid van die herziene voorkeursstrategie in overeenstemming met de artikelen 26 en 27.

Artikel 24

Haalbaarheid en geloofwaardigheid van liquidatie volgens normale insolventieprocedures

1.   De afwikkelingsautoriteiten beoordelen de haalbaarheid en geloofwaardigheid van liquidatie van de instelling of groep volgens normale insolventieprocedures, evenals de impact die liquidatie in vergelijking met afwikkeling zou hebben op de afhankelijkheid van buitengewone openbare financiële steun.

2.   Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van liquidatie houden de afwikkelingsautoriteiten rekening met de mogelijke gevolgen van de liquidatie van de instelling of groep voor de financiële stelsels van lidstaten of van de Unie om te zorgen voor een continue toegang tot kritieke functies die door de instelling of groep worden vervuld en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 31 van Richtlijn 2014/59/EU. Daartoe houden de afwikkelingsautoriteiten rekening met de door de instelling of groep vervulde functies en gaan ze na of de afwikkeling significante negatieve gevolgen kan hebben voor:

a)

de werking van de financiële markt en het marktvertrouwen;

b)

de financiële marktinfrastructuren, met name:

i)

of een plotselinge stopzetting van de activiteiten de normale werking van de infrastructuur van de financiële markten zodanig zou belemmeren dat het hele financiële stelsel negatieve gevolgen zou ondervinden;

ii)

of en in welke mate de financiële marktinfrastructuren kunnen fungeren als besmettingskanalen in het liquidatieproces;

c)

andere financiële instellingen, met name:

i)

of liquidatie zou leiden tot hogere financieringskosten of minder beschikbare financiering voor andere financiële instellingen met een risico voor de financiële stabiliteit tot gevolg;

ii)

het risico op rechtstreekse en onrechtstreekse besmetting en macro-economische terugkoppelingseffecten;

d)

de reële economie en met name de beschikbaarheid van kritieke financiële diensten.

3.   Indien de afwikkelingsautoriteit concludeert dat liquidatie geloofwaardig is, toetst zij de haalbaarheid van liquidatie.

4.   Daartoe gaan de afwikkelingsautoriteiten na of de structuren van een instelling of groep de informatie kunnen leveren die op grond van de desbetreffende depositogarantiestelsels is vereist voor het uitbetalen van gedekte bankdeposito's in de bedragen en volgens de termijnen die zijn gespecificeerd in Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad (5), of in voorkomend geval in overeenstemming met gelijkwaardige depositogarantiestelsels van derde landen, met inbegrip van gedekte deposito's.

Afwikkelingsautoriteiten beoordelen ook of de instelling of de groep de werking van depositogarantiestelsels kan ondersteunen, met name door een onderscheid te maken tussen gedekte en niet-gedekte saldi op depositorekeningen.

Artikel 25

Identificatie van een afwikkelingsstrategie

1.   De afwikkelingsautoriteiten beoordelen of een mogelijke afwikkelingsstrategie in staat is de afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken, gelet op de structuur en het bedrijfsmodel van de instelling of groep en de afwikkelingsregelingen die van toepassing zijn op juridische entiteiten binnen een groep. Een afwikkelingsmaatregel kan worden genomen in het algemeen belang indien deze noodzakelijk is ter verwezenlijking van en evenredig is aan een of meer van de afwikkelingsdoelstellingen en indien liquidatie van de instelling volgens normale insolventieprocedures de doelstellingen niet in dezelfde mate zou verwezenlijken.

2.   Met name voor groepen onderzoeken afwikkelingsautoriteiten of het beter is te kiezen voor een eenkanalige of voor een meerkanalige strategie.

3.   Hiervoor houden afwikkelingsautoriteiten rekening met ten minste de volgende aspecten:

a)

welke afwikkelingsinstrumenten zouden worden gebruikt in het kader van de voorkeursafwikkelingsstrategie en of deze afwikkelingsinstrumenten beschikbaar zijn voor de juridische entiteiten waarop ze in het kader van de afwikkelingsstrategie zouden worden toegepast;

b)

het bedrag van de in aanmerking komende passiva in de voorgestelde afwikkelingsstrategie, het risico door niet bij te dragen tot verliesabsorptie of herkapitalisatie, en de juridische entiteiten die deze in aanmerking komende passiva uitgeven, waarbij in aanmerking wordt genomen dat:

i)

een eenkanalige benadering wellicht verkieslijk is indien voldoende extern uitgegeven in aanmerking komende passiva of passiva die naar verwachting zullen bijdragen tot verliesabsorptie en herkapitalisatie in het kader van de voorgestelde afwikkelingsstrategie zijn uitgegeven door de belangrijkste moederonderneming of hoofdvennootschap van de groep;

ii)

een meerkanalige benadering wellicht verkieslijk is indien de in aanmerking komende passiva of passiva van de groep die naar verwachting zullen bijdragen tot verliesabsorptie en herkapitalisatie in het kader van de voorgestelde afwikkelingsstrategie zijn uitgegeven door meer dan één entiteit of regionale of functionele subgroep in de af te wikkelen groep;

c)

de bestaande contractuele of andere regelingen voor de overdracht van verliezen tussen juridische entiteiten binnen een groep;

d)

de operationele structuur en het bedrijfsmodel van de instelling of groep, en met name of deze sterk geïntegreerd is dan wel een decentrale structuur kent met een doorgedreven opsplitsing tussen de verschillende delen van de instelling of groep, rekening houdend met het feit dat:

i)

een eenkanalige benadering wellicht verkieslijk is wanneer een groep sterk is geïntegreerd, onder meer wanneer liquiditeitsbeheer, risicobeheer, treasuryfuncties of IT en andere kritieke gemeenschappelijke diensten zijn gecentraliseerd;

ii)

een meerkanalige benadering wellicht verkieslijk is als de activiteiten van een groep zijn verdeeld over twee of meer duidelijk identificeerbare subgroepen, die elk financieel, juridisch en operationeel onafhankelijk zijn van andere delen van de groep, en de eventuele kritieke operationele afhankelijkheid van andere onderdelen van de groep is gebaseerd op solide regelingen die het voortzetten van de activiteit in geval van afwikkeling verzekeren;

e)

de uitvoerbaarheid van de te hanteren afwikkelingsinstrumenten, met name in derde landen;

f)

of de afwikkelingsstrategie ondersteunende maatregelen van andere autoriteiten vergt, met name in derde landen, of vereist dat deze autoriteiten geen onafhankelijke afwikkelingsmaatregelen treffen, en of dergelijke maatregelen haalbaar en geloofwaardig zijn voor die autoriteiten.

4.   De afwikkelingsautoriteiten beoordelen of alternatieve afwikkelingsstrategieën noodzakelijk zijn in het geval van scenario's of omstandigheden waarin de afwikkelingsstrategie niet haalbaar en geloofwaardig is.

5.   De afwikkelingsautoriteiten houden rekening met de mate waarin een alternatieve strategie naar verwachting de afwikkelingsdoelstellingen zal verwezenlijken en in het bijzonder de continuïteit van kritieke functies zal verzekeren.

Maatregelen om belemmeringen voor alternatieve afwikkelingsstrategieën weg te nemen worden uitsluitend toegepast indien zij de haalbare en geloofwaardige uitvoering van de voorkeursafwikkelingsstrategie niet in het gedrang brengen.

Artikel 26

Beoordeling van de haalbaarheid van een afwikkelingsstrategie

1.   De afwikkelingsautoriteiten beoordelen de effectieve haalbaarheid van de gekozen afwikkelingsstrategie binnen een passende termijn en identificeren mogelijke belemmeringen voor de uitvoering van de gekozen afwikkelingsstrategie.

2.   Afwikkelingsautoriteiten houden rekening met belemmeringen voor de stabilisatie van de instelling of groep op korte termijn. Afwikkelingsautoriteiten houden tevens rekening met alle voorzienbare belemmeringen voor een bedrijfsreorganisatie die is vereist op grond van artikel 52 van Richtlijn 2014/59/EU of die anderszins nodig is indien de afwikkelingsstrategie erop gericht is de instelling of groep geheel of gedeeltelijk op lange termijn levensvatbaar te maken.

3.   Belemmeringen worden in ten minste de volgende categorieën ingedeeld:

a)

structuur en werking;

b)

financiële middelen;

c)

informatie;

d)

grensoverschrijdende aspecten;

e)

punten van juridische aard.

Artikel 27

Beoordeling van de haalbaarheid: structuur en werking

De afwikkelingsautoriteiten houden rekening met ten minste de volgende punten wanneer ze nagaan of er sprake is van potentiële belemmeringen voor de afwikkeling die verband houden met de structuur en bedrijfsactiviteiten van de instelling of groep:

1.

aspecten behandeld in de punten 1 tot en met 7, 16, 18 en 19 van deel C van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU;

2.

de afhankelijkheid van materiële entiteiten en kernbedrijfsonderdelen van infrastructuur, informatietechnologie, treasury of financiële functies, werknemers of andere kritieke gedeelde diensten;

3.

of regelingen betreffende bestuur, zeggenschap en risicobeheer in overeenstemming zijn met alle voorgenomen wijzigingen in de structuur van de instelling of groep;

4.

of de juridische en franchisestructuur van de instelling of groep in overeenstemming is met alle voorgenomen wijzigingen in de bedrijfsstructuur van de instelling of groep;

5.

of passende afwikkelingsinstrumenten beschikbaar zijn voor elke juridische entiteit, zoals vereist met het oog op de afwikkelingsstrategie.

Artikel 28

Beoordeling van de haalbaarheid: financiële middelen

De afwikkelingsautoriteiten houden rekening met ten minste de volgende punten bij de beoordeling of er sprake is van potentiële belemmeringen voor de afwikkeling die verband houden met financiële middelen:

1.

aspecten behandeld in de punten 13, 14, 15 en 17 van deel C van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU;

2.

de noodzaak tot identificatie en becijfering van het bedrag van alle passiva die in het kader van de voorkeursafwikkelingsstrategie wellicht niet zullen bijdragen tot verliesabsorptie of herkapitalisatie, waarbij rekening wordt gehouden met ten minste de volgende factoren:

i)

looptijd;

ii)

rangorde;

iii)

soorten houders van het instrument, of de overdraagbaarheid van het instrument;

iv)

juridische belemmeringen voor verliesabsorptie zoals het niet-erkennen van afwikkelingsinstrumenten onder buitenlands recht of het bestaan van verrekeningsrechten;

v)

andere factoren die het risico inhouden dat de passiva worden vrijgesteld van verliesabsorptie bij afwikkeling;

vi)

het bedrag en de uitgifte door juridische entiteiten van in aanmerking komende passiva of andere passiva die verliezen zouden absorberen;

3.

de omvang van de financieringsbehoeften in de aanloop naar en tijdens de afwikkeling, de beschikbaarheid van financieringsbronnen en belemmeringen voor de overdracht van middelen binnen de instelling of groep;

4.

of er passende regelingen worden gespecificeerd voor de overheveling van verliezen naar juridische entiteiten waarop afwikkelingsinstrumenten van andere vennootschappen van de groep zouden worden toegepast, waaronder indien van toepassing een beoordeling van het bedrag en de verliesabsorptie van intragroepsfinanciering.

Artikel 29

Beoordeling van de haalbaarheid: informatie

De afwikkelingsautoriteiten houden rekening met ten minste de volgende punten bij de beoordeling of er sprake is van potentiële belemmeringen voor de afwikkeling die verband houden met informatie:

1.

aspecten behandeld in de punten 8 tot en met 12 van deel C van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU;

2.

het vermogen van de instelling of groep om informatie te verstrekken over de omvang en locatie binnen de groep van activa die naar verwachting als zekerheid voor centrale bankfaciliteiten in aanmerking zouden komen;

3.

het vermogen van de instelling of groep om informatie te verstrekken voor het uitvoeren van een waardering ter bepaling van het bedrag van de vereiste afschrijving of herkapitalisatie.

Artikel 30

Beoordeling van de haalbaarheid: grensoverschrijdende aspecten

De afwikkelingsautoriteiten houden rekening met ten minste de volgende punten bij de beoordeling of er sprake is van potentiële belemmeringen voor de afwikkeling die verband houden met grensoverschrijdende aspecten:

1.

aspecten behandeld in punt 20 van deel C van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU;

2.

het bestaan van adequate procedures voor coördinatie en communicatie en garanties inzake te nemen maatregelen tussen de autoriteiten van het thuisland en het gastland, alsook in derde landen, om de afwikkelingsstrategie te kunnen uitvoeren;

3.

of wetgeving in relevante jurisdicties van herkomst en ontvangst primeert boven contractuele beëindigingsrechten in financiële overeenkomsten die uitsluitend bij het faillissement en de afwikkeling van een aangesloten bedrijf in werking treden.

Artikel 31

Beoordeling van de haalbaarheid: andere mogelijke belemmeringen

De volgende juridische aspecten worden bij het beoordelen van mogelijke belemmeringen voor de afwikkeling in overweging genomen:

1.

of tijdig aan de eisen voor de vereiste wettelijke goedkeuringen en vergunningen voor de uitvoering van de afwikkelingsstrategie kan worden voldaan;

2.

of significante contractuele bepalingen de beëindiging van contracten mogelijk maken bij de start van de afwikkeling;

3.

of contractuele verplichtingen die door de afwikkelingsautoriteit niet kunnen worden verbroken iedere in de afwikkelingsstrategie beoogde overdracht van activa en/of passiva onmogelijk maken.

Artikel 32

Beoordeling van de geloofwaardigheid van een afwikkelingsstrategie

1.   Na de beoordeling van de haalbaarheid van de gekozen afwikkelingsstrategie toetsen de afwikkelingsautoriteiten de geloofwaardigheid ervan, rekening houdend met de mogelijke gevolgen van de afwikkeling voor het financiële stelsel en de economie van een lidstaat of van de Unie, om de continuïteit van de door de instelling of groep verrichte kritieke functies te verzekeren. De beoordeling omvat een evaluatie van de in punten 21 tot en met 28 van deel C van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU behandelde aspecten.

2.   Bij deze beoordeling houden de afwikkelingsautoriteiten rekening met de mogelijke gevolgen van de uitvoering van de afwikkelingsstrategie voor de financiële stelsels van lidstaten of van de Unie. Daartoe houden de afwikkelingsautoriteiten rekening met de functies die door de instelling of groep worden verricht en gaan ze na of de uitvoering van de afwikkelingsstrategie aanzienlijke nadelige gevolgen kan hebben voor een van de volgende elementen:

a)

het functioneren van de financiële markten, en in het bijzonder het marktvertrouwen;

b)

de infrastructuur van financiële markten, en met name:

i)

of de plotselinge stopzetting van de activiteiten de normale werking van de infrastructuur van de financiële markten dermate zou beperken dat het hele financiële stelsel negatieve gevolgen zou ondervinden;

ii)

of en in welke mate de financiële marktinfrastructuren kunnen fungeren als besmettingskanalen in het liquidatieproces;

c)

andere financiële instellingen, en met name:

i)

of liquidatie zou leiden tot hogere financieringskosten of minder beschikbare financiering voor andere financiële instellingen met een bedreiging van de financiële stabiliteit tot gevolg;

ii)

het risico op rechtstreekse en onrechtstreekse besmetting en macro-economische terugkoppelingseffecten;

d)

de reële economie en met name de beschikbaarheid van financiële diensten.

HOOFDSTUK III

FINANCIËLE STEUN BINNEN DE GROEP

Artikel 33

Vooruitzicht om de financiële moeilijkheden op te lossen

1.   De voorwaarde van een redelijk vooruitzicht dat de verleende steun de financiële moeilijkheden van de groepsentiteit die de steun ontvangt („ontvangende entiteit”) in wezenlijke mate oplost, wordt geacht te zijn vervuld indien dit vooruitzicht op een oplossing gestaafd wordt door de volgende elementen:

a)

de kapitaals- en liquiditeitsbehoeften van de ontvangende entiteit vastgesteld aan de hand van een beschrijving van de kapitaals- en liquiditeitssituatie van de ontvangende entiteit en een prognose van haar kapitaals- en liquiditeitsbehoeften zijn voor een voldoende lange periode gedekt, rekening houdend met alle andere relevante financiële bronnen waaruit aan deze behoeften zou kunnen worden voldaan, de termijn die vereist is om de financiële problemen op te lossen en de voorwaarden van de steun;

b)

de analyse van de financiële situatie en van de interne en externe oorzaken voor de financiële moeilijkheden, met name van het bedrijfsmodel en het risicobeheer van de ontvangende entiteit, en van vroegere, huidige en verwachte marktvoorwaarden, is niet in tegenspraak met het vooruitzicht van een oplossing;

c)

een actieplan met een beschrijving van de maatregelen voor het herstel van de financiële situatie van de ontvangende entiteit, inclusief, indien nodig, een herziening van haar bedrijfsmodel en risicobeheer;

d)

de onderliggende aannames in de beschrijvingen en prognoses waarvan sprake in a), b) en c) zijn samenhangend en aannemelijk en houden rekening met de stresstoestand van de ontvangende entiteit, de huidige marktvoorwaarden en potentiële negatieve ontwikkelingen.

2.   Bij de beoordeling van de voorwaarde waarvan sprake in lid 1 houdt de bevoegde autoriteit waarvan sprake in artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU rekening met de informatie en beoordelingen verstrekt door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de ontvangende entiteit.

Artikel 34

Voorwaarden van de steun

1.   De voorwaarden, inclusief de vergoeding, voor het verlenen van de financiële steun worden geacht in overeenstemming te zijn met artikel 19, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de voorwaarden weerspiegelen voldoende

i)

het wanbetalingsrisico van de ontvangende entiteit;

ii)

de rangorde van de vordering;

iii)

het verwachte verlies voor de groepsentiteit die de steun verleent („verlenende entiteit”) in geval van wanbetaling van de ontvangende entiteit;

iv)

in geval van een lening of toegezegde faciliteit, het looptijdprofiel, op basis van een volledige openbaarmaking van alle relevante en actuele informatie door de ontvangende entiteit en verdere informatie waarover de verlenende entiteit beschikt;

b)

de voorwaarden weerspiegelen het belang van de verlenende entiteit in overeenstemming met artikel 19, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU en het verband tussen voordelen, risico's en kosten waarmee rekening is gehouden bij het bepalen van het belang, inclusief directe of indirecte voordelen die voor de verlenende entiteit uit de verlening van de financiële steun kunnen voortvloeien en van de voordelen voor de groep van het verlenen van steun.

Voor de toepassing van a), iv), dient een verwachte tijdelijke impact op de marktprijzen uit hoofde van gebeurtenissen buiten de groep niet in aanmerking te worden genomen als een plausibele projectie van de marktsituatie de veronderstelling staaft dat de omvang van deze impact en de duur ervan geen gevaar vormen voor het vermogen van de ontvangende entiteit om al haar passiva te voldoen wanneer deze opeisbaar worden.

2.   De beoordeling van de voorwaarden waarvan sprake in lid 1, onder a) en b), zijn gebaseerd op een vergelijkende analyse van het wanbetalingsrisico van de ontvangende entiteit voor elk van de gevallen waarin de steun al dan niet wordt verleend.

De analyse van het wanbetalingsrisico wordt gebaseerd op de elementen beschreven in artikel 33. Deze analyse laat onverlet dat, ten behoeve van de beoordeling van het verband tussen voordelen, risico's en kosten per geval en naar goeddunken van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de verlenende entiteit, verdere elementen in aanmerking worden genomen die de verlenende entiteit in het kader van een kredietbeoordeling in aanmerking zou nemen bij het nemen van een besluit over de toekenning van een lening op basis van alle informatie waarover de verlenende autoriteit beschikt.

3.   De beoordeling heeft eveneens betrekking op de potentiële schade aan franchise, herfinanciering en reputatie en de voordelen van een efficiënt gebruik en de fungibiliteit van de kapitaalmiddelen van de groep en de herfinancieringsvoorwaarden ervan.

In de mate van het mogelijke worden de voordelen en kosten die in aanmerking worden genomen bij het bepalen van het belang in monetaire termen gekwantificeerd. Bovendien wordt de korting die vergeleken met de marktvoorwaarden aan de ontvangende entiteit wordt verleend inclusief met betrekking tot haircuts op zekerheden of rentevoeten gekwantificeerd.

4.   Bij het beoordelen van het belang wordt rekening gehouden met alle bindende toezeggingen in de overeenkomst voor het verlenen van financiële steun die de aannames met betrekking tot het toekomstige bedrijfsmodel en risicobeheer van de ontvangende entiteit staven.

5.   De bevoegde autoriteit houdt rekening met informatie en beoordelingen die worden verstrekt door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de ontvangende entiteit.

Artikel 35

Liquiditeit en solvabiliteit van de verlenende entiteit

1.   Behoudens de voorwaarde vermeld in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 23, lid 1, onder g), wordt de verlening van de financiële steun geacht de liquiditeit of solvabiliteit van de verlenende entiteit niet in gevaar te brengen als, na de verlening van de financiële steun:

a)

redelijkerwijs kan worden verwacht dat de activa van de verlenende entiteit te allen tijde hoger zullen zijn dan haar passiva;

b)

redelijkerwijs kan worden verwacht dat de verlenende entiteit aan het volgende zal voldoen:

i)

in staat zijn al haar passiva te betalen wanneer deze opeisbaar worden;

ii)

geen inbreuk maken op de vereisten inzake solvabiliteit en liquiditeit onder Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013 op een wijze die de intrekking van de vergunning door de bevoegde autoriteit zou rechtvaardigen.

2.   Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met het wanbetalingsrisico van de ontvangende entiteit en het verlies voor de verlenende entiteit als gevolg van de wanbetaling van de ontvangende entiteit mede gelet op een potentiële ongunstige ontwikkeling. De beoordeling moet voldoen aan de passende prudentiële vereisten van goed risicobeheer voor de verlenende entiteit.

Artikel 36

Afwikkelbaarheid van de verlenende entiteit

1.   De verlening van de financiële steun wordt geacht de afwikkelbaarheid van de verlenende entiteit niet te ondermijnen als het verlenen van de financiële steun de implementatie van de afwikkelingsstrategie voor de verlenende entiteit waarvan sprake in het afwikkelingsplan niet wezenlijk minder haalbaar of minder geloofwaardig maakt, in overeenstemming met de beoordeling onder de artikelen 15 en 16 van Richtlijn 2014/59/EU.

Bij die beoordeling wordt met name rekening gehouden met de impact van de verlening van de financiële steun op:

a)

de mogelijke absorptie van verliezen binnen de groep nadat aan de afwikkelingsvoorwaarden is voldaan;

b)

de onderlinge verwevenheid van de verlenende entiteit met de ontvangende entiteit;

c)

het risico op besmetting binnen de groep;

d)

de met de verlening van de financiële steun verhoogde complexiteit van de groep;

e)

de kapitaals- en liquiditeitssituatie van de verlenende entiteit.

2.   Als verlenende entiteiten niet volledig over een voorkeursafwikkelingsstrategie zijn geïnformeerd, verrichten zij de beoordeling waarvan sprake in lid 1 op basis van de informatie over het afwikkelingsplan waarover zij beschikken.

3.   De bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de verlenende entiteit werken nauw samen bij het bepalen van de impact van de financiële steun binnen de groep op de afwikkelbaarheid van de verlenende entiteit.

HOOFDSTUK IV

ONAFHANKELIJKHEID VAN TAXATEURS

Artikel 37

Definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende definities:

1.   „aanstellende autoriteit”: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor het selecteren en aanstellen van de onafhankelijke taxateur ten behoeve van het verrichten van de waardering waarvan sprake in artikel 36, lid 1, of artikel 74, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU;

2.   „relevante entiteit”: een instelling of een entiteit waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), waarvan de activa en passiva moeten worden getaxeerd ingevolge artikel 36 of 74 van Richtlijn 2014/59/EU;

3.   „relevante overheidsinstantie”: de aanstellende autoriteit, de afwikkelingsautoriteit of de autoriteiten waarvan sprake in artikel 83, lid 2, onder a) tot en met h), van Richtlijn 2014/59/EU, en de eerste autoriteit waarvan sprake in artikel 83, lid 2, i), van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 38

Elementen van onafhankelijkheid

Als taxateur kan een rechtspersoon of natuurlijke persoon worden aangesteld. De taxateur wordt geacht van elke relevante overheidsinstantie en de relevante entiteit onafhankelijk te zijn indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

1.

de taxateur beschikt over de nodige kwalificaties, ervaring, bekwaamheid, kennis en middelen en kan de waardering effectief uitvoeren zonder buitensporige afhankelijkheid van elke relevante overheidsinstantie of de relevante entiteit in overeenstemming met artikel 39;

2.

de taxateur is juridisch gescheiden van de relevante overheidsinstanties en de relevante entiteit in overeenstemming met artikel 40;

3.

de taxateur heeft geen materieel gemeenschappelijk of conflicterend belang in de zin van artikel 41.

Artikel 39

Kwalificaties, ervaring, bekwaamheid, kennis en middelen

1.   De onafhankelijke taxateur bezit de nodige kwalificaties, ervaring, bekwaamheid en kennis in alle zaken die door de aanstellende autoriteit als relevant worden beschouwd.

2.   De onafhankelijke taxateur beschikt over of heeft toegang tot de personele en technische middelen die de aanstellende autoriteit geschikt acht voor het uitvoeren van de waardering. Bij de beoordeling van de geschiktheid van de middelen wordt rekening gehouden met de aard, omvang en complexiteit van de te verrichten waardering.

3.   Met betrekking tot het verrichten van de waardering mag de onafhankelijke taxateur:

a)

geen instructies of advies vragen of aanvaarden van enige overheidsinstantie of de relevante entiteit;

b)

geen financiële of andere voordelen vragen of aanvaarden van enige relevante overheidsinstantie of de relevante entiteit;

4.   Lid 3 staat niet in de weg aan:

a)

de verschaffing van instructies, advies, gebouwen, technische uitrusting of andere vormen van steun indien dit volgens de aanstellende autoriteit of een dergelijke andere autoriteit die bevoegd is om deze taak in de betrokken lidstaat te verrichten nodig wordt geacht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de waardering;

b)

de betaling aan de onafhankelijke taxateur van een redelijke beloning en kostenvergoeding in verband met het verrichten van de waardering.

Artikel 40

Organisatorische scheiding

1.   De onafhankelijke taxateur is een persoon die gescheiden is van enige relevante overheidsinstantie, inclusief de afwikkelingsautoriteit, en de relevante entiteit.

2.   Voor de toepassing van lid 1 gelden de volgende vereisten:

a)

wat natuurlijke personen betreft mag de onafhankelijke taxateur geen werknemer of contractant zijn van enige relevante overheidsinstantie of de relevante entiteit;

b)

wat rechtspersonen betreft mag de onafhankelijke taxateur niet tot dezelfde groep van ondernemingen behoren als enige relevante overheidsinstantie of de relevante entiteit.

Artikel 41

Materiële gemeenschappelijke of conflicterende belangen

1.   De onafhankelijke taxateur heeft geen feitelijk of potentieel gemeenschappelijk of conflicterend materieel belang met betrekking tot enige relevante overheidsinstantie of de relevante entiteit.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt een feitelijk of potentieel belang als materieel beschouwd telkens wanneer het, volgens de aanstellende autoriteit of een dergelijke andere autoriteit die gemachtigd is om deze taak in de betrokken lidstaat te verrichten, het oordeel van de onafhankelijke taxateur bij het uitvoeren van de waardering zou kunnen beïnvloeden of redelijkerwijs geacht wordt te beïnvloeden.

3.   Voor de toepassing van lid 1 zijn gemeenschappelijke of conflicterende belangen met betrekking tot ten minste de volgende partijen relevant:

a)

het hogere management en de leden van het leidinggevend orgaan van de relevante entiteit;

b)

de natuurlijke of rechtspersonen die zeggenschap over of een gekwalificeerde deelneming in de relevante entiteit hebben;

c)

de crediteuren die door de aanstellende autoriteit of elke andere autoriteit die gemachtigd is om deze taak in de betrokken lidstaat uit te voeren, als significant worden geïdentificeerd op basis van de informatie waarover de aanstellende autoriteit of elke andere autoriteit die gemachtigd is om deze taak in de betrokken lidstaat uit te voeren, beschikt;

d)

elke groepsentiteit.

4.   Voor de toepassing van lid 1 zijn ten minste de volgende zaken relevant:

a)

de verlening door de onafhankelijke taxateur van diensten, inclusief de vroegere verlening van diensten, aan de relevante entiteit en personen waarvan sprake in lid 3, en met name het verband tussen die diensten en de elementen die relevant zijn voor de waardering;

b)

persoonlijke en financiële relaties tussen de onafhankelijke taxateur en de relevante entiteit en de personen waarvan sprake in lid 3;

c)

beleggingen of andere materiële financiële belangen van de onafhankelijke taxateur;

d)

met betrekking tot rechtspersonen, elke organisatorische scheiding of andere regelingen die in werking worden gesteld om bedreigingen voor de onafhankelijkheid aan te pakken, zoals zelfevaluatie, eigenbelang, voorspraak, bekendheid, vertrouwen of intimidatie, inclusief regelingen om een onderscheid te maken tussen die personeelsleden die betrokken zouden kunnen zijn bij de waardering en andere personeelsleden.

5.   Onverminderd de leden 3 en 4 wordt een persoon geacht een feitelijk materieel gemeenschappelijk of conflicterend belang met betrekking tot de relevante entiteit te hebben indien de onafhankelijke taxateur in het jaar voorafgaand aan de datum waarop wordt beoordeeld of die persoon in aanmerking komt om op te treden als onafhankelijke taxateur een wettelijke audit van de relevante entiteit heeft verricht ingevolge Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6).

6.   Elke persoon die in aanmerking wordt genomen voor de positie van onafhankelijke taxateur, of aangesteld wordt als onafhankelijke taxateur:

a)

houdt, in overeenstemming met alle toepasselijke gedragscodes en professionele normen, het beleid en de procedures in stand voor het identificeren van elk feitelijk of potentieel belang dat kan worden beschouwd als een materieel belang in overeenstemming met lid 2;

b)

stelt zonder uitstel de aanstellende autoriteit of een dergelijke andere autoriteit die bevoegd is om de taak waarvan sprake in lid 2 in de betrokken lidstaat te verrichten in kennis van elk feitelijk of potentieel belang dat volgens de onafhankelijke taxateur bij de beoordeling door de autoriteit kan worden aangemerkt als een materieel belang in overeenstemming met lid 2;

c)

onderneemt passende stappen om ervoor te zorgen dat geen van de personeelsleden of andere personen die betrokken zijn bij de uitvoering van de waardering een materieel belang heeft van het soort waarvan sprake in lid 2.

HOOFDSTUK V

AFWIKKELING

AFDELING I

Contractuele erkennings- en omzettingsbevoegdheden

Artikel 42

Definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk V, afdeling I, gelden de volgende definities:

1.   „materiële wijziging”: met betrekking tot een relevante overeenkomst, als omschreven in punt 2 van artikel, die is aangegaan vóór de datum van toepassing van de nationale bepalingen tot omzetting van afdeling 5 van hoofdstuk IV van titel IV van Richtlijn 2014/59/EU, een wijziging, inclusief een automatische wijziging, die is aangebracht na die datum en van invloed is op de materiële rechten en verplichtingen van een partij bij een relevante overeenkomst; wijzigingen die niet van invloed zijn op de materiële rechten en verplichtingen van een partij bij een relevante overeenkomst zijn onder meer een wijziging van de contactgegevens van een ondertekenaar of de geadresseerde voor de betekening en kennisgeving van stukken, typografische wijzigingen om schrijffouten te corrigeren of automatische aanpassingen van rentevoeten;

2.   „relevante overeenkomst”: elke overeenkomst, inclusief de voorwaarden van een kapitaalinstrument, die een passief creëert waarop artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU van toepassing is.

Artikel 43

Passiva waarop de uitsluiting van de verplichting om de contractuele bepaling waarvan sprake in artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU op te nemen van toepassing is

1.   Voor de toepassing van artikel 55, lid 1, eerste alinea, onder a), van Richtlijn 2014/59/EU wordt een door zekerheid gedekt passief niet als een uitgesloten passief beschouwd indien het, op het moment waarop het wordt gecreëerd:

a)

niet volledig door zekerheid is gedekt;

b)

volledig door zekerheid is gedekt maar valt onder contractuele voorwaarden die de debiteur er niet toe verplichten het passief continu volledig door zekerheid gedekt te houden in overeenstemming met de wettelijke vereisten van het recht van de Unie of van het recht van een derde land dat effecten heeft die als gelijkwaardig aan het recht van de Unie kunnen worden beschouwd.

2.   Voor de toepassing van artikel 55, lid 1, eerste alinea, onder d), van Richtlijn 2014/59/EU omvatten passiva die zijn uitgegeven of aangegaan na de datum van toepassing van de bepalingen die door de lidstaten zijn vastgesteld voor de omzetting van afdeling 5 van hoofdstuk IV van titel IV van Richtlijn 2014/59/EU in een lidstaat:

a)

na die datum gecreëerde passiva, ongeacht of zij zijn gecreëerd onder vóór die datum gesloten relevante overeenkomsten, inclusief kaderovereenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen die voor meerdere passiva gelden;

b)

vóór of na die datum gecreëerde passiva onder relevante overeenkomsten die vóór die datum zijn aangegaan en die aan een materiële wijziging zijn onderworpen;

c)

passiva onder na die datum uitgegeven schuldinstrumenten;

d)

passiva onder schuldinstrumenten die vóór of na die datum zijn uitgegeven onder relevante overeenkomsten die vóór die datum zijn aangegaan en die aan een materiële wijziging zijn onderworpen.

3.   Voor de toepassing van artikel 55, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/59/EU bepaalt een afwikkelingsautoriteit dat het vereiste om een contractuele bepaling in een relevante overeenkomst op te nemen niet van toepassing is indien zij ervan overtuigd is dat het recht van het betrokken derde land of een met dat derde land gesloten bindende overeenkomst voorziet in een administratieve of gerechtelijke procedure die:

a)

op verzoek van de afwikkelingsautoriteit, of op initiatief van de administratieve of gerechtelijke autoriteit van het derde land waarvan het recht van toepassing is op het passief of instrument, deze naar behoren gemachtigde administratieve of gerechtelijke autoriteit van het derde land in staat stelt binnen een termijn waarvan de afwikkelingsautoriteit vaststelt dat deze de effectieve toepassing van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden door die autoriteit niet in het gedrang zal brengen het volgende te doen:

i)

de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden door de afwikkelingsautoriteit erkennen en er uitvoering aan geven;

ii)

de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden door de afwikkelingsautoriteit ondersteunen via de toepassing van relevante bevoegdheden;

b)

erin voorziet dat de gronden waarop een administratieve of gerechtelijke autoriteit van een derde land kan weigeren de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden te erkennen of te ondersteunen ingevolge a) duidelijk worden aangegeven en tot één of meer van de volgende uitzonderlijke gevallen beperkt zijn:

i)

de erkenning of ondersteuning van de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden door de afwikkelingsautoriteit zou nadelige gevolgen hebben voor de financiële stabiliteit in het betrokken derde land;

ii)

de erkenning of ondersteuning van de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden door de afwikkelingsautoriteit zou erin resulteren dat crediteuren van een derde land, met name deposanten die in dat derde land gevestigd zijn en moeten worden betaald, minder gunstig behandeld worden dan crediteuren en deposanten die in de Unie zijn gevestigd of moeten worden betaald, met soortgelijke rechten onder het van toepassing zijnde recht van de Unie;

iii)

erkenning of ondersteuning zou materiële financiële implicaties hebben voor het betrokken derde land;

iv)

erkenning of ondersteuning van de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden door de afwikkelingsautoriteit zou effecten hebben die indruisen tegen de openbare orde van het betrokken derde land.

4.   Ten behoeve van de toepassing van artikel 55, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/59/EU beoordeelt de afwikkelingsautoriteit of de gronden waarvan sprake in lid 3, onder b), geen beletsel vormen voor de erkenning of ondersteuning van de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden in alle omstandigheden waarin deze bevoegdheden worden toegepast.

Artikel 44

Inhoud van de contractuele bepaling vereist bij artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU

De contractuele bepaling in een relevante overeenkomst omvat het volgende:

1.

de erkenning en aanvaarding door de tegenpartij van een instelling of entiteit waarvan sprake in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU dat het passief onderworpen kan zijn aan de uitoefening van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden door een afwikkelingsautoriteit;

2.

een beschrijving van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden van elke afwikkelingsautoriteit in overeenstemming met het nationale recht tot omzetting van afdeling 5 van hoofdstuk IV van titel IV van Richtlijn 2014/59/EU of, indien relevant, onder Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7), met name de bevoegdheden waarvan sprake in artikel 63, lid 1, onder e), f), g) en j) van Richtlijn 2014/59/EU;

3.

de erkenning en aanvaarding door de tegenpartij van een instelling of entiteit waarvan sprake in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU:

a)

dat zij gebonden is door het effect van een toepassing van de bevoegdheden waarvan sprake in b), inclusief:

i)

elke verlaging van de hoofdsom of van het nog uitstaande verschuldigde bedrag, inclusief alle opgelopen maar niet-betaalde rente, met betrekking tot het passief van een instelling of entiteit waarvan sprake in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU onder de relevante overeenkomst;

ii)

de omzetting van dat passief in gewone aandelen of andere eigendomsinstrumenten;

b)

dat de bepalingen van de relevante overeenkomst voor zover nodig kunnen variëren om uitvoering te geven aan de uitoefening door een afwikkelingsautoriteit van haar afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden en dergelijke variaties bindend zullen zijn voor de tegenpartij van een instelling of entiteit waarvan sprake in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU;

c)

dat als gevolg van de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden gewone aandelen of andere eigendomsinstrumenten kunnen worden uitgegeven voor of verleend aan de tegenpartij van een instelling of entiteit waarvan sprake in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU;

4.

de erkenning en aanvaarding door de tegenpartij van een instelling of entiteit waarvan sprake in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU dat de contractuele bepaling exhaustief is wat betreft de daarin beschreven zaken, met uitsluiting van alle andere overeenkomsten, regelingen of afspraken tussen de tegenpartijen met betrekking tot het onderwerp van de relevante overeenkomst.

AFDELING II

Kennisgevingen en kennisgeving van opschorting

Artikel 45

Algemene vereisten voor kennisgevingen

1.   Kennisgevingen die onder artikel 81, leden 1, 2 en 3, en artikel 83, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU worden ingediend, vinden schriftelijk plaats en worden met behulp van toereikende en veilige elektronische middelen doorgegeven.

2.   De relevante autoriteiten waarvan sprake in artikel 81, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 2014/59/EU en in artikel 83, lid 2, van die richtlijn vermelden de contactgegevens voor de indiening van een kennisgeving en maken deze openbaar.

3.   Alvorens een kennisgeving te zenden, kan de afzender mondeling contact opnemen met de relevante autoriteiten waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 81, leden 1, 2 en 3, om deze ervan in kennis te stellen dat een kennisgeving wordt ingediend.

4.   Ten behoeve van de kennisgevingen waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 81, lid 3, onder a), b), c), d), h) en j), en in artikel 83, lid 2, onder a), b), f) en h), van die richtlijn gebruiken de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten de gebruikelijke gemeenschappelijke taal voor samenwerking met de consoliderende toezichthouder en de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau.

5.   De relevante autoriteiten waarvan sprake in de Richtlijn 2014/59/EU, artikel 81, leden 1, 2 en 3, en in artikel 83, lid 2, van die richtlijn bevestigen de ontvangst van de kennisgeving aan de afzender onder vermelding van de datum en het tijdstip van ontvangst zoals geregistreerd door de ontvanger en de contactgegevens van de medewerkers die de kennisgeving behandelen.

Artikel 46

Kennisgeving door het leidinggevend orgaan aan de bevoegde autoriteit

1.   De kennisgevingen die door het leidinggevend orgaan van een instelling of entiteit waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), bij een bevoegde entiteit worden ingediend, omvatten:

a)

de naam, het adres van het hoofdkantoor en, indien beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten van de instelling of entiteit die de kennisgeving zendt;

b)

de naam en het adres van het hoofdkantoor van de onmiddellijke en uiteindelijke moederonderneming van die instelling of entiteit, indien relevant;

c)

de relevante informatie en analyses die het leidinggevend orgaan in aanmerking heeft genomen bij de beoordeling om te bepalen dat aan de voorwaarden onder artikel 32, lid 4, van Richtlijn 2014/59/EU is voldaan;

d)

een kopie van het schriftelijk besluit van het leidinggevend orgaan ter bevestiging van zijn beoordeling dat de instelling of de entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen;

e)

alle bijkomende informatie die het leidinggevend orgaan van belang acht voor zijn beoordeling.

2.   De kennisgeving ingevolge Richtlijn 2014/59/EU, artikel 81, lid 1, wordt onmiddellijk meegedeeld aan de bevoegde autoriteit na het besluit van het leidinggevend orgaan dat een instelling of entiteit waarvan sprake in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van die richtlijn faalt of waarschijnlijk zal falen.

Artikel 47

Mededeling van de bevoegde autoriteit aan de afwikkelingsautoriteit van de ontvangen kennisgeving

Na ontvangst van de kennisgeving waarvan sprake in artikel 46 zendt de bevoegde autoriteit onmiddellijk de volgende informatie aan de afwikkelingsautoriteit:

1.

een kopie van de ontvangen kennisgeving met alle informatie waarvan sprake in artikel 46, lid 1;

2.

details betreffende de crisispreventiemaatregelen of -acties waarvan sprake in artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU die de bevoegde autoriteit heeft genomen of aan de instelling of entiteit waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), oplegt, indien relevant;

3.

alle bijkomende bewijsstukken die volgens de bevoegde autoriteit nodig zijn wil de afwikkelingsautoriteit met kennis van zaken een besluit kunnen nemen.

Artikel 48

Kennisgeving van een beoordeling dat een instelling aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 32, lid 1, onder a) en b)

1.   De kennisgeving van een bevoegde autoriteit of afwikkelingsautoriteit voor de toepassing van artikel 81, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU omvat:

a)

de naam van de instelling of entiteit waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 1, lid 1, onder b), c) of d),waarop de kennisgeving betrekking heeft;

b)

de informatie waarvan sprake in artikel 46, lid 1, onder a) en b);

c)

een samenvatting van de beoordeling vereist in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 32, lid 1, onder a) en b).

2.   De kennisgeving vindt zonder uitstel plaats na een vaststelling dat aan de voorwaarden waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 32, lid 1, onder a) en b), is voldaan.

3.   De bevoegde autoriteit verstrekt zonder uitstel aan de afwikkelingsautoriteit alle bijkomende informatie die de afwikkelingsautoriteit kan vragen om haar beoordeling te kunnen verrichten.

Artikel 49

Kennisgeving

1.   De kennisgeving waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 83, lid 4, die door de afwikkelingsautoriteit moet worden gepubliceerd, omvat:

a)

de naam, het adres van het hoofdkantoor en, indien beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten van de instelling of entiteit in afwikkeling waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 1, lid 1, onder b), c) of d);

b)

de naam en het adres van het hoofdkantoor van de onmiddellijke en uiteindelijke moederonderneming van die instelling of entiteit waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), indien relevant;

c)

een lijst met de namen van andere groepsentiteiten en aanverwante bijkantoren waarop afwikkelingsmaatregelen effecten hebben, inclusief, voor zover mogelijk, informatie over bijkantoren die in derde landen zijn gevestigd;

d)

een samenvatting van de relevante afwikkelingsmaatregelen die worden genomen, de datums vanaf wanneer die afwikkelingsmaatregelen ingaan en met name de gevolgen ervan voor kleine klanten, die het volgende bevat:

i)

informatie over de toegang tot deposito's overeenkomstig Richtlijn 2014/49/EU inzake depositogarantiestelsels die gehouden worden bij de instelling waarop de afwikkelingsmaatregel van invloed is;

ii)

informatie over de toegang tot activa of geldmiddelen van andere klanten in de zin van artikel 31, lid 2, onder e), van Richtlijn 2014/59/EU, die gehouden worden bij de instelling waarop de afwikkelingsmaatregel van invloed is;

iii)

informatie over de contractuele betalings- of leveringsverplichtingen die onderworpen zijn aan opschorting onder artikel 69 van Richtlijn 2014/59/EU, inclusief de aanvang en het verstrijken van de opschortingstermijn, indien relevant;

iv)

informatie over de crediteuren met een zekerheid van de instelling of entiteit in afwikkeling waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), onderworpen aan restricties met betrekking tot de afdwinging van zekerheidsrechten, inclusief de aanvang en het verstrijken van die restrictietermijn in overeenstemming met artikel 70 van Richtlijn 2014/59/EU, indien relevant;

v)

informatie over de contractuele partijen die getroffen zijn door de tijdelijke opschorting van beëindigingsrechten inclusief de aanvang en het verstrijken van de opschortingstermijn onder artikel 71 van Richtlijn 2014/59/EU, indien relevant;

e)

de bevestiging van de normale voortgang van de contractuele toezeggingen, inclusief aflossingsschema's, die niet onderworpen zijn aan opschortingen onder de artikelen 69, 70 en 71 van Richtlijn 2014/59/EU;

f)

het aanspreekpunt binnen de instelling waar klanten en crediteuren verdere informatie en actualiseringen kunnen vragen met betrekking tot de instelling of entiteiten waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), en de activiteiten ervan.

2.   De kennisgeving wordt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk na het nemen van een afwikkelingsmaatregel gepubliceerd.

HOOFDSTUK VI

AFWIKKELINGSCOLLEGES

AFDELING I

Operationele organisatie van afwikkelingscolleges

Artikel 50

Inventariseren en identificeren van de leden van afwikkelingscolleges en mogelijke waarnemers

1.   Ten behoeve van het identificeren van de leden en potentiële waarnemers van het afwikkelingscollege inventariseert de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de groepsentiteiten waarvan sprake in Richtlijn 2014/59/EU, artikel 1, lid 1, rekening houdend met de inventarisering van die groep als verricht door de consoliderende toezichthouder in overeenstemming met artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/98 (8) van de Commissie en artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/99 (9) van de Commissie.

2.   Na voltooiing van de inventarisatie waarvan sprake in lid 1 deelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de lijst van leden en potentiële waarnemers aan het afwikkelingscollege mee.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau toetst en actualiseert de inventarisatie van groepsentiteiten en de lijst van leden en potentiële waarnemers ten minste jaarlijks. Zij toetst en actualiseert de inventarisatie en de lijst van leden en potentiële waarnemers ook na elke materiële wijziging van de juridische of organisatiestructuur van de groep of zijn activiteiten.

4.   Bij de beoordeling of een afwikkelingscollege moet worden opgericht in overeenstemming met artikel 88, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU neemt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau ook in aanmerking of die andere groep of dat ander college in overeenstemming met deze verordening opereert.

Artikel 51

Afwikkelingsautoriteiten van een derde land als waarnemer in het afwikkelingscollege

1.   Na ontvangst van een relevant verzoek van een afwikkelingsautoriteit van een derde land waarvan sprake in artikel 88, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU deelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau het verzoek aan het afwikkelingscollege mee.

2.   De mededeling gaat vergezeld van het volgende:

a)

het advies van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, mede gelet op b), over de gelijkwaardigheid van de vertrouwelijkheids- en de beroepsgeheimregeling van toepassing op de kandidaat-waarnemer;

b)

de voorwaarden voor de deelname van waarnemers aan het afwikkelingscollege die worden opgenomen in de schriftelijke regelingen en procedures zoals voorgesteld door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

c)

het standpunt van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau over het belang van het relevante bijkantoor, als de kandidaat een afwikkelingsautoriteit van een derde land voor een bijkantoor is;

d)

de vaststelling van een termijn, na het verstrijken waarvan ervan uitgegaan wordt dat toestemming is verleend: binnen die termijn kan elk niet akkoord gaand lid van het afwikkelingscollege waarvan sprake in artikel 88, lid 2, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU zijn volledig met redenen omkleed bezwaar tegen het advies van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau waarvan sprake in a) van dit lid te kennen geven.

3.   Wanneer een bezwaar wordt gemaakt, houdt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau daarmee rekening alvorens haar definitief besluit te nemen. Daartoe kan zij ook om de expliciete standpunten van de leden van het college waarvan sprake in artikel 88, lid 2, onder b), c) en d), van Richtlijn 2014/59/EU verzoeken en rekening houden met de meerderheid van de standpunten daarover.

4.   Wanneer de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau ertoe besluit de afwikkelingsautoriteit van het derde land uit te nodigen, zendt zij een uitnodiging aan de kandidaat-waarnemer. De uitnodiging gaat vergezeld van de voorwaarden voor deelname als waarnemer waarvan sprake in de schriftelijke regelingen. De kandidaat die de uitnodiging ontvangt wordt als waarnemer beschouwd na aanvaarding van de uitnodiging, hetgeen ook geldt als aanvaarding van de voorwaarden voor deelname.

5.   Na aanvaarding geeft de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau een geactualiseerd resultaat van de inventarisatie waarvan sprake in artikel 50 aan het afwikkelingscollege door.

Artikel 52

Communicatie met de EU-moederonderneming

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zorgt voor regelmatige interactie en samenwerking met de EU-moederonderneming om de efficiënte en effectieve werking van het afwikkelingscollege te bevorderen.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt aan de EU-moederonderneming de oprichting van het afwikkelingscollege en een lijst van de leden en waarnemers ervan, alsmede elke wijziging in de leden en waarnemers van het afwikkelingscollege mee.

Artikel 53

Opstelling en actualisering van contactlijsten

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau houdt de contactgegevens van de benoemde personen van ieder lid en iedere waarnemer ten behoeve van het verrichten van de taken van het afwikkelingscollege bij en deelt deze met de leden en waarnemers van het afwikkelingscollege.

De contactgegevens omvatten ook de contactgegevens voor buiten kantoortijd ten behoeve van noodgevallen en met name het nemen van een besluit over de noodzaak een groepsafwikkelingsregeling tot stand te brengen en overeen te komen.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zorgt ervoor dat zij van alle leden en waarnemers van het college de contactgegevens van de relevante contactpersonen ontvangt en zonder buitensporig uitstel van alle relevante wijzigingen in kennis wordt gesteld.

Artikel 54

Elementen van schriftelijke regelingen en procedures voor de werking van het afwikkelingscollege

1.   De schriftelijke regelingen en procedures ingevolge artikel 88, lid 5, onder a), van Richtlijn 2014/59/EU omvatten ten minste de volgende elementen:

a)

een beschrijving van de groep, de EU-moederonderneming, de dochterondernemingen en significante bijkantoren;

b)

de identificatie van de leden en waarnemers van het college;

c)

een beschrijving van het algemene kader van het afwikkelingscollege voor samenwerking tussen autoriteiten en coördinatie van activiteiten en taken.

2.   Het algemene kader voor samenwerking en coördinatie omvat al het volgende:

a)

een beschrijving van de verschillende substructuren van het afwikkelingscollege voor het verrichten van verschillende taken, indien relevant. Hiertoe neemt, met name met betrekking tot collegeleden die gezamenlijke besluiten nemen, de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de noodzaak in aanmerking van het organiseren van het afwikkelingscollege in verschillende substructuren;

b)

een identificatie van de leden en waarnemers van het college die aan specifieke collegeactiviteiten deelnemen. Hiertoe zorgt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau ervoor dat de verschillende collegesubstructuren, inclusief de substructuren die waarnemers omvatten, niet resulteren in het beperken van of vooruitlopen op het proces van de gezamenlijke besluitvorming, met name ten aanzien van de leden van het college die in overeenstemming met de relevante bepalingen van Richtlijn 2014/59/EU gezamenlijke besluiten moeten nemen.

c)

een beschrijving van het kader, de voorwaarden voor de deelname van waarnemers aan het afwikkelingscollege, inclusief de voorwaarden van hun betrokkenheid bij de verschillende dialogen en processen van het college alsook hun rechten en verplichtingen in verband met de uitwisseling van informatie gelet op de artikelen 90 en 98 van Richtlijn 2014/59/EU. Hiertoe zorgt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau ervoor dat het algemene kader en de voorwaarden voor de deelname van waarnemers niet gunstiger zijn dan het kader en de voorwaarden die in overeenstemming met deze verordening en de relevante schriftelijke regelingen van het specifieke college voor collegeleden zijn vastgesteld;

d)

een beschrijving van de samenwerkings- en coördinatieregelingen bij met name systemische noodsituaties die bedreigingen kunnen vormen voor de levensvatbaarheid van ieder van de groepsentiteiten;

e)

een beschrijving van de processen die moeten worden gevolgd wanneer gezamenlijke besluitvorming niet vereist is maar de vorming van consensus binnen het afwikkelingscollege of binnen een substructuur daarvan nodig blijkt;

f)

een beschrijving van de regelingen voor de uitwisseling van informatie, inclusief het relevante toepassingsgebied, de relevante frequentie en de relevante communicatiekanalen gezien de artikelen 90 en 98 van Richtlijn 2014/59/EU en de rol van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau als coördinator voor het verzamelen en verspreiden van informatie onder de leden en waarnemers van het college;

g)

een beschrijving van de relevante informatie die met de leden en waarnemers van het afwikkelingscollege moet worden gedeeld, met name met betrekking tot de afwikkelingsplanning, de beoordeling van de afwikkelbaarheid en andere taken waarvan sprake in artikel 88, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU, mede gelet op de artikelen 90 en 98 van Richtlijn 2014/59/EU en de rol van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

h)

een beschrijving van de regelingen voor de behandeling van vertrouwelijke informatie gelet op de artikelen 90 en 98 van Richtlijn 2014/59/EU;

i)

een beschrijving van de procedures voor het ontvangen van regelmatige en fysieke ad-hocbijeenkomsten;

j)

een beschrijving van de methode voor het coördineren van de input die onafhankelijk door de afwikkelingsautoriteiten aan het toezichtcollege of aan de consoliderende toezichthouder moet worden geleverd, indien vereist door de wetgeving of op basis van een eigen initiatief;

k)

een beschrijving van de methode voor het communiceren van de input waarvan sprake in j), met name een beschrijving van de rol van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau in het communiceren van die input aan de consoliderende toezichthouder;

l)

een beschrijving van het communicatiebeleid met de consoliderende toezichthouder, de bevoegde autoriteiten in de relevante lidstaten, de EU-moederonderneming en de entiteiten van de groep waarvan sprake in artikel 58;

m)

elke andere overeenkomst betreffende de werking van het afwikkelingscollege, en

n)

alle bepalingen die gelden voor onderbrekingsregelingen.

Artikel 55

Vaststelling en actualisering van schriftelijke regelingen en procedures voor de werking van het afwikkelingscollege

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt haar voorstel voor de schriftelijke regelingen en procedures voor de werking van het afwikkelingscollege op in overeenstemming met artikel 54.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt haar voorstel aan de leden van het afwikkelingscollege mee voor raadpleging, verzoekt hen hun advies te verlenen en geeft het tijdschema aan voor de indiening van die adviezen.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau houdt rekening met de standpunten van de leden van het afwikkelingscollege en motiveert haar besluit wanneer zij er geen rekening mee houdt.

4.   Na afronding deelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de schriftelijke regelingen en procedures voor de werking van het afwikkelingscollege aan de leden van het afwikkelingscollege mee.

5.   De schriftelijke regelingen en procedures voor de werking van het afwikkelingscollege worden getoetst en geactualiseerd, met name na elke wezenlijke wijziging in de samenstelling van het afwikkelingscollege.

6.   Bij de actualisering van de algemene schriftelijke regelingen en procedures voor de werking van het afwikkelingscollege volgen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de andere leden van het college de procedures waarvan sprake in de leden 1 tot en met 5.

Artikel 56

Operationele aspecten van collegevergaderingen en andere activiteiten

1.   De afwikkelingscolleges convoceren ten minste één persoonlijke vergadering per jaar. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau kan, met instemming van alle leden van het college en rekening houdend met de specificiteit van de groep, een andere frequentie voor de fysieke vergaderingen van het afwikkelingscollege bepalen.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau organiseert regelmatig andere collegeactiviteiten, met name indien een dialoog tussen de collegeleden vereist is.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt de agenda en doelstellingen van de geplande vergaderingen en andere activiteiten op en deelt deze aan de collegeleden mee.

4.   Alle leden van het afwikkelingscollege die aan collegevergaderingen of andere activiteiten deelnemen, zorgen ervoor dat de geschikte vertegenwoordigers, overeenkomstig de doelstellingen van de vergadering en andere activiteiten van het afwikkelingscollege, aan deze vergaderingen en andere activiteiten deelnemen en dat deze vertegenwoordigers gemachtigd zijn om hun autoriteiten zoveel mogelijk te verbinden ingeval verwacht wordt dat in verband met deze vergaderingen of andere activiteiten besluiten moeten worden genomen.

5.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zorgt ervoor dat de relevante documenten geruime tijd vóór een bepaalde vergadering of activiteit van het afwikkelingscollege worden doorgegeven.

6.   De resultaten en besluiten van de collegevergaderingen of andere activiteiten worden schriftelijk gedocumenteerd en op het juiste moment aan de collegeleden meegedeeld.

Artikel 57

Uitwisseling van informatie

1.   Behoudens de artikelen 90 en 98 van Richtlijn 2014/59/EU zorgen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de leden van het college ervoor dat zij alle essentiële en relevante informatie uitwisselen, ongeacht of deze afkomstig is van een groepsentiteit, een bevoegde autoriteit, een afwikkelingsautoriteit of elke andere aangewezen autoriteit of elke andere bron.

2.   Die informatie is toereikend en nauwkeurig en wordt tijdig gedeeld om de efficiënte, effectieve en volledige uitvoering van de taken van leden van het afwikkelingscollege zowel in going concern-situaties als in noodsituaties mogelijk te maken en te vergemakkelijken.

3.   Ten behoeve van coördinatie tussen het toezichtscollege en het afwikkelingscollege wisselen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de consoliderende toezichthouder alle informatie uit die vereist is om ervoor te zorgen dat colleges hun in artikel 116 van Richtlijn 2013/36/EU en artikel 88 van Richtlijn 2014/59/EU beschreven rol vervullen.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau die de informatie waarvan sprake in de leden 1 en 2 ontvangt, geeft deze aan de leden van het afwikkelingscollege door.

5.   Indien het college in verschillende substructuren is georganiseerd, houdt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau alle leden van het afwikkelingscollege tijdig en volledig op de hoogte van de in die collegesubstructuren ondernomen actie of uitgevoerde maatregelen.

6.   Behoudens andersluidende bepaling kunnen alle gewone communicatiemiddelen worden gebruikt, bij voorkeur veilige communicatiemiddelen, met name indien gevoelige informatie wordt doorgezonden. Voor publiek beschikbare informatie is het voldoende dat de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de verwijzing naar dergelijke informatie verstrekt.

7.   Indien het afwikkelingscollege een veilige website heeft, wordt hoofdzakelijk via deze website gecommuniceerd.

8.   De artikelen 50 t/m 76 van deze verordening laten de informatieverzamelingsbevoegdheden van de bevoegde of afwikkelingsautoriteiten onverlet.

Artikel 58

Communicatiebeleid

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is de autoriteit die verantwoordelijk is voor de communicatie met de EU-moederonderneming en de consoliderende toezichthouder, indien deze laatste van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau verschilt.

2.   De afwikkelingsautoriteiten waarvan sprake in artikel 88, lid 2, onder b), c) en d), van Richtlijn 2014/59/EU zijn de autoriteiten die in de betrokken lidstaten verantwoordelijk zijn voor de communicatie met de entiteiten en de bevoegde autoriteiten.

Artikel 59

Coördinatie van de externe communicatie

1.   De leden van het afwikkelingscollege coördineren hun externe communicatie in verband met groepsafwikkelingsstrategieën en -plannen.

2.   Ten behoeve van coördinatie van de externe communicatie bereiken de leden van het afwikkelingscollege ten minste een akkoord over het volgende:

a)

toewijzing van verantwoordelijkheden voor het coördineren van de externe communicatie, gedurende een going concern-situatie, in een situatie waarin een instelling of groep geacht wordt te falen of waarschijnlijk te zullen falen, en in een afwikkelingssituatie;

b)

het bepalen van het niveau van de informatie die met betrekking tot groepsafwikkelingsstrategieën openbaar moet worden gemaakt;

c)

coördinatie van publieke verklaringen in situaties waarin een instelling of groep geacht wordt te falen of waarschijnlijk te zullen falen;

d)

coördinatie van publieke verklaringen in verband met genomen afwikkelingsmaatregelen, inclusief de bekendmaking van opdrachten of instrumenten aan de hand waarvan de afwikkelingsmaatregelen werden genomen of berichten met een samenvatting van de effecten van afwikkelingsmaatregelen.

Artikel 60

Noodsituaties

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau belast zich met het vaststellen en regelmatig testen van de operationele procedures voor de werking van het afwikkelingscollege in met name systemische noodsituaties die bedreigingen kunnen vormen voor de levensvatbaarheid van elk van de groepsentiteiten.

2.   De operationele procedures waarvan sprake in lid 1 hebben betrekking op ten minste de volgende elementen:

a)

te gebruiken veilige communicatiemiddelen;

b)

uit te wisselen informatie;

c)

te contacteren relevante personen;

d)

door de relevante collegeleden te volgen communicatieprocedures.

AFDELING II

Gezamenlijke besluiten bij groepsafwikkelingsplanning

Onderafdeling 1

Gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid

Artikel 61

Planning van de stappen in het gezamenlijk besluitvormingsproces

1.   Voor de aanvang van het gezamenlijk besluitvormingsproces komen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen tot een akkoord over een tijdschema met de in dat proces te volgen stappen (hierna het „tijdschema voor het gezamenlijk besluit” genoemd).

Ingeval er geen akkoord bereikt wordt over dat tijdschema, stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau het tijdschema voor het gezamenlijk besluit vast nadat rekening is gehouden met de standpunten en voorbehouden die de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen hebben geformuleerd.

2.   Het tijdschema voor het gezamenlijk besluit wordt ten minste jaarlijks geactualiseerd en omvat alle volgende stappen die moeten worden geïmplementeerd in een volgorde die tussen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen is overeengekomen:

a)

inleidende dialoog tussen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen over de afwikkelingsstrategie van de groep, ter voorbereiding van het gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid;

b)

verzoek om informatie die de EU-moederonderneming nodig heeft voor het opstellen van het groepsafwikkelingsplan en de uitvoering van de beoordeling van de afwikkelbaarheid in overeenstemming met artikel 11 van Richtlijn 2014/59/EU;

c)

indiening van de overeenkomstig b) van dit lid door de EU-moederonderneming gevraagde informatie rechtstreeks bij de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau in overeenstemming met artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU;

d)

doorgifte van de informatie die de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau van de EU-moederonderneming ontvangt aan de autoriteiten waarvan sprake in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU en opgave van een tijdschema voor alle verzoeken om bijkomende informatie;

e)

indiening van bijdragen voor de ontwikkeling van het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid door de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen bij de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

f)

indiening van het ontwerp van groepsafwikkelingsplan en het ontwerp van beoordeling van de afwikkelbaarheid van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau bij de leden van het afwikkelingscollege;

g)

indiening van mogelijke opmerkingen over het ontwerp van groepsafwikkelingsplan en over het ontwerp van beoordeling van de afwikkelbaarheid van de leden van het afwikkelingscollege bij de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

h)

bespreking met de EU-moederonderneming over het ontwerp van groepsafwikkelingsplan en beoordeling van de afwikkelbaarheid ervan, indien dat door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau passend wordt geacht;

i)

dialoog tussen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen over het ontwerp van groepsafwikkelingsplan en beoordeling van de afwikkelbaarheid ervan;

j)

doorgifte van het ontwerp van gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en over de beoordeling van de afwikkelbaarheid door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen;

k)

dialoog over het ontwerp van gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en over de beoordeling van de afwikkelbaarheid tussen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen;

l)

bereiken van een gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en over de beoordeling van de afwikkelbaarheid;

m)

mededeling van de totstandkoming van het gezamenlijk besluit aan de EU-moederonderneming samen met een samenvatting van de belangrijkste elementen van het groepsafwikkelingsplan.

3.   Het tijdschema:

a)

weerspiegelt de omvang en complexiteit van elke stap van het gezamenlijk besluitvormingsproces;

b)

houdt rekening met het tijdschema van andere gezamenlijke besluiten die binnen het afwikkelingscollege tot stand komen;

c)

houdt zoveel mogelijk rekening met het tijdschema van andere gezamenlijke besluiten die binnen het relevante toezichtscollege tot stand komen, met name het tijdschema voor het gezamenlijk besluit over de evaluatie en beoordeling van het groepsherstelplan in overeenstemming met artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 62

Elementen van het tijdschema voor het gezamenlijk besluit

1.   Bij het opstellen van het tijdschema voor het gezamenlijk besluit houden de betrokken autoriteiten of de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau wanneer deze alleen handelt rekening met de artikelen 16, lid 3, en 17, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot de noodzaak van gelijktijdige beoordeling van de afwikkelbaarheid en opschorting van het proces om wezenlijke belemmeringen aan te pakken en zorgen zij ervoor dat de relevante termijnen bepaald in het tijdschema voor het gezamenlijk besluit dienovereenkomstig worden aangepast.

2.   Bij het opstellen van het tijdschema voor het gezamenlijk besluit houdt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau rekening met de voorwaarden voor de deelname van waarnemers waarvan sprake in de schriftelijke regelingen van het afwikkelingscollege en in de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2014/59/EU.

3.   De volgende aspecten van het tijdschema worden door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau aan de EU-moederonderneming meegedeeld:

a)

een geschatte datum waarop het verzoek om de informatie die nodig is voor het opstellen van het groepsafwikkelingsplan en het verrichten van de beoordeling van de afwikkelbaarheid naar verwachting zal worden gedaan in overeenstemming met artikel 61, lid 2, onder b), en de termijn voor indiening van die informatie in overeenstemming met artikel 61, lid 2, onder c);

b)

een geschatte datum voor de organisatie van de bespreking waarvan sprake in artikel 61, lid 2, onder h), indien relevant;

c)

een geschatte datum voor de mededeling waarvan sprake in artikel 61, lid 2, onder m).

Artikel 63

Inleidende dialoog over de afwikkelingsstrategie

De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau organiseert een inleidende dialoog met de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen om al het volgende te verrichten:

1.

bespreken van een voorlopig voorstel over de afwikkelingsstrategie voor de groep;

2.

nagaan of de informatie die nodig is voor de ontwikkeling van het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid voor een van de bevoegde autoriteiten reeds beschikbaar is, en delen van deze informatie in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU;

3.

bepalen welke bijkomende informatie aan de EU-moederonderneming moet worden gevraagd;

4.

een akkoord bereiken over alle noodzakelijke bijdragen van de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau voor de ontwikkeling van het groepsafwikkelingsplan en het verrichten van de beoordeling van de afwikkelbaarheid.

Artikel 64

Informatie van de EU-moederonderneming

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau vraagt de EU-moederonderneming alle noodzakelijke informatie in overeenstemming met artikel 11 van Richtlijn 2014/59/EU, rekening houdend met het resultaat van de dialoog die in artikel 63 is geregeld.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt de EU-moederonderneming duidelijk mee op welke entiteiten van de groep deze informatie betrekking heeft en van toepassing is, alsmede binnen welke termijn deze informatie moet worden verstrekt.

3.   De EU-moederonderneming verstrekt de gevraagde informatie tijdig, maar niet later dan binnen de onder lid 2 vermelde termijn aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau kan, telkens wanneer artikel 66, lid 2, van deze verordening van toepassing is, zowel vóór het doorgeven van informatie aan de autoriteiten waarvan sprake in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU als daarna de EU-moederonderneming om bijkomende informatie vragen.

Artikel 65

Doorgifte van informatie van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau geeft zonder buitensporig uitstel de overeenkomstig artikel 64 ontvangen informatie aan de autoriteiten waarvan sprake in artikel 13, lid 1 van Richtlijn 2014/59/EU door en nodigt deze uit binnen een specifieke termijn opmerkingen te maken over de vraag of bijkomende informatie vereist is.

2.   Elke autoriteit die informatie ontvangt, kan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau binnen de onder lid 1 vermelde termijn om bijkomende informatie verzoeken indien de ontvangende autoriteit de bijkomende informatie ten behoeve van het ontwikkelen en bijhouden van het groepsafwikkelingsplan en het verrichten van de beoordeling van de afwikkelbaarheid relevant acht voor de entiteit of het bijkantoor die onder haar ressorteren. In dat geval zijn de relevante bepalingen van artikel 64 van overeenkomstige toepassing.

3.   De doorgifte van informatie door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau aan de autoriteiten waarvan sprake in lid 2 wordt pas als volledig beschouwd wanneer zowel de initiële als de vervolginformatie feitelijk is doorgegeven.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt, rekening houdend met lid 3, het afwikkelingscollege de aanvangsdatum mee van de termijn van vier maanden om tot een gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid te komen in overeenstemming met artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2014/59/EU.

5.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de autoriteiten waarvan sprake in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU wisselen de bijkomende informatie uit die nodig is voor het vergemakkelijken van de opstelling van het groepsafwikkelingsplan en het verrichten van de beoordeling van de afwikkelbaarheid, behoudens de vertrouwelijkheidsvereisten neergelegd in de artikelen 90 en 98 van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 66

Ontwikkeling en doorgifte van het ontwerp van groepsafwikkelingsplan en beoordeling van de afwikkelbaarheid

1.   De afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen verstrekken aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau hun bijdragen aan het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid tijdig en in elk geval binnen de termijn vermeld in het tijdschema voor het gezamenlijk besluit ingevolge artikel 61, lid 2, onder e).

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau ontwikkelt het ontwerp van groepsafwikkelingsplan in overeenstemming met artikel 12 van Richtlijn 2014/59/EU, waarbij rekening wordt gehouden met alle bijdragen die door de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen worden ingediend.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau geeft het ontwerp van groepsafwikkelingsplan en beoordeling van de afwikkelbaarheid tijdig, maar niet later dan binnen de onder artikel 61, lid 2, onder f), vermelde termijn aan de collegeleden door.

Artikel 67

Overleg met de leden van het afwikkelingscollege

1.   Door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau geraadpleegde collegeleden verstrekken hun opmerkingen over het ontwerp van groepsafwikkelingsplan en beoordeling van de afwikkelbaarheid binnen de termijn vermeld onder artikel 61, lid 2, onder g).

2.   Met name verstrekken de relevante bevoegde autoriteiten waarvan sprake in de artikelen 115 en 116 van Richtlijn 2013/36/EU hun advies met betrekking tot de beoordeling van de afwikkelbaarheid van de entiteiten die onder hen ressorteren.

3.   Indien een van de autoriteiten van mening is dat er wezenlijke belemmeringen zijn voor de afwikkelbaarheid van de groep of één van de entiteiten ervan, deelt zij haar beoordeling tijdig en in ieder geval binnen de termijn vermeld onder artikel 61, lid 2, onder g), aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau mee.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau geeft aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen de van de andere leden van het afwikkelingscollege ontvangen opmerkingen door, inclusief door deze autoriteiten geformuleerde opmerkingen over de beoordeling van de afwikkelbaarheid van de entiteiten die onder hen ressorteren.

Artikel 68

Bespreking met de EU-moederonderneming

Wanneer de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau met de EU-moederonderneming een bespreking over het ontwerp van groepsafwikkelingsplan en beoordeling van de afwikkelbaarheid organiseert ingevolge artikel 61, lid 2, onder h), doet zij dit tijdig en in ieder geval binnen de termijnen vermeld in de relevante fase van het tijdschema voor het gezamenlijk besluit. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen alle opmerkingen mee die de EU-moederonderneming tijdens deze raadpleging maakt.

Artikel 69

Dialoog over het ontwerp van afwikkelingsplan en beoordeling van de afwikkelbaarheid

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau organiseert met de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen tijdig, maar niet later dan binnen de termijn vermeld in het tijdschema voor het gezamenlijk besluit ingevolge artikel 61, lid 2, onder i), een dialoog over het ontwerp van groepsafwikkelingsplan en beoordeling van de afwikkelbaarheid.

2.   De dialoog omvat onderwerpen in verband met de beoordeling van de afwikkelbaarheid van de groep en vergemakkelijkt de identificatie van mogelijke wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid, waarbij rekening wordt gehouden met alle door de EU-moederonderneming ingediende opmerkingen. Daartoe stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen in kennis van haar eigen beoordeling met betrekking tot de afwikkelbaarheid van de groep, waarbij zij rekening houdt met het door andere collegeleden geformuleerde standpunt.

3.   Op basis van de dialoog waarvan sprake in lid 1 rondt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid af. De wijzigingen van het ontwerp van groepsafwikkelingsplan en beoordeling van de afwikkelbaarheid weerspiegelen het resultaat van de dialoog.

4.   Indien wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid worden geïdentificeerd is artikel 76, lid 1, van toepassing.

Artikel 70

Opstelling van het gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid

De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt een ontwerp van gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid op. In het ontwerp van gezamenlijk besluit wordt al het volgende beschreven:

1.

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die tot het gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid komen;

2.

de naam van de afwikkelingsautoriteiten en bevoegde autoriteiten die zijn geraadpleegd in het kader van het opstellen en bijhouden van het groepsafwikkelingsplan en het verrichten van de beoordeling van de afwikkelbaarheid, met name:

a)

de naam van de afwikkelingsautoriteiten van significante bijkantoren en de afwikkelingsautoriteiten van lidstaten waar de entiteiten waarvan sprake in artikel 1, lid 1, onder c) en d), van Richtlijn 2014/59/EU gevestigd zijn;

b)

de naam van de relevante bevoegde autoriteiten waarvan sprake in de artikelen 115 en 116 van Richtlijn 2013/36/EU;

c)

de naam van de waarnemers indien die waarnemers betrokken waren bij het gezamenlijk besluitvormingsproces in overeenstemming met de voorwaarden voor de deelname van waarnemers, als vermeld in de schriftelijke regelingen;

3.

de naam van de EU-moederonderneming en de groepsentiteiten die onder het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid vallen en waarop het gezamenlijk besluit betrekking heeft en van toepassing is;

4.

de verwijzingen naar de toepasselijke Unie- en nationale wetgeving inzake opstelling, afronding en toepassing van het gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid;

5.

de datum van de vaststelling van het gezamenlijk besluit betreffende het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid, en van elke relevante actualisering daarvan;

6.

het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid, inclusief alle maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid in overeenstemming met artikel 17, leden 4, 5 en 6, en artikel 18 van Richtlijn 2014/59/EU, behoudens welke het gezamenlijk besluit wordt genomen. Indien de EU-moederonderneming of een van haar entiteiten bezig zijn met de implementatie van die maatregelen, moet eveneens informatie over het tijdschema voor de implementatie ervan worden verstrekt;

7.

een samenvatting van de standpunten van de bij het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid geraadpleegde autoriteiten;

8.

indien tijdens het gezamenlijk besluitvormingsproces de EBA is geraadpleegd, een toelichting bij elke afwijking van het advies van de EBA.

Artikel 71

Het bereiken van een gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zendt zonder buitensporig uitstel het ontwerp van gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen en stelt een termijn vast waarbinnen de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen hun schriftelijk akkoord met dat gezamenlijk besluit moeten verstrekken, dat met elektronische communicatiemiddelen kan worden gezonden.

2.   Na ontvangst van het ontwerp van gezamenlijk besluit geven de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die het niet oneens zijn binnen de termijn vermeld onder lid 1 hun schriftelijk akkoord aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau door.

3.   Het definitieve gezamenlijke besluit bestaat uit het document van het gezamenlijk besluit opgesteld in overeenstemming met artikel 70 en van de schriftelijke akkoorden waarvan sprake in lid 2 van dit artikel en het daarbij gevoegde akkoord van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en wordt verstrekt aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die akkoord gaan met het gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt het gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid aan het afwikkelingscollege mee.

Artikel 72

Mededeling van het gezamenlijk besluit en de samenvatting van het groepsafwikkelingsplan aan de EU-moederonderneming

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt tijdig en in elk geval binnen de termijn vermeld in het tijdschema voor het gezamenlijk besluit ingevolge artikel 61, lid 2, onder m), aan het leidinggevende orgaan van de EU-moederonderneming het gezamenlijk besluit en een samenvatting van de belangrijkste elementen van het groepsafwikkelingsplan, inclusief de beoordeling van de afwikkelbaarheid, mee.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen van die mededeling in kennis.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau kan het gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid met de EU-moederonderneming bespreken om de details van dat besluit toe te lichten.

Onderafdeling 2

Proces bij ontstentenis van een gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid

Artikel 73

Gedeeltelijk gebrek aan overeenstemming

1.   Indien een of meer van de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen het oneens zijn met het groepsafwikkelingsplan en de afwikkelbaarheidsbeoordeling, volgen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die het niet oneens zijn ingevolge artikel 13, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU alle in de artikelen 70, 71 en 72 beschreven relevante stappen voor het opstellen, bereiken en meedelen van het gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de afwikkelbaarheidsbeoordeling.

2.   Het gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid wordt beschreven in een document dat alle in artikel 70 beschreven elementen bevat.

3.   Er wordt een samenvatting opgenomen van de standpunten geformuleerd door de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die betrokken waren bij het initiële proces van gezamenlijke besluitvorming over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid maar er niet mee akkoord gingen. Met name bevat de samenvatting verwijzingen naar alle kwesties die tot gebrek aan overeenstemming hebben geleid.

Artikel 74

Elementen van de mededeling van individuele besluiten

1.   Bij gebreke van een gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteiten binnen vier maanden in overeenstemming met artikel 13, lid 5, van Richtlijn 2014/59/EU wordt het besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid schriftelijk meegedeeld aan de leden van het afwikkelingscollege door middel van een document dat alle volgende elementen bevat:

a)

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

b)

de naam van de EU-moederonderneming;

c)

verwijzingen naar de toepasselijke Unie- en nationale wetgeving inzake opstelling, afronding en toepassing van het besluit;

d)

de datum van het besluit;

e)

het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid, inclusief alle maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid in overeenstemming met artikel 17, leden 4, 5 en 6, van Richtlijn 2014/59/EU, behoudens welke het besluit wordt genomen. Indien de EU-moederonderneming bezig is met het implementeren van die maatregelen, wordt eveneens het tijdschema voor de implementatie ervan verstrekt;

f)

de naam van de leden en waarnemers van het afwikkelingscollege, in overeenstemming met de voorwaarden voor de deelname van waarnemers betrokken bij het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid, samen met een samenvatting van de standpunten die door die autoriteiten zijn geformuleerd en informatie over kwesties die tot gebrek aan overeenstemming leiden;

g)

opmerkingen van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau over de standpunten die door leden van het afwikkelingscollege en waarnemers zijn geformuleerd, met name over kwesties die tot gebrek aan overeenstemming leiden.

2.   Bij gebreke van een gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteiten binnen vier maanden in overeenstemming met artikel 13, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU geven de afwikkelingsautoriteiten die individuele afwikkelingsplannen opstellen aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau een document door dat alle volgende elementen bevat:

a)

de naam van de afwikkelingsautoriteit die het besluit neemt;

b)

de naam van de entiteit of entiteiten die ressorteren onder de afwikkelingsautoriteit waarop het besluit betrekking heeft en van toepassing is;

c)

verwijzingen naar de toepasselijke Unie- en nationale wetgeving inzake opstelling, afronding en toepassing van het besluit;

d)

de datum van het besluit;

e)

het afwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid van de entiteiten die eronder ressorteren, inclusief alle maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid in overeenstemming met artikel 17, leden 4, 5 en 6, van Richtlijn 2014/59/EU, behoudens welke het besluit wordt genomen. indien de entiteiten bezig zijn met het implementeren van deze maatregelen, wordt eveneens het tijdschema voor de implementatie ervan verstrekt;

f)

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, samen met een toelichting over de redenen voor het oneens zijn met het voorgestelde groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid.

3.   Indien de EBA is geraadpleegd, omvatten de besluiten die zijn genomen bij gebreke van een gezamenlijk besluit in overeenstemming met artikel 13, leden 5 en 6, van Richtlijn 2014/59/EU een toelichting over de reden waarom het advies van de EBA niet is gevolgd.

Artikel 75

Mededeling van individuele besluiten bij gebreke van een gezamenlijk besluit

1.   Bij gebreke van een gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen binnen de termijn waarvan sprake in artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2014/59/EU worden alle besluiten waarvan sprake in artikel 13, leden 5 en 6, van die richtlijn door de relevante afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen uiterlijk op de volgende data schriftelijk aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau meegedeeld:

a)

één maand na het verstrijken van de termijn waarvan sprake in artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2014/59/EU;

b)

één maand nadat de EBA een advies heeft verstrekt na een raadplegingsverzoek in overeenstemming met artikel 13, lid 4, derde alinea, van Richtlijn 2014/59/EU;

c)

één maand na een besluit van de EBA in overeenstemming met artikel 13, leden 5 en 6, tweede alinea, van Richtlijn 2014/59/EU of een andere in een dergelijk besluit door de EBA vastgestelde datum.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt de andere leden van het afwikkelingscollege zonder buitensporig uitstel in kennis van haar eigen besluit en de besluiten waarvan sprake in lid 1.

Onderafdeling 3

Gezamenlijk besluit met betrekking tot maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken

Artikel 76

Opschorting van het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid

1.   Wanneer de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid identificeert of instemt met een advies over geïdentificeerde wezenlijke belemmeringen dat is geformuleerd door een van de autoriteiten die over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid zijn geraadpleegd, schort de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau het gezamenlijk besluitvormingsproces op in overeenstemming met artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU en stelt zij de leden van het afwikkelingscollege in kennis van haar besluit.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau herbegint het proces van gezamenlijke besluitvorming over het groepsafwikkelingsplan inclusief de uitvoering van haar beoordeling van de afwikkelbaarheid zodra het gezamenlijk besluitvormingsproces waarvan sprake in artikel 18 van Richtlijn 2014/59/EU inzake maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid is voltooid.

Artikel 77

Planning van de stappen van het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken

1.   Voor de aanvang van het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken, komen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen tot een akkoord over een tijdschema met de in dat proces te volgen stappen.

Ingeval er geen akkoord bereikt wordt over dat tijdschema, stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau het tijdschema voor het gezamenlijk besluit vast nadat rekening is gehouden met de standpunten en alle voorbehouden die de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen hebben geformuleerd.

2.   Het tijdschema voor het gezamenlijk besluit omvat de volgende stappen:

a)

opstellen en doorgeven van het verslag over wezenlijke belemmeringen geïdentificeerd in overeenstemming met artikel 18, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau in overleg met de consoliderende toezichthouder en de EBA;

b)

indiening van het verslag ingevolge artikel 18, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau bij de EU-moederonderneming, de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen en de afwikkelingsautoriteiten van rechtsgebieden waar significante bijkantoren zijn gevestigd;

c)

datum waarop de EU-moederonderneming bij de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau haar opmerkingen en alternatieve maatregelen indient om eventuele wezenlijke belemmeringen te verhelpen, in overeenstemming met artikel 18, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU;

d)

dialoog tussen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen en andere leden van het afwikkelingscollege over alle opmerkingen of alternatieve maatregelen om wezenlijke belemmeringen te verhelpen die door de EU-moederonderneming ingevolge artikel 18, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU worden voorgesteld, indien relevant;

e)

ontwikkeling van het gezamenlijk besluit met betrekking tot maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken of weg te nemen;

f)

afronding van het gezamenlijk besluit met betrekking tot maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken of weg te nemen, en

g)

mededeling van het gezamenlijk besluit met betrekking tot maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken of weg te nemen.

3.   Het tijdschema voor het gezamenlijk besluit wordt getoetst en geactualiseerd door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau om de uitbreiding van het gezamenlijk besluitvormingsproces te weerspiegelen indien de EU-moederonderneming opmerkingen indient en alternatieve maatregelen voorstelt voor het aanpakken of wegnemen van wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid in overeenstemming met artikel 18, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU.

4.   Bij het opstellen van het tijdschema voor het gezamenlijk besluit houdt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau rekening met de voorwaarden voor de deelname van waarnemers waarvan sprake in de schriftelijke regelingen van het afwikkelingscollege en in de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2014/59/EU.

5.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt aan de EU-moederonderneming die aspecten van het tijdschema voor het gezamenlijk besluit mee die voorzien in de betrokkenheid van de EU-moederonderneming.

Artikel 78

Raadpleging en mededeling van het verslag

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt een ontwerpverslag over wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid op in overeenstemming met artikel 18, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU en geeft dit door aan de consoliderende toezichthouder, de EBA, de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen en van rechtsgebieden waar significante bijkantoren gevestigd zijn.

Zij kan het ontwerp van verslag ook bij andere leden en waarnemers van het afwikkelingscollege indienen, indien relevant, en op de wijze zoals overeengekomen en vermeld in de schriftelijke regelingen en procedures van het afwikkelingscollege.

2.   De ontvangen opmerkingen en standpunten worden door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau in aanmerking genomen ten behoeve van het afronden van het verslag. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau verstrekt een volledige motivering met betrekking tot elke afwijking van een standpunt of opmerking van de EBA of van de consoliderende toezichthouder.

3.   Na afronding wordt het verslag aan de EU-moederonderneming verstrekt.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt aan het afwikkelingscollege mee dat de termijn van vier maanden om tot het gezamenlijk besluit te komen over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken is ingegaan.

Artikel 79

Indiening van opmerkingen van de EU-moederonderneming en raadpleging van de autoriteiten

1.   Indien de EU-moederonderneming opmerkingen indient en aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau binnen vier maanden na de datum van ontvangst van het verslag in overeenstemming met artikel 18, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU voorstelt alternatieve maatregelen te nemen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid te verhelpen, zendt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau die opmerkingen en maatregelen zonder buitensporig uitstel en in elk geval binnen tien dagen aan andere collegeleden door.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt, gelet op lid 1, het afwikkelingscollege mee dat de termijn is verlengd om tot het gezamenlijk besluit te komen over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken in overeenstemming met artikel 18, lid 5, van Richtlijn 2014/59/EU.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, die de door de EU-moederonderneming ingediende opmerkingen en alternatieve maatregelen doorgeeft, stelt een termijn vast voor indiening van opmerkingen.

4.   Indien de autoriteiten hun opmerkingen niet binnen de termijn waarvan sprake in lid 3 verstrekken, gaat de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau ervan uit dat deze autoriteiten niet wensen te reageren op de door de EU-moederonderneming ingediende opmerkingen en alternatieve maatregelen en wordt de procedure voortgezet.

5.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau verstrekt zo spoedig mogelijk en zonder buitensporig uitstel aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen alle opmerkingen van de andere leden van het afwikkelingscollege en bespreekt met hen de maatregelen die zijn voorgesteld om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken.

6.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen belasten zich bovendien met het naar behoren bespreken en in aanmerking nemen van de potentiële impact van de voorgestelde maatregelen op alle entiteiten die deel uitmaken van de groep, op alle lidstaten waar de groep opereert en op de Unie als geheel.

Artikel 80

Opstellen van het gezamenlijk besluit over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt, rekening houdend met het resultaat van de dialoog onder artikel 79, leden 5 en 6, indien relevant, een ontwerp van gezamenlijk besluit op over maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid.

2.   Het ontwerp van gezamenlijk besluit bevat alle volgende elementen:

a)

de naam van de EU-moederonderneming en de groepsentiteiten waarop het gezamenlijk besluit betrekking heeft en van toepassing is;

b)

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die tot het gezamenlijk besluit komen;

c)

de naam van de relevante bevoegde autoriteiten en de naam van de afwikkelingsautoriteiten van significante bijkantoren die zijn geraadpleegd over de afwikkelbaarheid van de groep, over de maatregelen om wezenlijke belemmeringen aan te pakken of weg te nemen, en over de eventuele opmerkingen en alternatieve maatregelen die door de EU-moederonderneming zijn ingediend;

d)

de naam van de waarnemers indien die waarnemers betrokken waren bij het gezamenlijk besluitvormingsproces in overeenstemming met de voorwaarden voor de deelname van waarnemers, als vermeld in de schriftelijke regelingen;

e)

de verwijzingen naar de toepasselijke Unie- en nationale wetgeving inzake opstelling, afronding en toepassing van het gezamenlijk besluit;

f)

de datum van het gezamenlijk besluit;

g)

de maatregelen ingevolge artikel 17, leden 5 en 6, van Richtlijn 2014/59/EU waartoe door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen is besloten en de termijn waarbinnen de betrokken groepsentiteiten deze maatregelen behandelen;

h)

indien de door de EU-moederonderneming voorgestelde maatregelen door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen niet aanvaard of gedeeltelijk aanvaard worden, een toelichting over de wijze waarop de door de EU-moederonderneming voorgestelde maatregelen worden beoordeeld als niet geschikt om de wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid weg te nemen en de wijze waarop de maatregelen waarvan sprake onder g) de wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid daadwerkelijk zouden verminderen of wegnemen;

i)

een samenvatting van de standpunten die door de bij het gezamenlijk besluitvormingsproces geraadpleegde autoriteiten zijn geformuleerd;

j)

indien tijdens het gezamenlijk besluitvormingsproces de EBA is geraadpleegd, een toelichting over elke afwijking van het advies van de EBA.

Artikel 81

Het bereiken van het gezamenlijk besluit

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zendt zonder buitensporig uitstel het ontwerp van gezamenlijk besluit over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen en stelt een termijn vast waarbinnen de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen hun schriftelijk akkoord met dat gezamenlijk besluit moeten verstrekken, dat met elektronische communicatiemiddelen kan worden gezonden.

2.   Na ontvangst van het ontwerp van gezamenlijk besluit geven de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die het daarmee niet oneens zijn binnen de termijn waarvan sprake in lid 1 hun schriftelijk akkoord aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau door.

3.   Het definitieve gezamenlijke besluit bestaat uit het document van het gezamenlijk besluit opgesteld in overeenstemming met artikel 80 en de schriftelijke akkoorden waarvan sprake in lid 2 van dit artikel en het daarbij gevoegde akkoord van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en wordt verstrekt aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die akkoord gaan met het gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt het gezamenlijk besluit over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken aan het afwikkelingscollege mee.

Artikel 82

Mededeling van het gezamenlijk besluit

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt tijdig en in elk geval binnen de termijn vermeld in het tijdschema voor het gezamenlijk besluit ingevolge artikel 77, lid 2, onder g), aan het leidinggevende orgaan van de EU-moederonderneming het gezamenlijk besluit mee. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen van die mededeling in kennis.

2.   Indien sommige van de maatregelen die zijn genomen in overeenstemming met artikel 17, leden 5 en 6, van Richtlijn 2014/59/EU zich tot andere specifieke entiteiten van de groep dan de EU-moederonderneming richten, verstrekken de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen aan de leidinggevende organen van die entiteiten die onder hen ressorteren tijdig en in elk geval binnen de termijn vermeld in het tijdschema voor het gezamenlijk besluit ingevolge artikel 77, lid 2, onder g), de toepasselijke delen van het gezamenlijk besluit over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau kan met de EU-moederonderneming de details bespreken van de inhoud en de toepassing van het gezamenlijk besluit over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken.

4.   De afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen kunnen met de onder hen ressorterende entiteiten de details bespreken van de inhoud en de toepassing van het gezamenlijk besluit over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken.

Artikel 83

Monitoring van de toepassing van het gezamenlijk besluit

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt het eventuele resultaat van de bespreking waarvan sprake in artikel 82, lid 3, aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen mee.

2.   De afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen delen het eventuele resultaat van de bespreking waarvan sprake in artikel 82, lid 4, aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau mee.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen monitoren de toepassing van het gezamenlijk besluit over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken die relevant zijn voor elk van de entiteiten van de groep waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

Onderafdeling 4

Proces bij ontstentenis van een gezamenlijk besluit over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken

Artikel 84

Elementen van de mededeling van individuele besluiten

1.   Bij gebreke van een gezamenlijk besluit over maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken waarvan sprake in artikel 18, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU wordt het door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau genomen besluit zonder buitensporig uitstel schriftelijk aan de leden van het afwikkelingscollege meegedeeld door middel van een document dat alle volgende elementen bevat:

a)

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau die het besluit neemt;

b)

de naam van de EU-moederonderneming waarop het besluit betrekking heeft en van toepassing is;

c)

verwijzingen naar de toepasselijke Unie- en nationale wetgeving inzake opstelling, afronding en toepassing van het besluit;

d)

de datum van het besluit;

e)

de maatregelen ingevolge artikel 17, leden 5 en 6, van Richtlijn 2014/59/EU waartoe door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is besloten en de termijn waarbinnen die maatregelen worden behandeld;

f)

indien de door de EU-moederonderneming voorgestelde maatregelen door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau niet aanvaard of gedeeltelijk aanvaard worden, een toelichting over de wijze waarop de door de EU-moederonderneming voorgestelde maatregelen als niet geschikt worden beoordeeld om de wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid weg te nemen en de wijze waarop de maatregelen waarvan sprake in e) van dit lid de wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid daadwerkelijk zouden verminderen of wegnemen;

g)

de naam van de leden en waarnemers van het afwikkelingscollege die, in overeenstemming met de voorwaarden voor de deelname van waarnemers, betrokken zijn bij het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken, samen met een samenvatting van de standpunten die door deze autoriteiten zijn geformuleerd en informatie over kwesties die tot gebrek aan overeenstemming leiden;

h)

opmerkingen van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau over de standpunten die door leden van het afwikkelingscollege en waarnemers zijn geformuleerd, met name over kwesties die tot gebrek aan overeenstemming leiden.

2.   Indien afwikkelingsautoriteiten bij gebreke van een gezamenlijk besluit een besluit nemen over maatregelen die door dochterondernemingen op individueel niveau moeten worden genomen, geven zij aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau een document door dat alle volgende elementen bevat:

a)

de naam van de afwikkelingsautoriteit die het besluit neemt;

b)

de naam van de entiteiten die ressorteren onder de afwikkelingsautoriteit waarop het besluit betrekking heeft en van toepassing is;

c)

verwijzingen naar de toepasselijke Uniewetgeving en naar de nationale wetgeving inzake de opstelling, afronding en toepassing van het besluit;

d)

de datum van het besluit;

e)

de maatregelen ingevolge artikel 17, leden 5 en 6, van Richtlijn 2014/59/EU waartoe door de afwikkelingsautoriteit is besloten en de termijn waarbinnen de betrokken entiteiten deze maatregelen behandelen;

f)

indien de door de dochterondernemingen in overeenstemming met artikel 17, leden 3 en 4, van Richtlijn 2014/59/EU voorgestelde maatregelen door de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen niet aanvaard of gedeeltelijk aanvaard worden, een toelichting over de wijze waarop de door deze dochterondernemingen voorgestelde maatregelen worden beoordeeld als niet geschikt om de wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid weg te nemen en de wijze waarop de maatregelen waarvan sprake in e) van dit lid de wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid daadwerkelijk zouden verminderen of wegnemen;

g)

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau samen met een toelichting over de redenen voor het niet akkoord gaan met de door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau voorgestelde maatregelen om wezenlijke belemmeringen voor afwikkelbaarheid aan te pakken.

3.   Indien de EBA is geraadpleegd, omvatten de besluiten die zijn genomen bij gebreke van een gezamenlijk besluit een toelichting over de reden waarom het advies van de EBA niet is gevolgd.

Artikel 85

Mededeling van individuele besluiten bij gebreke van een gezamenlijk besluit

1.   Bij gebreke van een gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen binnen de termijn waarvan sprake in artikel 18, lid 5, van Richtlijn 2014/59/EU worden alle besluiten waarvan sprake in artikel 18, leden 6 en 7, van die richtlijn door de relevante afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen uiterlijk op de volgende data schriftelijk aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau meegedeeld:

a)

één maand na het verstrijken van de termijn waarvan sprake in artikel 18, lid 5, van Richtlijn 2014/59/EU, indien relevant;

b)

één maand nadat de EBA een advies heeft verstrekt na een raadplegingsverzoek in overeenstemming met artikel 18, lid 5, tweede alinea, van Richtlijn 2014/59/EU;

c)

één maand na een besluit van de EBA in overeenstemming met artikel 18, lid 6, derde alinea, of artikel 18, lid 7, tweede alinea, van Richtlijn 2014/59/EU of een andere in een dergelijk besluit door de EBA vastgestelde datum.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt aan de andere leden van het afwikkelingscollege zonder buitensporig uitstel haar eigen besluit en de besluiten waarvan sprake in lid 1 mee.

AFDELING III

Gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

Onderafdeling 1

Gezamenlijk besluitvormingsproces

Artikel 86

Planning van het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

1.   Voor de aanvang van het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming bereiken de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen een akkoord over een tijdschema met de in dat proces te volgen stappen (hierna: „tijdschema voor het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva” genoemd).

In geval van gebrek aan overeenstemming stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau het tijdschema voor het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva vast na de standpunten en voorbehouden die door de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen zijn geformuleerd in aanmerking te hebben genomen.

Om het gezamenlijk besluit over minimumvereisten parallel te nemen aan het ontwikkelen en bijhouden van het groepsafwikkelingsplan als vereist bij artikel 45, lid 15, van Richtlijn 2014/59/EU, wordt het tijdschema voor het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva georganiseerd rekening houdend met het tijdschema voor het gezamenlijk besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid.

Met name nemen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen in aanmerking dat de termijn van vier maanden voor het bereiken van het gezamenlijke besluit over minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op hetzelfde tijdstip ingaat als het gezamenlijke besluit over het groepsafwikkelingsplan en de beoordeling van de afwikkelbaarheid.

2.   Het tijdschema voor het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva wordt regelmatig geactualiseerd en omvat ten minste de volgende stappen:

a)

indiening van het voorstel van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau met betrekking tot de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau en op het niveau van de moederentiteit bij de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen en bij de consoliderende toezichthouder;

b)

indiening van de voorstellen van de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen met betrekking tot de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva voor de onder hen ressorterende entiteiten op individueel niveau bij de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de betrokken bevoegde autoriteiten;

c)

dialoog tussen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen over de voorgestelde minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming, alsook met de afwikkelingsautoriteiten van rechtsgebieden waar significante bijkantoren zijn gevestigd;

d)

opstelling en indiening door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau van het ontwerp van gezamenlijk besluit over minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming bij de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen;

e)

dialoog over het ontwerp van gezamenlijk besluit over minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming met de EU-moederonderneming en de dochterondernemingen van de groep, indien vereist door de wetgeving van een lidstaat;

f)

het bereiken van het gezamenlijk besluit over minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming;

g)

mededeling van het gezamenlijk besluit over minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van de dochteronderneming aan de EU-moederonderneming.

3.   Het tijdschema voor het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva:

a)

weerspiegelt de omvang en complexiteit van elke stap van het gezamenlijk besluitvormingsproces;

b)

houdt rekening met het tijdschema voor andere gezamenlijke besluiten die binnen het afwikkelingscollege tot stand komen;

c)

houdt zoveel mogelijk rekening met het tijdschema voor andere gezamenlijke besluiten die binnen het relevante toezichtscollege tot stand komen, met name het tijdschema voor de gezamenlijke besluiten over instellingsspecifieke prudentiële vereisten in overeenstemming met artikel 113 van Richtlijn 2013/36/EU;

Het tijdschema voor het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva wordt getoetst in het licht van en weerspiegelt het resultaat van de beoordeling van de afwikkelbaarheid, met name wanneer die beoordeling resulteert in maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid die onmiddellijk effect kunnen hebben op de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau en op het niveau van de entiteit.

4.   Bij het opstellen van het tijdschema voor het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva houdt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau rekening met de voorwaarden voor de deelname van waarnemers waarvan sprake in de schriftelijke regelingen van het afwikkelingscollege en in de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2014/59/EU.

5.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen delen aan de EU-moederonderneming en de entiteiten van de groep waarvoor zij verantwoordelijk zijn een indicatieve datum mee voor de dialoog waarvan sprake in lid 2, onder e), indien relevant.

6.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen delen aan de EU-moederonderneming en de entiteiten van de groep waarvoor zij verantwoordelijk zijn een geschatte datum mee voor de mededeling waarvan sprake in lid 2, onder g).

Artikel 87

Voorstel op geconsolideerd niveau en op het niveau van de EU-moederonderneming

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen en de consoliderende toezichthouder haar voorstel mee met betrekking tot:

a)

het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva waaraan door de EU-moederonderneming te allen tijde moet worden voldaan, tenzij gebruik van ontheffing is toegestaan in overeenstemming met artikel 45, lid 11, van Richtlijn 2014/59/EU;

b)

het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva toegepast op geconsolideerd niveau.

2.   Het voorstel waarvan sprake in lid 1 wordt met redenen omkleed, met name met betrekking tot de beoordelingscriteria waarvan sprake in artikel 45, lid 6, onder a) tot en met f), van Richtlijn 2014/59/EU.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau geeft een termijn op voor ontvangst van met redenen omklede schriftelijke opmerkingen door de consoliderende toezichthouder, met name met betrekking tot de beoordelingscriteria waarvan sprake in artikel 45, lid 6, onder a) tot en met f), van Richtlijn 2014/59/EU. Indien de consoliderende toezichthouder binnen de gestelde termijn geen opmerkingen doorgeeft, gaat de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau ervan uit dat de consoliderende toezichthouder geen opmerkingen heeft over zijn voorstel onder lid 1.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau geeft alle door de consoliderende toezichthouder ingediende opmerkingen zo spoedig mogelijk aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen door.

Artikel 88

Voorstel op het niveau van de dochteronderneming

1.   De afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen delen aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de betrokken bevoegde autoriteiten hun voorstel mee over het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva waaraan door de dochterondernemingen van de groep te allen tijde individueel dient te worden voldaan, tenzij gebruik van ontheffingen is toegestaan in overeenstemming met artikel 45, lid 12, van Richtlijn 2014/59/EU.

2.   Het voorstel waarvan sprake in lid 1 wordt met redenen omkleed, met name met betrekking tot de beoordelingscriteria waarvan sprake in artikel 45, lid 6, onder a) tot en met f), van Richtlijn 2014/59/EU.

3.   De afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen gaan akkoord met de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en geven een termijn op voor ontvangst van de volledig met redenen omklede schriftelijke opmerkingen van de bevoegde autoriteiten in hun rechtsgebied, met name met betrekking tot de beoordelingscriteria waarvan sprake in artikel 45, lid 6, onder a) tot en met f), van Richtlijn 2014/59/EU. Indien de bevoegde autoriteiten binnen die gestelde termijn geen opmerkingen doorgeven, gaan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen ervan uit dat deze bevoegde autoriteiten geen opmerkingen hebben over de betrokken voorstellen onder lid 1.

4.   De afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen geven alle door de bevoegde autoriteiten ingediende opmerkingen zo spoedig mogelijk aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau door.

Artikel 89

Dialoog met betrekking tot de voorgestelde minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau organiseert een dialoog met de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen over de voorgestelde minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen bespreken de afstemming van de voorgestelde minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau op de vereisten die op het niveau van de moederonderneming en op het niveau van elke dochteronderneming worden voorgesteld.

Artikel 90

Opstellen van het gezamenlijk besluit over minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt een ontwerp van gezamenlijk besluit op betreffende minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming, rekening houdend met eventuele ontheffingen onder artikel 45, leden 11 of 12, van Richtlijn 2014/59/EU. Het ontwerp van gezamenlijk besluit bevat alle volgende elementen:

a)

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die tot het gezamenlijk besluit komen over de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming;

b)

de naam van de consoliderende toezichthouder en andere bevoegde autoriteiten die geraadpleegd zijn;

c)

de naam van de waarnemers indien die waarnemers betrokken waren bij het gezamenlijk besluitvormingsproces in overeenstemming met de voorwaarden voor de deelname van waarnemers, als vermeld in de schriftelijke regelingen;

d)

de naam van de EU-moederonderneming en de groepsentiteiten waarop het gezamenlijk besluit betrekking heeft en van toepassing is;

e)

de verwijzingen naar de toepasselijke Unie- en nationale wetgeving inzake het opstellen, afronden en bereiken van het gezamenlijk besluit; verwijzingen naar alle bijkomende criteria die door de lidstaten zijn verstrekt op basis waarvan het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva wordt bepaald;

f)

de datum van het ontwerp van gezamenlijk besluit en van elke relevante actualisering daarvan;

g)

het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, en een termijn voor het bereiken van dat niveau, indien relevant, samen met een geschikte motivering voor het vaststellen van het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op dat niveau gezien de beoordelingscriteria waarvan sprake in artikel 45, lid 6, onder a) tot en met f), van Richtlijn 2014/59/EU;

h)

het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op het niveau van de EU-moederonderneming, tenzij gebruik wordt gemaakt van ontheffingen in overeenstemming met artikel 45, lid 11, van Richtlijn 2014/59/EU, en een termijn voor het bereiken van dat niveau, indien relevant, samen met een geschikte motivering voor het vaststellen van het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op dat niveau gezien de beoordelingscriteria waarvan sprake in artikel 45, lid 6, onder a) tot en met f), van Richtlijn 2014/59/EU;

i)

het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva bij elke dochteronderneming op individuele basis, tenzij van ontheffingen gebruik is gemaakt in overeenstemming met artikel 45, lid 12, van Richtlijn 2014/59/EU en een termijn voor het bereiken van dat niveau, indien relevant, samen met een geschikte motivering voor het vaststellen van het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op dat niveau gezien de beoordelingscriteria waarvan sprake in artikel 45, lid 6, onder a) tot en met f), van Richtlijn 2014/59/EU.

2.   Indien het besluit dat betrekking heeft op het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva bepaalt dat hieraan voor wat betreft de EU-moederonderneming of een van de dochterondernemingen van de groep op geconsolideerd niveau of op individueel niveau via contractuele instrumenten van bail-in gedeeltelijk is voldaan, omvat het besluit ook gegevens waaruit blijkt dat voor de afwikkelingsautoriteiten vaststaat dat de instrumenten als contractuele instrumenten van bail-in kwalificeren in overeenstemming met de criteria waarvan sprake in artikel 45, lid 14, van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 91

Bereiken van het gezamenlijk besluit over minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zendt zonder uitstel het ontwerp van gezamenlijk besluit betreffende minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen en stelt een termijn vast waarbinnen de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen hun schriftelijk akkoord met dat gezamenlijk besluit moeten verstrekken, dat met elektronische communicatiemiddelen kan worden gezonden.

2.   Na ontvangst van het ontwerp van gezamenlijk besluit geven de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die het daarmee niet oneens zijn binnen de termijn waarvan sprake in lid 1 hun schriftelijk akkoord aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau door.

3.   Het definitieve gezamenlijke besluit bestaat uit het document van het gezamenlijk besluit opgesteld in overeenstemming met artikel 90 en de schriftelijke akkoorden waarvan sprake in lid 2 van dit artikel en het daarbij gevoegde akkoord van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en wordt verstrekt aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die akkoord gaan met het gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt het gezamenlijk besluit over minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming aan het afwikkelingscollege mee.

Artikel 92

Mededeling van het gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt tijdig en in elk geval binnen de termijn vermeld in het tijdschema voor het gezamenlijk besluit ingevolge artikel 86, lid 3, onder g), aan het leidinggevende orgaan van de EU-moederonderneming het gezamenlijk besluit mee. De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen van deze mededeling in kennis.

2.   De afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen verstrekken tijdig en in elk geval binnen de termijn vermeld in het tijdschema voor het gezamenlijk besluit ingevolge artikel 86, lid 3, onder g), aan de leidinggevende organen van de onder hen ressorterende entiteiten de betrokken delen van het gezamenlijk besluit.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau kan met de EU-moederonderneming de details bespreken van de inhoud en de toepassing van het gezamenlijk besluit.

4.   De afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen kunnen met de onder hen ressorterende entiteiten de details bespreken van de inhoud en de toepassing van de betrokken delen van het gezamenlijk besluit.

Artikel 93

Monitoring van de toepassing van het gezamenlijk besluit over minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

1.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt het resultaat van de bespreking waarvan sprake in artikel 92, lid 3, mee aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen indien de EU-moederonderneming specifieke maatregelen moet nemen om aan het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerde of individuele basis te voldoen.

2.   De afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen delen het resultaat van de bespreking waarvan sprake in artikel 92, lid 4, mee aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau indien de onder hen ressorterende dochterondernemingen van de groep specifieke maatregelen moeten nemen om te voldoen aan het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerde of individuele basis.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zendt het resultaat van het proces waarvan sprake in lid 2 aan de andere afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen door.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen monitoren de toepassing van het gezamenlijk besluit over minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming, voor wat betreft alle entiteiten van de groep waarvoor het gezamenlijke besluit geldt, en op geconsolideerd niveau.

Onderafdeling 2

Proces bij gebreke van een gezamenlijk besluit op geconsolideerd niveau

Artikel 94

Bij gebreke van een gezamenlijk besluit op geconsolideerd niveau op elk niveau van de dochteronderneming genomen gezamenlijke besluiten

Bij gebreke van een gezamenlijk besluit op geconsolideerd niveau of op het niveau van de moederentiteit in overeenstemming met artikel 45, lid 9, van Richtlijn 2014/59/EU trachten de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen tot een gezamenlijk besluit te komen over het niveau van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva dat voor elke betrokken dochteronderneming op individueel niveau moet gelden.

Voor het gezamenlijk besluit wordt rekening gehouden met het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva dat door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau op geconsolideerd niveau en op het niveau van de moederentiteit is vastgesteld, en worden alle stappen gevolgd, behalve die met betrekking tot de instelling van de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau of op het niveau van de moederentiteit, van de artikelen 90 tot en met 93, voor het opstellen, bereiken, meedelen en monitoren van de toepassing van het gezamenlijk besluit over het niveau van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva dat voor elke betrokken dochteronderneming op individueel niveau moet gelden.

Artikel 95

Elementen van de mededeling van individuele besluiten

1.   Bij gebreke van een gezamenlijk besluit wordt het door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau genomen besluit betreffende de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau en op het niveau van de moederentiteit schriftelijk meegedeeld aan de leden van het afwikkelingscollege door middel van een document dat alle volgende elementen bevat:

a)

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

b)

de naam van de EU-moederonderneming en van andere entiteiten in dat rechtsgebied waarop het gezamenlijke besluit van toepassing is;

c)

verwijzingen naar de toepasselijke Unie- en nationale wetgeving inzake opstelling, afronding en toepassing van het besluit en met name verwijzingen naar alle bijkomende criteria die worden gegeven door de lidstaat waarin de EU-moederonderneming een vergunning heeft, op basis waarvan het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva worden bepaald;

d)

de datum van het besluit;

e)

het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, en een termijn voor het bereiken van dat niveau, indien relevant, samen met een geschikte motivering voor het vaststellen van het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op dat niveau, gezien de beoordelingscriteria waarvan sprake in artikel 45, lid 6, onder a) tot en met f), van Richtlijn 2014/59/EU;

f)

het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op het niveau van de EU-moederonderneming, tenzij ontheffingen zijn verleend in overeenstemming met artikel 45, lid 11, en een termijn voor het bereiken van dat niveau, indien relevant, samen met een geschikte motivering voor het vaststellen van het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op dat niveau gezien de beoordelingscriteria waarvan sprake in artikel 45, lid 6, onder a) tot en met f), van Richtlijn 2014/59/EU;

g)

de naam van de leden en waarnemers van het afwikkelingscollege, in overeenstemming met de voorwaarden voor de deelname van waarnemers betrokken bij het gezamenlijk besluitvormingsproces, samen met een samenvatting van de standpunten die door die autoriteiten zijn geformuleerd en informatie over kwesties die tot gebrek aan overeenstemming leiden;

h)

opmerkingen van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau over de standpunten die door de leden van het afwikkelingscollege en waarnemers zijn geformuleerd, met name over kwesties die tot gebrek aan overeenstemming leiden;

i)

indien het besluit dat betrekking heeft op het minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva bepaalt dat aan dit vereiste voor wat betreft de EU-moederonderneming op geconsolideerd niveau of op individueel niveau via contractuele instrumenten van bail-in gedeeltelijk is voldaan, omvat het besluit ook gegevens waaruit blijkt dat voor de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau vaststaat dat de instrumenten als contractuele instrumenten van bail-in kwalificeren in overeenstemming met de criteria vastgesteld in artikel 45, lid 14, van Richtlijn 2014/59/EU.

2.   Bij gebreke van een gezamenlijk besluit geven de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen die over het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op individueel niveau zelf een besluit nemen aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau een document door dat alle volgende elementen bevat:

a)

de naam van de afwikkelingsautoriteit van de dochteronderneming die het besluit neemt;

b)

de naam van de onder haar ressorterende dochterondernemingen van de groep waarop het besluit betrekking heeft en van toepassing is;

c)

verwijzingen naar de toepasselijke Unie- en nationale wetgeving inzake opstelling, afronding en toepassing van het besluit en met name verwijzingen naar alle bijkomende criteria die worden gegeven door de lidstaten waarin die dochterondernemingen van de groep een vergunning hebben, op basis waarvan het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva wordt bepaald;

d)

de datum van het besluit;

e)

het op de dochteronderneming op individueel niveau toe te passen minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, en een termijn voor het bereiken van dat niveau, indien relevant, samen met een geschikte motivering voor het vaststellen van het minimumvereiste met betrekking tot eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op dat niveau gezien de beoordelingscriteria waarvan sprake in artikel 45, lid 6, onder a) tot en met f), van Richtlijn 2014/59/EU;

f)

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau samen met een samenvatting van de door haar geformuleerde standpunten en informatie over kwesties die tot gebrek aan overeenstemming leiden;

g)

opmerkingen van de afwikkelingsautoriteit van de dochteronderneming over de standpunten die door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau met name over kwesties die tot gebrek aan overeenstemming leiden zijn geformuleerd;

h)

indien het besluit dat betrekking heeft op het minimumvereiste inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva bepaalt dat aan dit vereiste op het niveau van de dochteronderneming via contractuele instrumenten van bail-in gedeeltelijk is voldaan, omvat het besluit ook gegevens waaruit blijkt dat voor de betrokken afwikkelingsautoriteit van de dochteronderneming vaststaat dat de instrumenten als contractuele instrumenten van bail-in kwalificeren in overeenstemming met de criteria vastgesteld in artikel 45, lid 14, van Richtlijn 2014/59/EU.

3.   Indien de EBA is geraadpleegd, omvatten de besluiten die zijn genomen bij gebreke van een gezamenlijk besluit een toelichting over de reden waarom het advies van de EBA niet is gevolgd.

Artikel 96

Mededeling van individuele besluiten bij gebreke van een gezamenlijk besluit

1.   Bij gebreke van een gezamenlijk besluit betreffende minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op geconsolideerd niveau, het niveau van de moederonderneming en het niveau van elke dochteronderneming tussen de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen binnen de termijn waarvan sprake in artikel 45, lid 9 of lid 10, van Richtlijn 2014/59/EU, worden alle genomen besluiten door de betrokken afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen schriftelijk meegedeeld aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau op die van de volgende datums welke het laatst valt:

a)

één maand na het verstrijken van de termijn waarvan sprake in artikel 45, lid 9 of lid 10, van Richtlijn 2014/59/EU, indien relevant;

b)

één maand nadat de EBA een advies heeft verstrekt na een raadplegingsverzoek in overeenstemming met artikel 18, lid 5, tweede alinea, van Richtlijn 2014/59/EU;

c)

één maand na een besluit van de EBA in overeenstemming met artikel 45, lid 9, derde alinea, of artikel 45, lid 10, vijfde alinea, van Richtlijn 2014/59/EU of een andere in een dergelijk besluit door de EBA vastgestelde datum.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt aan de andere leden van het afwikkelingscollege zonder buitensporig uitstel haar eigen besluit en de besluiten waarvan sprake in lid 1 mee.

AFDELING IV

Grensoverschrijdende groepsafwikkeling

Onderafdeling 1

Besluit over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling onder de artikelen 91 en 92 van Richtlijn 2014/59/EU

Artikel 97

Proces voor het besluiten over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling

Het proces voor de beoordeling van de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling omvat de volgende te implementeren stappen:

1.

indien mogelijk, een dialoog over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling en van het mutualiseren van financieringsregelingen;

2.

ontwerp van beoordeling of ontwerp van besluit over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en mededeling aan de leden van het afwikkelingscollege;

3.

overleg over het ontwerp van beoordeling of ontwerp van besluit over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling met de leden van het afwikkelingscollege;

4.

afronding van de beoordeling of het besluit met betrekking tot de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling en mededeling aan het afwikkelingscollege.

Artikel 98

Dialoog over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling

1.   Na ontvangst van de kennisgeving waarvan sprake in artikel 81, lid 3, onder a) of h), van Richtlijn 2014/59/EU tracht de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau een dialoog te organiseren in overeenstemming met de leden 2 en 3 van dit artikel waarbij ten minste die leden van het college betrokken zijn die de afwikkelingsautoriteit van de dochterondernemingen zijn.

2.   Voor de toepassing van lid 1 geeft de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau de volgende informatie aan de leden door:

a)

de ontvangen kennisgeving;

b)

haar voorstel betreffende de onderwerpen waarvan sprake in lid 3;

c)

de termijn waarbinnen de dialoog dient te worden gehouden.

3.   De dialoog betreft het volgende:

a)

of, in overeenstemming met artikel 91 of 92 van Richtlijn 2014/59/EU, de afwikkeling van de dochteronderneming respectievelijk de EU-moederonderneming een groepsdimensie heeft en de opstelling van een groepsafwikkelingsregeling zou vereisen;

b)

of het financieringsplan gebaseerd moet zijn op mutualisering van nationale financieringsregelingen in overeenstemming met artikel 107 van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 99

Opstelling en mededeling van het ontwerp van beoordeling of ontwerp van besluit over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling

1.   Voor de beoordeling van de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling in de context van de leden 1 tot en met 4 van artikel 91 van Richtlijn 2014/59/EU stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau haar ontwerp van beoordeling op na ontvangst van de kennisgeving waarvan sprake in artikel 91, lid 1, van die richtlijn.

2.   Ten behoeve van een besluit dat een groepsafwikkelingsregeling niet nodig is, waarvan sprake in artikel 92, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU, stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau haar ontwerp van besluit op na beoordeling dat de EU-moederonderneming voldoet aan de voorwaarden waarvan sprake in de artikelen 32 en 33 van die richtlijn en dat geen van de voorwaarden waarvan sprake in artikel 92, lid 1, onder a) tot en met d), van Richtlijn 2014/59/EU van toepassing is.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau houdt rekening met het resultaat van de dialoog, indien relevant, voor de opstelling van het ontwerp van beoordeling of besluit.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau verstrekt aan het afwikkelingscollege haar ontwerp van beoordeling of besluit, waarin het volgende is opgenomen:

a)

voor de toepassing van artikel 91 van Richtlijn 2014/59/EU, haar advies over de waarschijnlijke impact van de ter kennis gebrachte afwikkelingsmaatregelen of van de insolventiemaatregelen met betrekking tot de groep en met betrekking tot groepsentiteiten in andere lidstaten en met name of de afwikkelingsmaatregelen of de andere maatregelen het waarschijnlijk zouden maken dat met betrekking tot een groepsentiteit in een andere lidstaat aan de voorwaarden voor afwikkeling zou zijn voldaan;

b)

voor de toepassing van artikel 92 van Richtlijn 2014/59/EU, haar advies over de niet-toepasselijkheid van een van de voorwaarden voor een groepsafwikkelingsregeling waarvan sprake in artikel 92, lid 1, van die richtlijn met inachtneming van de voorwaarden waarvan sprake in lid 2 van dat artikel;

c)

haar advies over de noodzaak om de financieringsregelingen te mutualiseren voor de toepassing van het financieringsplan in overeenstemming met artikel 107 van Richtlijn 2014/59/EU.

5.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau voegt bij haar ontwerp van beoordeling of besluit alle relevante materiële informatie die zij onder artikel 81, 82, 91 of 92 van Richtlijn 2014/59/EU heeft ontvangen en stelt een duidelijke termijn vast waarbinnen leden van het afwikkelingscollege punten van overweging of standpunten moeten formuleren die van het ontwerp van beoordeling of besluit afwijken.

6.   Het ontwerp van beoordeling of besluit wordt zonder buitensporig uitstel en indien relevant met inachtneming van de termijn waarvan sprake in artikel 91 van Richtlijn 2014/59/EU door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau opgesteld en aan het afwikkelingscollege meegedeeld.

Artikel 100

Overleg over het ontwerp van beoordeling of besluit over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling

1.   De leden van het afwikkelingscollege die het ontwerp van beoordeling of ontwerp van besluit ontvangen formuleren hun eventuele materiële afwijkende standpunten of punten van overweging.

2.   Materiële afwijkende standpunten en punten van overweging worden duidelijk schriftelijk of in elektronische vorm uiteengezet en volledig gemotiveerd.

3.   Materiële afwijkende standpunten en punten van overweging worden alleen zonder buitensporig uitstel geformuleerd onder erkenning van de urgentie van de situatie en binnen de vastgestelde termijn.

4.   Na afloop van de termijn neemt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau aan dat de leden die geen materiële afwijkende standpunten of punten van overweging hebben geformuleerd instemmen.

Artikel 101

Afronding van de beoordeling of het besluit over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling

1.   Na afloop van de termijn voor overleg en zonder buitensporig uitstel rondt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, rekening houdend met de termijn waarvan sprake in artikel 91 van Richtlijn 2014/59/EU, indien relevant, haar beoordeling of besluit over de noodzaak van een groepsafwikkelingsregeling af.

De definitieve beoordeling of het definitieve besluit omvatten ook een advies over de noodzaak om nationale financieringsregelingen te mutualiseren voor de toepassing van het financieringsplan, in overeenstemming met artikel 107 van Richtlijn 2014/59/EU, en houden rekening met tijdens het overleg geformuleerde punten van overweging en afwijkende standpunten, indien relevant.

2.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau verstrekt voor de beoordeling of voor het besluit dat een groepsafwikkelingsregeling niet nodig is alleen een motivering als tijdens het overleg materiële afwijkende standpunten en punten van overweging zijn geuit.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau verstrekt een toelichting wat betreft de reden waarom de definitieve beoordeling het advies van de EBA niet heeft gevolgd, als de EBA is geraadpleegd.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau deelt zonder buitensporig uitstel haar definitieve beoordeling of definitief besluit aan de bij het proces betrokken leden van het afwikkelingscollege mee.

5.   Indien zij van oordeel is dat een groepsafwikkelingsregeling nodig is, kan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau besluiten haar definitieve beoordeling of definitief besluit niet mee te delen als bepaald in lid 4 en overgaan tot toepassing van de procedure voor de opstelling van de groepsafwikkelingsregeling waarvan sprake in artikel 102.

Onderafdeling 2

Gezamenlijk besluitvormingsproces met betrekking tot de groepsafwikkelingsregeling

Artikel 102

Proces van de gezamenlijke besluitvorming met betrekking tot de groepsafwikkelingsregeling

Het proces om te komen tot een gezamenlijk besluit over de voorgestelde groepsafwikkelingsregeling onder artikel 91, lid 4, of artikel 92, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU omvat de volgende te implementeren stappen:

1.

opstelling van het ontwerp van groepsafwikkelingsregeling door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en mededeling aan de leden van het afwikkelingscollege;

2.

overleg over het ontwerp van groepsafwikkelingsregeling ten minste onder de afwikkelingsautoriteiten van de entiteiten waarvoor de groepsafwikkelingsregeling geldt;

3.

opstelling en mededeling van het gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen waarvoor de groepsafwikkelingsregeling geldt;

4.

afronding van het gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling ingevolge artikel 91, lid 7, of artikel 92, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU;

5.

mededeling van het resultaat van het gezamenlijk besluit aan de leden van het afwikkelingscollege.

Artikel 103

Opstelling en mededeling van het ontwerp van groepsafwikkelingsregeling

1.   Het ontwerp van groepsafwikkelingsregeling wordt opgesteld door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau in overeenstemming met artikel 91, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU en omvat de volgende elementen:

a)

een beschrijving van de eventuele maatregelen die moeten worden geïmplementeerd om ervoor te zorgen dat de groepsafwikkelingsregeling kan worden geoperationaliseerd;

b)

een beschrijving van eventuele te vervullen wettelijke of reglementaire basisvoorwaarden voor het uitvoeren van de groepsafwikkelingsregeling;

c)

het tijdschema voor het uitvoeren van de groepsafwikkelingsregeling, alsook het bepalen van het tijdstip en de volgorde van elke te ondernemen afwikkelingsmaatregel;

d)

de verdeling van taken en verantwoordelijkheden voor de coördinatie van de afwikkelingsmaatregelen, externe communicatie en interne communicatie met de leden van het afwikkelingscollege en contactinformatie van de leden van het afwikkelingscollege;

e)

een financieringsplan, op basis van artikel 107 van Richtlijn 2014/59/EU, indien relevant, en rekening houdend met de noodzaak van mutualisering van de financieringsregelingen.

2.   Voor de toepassing van artikel 91, lid 6, onder a), van Richtlijn 2014/59/EU zorgt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau ervoor dat het ontwerp van groepsafwikkelingsregeling omvat:

a)

een toelichting over de reden waarom een alternatieve optie voor het afwikkelingsplan, ingevolge artikel 13 van Richtlijn 2014/59/EU, moet worden gevolgd, inclusief de reden waarom de voorgestelde maatregelen geacht worden de afwikkelingsdoelstellingen en beginselen waarvan sprake in de artikelen 31 en 34 van die richtlijn efficiënter te verwezenlijken dan de strategie en afwikkelingsmaatregelen waarin in het afwikkelingsplan is voorzien;

b)

een identificatie en beschrijving van de elementen van de groepsafwikkelingsregeling die afwijken van het afwikkelingsplan waarvan sprake in artikel 13 van Richtlijn 2014/59/EU.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau verstrekt, zonder buitensporig uitstel en binnen een termijn, het ontwerp van afwikkelingsregeling aan de leden van het afwikkelingscollege:

a)

voor overleg in overeenstemming met artikel 104;

b)

voor afronding van het gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling in overeenstemming met artikel 106.

4.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau belast zich zonder buitensporig uitstel en rekening houdend met de termijnen van artikel 91 van Richtlijn 2014/59/EU met de ontwikkeling en mededeling van het ontwerp van groepsafwikkelingsregeling, indien relevant.

5.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zorgt ervoor dat de termijnen waarvan sprake in lid 3 voor de autoriteiten volstaan om hun standpunten te formuleren, rekening houdend met de termijn waarvan sprake in artikel 91 van Richtlijn 2014/59/EU, voor zover toepasselijk.

Artikel 104

Overleg over de groepsafwikkelingsregeling

1.   De leden van het afwikkelingscollege die het ontwerp van groepsafwikkelingsregeling ontvangen in overeenstemming met artikel 103, lid 3, formuleren hun eventuele materiële afwijkende standpunten of punten van overweging.

2.   Materiële afwijkende standpunten en punten van overweging kunnen betrekking hebben op alle aspecten van het ontwerp van groepsafwikkelingsregeling, inclusief:

a)

eventuele belemmeringen in de nationale wetgeving of anderszins voor het uitvoeren van de groepsafwikkelingsregeling in overeenstemming met de strategie en afwikkelingsmaatregelen;

b)

alle relevante actualiseringen van de informatie ingediend voor de mutualisering van de financieringsregelingen die een impact zouden kunnen hebben op het uitvoeren van het financieringsplan;

c)

de impact van de groepsafwikkelingsregeling of van het financieringsplan op de dochterondernemingen die vallen onder de groepsafwikkelingsregeling in hun betrokken lidstaat.

3.   Materiële afwijkende standpunten en punten van overweging worden duidelijk schriftelijk of in elektronische vorm uiteengezet en volledig gemotiveerd.

Materiële afwijkende standpunten en punten van overweging worden zonder buitensporig uitstel geformuleerd onder erkenning van de urgentie van de situatie en binnen de in artikel 103, lid 3, vastgestelde termijn.

4.   Na afloop van de termijn neemt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau aan dat alle leden die geen afwijkende standpunten of punten van overweging hebben geformuleerd met de groepsafwikkelingsregeling hebben ingestemd.

Artikel 105

Opstelling en mededeling van het gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling

1.   Na afloop van de termijn voor overleg stelt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau het ontwerp van gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling op in overeenstemming met de artikelen 91 en 92 van Richtlijn 2014/59/EU en, indien relevant, artikel 107.

2.   Voor het ontwerp van gezamenlijk besluit overweegt de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en houdt zij rekening met alle punten van overweging en afwijkende standpunten die tijdens het overleg zijn geformuleerd en brengt zij wijzigingen aan in de groepsafwikkelingsregeling, indien relevant.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau verstrekt een motivering over:

a)

de wijze waarop zij de materiële afwijkende standpunten en punten van overweging heeft behandeld die zijn geformuleerd door de afwikkelingsautoriteiten van de dochterondernemingen die onder de groepsafwikkelingsregeling vallen voor de toepassing van het ontwerp van gezamenlijk besluit;

b)

de reden waarom en in welke mate het advies van de EBA niet is gevolgd in de groepsafwikkelingsregeling, als overleg met de EBA heeft plaatsgevonden.

4.   Het ontwerp van gezamenlijk besluit omvat de volgende elementen:

a)

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten verantwoordelijk voor de dochterondernemingen die onder de groepsafwikkelingsregeling vallen;

b)

de naam van de EU-moederonderneming en een lijst van alle entiteiten binnen de groep waarop de groepsafwikkelingsregeling betrekking heeft en van toepassing is;

c)

de verwijzingen naar de toepasselijke Unie- en nationale wetgeving inzake opstelling, afronding en toepassing van het gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling;

d)

de datum van het ontwerp van gezamenlijke besluit over de groepsafwikkelingsregeling;

e)

de definitieve groepsafwikkelingsregeling, inclusief elke motivering indien nodig in overeenstemming met lid 3.

5.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zendt het ontwerp van gezamenlijk besluit over de groepafwikkelingsregeling zonder buitensporig uitstel aan de afwikkelingsautoriteiten van de entiteiten die onder de groepsafwikkelingsregeling vallen en stelt een termijn vast om hun instemming te betuigen met het gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling.

Artikel 106

Afronden van het gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling

1.   De afwikkelingsautoriteiten die het gezamenlijk besluit ontvangen in overeenstemming met artikel 105, lid 5, en het er niet oneens mee zijn, verstrekken aan de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau binnen de vastgestelde termijn schriftelijk bewijs van hun instemming, dat langs elektronische weg kan worden gezonden.

2.   Het definitief gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling bestaat uit het definitief gezamenlijk besluit en het daarbij gevoegde schriftelijk bewijs van instemming.

Artikel 107

Mededeling van het gezamenlijk besluit aan het college

1.   Het definitief gezamenlijk besluit wordt door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zonder buitensporig uitstel gezonden aan de afwikkelingsautoriteiten van dochterondernemingen waarvoor de groepsafwikkelingsregeling geldt.

2.   Een samenvatting van het gezamenlijk besluit over de groepsafwikkelingsregeling wordt door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau aan de leden van het afwikkelingscollege meegedeeld.

Onderafdeling 3

Gebrek aan overeenstemming en bij gebreke van een gezamenlijk besluit genomen besluiten

Artikel 108

Kennisgeving in geval van gebrek aan overeenstemming

1.   Indien een afwikkelingsautoriteit het niet eens is met of afwijkt van de groepsafwikkelingsregeling die door de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is voorgesteld of van oordeel is dat zij onafhankelijke afwikkelingsmaatregelen of maatregelen om redenen van financiële stabiliteit moet nemen ingevolge artikel 91, lid 8, en artikel 92, lid 4, van Richtlijn 2014/59/EU, stelt die afwikkelingsautoriteit de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau zonder buitensporig uitstel van het gebrek aan overeenstemming op de hoogte.

2.   De kennisgeving waarvan sprake in lid 1 omvat het volgende:

a)

de naam van de afwikkelingsautoriteit;

b)

de naam van de onder de afwikkelingsautoriteit ressorterende entiteit;

c)

de datum van de kennisgeving;

d)

de naam van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau;

e)

een verklaring van de afwikkelingsautoriteit over het feit dat zij het niet eens is met of afwijkt van de groepsafwikkelingsregeling, of over haar overweging dat onafhankelijke afwikkelingsacties of maatregelen geschikt zijn voor de onder haar ressorterende entiteit of entiteiten;

f)

een gedetailleerde motivering van de elementen van de groepsafwikkelingsregeling waarmee de afwikkelingsautoriteit het niet eens is, of waarvan zij afwijkt, of een toelichting over de reden waarom zij van oordeel is dat onafhankelijke afwikkelingsactie of maatregelen geschikt zijn;

g)

een gedetailleerde beschrijving van de acties of maatregelen waarmee de afwikkelingsautoriteit zich zal belasten, inclusief het tijdstip en de volgorde van de acties.

3.   De afwikkelingsautoriteit op groepsniveau stelt de andere leden van het afwikkelingscollege van de kennisgeving waarvan sprake in lid 2 in kennis.

Artikel 109

Besluitvormingsproces tussen het niet oneens zijnde autoriteiten

1.   Afwikkelingsautoriteiten die het niet oneens zijn waarvan sprake in artikel 91, lid 9, en artikel 92, lid 5, van Richtlijn 2014/59/EU gaan te werk als bepaald in de artikelen 106 en 107 van deze verordening en nemen onderling een gezamenlijk besluit.

2.   Het gezamenlijk besluit bevat alle elementen waarvan sprake in de artikelen 106 en 107, naast de informatie over het gebrek aan overeenstemming die in overeenstemming met artikel 108, lid 2, is ontvangen.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 110

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 maart 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190.

(2)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(3)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12),

(4)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).

(6)  Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen (PB L 224 van 16.8.2006, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1).

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/98 van de Commissie van 16 oktober 2015 tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de algemene voorwaarden voor het functioneren van colleges van toezichthouders (PB L 21 van 28.1.2016, blz. 2).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/99 van de Commissie van 16 oktober 2015 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het nader bepalen van het operationeel functioneren van de colleges van toezichthouders overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (PB L 21 van 28.1.2016, blz. 21).